word oef 7 - Mantelzorg

advertisement
1. Sociaal werk definiëren
1.1.
Begrippen
Maatschappelijk assistent is een titel die gegeven
wordt na een opleiding Bachelor in het sociaal
werk. Het is bij wet een beschermde titel. Enkel
degene met een diploma mogen zich
maatschappelijk assistent noemen. OCMW en
politie neemt enkel personen aan met een titel
maatschappelijk assistent.
Sociaal werker is een term voor iemand die voor
zijn beroep op een professionele wijze met
mensen omgaat op persoonlijk, interpersoonlijk
en maatschappelijk vlak. Hij bevordert het
functioneren en werkt de belemmeringen weg.
Sociaal werk wordt ook gedaan door mensen die
geen houder zijn van een diploma bachlor in het
sociaal werk. Bij het aanwerven van
personeeelsleden wordt vooral gekeken naar
persoonlijkheid en globale competenties.
Er is dus een onderscheid tussen een sociaal
werker en een maatschappelijk assistent. Je kan
sociaal werker zijn zonder diploma ‘sociaal werk’
maar je kan nooit de titel ‘maatschappelijk
assistent ‘ dragen zonder dat diploma.
[Sociaal werk staat voor
sociale veradering,
probleemoplossing in
menselijke situaties en
de emancipatorische
versterking
(empowerment) en
bevrijding van mensen,
met steeds als doel hun
welzijn te bevorderen.
De sociaal werker
intervenieert op die
terreinen waar mensen
interageren met hun
omgeving en maakt
hierbij gebruik van
theorieën over menselijk
gedrag en over sociale
systemen. De
uitgangspunten van de
mensenrechten en van
sociale rechtvaardigheid
zijn fundamenteel voor
het sociaal werk
]
Sociale dienst: Wie werkt in een sociale dienst
mag zich sociaal diender of assistent noemen. De naam sociaal assistent is een
term die behoord tot het verleden. ‘maatschappelijk werker’ is de benaming voor
mensen met de afstudeerrichting maatschappelijk werk.
Binnen de opleiding bachlor in het sociaal werk bestaan er op katho- ipsoc 4
afstudeerrichtingen.




Het personeelswerk
Het sociaal cultureel werk
Het maatschappelijk werk
En de maatschappelijke advisering.
Beoefenaars van een bepaalde methodiek worden met een eigen term
aangeduid.




Groepswerk
Opbouwerk
Gezinstherapie
Trajectbegeleiding
groepswerker
opbouwerker
gezinstherapeut
trajectbegeleider
1

