Vwo-5 ANTWOORDEN DE CEL OPDRACHTEN Een alvleeskliercel 1 De juiste volgorde is: 8 – 5 – 7 – 3 – 6 – 4 – 2 – 1 2 Voorbeeld van een juist ingetekende lijn: De lijn begint in de celkern, aangegeven met een m, loopt via een kernporie en eindigt in het ruw ER. 3 maximumscore 2 voorbeelden van een juiste omstandigheid binnen de cel: − de cel moet voldoende zijn uitgegroeid − de cel moet voldoende organellen (mitochondriën, ribosomen) bezitten (om een nieuwe cyclus te kunnen starten) − de cel heeft geen DNA-gebreken − de benodigdheden voor de replicatie (nucleotiden, polymerasen) zijn aanwezig voorbeelden van een juiste omstandigheid buiten de cel: − er moet een signaal gegeven zijn dat er gedeeld moet worden − er moet behoefte zijn aan groei van het weefsel − er moet een goede voedselvoorziening zijn voor de cel per juiste omstandigheid (één binnen de cel en één buiten de cel) 4 voorbeelden van een juist hormoon met celtype: − groeihormoon: spiercellen/kraakbeencellen − EPO: rode bloedcellen − oestradiol: baarmoederslijmvliescellen − FSH: follikelcellen − prolactine/progesteron: melkkliercellen − testosteron: spermacelmoedercellen 5 BEWERING 1 6 voorbeelden van juiste processen: − de afbraak van het kernmembraan − de vorming van spoeldraden / van de spoelfiguur − het spiraliseren (condensatie) van de chromosomen − verdwijnen van de kernlichaampjes per juist proces 7. g1 OF G2 Chemotaxis bij spermacellen 1.op bepaalde receptoren van de kop vd zaadcel die het signaal doorgeven aan de eiwitten binnen in de zaadcel die de beweging mogelijk maken. De richting van de signaalstoffen wordt zo doorgegeven. 2. mitochondriën leveren de benodigde energie. Eiwit-flagellen zogen voor de beweging van staart 3. ze hebben last van de lage PH waarde omdat eiwitten(receptoren en anderen zaadcel eiwitten) reageren op verlaging van de pH en zo tijdelijk of blijvend inactief kunnen worden 4. R en S 5. rbc heeft geen kern en mitochondriën, mitochondrie zorgen voor verbranding 6. spiercel heeft veel meer mitochondriën en heeft meestal een betere doorbloeding van O2 brengt en deze is ook nodig voor de verbranding. Watervlooien 1via receptoren op de celmembraan, eiwitten aan de binnenkant, naar DNA, bouw eiwitten, o.a. die van helmvormig uitgroeisel 2 mitochondrion levert de benodigde energie en de ribosoom bouwt de eiwitten 3 ja, als RNA de code draagt voor het bouwen van een eiwit van een helmvormig uitgroeisel 4D 5 • kDNA: het kan een gen betreffen dat in deze cel niet geactiveerd wordt / een enzym betreffen dat in deze cel niet nodig is / het gemis kan door het gen in het andere chromosoom gecompenseerd worden 1 • mtDNA: de andere mitochondriën kunnen het gemis aan het betreffende enzym compenseren / de andere mitochondriën kunnen de functie van dit mitochondrium overnemen Resorptie van glucose 6 ď€ uit het antwoord moet blijken dat: + + • voor het co-transport een Na gradiënt nodig is, met in de cel een lage concentratie Na 1 + • de energie die bij de omzetting van ATP vrijkomt, gebruikt wordt om Na naar buiten de cel te transporteren (om + de lage concentratie Na in de cel te handhaven) 7 alle 3 8. bespreek dit met je groepje en met de docent Diffusie 1.door actief transport, door diffusie kwamen H ionen binnen en dat leverde energie op. Als het evenwicht bereikt is stopt dit proces en als je dan toch verder wil gaan zal dit energie kosten 2. zal dalen…zout kan niet naar binnen, daarom zal het water naar zoutoplossing van 8% gaan om deze lager te krijgen. Osmose dus 3.dit zal vocht naar zich toe trekken waardoor wortels in de problemen komen met wateropname 