RICHTLIJNEN GGD; VERSCHILLENDE VEELVOORKOMENDE KINDERZIEKTES A. B. C. D. E. WATERPOKKEN ROODVONK KRENTENBAARD OOGONTSTEKING INFORMATIE OVER HOOFDLUIS (PEDICULOSIS) A. WATERPOKKEN Wat is waterpokken? Waterpokken is een ziekte die wordt veroorzaakt door het varicellazostervirus. De meeste mensen krijgen waterpokken als kind, meer dan 93% van in Nederland opgegroeide kinderen heeft op de leeftijd van 5 jaar waterpokken doorgemaakt. Wat zijn de ziekteverschijnselen van waterpokken? Waterpokken start meestal met lichte koorts en hangerigheid bij kinderen. Na 1 of 2 dagen komen er kleine rode bultjes op de huid, beginnend op het hoofd of de romp. Op die bultjes ontstaan blaasjes die veel jeuk veroorzaken. Blaasjes in de mond kunnen pijnlijk zijn. De blaasjes kunnen kapot gaan. Na een paar dagen drogen ze op en worden het korstjes. Als de korstjes er afgevallen zijn, is de ziekte voorbij. De ziekteverschijnselen duren ongeveer 10 dagen. Na het doormaken van waterpokken blijft het virus in niet-actieve vorm in het lichaam achter. Als het virus later in het leven weer actief wordt, kan het gordelroos (herpes zoster) veroorzaken. Hoe kun je het oplopen en hoe kun je anderen besmetten? Waterpokken is heel besmettelijk vanaf 2 dagen voor het optreden van huiduitslag totdat alle blaasjes een korstje hebben (meestal uiterlijk 7 dagen na het ontstaan van de blaasjes). Het waterpok-virus zit in de keel en neus van iemand die geïnfecteerd is. Door hoesten, niezen en praten komen kleine druppeltjes met het virus in de lucht. Mensen kunnen deze druppeltjes inademen en besmet worden. Besmetting kan door contact met vocht uit de blaasjes plaatsvinden. De korstjes die later in plaats van de blaasjes komen, zijn niet besmettelijk. Na besmetting duurt het maximaal 3 weken voordat ziekteverschijnselen optreden. Wie kunnen ziek worden en wie lopen extra risico? Mensen die waterpokken nog niet hebben gehad kunnen de ziekte krijgen. Pasgeboren baby's, mensen met afweerstoornissen (zoals hiv en leukemie) en zwangere vrouwen die de ziekte nog niet hebben gehad, lopen een kleine kans op complicaties wanneer zij de ziekte krijgen. Bekende complicaties zijn hersenvliesontsteking, longontsteking en middenoorontsteking. De hierboven genoemde mensen die meer risico lopen op complicaties kunnen direct contact met een waterpokkenpatiënt beter vermijden. Wanneer er toch direct contact is geweest, neem dan contact op met de huisarts. Welke maatregelen kun je nemen om waterpokken te voorkomen? Inenting tegen waterpokken is mogelijk, maar niet opgenomen in het Rijksvaccinatieprogramma. Besmetting is moeilijk te voorkomen, omdat een waterpokkenpatiënt al besmettelijk is voordat de ziekteverschijnselen optreden. Goede hoesthygiëne kan helpen om waterpokken te voorkomen. Het beste is om bij hoesten en niezen een papieren zakdoekje te gebruiken, dit na gebruik weg te gooien en daarna uw handen te wassen. Als u geen papieren zakdoekje bij de hand heeft, houd dan uw hand voor de neus en mond en was hierna uw handen. Leer kinderen dit ook te doen. Vermijd het contact met de blaasjes van een patiënt, en zorg voor goede handhygiëne bij onvermijdbaar contact. In bijzondere situaties kan er een reden zijn om contacten met een lagere afweer preventief te behandelen met tijdelijke antistoffen tegen de ziekte. Is waterpokken te behandelen? Behandeling is meestal niet nodig. De ziekte geneest zonder medicijnen. Wel kunt u zelf de ziekteverschijnselen behandelen. Mentholpoeder kan de jeuk verminderen. Gebruik geen mentholpoeder op open blaasjes van waterpokken. Een goede tip is om de nagels van kinderen met waterpokken kort te houden. Dit beperkt het openkrabben van de jeukende blaasjes, waardoor de wondjes ontstoken kunnen raken. Kan iemand met waterpokken naar dagverblijf, school of werk? Als iemand met waterpokken zich goed voelt dan kan die gewoon naar de crèche, het dagverblijf, de peuterspeelzaal, school of werk. Iemand is al besmettelijk voordat die ziek is en kan anderen al hebben besmet. Om verspreiding van waterpokken te voorkomen heeft het daarom ook geen zin om zelf thuis te blijven of uw kind thuis te houden wanneer iemand in uw omgeving waterpokken heeft. Informeer wel de leiding van het kindercentrum of de leerkracht. Wat doet de GGD? Leiding of leerkrachten kunnen in overleg met de GGD eventueel andere ouders informeren, zodat zij alert kunnen zijn op verschijnselen van waterpokken bij hun kind. De GGD beschikt over informatiemateriaal. Bij een ongewoon aantal gevallen van waterpokken kan de GGD onderzoek doen en/of voorlichting geven. Ook kan de GGD adviseren eventuele zwangere werknemers die contact hadden met een patiënt met waterpokken contact op te laten nemen met de arbodienst. Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met de GGD. B. ROODVONK Wat is roodvonk? Roodvonk is een besmettelijke vlekjesziekte die veroorzaakt wordt door een bacterie, de streptokok. Deze bacterie kan ook andere ziekten veroorzaken, zoals keelontsteking, krentenbaard (impetigo) of wondroos. Deze informatie gaat alleen over roodvonk. Wat zijn de ziekteverschijnselen? Roodvonk begint met hoge koorts, braken, hoofdpijn en keelpijn. Na 24 uur ontstaan meestal kleine, felrode vlekjes in de nek, op de borst, onder de oksels, bij de ellebogen, in de liezen en aan de binnenkant van de dijbenen. De huid met de vlekjes ziet eruit als (rood) kippenvel en voelt aan als schuurpapier. De vlekjes verspreiden zich over het hele lichaam, behalve rond de neus en mond. Ook op de tong verschijnen felrode puntjes, ook wel frambozentong genoemd. Na een paar dagen begint de huid te vervellen, vooral aan de vingers en tenen. De ziekteverschijnselen duren zeven tot tien dagen. Complicaties zoals ontstoken hartkleppen, gewrichten of nieren komen zeer zelden voor. Hoe kun je het oplopen en hoe kun je anderen besmetten? Veel mensen dragen de bacterie die roodvonk veroorzaakt bij zich zonder ziek te worden. Bij mensen zit de bacterie in de keel, in de neus of op de huid. Door hoesten, niezen of praten komen kleine druppeltjes met de bacterie in de lucht. Mensen kunnen deze druppeltjes inademen en besmet worden. Mensen die de bacterie bij zich dragen kunnen anderen besmetten vanaf het moment waarop zij zelf besmet zijn. De besmettelijke periode duurt tot drie weken na het begin van de eerste ziekteverschijnselen, als de vervelling voorbij is. Als de patiënt behandeld wordt met antibiotica is hij na twee dagen al niet meer besmettelijk. Als er verschijnselen van roodvonk optreden, gebeurt dat meestal twee tot zeven dagen na de besmetting. Wie kunnen er ziek worden en wie lopen extra risico? Iedereen die de ziekte nog niet gehad heeft, kan besmet raken en ziek worden. Roodvonk komt het meest voor bij kinderen in de leeftijd van drie tot zes jaar. Welke maatregelen kun je nemen om roodvonk te voorkomen? Inenting tegen roodvonk is niet mogelijk. Omdat veel mensen de bacterie bij zich dragen zonder ziek te worden, is besmetting moeilijk te voorkomen. Goede hoesthygiëne is altijd belangrijk en kan helpen om de ziekte te voorkomen. Het beste is om bij hoesten en niezen een papieren zakdoekje te gebruiken, dit na gebruik weg te gooien en