4. kost minder(geen energie) omdat het tussen de cellen door gaat. 5. Brak water vraag: diagram 1 6.d 7.A)receptor B)B TEKSTVRAGEN HOE KLEINER HOE GROOTER 1.200x 2. in kleinste 600x, in grootste 2000x 3. eicel 4.er kan meer licht doorheen en dan krijg een scherper beeld 5. Lichtmicroscoop Lenzen van glas Gebruikt zichtbaar licht Geen vacuüm nodig Je kunt levende cellen bekijken Elektronenmicroscoop Magneten als lenzen Gebruikt elektronenbundels Werkt in vacuüm Alleen door materiaal als object Cellen werken overstijgend en wij gaan dat ook doen 1.kijk in binas en zie bijvoorbeeld hoe cellulose opgebouwd is en merk op hope OH groepen van glucose met elkaar een verbinding aangaan onder afsplitsing van water 2. zie binas en teken aandachtig over, let op de verbindingen tussen glucose moleculen 3. cellulose is een polymeer(veel van )van glucose(zie binas) en hydroxylgoep is OH 4. cellulose, hemicellulose en lignine( die met elkaar veel gemeen hebben) is/zijn belangrijke bestanddelen van de celwand 5. vochtig hout zet uit en blijft in beweging 6. hydroxylgroepen van cellulose trekken water aan uit de lucht en vochtig hout zet uit en dan past het minder goed. In de volkstaal: het hout werkt….. 7. kijk binas, naar bv hemoglobine, insuline enz enz 8.enzymen zijn eiwitten die (scheikundige) reacties in het lichaam versnellen(bv, hemoglobine in de rbc bindt zuurstof, maar er is een enzym wat hemoglobine helpt om O2 aan zich te binden) 9. Maltose(zie binas)het zijn glucose moleculen(2) aan elkaar gekoppeld 10. saccharose uit glucose en fructose/ lactose bestaat uit glucose en galactose 11.verzadigde zuren(zie binas) hebben nergens dubbele bindingen en onverzadigde zuren hebben 1(enkelvoudig onverzadigd) of meer dubbele bindinen(meervoudig onverzadigd) 12. kijk in binas voor de tekening en merk dat de C-N een peptide binding is Cellen in alle soorten in maten 1. prokaryoot Minstens 10x zo klein Niet Niet/behalve ribosoom Altijd…andere stoffen in celwand dan bij planten Grootte Kernmembraan Celorganellen Bouw celwand Eukaryoot Wel Wel Planten en schimmels wel dieren niet. Cellulose in celwand 2. middenlamel van pectine, laag cellulose, laag met houtstof, kurkstof of kiezelzuur(sec.celwand) 3. nee, het is dood materiaal 4. tight junctions, desmosomen, gap junctions 5. stippel met plasmodesmen 6. kernlichaampjes die informatie bevatten om ribosomen te maken 7. plastiden(zetmeelkorrels, kleuropslag) en vacuolen 8. het verder verwerken van eiwitten uit E.R en plakken van een sticker die bepaalt wat re met het eiwit gebeurt, gaat deze de cel uit, de celmembraan in of blijft een eiwit(enzym) in de cel zoals enzymen die in de lysosomen terecht komen. Deze verteren de onderdelen van de cel 9. eiwit-microtubuli dat de celmembraan aan de binnenkant met elkaar verbindt. Zie ook transmembranale eiwitten 10. anders zouden ze de cel afbreken 11. op de eiwit (vezels) van de centrosomen bewegen de chromosomen tijdens de celdeling 12. Dierlijke cel Kern - Chloroplast - Ribosomen bacterie schimmel - Celwand Mitochondrien Plantaardige cel - - Vacuole - - Cytoplasma Celmembraan E.R. - Golgy-apparaat - 13. bacteriën-blauwalgen zijn meercellig(wat geen algen zijn maar groep van cyanobacteriën Dier- eencellig pantoffeldiertje/meercellig is de mens bv Plant- eencellig is alg of plankton- meercellig is een boom bv Schimmels- gist eencellig en paddenstoel meercellig 14. uit 70 tal eiwitten en ribosomaal RNA 15. losse ribosomen maken alleen de eiwitten die bestemd zijn voor cytoplasma 16. ribosomen produceren ribosomale eiwitten(waar ze uit bestaan), maar deze gaan terug naar de