daarna de handen te wassen. Als u geen papieren zakdoekje bij de hand heeft, houd dan uw hand voor de neus en mond en was hierna uw handen of hoest met de elleboog voor uw mond. Leer kinderen dit ook te doen. Is roodvonk te behandelen? Roodvonk kan worden behandeld met antibiotica. De meeste mensen genezen volledig. Raadpleeg de huisarts bij verschijnselen die horen bij roodvonk. Kan iemand met roodvonk naar kindercentrum, school (of werk)? Als een kind met roodvonk zich goed voelt kan het gewoon naar een kindercentrum of school. Iemand met roodvonk is al besmettelijk voordat de vlekjes ontstaan. Thuishouden helpt niet om verspreiding van roodvonk te voorkomen. Het heeft ook geen zin om zelf thuis te blijven of uw kind thuis te houden wanneer iemand in de omgeving roodvonk heeft. Informeer wel de leiding of de leerkracht. Die kan in overleg met de GGD eventueel andere ouders op de hoogte stellen, zodat die alert kunnen zijn op verschijnselen van roodvonk bij hun kind. Iemand met een roodvonkinfectie die zich goed voelt kan gewoon werken. Uitzondering daarop zijn mensen die werken in de voedselbereiding of gezondheidszorg. Afhankelijk van de aard van de infectie is het soms nodig dat deze personen de eerste dagen van de infectie niet werken. Informeer daarom de leidinggevende en of de bedrijfsarts die dit zonodig met de GGD kan overleggen Wat doet de GGD? Wanneer er meerdere bewezen gevallen zijn van roodvonk in een groep of klas kan de GGD onderzoek doen voorlichting geven en aanvullende maatregelen adviseren om de uitbraak van roodvonk te beperken. Zo kan worden geadviseerd dat kinderen met roodvonk pas weer naar school gaan na behandeling met antibiotica. Ook kan de GGD huisartsen vragen niet alleen kinderen met roodvonk maar ook kinderen met acute keelpijn te behandelen met antibiotica tot 2 weken na het laatste ziektegeval. C. KRENTENBAARD Wat is het Krentenbaard of impetigo is een besmettelijke aandoening van de huid die veroorzaakt wordt door een bacterie. Door de infectie ontstaan rode plekken, blaasjes met geel vocht en geelbruine korstjes. De infectie komt meestal in het gezicht voor rond de neus of mond, vandaar de naam krentenbaard. De infectie kan ook op andere plaatsen optreden. Krentenbaard komt geregeld voor. Waar en hoe kan je het oplopen Mensen kunnen besmet raken door direct contact met krentenbaardplekken van een ander. Dat gebeurt vooral bij kinderen, omdat zij elkaar veel aanraken. Door te krabben aan de krentenbaardplekken kan de bacterie op de handen komen en zo op bijvoorbeeld speelgoed terechtkomen. Daardoor kunnen andere kinderen besmet raken. Door krabben kunnen de kinderen zichzelf ook opnieuw besmetten. Mensen kunnen ook door indirect contact besmet raken. Veel mensen dragen de bacterie namelijk bij zich zonder ziek te zijn. De bacterie zit in de neus, keel of op de huid. De bacterie kan door hoesten en niezen in de lucht terechtkomen. De bacterie kan door krabben via kleine wondjes in het lichaam komen. Ook kunnen anderen de bacterie via de lucht inademen. Ziekteverschijnselen De ziekte begint met rode vlekken of bultjes in het gezicht, vooral rond de neusgaten en mond. De bultjes worden blaasjes waarin gelig vocht zit. Als de blaasjes opengaan ontstaan natte plekjes en geelbruine korstjes. Duur tot verschijnselen Na besmetting duurt het één tot drie dagen voordat er verschijnselen van krentenbaard optreden. Immuniteit Tegen de ziekte ontstaat geen immuniteit. Mensen kunnen meerdere keren krentenbaard krijgen. Welke mensen lopen (extra) risico Krentenbaard komt het meest voor bij jonge kinderen omdat