kern om daar voorzien te worden van speciaal soort RNA. Ribosomaal RNA 17. selectief stoffen doorlaten, signalen doorgeven, van vorm kunnen veranderen 18. ribosoom geen membraan, mitochondrien en chlorplast dubbel, enkel celmembraan,e.r., lysosomen enz/ 19. bespreken in de les 20. mitochondrion en chloroplast 21. dat deze organellen ooit zelfstandig zijn geweest 22. fosfolipide, met 2 vetzuren. De meeste vetten die wij kennen zijn met 3 vetzuren 23. hydrofiel zijn de koppen(komt nog aan bod via een ict opdracht) 24. selectief stoffen kunnen doorlaten, doordat je altijd met iets kan afstoten(in de les) 25. fosfolipide wordt afgebroken en klapt dubbel en de celmembraan heeft geen functie en gaat de cel dood 26. bespreking is de les, maar let op de onstaanswijze, kanker door de genetisch-technische oorzaken, bacterie maakt stoffen die de celmembraan en de cel kapot maken en een virus komt de cel binnen en nestelt meestal zijn DNA in het dna van de mens Diffusie 1.goed het boek lezen en opletten in de les(eigen woorden gebruiken) 2. osmose is met water(zie gedane practica) 3. O2,CO2 bv 4. oppervlakte, doorbloeding en hoeveelheid bloedvaten in dit geval, oplosmiddel,temperatuur, hoeveelheid stof, molecuulgrootte 5. alcohol lost op in vet, dus gaat deze makkelijk door de celmembranen heen 6. ze gaan dwars door de membraan heen om transport van stoffen mogelijk te maken, dus zijn dit transmembraan eiwitten 7. ionen, hormonen, vitamines en grote organische stoffen 8. hydrofobe delen stoten water af 9. kost energie, ATP Internetsite bioplek. Kijk met elkaar deze vragen na en in de les volgt de bespreking, maar op de site kun je de antwoorden lezen. Transport 1.c 2. g 3. B en D 4a 5.f Communicatie tussen cellen 1.hormonen die uit de hersenen/hypofyse vrijkomen bereiken de geslachtsorganen en moeten daar via allerlei receptoren aan de cel doorgeven dat deze allerlei dingen moet doen, zoals zaadcellen/eicellen maken of cellen stimuleren tot zaadlozing 2. gap junctions 3. RNA om eiwitten te bouwen 4. onbewerkte eiwitten 5. via direct celcontact, plaatselijke boodschapperstoffen, hormonen en zenuwcellen 6. signaalstof bindt aan receptor , er start een reactieketen binnen de cel, de cel reageert 7. anders blijft de cel gestimuleerd, wat ook schadelijk kan zijn 8. tegengestelde neurotransmitters die in gif zitten kunnen elkaars werking opheffen 9. in de les 10. 1 hormoon gaat dwars door de membraan heen en vindt een receptor in het cytoplasma en deze gaat verder dna stimuleren om verder eiwitten te bouwen enz 2 hormoon heeft een receptor aan de buitenkant en komt de cel niet in, maar via via second mesenger prikkelt de dna om iets te doen, eiwtten bouwen om bijvoorbeeld te groeien of antistoffen te maken of wat dan ook 11. in de les deze filosofische bespreking Bouw en functie van de cellen 1.mitochondrien,om ze snel te laten bewegen, lever atp 2.lysosomen 3. export en secretie van de gemaakte producten 4. organel wat schadelijke producten omzet, dus in de lever Mitose 1.5-3-1-6-2-4-7-8 2. in de s fase, stadium 5 . G1=1 S=2 G2=2 tijdens M=2 en G1 weer 1 als de cellen uit elkaar zijn 3. uit nucleotiden die een dubbele ketting vormen 4. base, fosfaat en suiker, 5. andere base(welke?),dubbele vs enkele ketting, andere suiker 6. a-t/c-g 7. in de kern 8. bij gedifferentieerde cel duurt deze langer(levenslang, waarom?) 9. verdubbeling dna 10. uit het voedsel en cytoplasma 11. als een chromosoom niet verdubbeld is, bestaat elk chromosoom uit 1 dna draad. 12. die houden de polen op afstand zodat de trekdraden de polen niet naar elkaar toe trekken 13. de anafase