ze elkaar veel aanraken. Wanneer de huid in het gezicht is kapot gekrabd, door eczeem of jeuk, is de kans op krentenbaard groter. Besmettelijkheid voor anderen Het vocht in de blaasjes is (erg) besmettelijk. Zonder behandeling kunnen kinderen twee weken besmettelijk zijn. Pas als de blaasjes opgedroogd zijn, is de besmettelijkheid verdwenen. Als een kind antibiotica krijgt, is het na twee dagen niet meer besmettelijk. Maatregelen om ziekte te voorkomen Er is geen vaccin tegen de ziekte en er zijn geen medicijnen om de ziekte te voorkomen. Vermijd contact met de krentenbaardplekken en was de handen na contact. Was de handen ook na contact met speelgoed van kinderen met krentenbaard. Huisarts Neem contact op met de huisarts bij klachten die passen bij krentenbaard. Behandeling De huidaandoening kan worden behandeld met antibiotica (in zalf of in een andere vorm). Genezing De ziekte is goed te behandelen. Complicaties Complicaties komen zelden voor. Extra maatregelen Was de handen met water en zeep, zeker na direct contact met de huid van een kind met krentenbaard. Droog de handen daarna aan een schone, droge doek. Maak speelgoed dat in de mond gestopt kan worden goed schoon. Probeer te voorkomen dat een kind aan de krentenbaardplekken gaat krabben. Door krabben kan het anderen of zichzelf opnieuw besmetten. Gebruik een aparte handdoek voor het kind met krentenbaard en verschoon die dagelijks. Leer kinderen de hand voor de neus en mond te houden bij hoesten en niezen. Het is het beste om daarna de handen te wassen. Een papieren zakdoekje gebruiken en na eenmalig gebruik weggooien is nog beter. Dagverblijf, school, werk Een kind met krentenbaard kan gewoon naar het dagverblijf, de peuterspeelzaal of school. Het kind is al besmettelijk voordat de verschijnselen optreden. Daarom kunnen andere kinderen al besmet zijn. Thuishouden van het kind met krentenbaard helpt niet om verspreiding van de huidaandoening te voorkomen. Informeer wel de leiding omdat het om een besmettelijke aandoening gaat. De leiding kan dan andere ouders informeren, zodat die alert kunnen zijn op verschijnselen van krentenbaard bij hun kind. Kinderen die contact hebben gehad met een kind met krentenbaard kunnen al besmet zijn. Thuishouden helpt dan niet meer om de ziekte te voorkomen. D. OOGONTSTEKING Wat is het? Een oogontsteking kan veroorzaakt worden door een infectie met een virus of bacterie. In de meeste gevallen gaan de klachten na enkele dagen vanzelf weer over. De verschijnselen zijn : Soms wordt oogontsteking behandeld met oogdruppels die antibiotica bevatten. Hoe krijg je het? Meestal is de oogontsteking een complicatie van een neusverkoudheid en vindt de besmetting plaats door druppeltjes afkomstig uit keel en neus van verkouden mensen. Ook de pus uit de ogen is besmettelijk. Via de handen (wrijven) kunnen de ziektekiemen op anderen worden overgebracht. Wat kun je doen om verdere besmetting te voorkomen? g door het kind niet in de ogen te laten wrijven. gebruik voor ieder oog een apart gaasje. Veeg altijd in de richting van de neus. Wering Een kind met oogontsteking hoeft niet geweerd te worden van school zolang het zich niet ziek voelt. De aandoening is meestal het gevolg van een verkoudheid en verloopt niet ernstig. Opmerkingen Behalve door een infectie met virussen of bacteriën kan een oogontsteking ook veroorzaakt worden door een allergie of door prikkelende stoffen die in het oog terecht zijn gekomen. E. INFORMATIE OVER HOOFDLUIS (PEDICULOSIS) Wat zijn luizen en neten? Hoofdluizen zijn kleine insecten. Ze variëren in kleur en ook in grootte. Volwassen luizen zijn grauw van kleur en ongeveer drie millimeter groot, jonge luizen zijn kleiner en lichter van kleur. Hoofdluizen komen alleen bij de mens voor. Ze hechten zich met zes klempoten aan de hoofdharen, vaak dicht bij de haarinplant. Bij het haarwassen spoelen ze niet weg. De luizen kunnen met een snelheid van dertig centimeter per minuut door het haar kruipen. De hoofdluis leeft van menselijk bloed. Tijdens het opzuigen van bloed kan het speeksel jeuk veroorzaken, vaak pas na één tot twee weken. Sommige mensen krijgen echter nauwelijks jeuk. Jeuk kan leiden tot openkrabben van de hoofdhuid, waardoor deze door bacteriën geïnfecteerd kan raken. Dit gebeurt echter zelden. Hoofdluizen zijn op zich onschadelijk. Ze brengen geen ziekten over. Neten zijn de eitjes van luizen. Volwassen hoofdluizen leven ongeveer 48 dagen. De vrouwtjes leggen ‘s nachts vier tot acht neten. Zij plakt deze met een niet in water oplosbare kitstof vast aan een haar, net bij de haarinplant. Dat doet ze meestal op een donkere, warme plek, bijvoorbeeld in de nek, achter de oren en onder de pony. Zonder een mensenhoofd zijn luizen na ongeveer 48 uur dood, de meeste neten binnen een week. De neten zijn kleiner dan één millimeter. Ze zijn licht van kleur en lijken op roosschilfers, maar zitten echter muurvast aan de haren. Na zeven tot tien dagen komen de neten uit, waarbij een lege netenhuls aan het haar achterblijft. Jonge luizen ontwikkelen zich in ongeveer 17 dagen tot volwassen luizen, die weer eitjes gaan leggen. Zo kan in korte tijd het aantal hoofdluizen sterk toenemen. Met het blote oog is aan een neet niet te zien of die leeft of een dode huls is. Levensvatbare neten zijn neten die niet verder dan 1 cm van de hoofdhuid zitten. Neten die verder dan 1 cm van de hoofdhuid afliggen, zijn leeg of dood. Een kind met alleen maar lege neten is niet meer besmet en hoeft niet te worden behandeld met een anti hoofdluismiddel. Het kammen blijft raadzaam. Van neten die dichterbij de hoofdhuid liggen, is het niet met zekerheid te zeggen of ze leeg of dood zijn. Bij twijfel is het advies: kammen. Besmetting Hoofdluizen zijn 'overlopers', geen 'overspringers'. Besmetting vindt plaats door direct 'haarhaar-contact'. Bijvoorbeeld bij spelende kinderen. Daarnaast is besmetting ook indirect mogelijk via het gemeenschappelijk gebruik van kammen, mutsen, dassen, knuffels, verkleedkleren, caps en bromfietshelmen en ook wanneer meer mensen gebruik maken van hetzelfde meubilair, zoals bank, bed, auto- of busstoel. Bij overvolle kapstokken kunnen luizen van kraag naar kraag overlopen. Verspreiding Hoofdluis is van alle tijden. Hoofdluis was al bekend bij de Grieken en de Romeinen. Ook in oorspronkelijke Bijbelteksten wordt hoofdluis vermeld (derde Bijbelse plaag). Hoofdluis komt met name voor bij kinderen van drie tot twaalf jaar. Zij hebben door spelen het meeste hoofdcontact en mogelijk is hun dunnere kinderhuid aantrekkelijker voor hoofdluizen. Toch komt het ook bij adolescenten en volwassenen voor. Er is geen sprake van seizoensinvloed. Ook blijkt in Nederland hoofdluisbesmetting niet af te hangen van inkomen of opleiding en het hangt zeker niet af van hygiëne. Als er ziekteverschijnselen zijn… Het is niet nodig om met hoofdluis naar de huisarts te gaan. Wél is behandeling nodig als er neten of luizen in het haar aangetoond zijn. Vaststellen van luizen of neten gaat zo. 1. Kijk of er neten zitten in het hoofdhaar: in de nekharen, achter de oren, in de pony. Neten laten niet gemakkelijk los van een haar. Daardoor zijn ze te onderscheiden van huidschilfers. Zoek extra goed als er jeuk is of als er krabplekken te zien zijn. 2. Kam met een luizenkam om luizen te vinden. Dat gaat als volgt; - Maak het haar een beetje nat en smeer wat gewone crèmespoeling in het haar. Dat heeft twee voordelen. Het kammen gaat gemakkelijker en doet minder pijn. Bovendien kunnen de luizen dan niet overlopen van een ongekamde haarlok naar een haarlok die al gekamd is. - Neem een luizenkam en schuif een gaasje (hydrofiel) over de tanden van de kam. Voor gekruld of dik haar zijn de ‘tanden’ van een plastic luizenkam niet stevig genoeg. Gebruik dan liever een metalen luizenkam. - Bij kammen boven een wit stuk papier of boven de wasbak is het beste te zien of er luizen uit het haar gekamd zijn. Leg anders een handdoek op de schouders. - Kam al het haar op het hoofd, lok voor lok. Houd eventueel het haar dat nog niet gekamd is met haarklemmetjes gescheiden van het haar dat al wel gekamd. Om alle haren te kammen zijn minstens 30 slagen nodig; dat kost al gauw meer dan twintig minuten. - Begin telkens bij de hoofdhuid, kam goed over de huid en daarna naar het eind van de lok. - Verschoon het gaasje enkele keren tijdens het kammen. Als u geen gaasje gebruikt, spoel dan tijdens het kammen regelmatig de kam uit. - Als er luizen uit het haar komen, spoel deze dan met water weg in de wasbak. - Als er hoofdluis is vastgesteld bij een gezinslid, controleer dan alle andere gezinsleden op hoofdluis. - Behandel alleen de gezinsleden die hoofdluis hebben. Behandel die allemaal tegelijk. Behandelen van hoofdluis Als u hoofdluis ontdekt, is het belangrijk om meteen te beginnen met een grondige aanpak. Want zolang er luizen of nog niet uitgekomen neten binnen 1 cm van de hoofdhuid op het haar zitten, blijft hoofdluis besmettelijk. De behandeling bestaat uit kammen, eventueel in combinatie net een anti hoofdluismiddel. Kam gedurende 14 dagen het haar elke dag met een netenkam. Dit uitkammen is het belangrijkst. Volg de volgende stappen: - Maak het haar door en door nat. Bescherm de ogen met een washandje. Doe crèmespoeling in het haar en kam eerst met een gewone kam de klitten weg. Pak dan de netenkam en kam al het hoofdhaar, pluk voor pluk, vanaf de haarwortel. Begin bij het ene oor en pak na elke kambeweging een pluk in de richting van het ander oor. Vastgeplakte neten kunt u eventueel losweken door te deppen met azijn. Veeg tijdens de kambeurt de kam regelmatig af aan een papieren servet of zakdoek. Spoel de crèmespoeling uit en maak de kammen schoon. U kunt ze 5 minuten uitkoken of ontsmetten met alcohol (70%). Combineer het kammen eventueel met een anti hoofdluismiddel en herhaal de gecombineerde behandeling na 7 dagen. Informatie over luizendodende middelen Luizendodende middelen zijn beschikbaar in de vorm van lotions, shampoos of sprays. Lotions werken beter dan de andere soorten doordat ze langer inwerken op het hoofd. Door deze middelen gaan de luizen dood. De neten gaan niet altijd dood en blijven aan de haren vastgeplakt zitten. De middelen tegen hoofdluis zijn zonder recept verkrijgbaar bij apotheek en drogist. - Homeopathische en ‘natuurlijke’ middelen werken niet tegen hoofdluis. - Behandeling met een luizendodend middel moet na een week herhaald worden, ook als de bijsluiter dat niet vermeldt. - Gebruik het middel niet vaker. Voorbereiding - Schaf een luizenkam aan. Voor gekruld of dik haar zijn de ‘tanden’ van een plastic luizenkam niet stevig genoeg. Gebruik dan liever een metalen luizenkam. - Schaf een luizendodend middel aan. Een lotion is het beste. Als de geur van een middel u tegenstaat, kies dan een ander middel. - Behandel de gezinsleden die hoofdluis hebben allemaal en allemaal tegelijk. Uitvoering van de behandeling Dag 1 (’s avonds) Lees de gebruiksaanwijzing van het luizendodend middel. De lotion moet 12 uur inwerken. Daarom is het begin van de avond het beste tijdstip om de lotion aan te brengen. - Druppel de lotion op het droge haar totdat de hoofdhuid en het haar goed nat zijn. Pas op voor de ogen en oren! Laat het haar vanzelf opdrogen (niet afdekken met handdoek of sjaaltje, niet föhnen!). Laat de lotion 12 uur zitten. Dag 2 (’s ochtends) - Als de lotion 12 uur ingewerkt heeft, was dan de haren met een gewone shampoo. - Smeer het haar in met crèmespoeling en kam de haren met de luizenkam (zie beschrijving onder: Kam met een luizenkam om luizen te vinden). - Maak de luizenkam schoon. Dat kan het beste door de kam minimaal een uur in de lotion te leggen. Daarna mag de kam voor anderen gebruikt worden. - Doe de handdoek in de was (wassen op 60 graden). - Neem andere maatregelen in huis (zie aan het einde van deze beschrijving van behandeling). Dag 3 tot en met 8 - Kam elke dag met de luizenkam. De neten die in het haar zitten kunnen nog uitkomen. Door elke dag met de luizenkam te kammen haalt u de jonge luisjes eruit. Zo krijgen de luizen geen kans om ’s nachts eitjes (neten) te leggen. Doe dat volgens de beschrijving onder: Kam met een luizenkam om luizen te vinden. Dag 9 Herhaal de behandeling met luizendodend middel om luizen die uitgekomen zijn en aan de kam ontsnapt zijn te doden. Alle luizendodende middelen moeten twee keer gebruikt worden, ook al staat soms in de bijsluiter dat één keer voldoende is! Dag 10 tot en met 15 Kam dagelijks zoals beschreven bij dag 3-8. !Sommige ouders en kinderen kiezen ervoor de haren kort te knippen. Dat maakt het kammen gemakkelijker! Andere maatregelen in huis Na controle op hoofdluis is belangrijk. Ook hiervoor is nodig het haar nat te maken en minstens 30 slagen te kammen met de luizenkam. Controleer na de behandeling het hele gezin. Wanneer er na twee weken behandeling nog luizen gevonden worden zijn de luizen misschien bestand tegen de gebruikte werkzame stof tegen luizen (malathion, permetrine of bioalletrine/piperonylbutoxine). Daarom is het nodig de hele behandeling te herhalen met een andere werkzame stof tegen luizen. Op de bijsluiter van shampoo en lotion staat welke werkzame stof deze bevat. Kies bij herhaling van de behandeling een middel met andere werkzame stof tegen luizen. Door een intensieve aanpak en na controle kan men van hoofdluis afkomen. Er treden zelden complicaties op. Extra maatregelen Controleer alle gezinsleden elke dag met de luizenkam, zolang een gezinslid behandeld wordt voor hoofdluis. Het is niet zinvol om uit voorzorg de haren te behandelen met een luizendodend middel. Als meer gezinsleden hoofdluis hebben is het belangrijk dat zij tegelijk behandeld worden, om te voorkomen dat zij elkaar opnieuw besmetten. Als er hoofdluis in de omgeving is, is het verstandig om de haren te controleren. U kunt naar neten zoeken (achter de oren, in de nek, onder de pony) en opletten of een kind krabt (jeuk!). U kunt ook een maal per week kammen met een luizenkam. Wanneer er meerdere kinderen in een klas of gezin hoofdluis hebben is het nodig elke dag met de luizenkam te kammen. Informeer de gastouder, , de peuterspeelzaal of school. Zij kunnen andere ouders informeren. Wanneer er op school of bij de gastouder meerdere kinderen met hoofdluis zijn, vraag de gastouder om het probleem gezamenlijk aan te pakken. Informeer ook ouders van vriendjes, vriendinnetjes en logeetjes.