Preventie wordt een preventiewerker
Niet gediplomeerden of andersgediplomeerdern kunnen dezelfde methodieken
gebruiken maar benoemen zich naar een andere aparte beroepsgroep.
1.2.
Internationale definitie van sociaal werk
Een omschrijving
International Federation of Social Workers (IFSW) is een internationale
groepering van beroepsverenigingen van sociaal werkers die een definitie
hebben opgesteld van wat professioneel sociaal werk is.
Definitie
Sociaal werk staat voor sociale veradering,
probleemoplossing in menselijke situaties en
de emancipatorische versterking (empowerment) en
bevrijding van mensen, met steeds als doel hun welzijn te bevorderen.
De sociaal werker intervenieert op die terreinen waar mensen interageren
met hun omgeving en
maakt hierbij gebruik van theorieën over menselijk gedrag en
over sociale systemen.
De uitgangspunten van de mensenrechten en
van sociale rechtvaardigheid zijn
fundamenteel voor het sociaal werk.
De definitie van sociaal werk is voorlopig en tijdsgebonden. Sociaal werk
ontwikkeld zich in een sociale ruimte. Het sociaal werk is hier vaak anders dan
daar. Er is een verschil tussen bijvoorbeeld het sociaal werk in Vlaanderen en het
sociaal werk in Nederland.
Sociaal werk zijn in vlaanderen:
2
Alle activiteiten die we onder maatschappelijk werk, sociaal cultureel werk,
samenlevingsopbouw, sociale beleidsvoering en maatschappelijke advisering
verstaan.
Personeelswerk is een buitenbeentje. Internationaal gezien hoort personeelswerk
eerder bij de economische opleidingen.
Personeelswerk is ‘human relationships’, ‘mensen in hun arbeidssituatie’.
Sport is een aangrenzend domein van sociaal werk maar ook van de nieuwere
sectoren zoals veiligheid, eventing en wellness.
De vraag is of creatieve therapie, sociaaljuridische dienstverlening en
eerstelijnspsychologie onder de noemer sociaal werk valt.
Nederland is de voorloper geweest waar sociaal werk professionalisering kende.
In de jaren 60 -70 werden de eerste specialismen ontstaan en onder de noemar
welzijnswerk ondergebracht. 1990 werd de oprichting van het Nederlandse
instituut voor zorg en welzijn. (NIZW) Zorg en welzijn werd geprobeerd vast te
leggen.
Commentaren bij de definitie van IFSW
Sociaal werk richt zich op meervoudige, complexe interacties tussen mensen en
hun omgeving.
De missie van sociaal werk is mensen hefbomen aanreiken om zichzelf in al hun
mogelijkheden te kunnen ontplooien en hun leven te verrijken en disfuncties te
voorkomen.
De missie bevat 3 doelen
 Sociale verandering
 Probleemoplossing
 Ondersteuning
De doelen werken naar een gewenste richting. Om de wenselijke richting
te bepalen werkt met met bepaalde waarden, theoretische modellen en
bevindingen uit de praktijk.
De bouwstenen van sociaal werk:
 Principles (waarden)
 Theories of human behaviour and social systems (theorie)
 Social work intervenes (praktijk)
3
1.3.
Bouwstenen van sociaal werk
Waarden in het sociaal werk
Sociaal werk bestaat uit humanistische en democratische idealen. De
basiswaarden zijn gebaseerd op het uitgangspunt van gelijkwaardigheid en van
onvoorwaardelijk respect voor de waardigheid van elke persoon en van alle
mensen. Het sociaal werk is ook gevoeliger geworden voor de noden van de
mensen. Er is ook oog voor de ontwikkeling van het menselijk potentieel. Men
werkt met de uitgangspunten van de mensenrechten en van de sociale
rechtvaardigheid.
Sociaal werk probeert de armoede op te heffen of ten minstens te verzachten
Men wil de armen bevrijden van de onderdrukten en streven naar een waardige
sociale inclusie. Sociaal werk maakt voordurend keuzes die nooit waardevrij zijn.
De waarden van het sociaal werk zijn vastgelegd in nationale en internationale
codes of ethische richtlijnen.
TOELICHTING:
Volgens de EU-SILC 2007 leeft 15,2% van de Belgische bevolking onder de
armoededrempel. In Vlaanderen loopt 10,9% van de bevolking een verhoogd
armoederisico, in Wallonië loopt dit percentage op tot 18,8%.
Vrouwen (15,9%) lopen meer risico om in armoede te verzeilen dan mannen
(14,4%). Naar leeftijd zien we vooral een sterk verhoogd armoederisico bij
bejaarden (65 jaar en ouder). 23% van de bejaarden heeft een inkomen dat
lager ligt dan de armoederisicodrempel.
4
MEER INFO:
ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE (2007), De
Statistiek naar Inkomens en Levensomstandigheden. Resultaten van de SILCenquête 2007, Brussel: Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O, Middenstand
en Energie.
Armoederisicopercentage naar leeftijd en geslacht in
Vlaanderen
Ruimte voor waarden
In welke mate is er ruimte voor waarden in de praktijk? Met ruimte wordt
bedoeld: aandacht, krediet en zeggingskracht. Het handelen van een sociaal
werker plaats heeft in een sociale ruimte.
Hoe veel aandacht krijgt het sociaal werk in de toekomst voor zijn waarden en
ethische gronden?
Hoeveel aandacht eisen sociaal werkers voor waarden en ethische gronden?
Worden sociale taken en diensten in de toekomst nog toegewezen aan
waardegebonden sociaal werk?
5
Vanuit de sector zelf vindt men de ruimte voor waarden in elk geval cruciaal.
Waarden, ethiek en deontologie vormt de kern van sociaal werk en het is een
actueel thema. ‘ruimte voor waarden’ kan je bekomen door een wettelijke
registratie.
De Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers (NVMW) en het
beroepsregister van Agogisch en Maatschappelijk werkers (BAMw) roepen de
tweede kamer op om het beroep van maatschappelijk werker wettelijk te
erkennen en beroepsregistratie verplicht te stelllen. De wettelijke kadering van
het beroep maatschappelijk werker is nodig. Het handelen van de
maatschappelijk werker is in grote mate bepalend voor het effect van
begeleidings en behandelingstrajecten. Cliënten hebben recht op professionele
begeleiding van maatschappelijk werkers. De beroepsbeoefenaren leggen op die
manier verantwoording af. De beroepsethische code en het beroepsprofiel van de
maatschappelijk werker geven kaders waaraan het handelen van
maatschappelijk werkers kan worden getoetst. Door middel van het
verenigingstuchtrecht. Dit tuchtrecht is niet wettelijk gekaderd en leidt daarmee
ten hoogste tot schorsing uit de beroepsvereniging of het kwaliteitsregister. 30
percent van de maatschappelijk werkers heeft zich op vrijwillige basis geschaard
onder het tuchtrecht.
Richtinggevende waarden
Welke waarden geven richting aan het handelen van de sociaal werker? Sociaal
werkers hebben ethiek nodig om een antwoord te kunnen formuleren op de
paradoxale spanningen waar ze in hun werk voortdurend mee geconfronteerd
worden Met name de spanning tussen:




Vrijheid en gelijkheid
Bescherming en autonomie
Zelfbepaling en solidariteit
Universaliteit en selectiviteit.
Deze spanningsvelden draaien om 3 ethische perspectieven waartussen een
evenwicht gezocht moet worden.
 Het perspectief van de individuele bestaansethiek
 Zorgethiek
 Rechtenethiek
6
Een individuele bestaansethiek creërt ruimte voor de autonomie van de
vraagsteller, van de cliënt, van de gebruiker, van de doelgroep.






Recht op autonomie betekent het recht om als een uniek en volwaardig
persoon te worden erkend. Recht op een eigen identiteit, recht op een
gevoel van eigenwaarde. Recht op autonomie houd ook in het recht en de
vrijheid om in het eigen leven vorm en inhoud te geven en de opdracht om
dit te doen.
De voorwaarde omdat identiteit en autonomie tot stand zou kunnen
komen is respect. Respect van de omwereld en respect voor de omwereld.
Het gaat met autonomie om verbondenheid.
Actief op zoek gaan naar de mogelijkheden van de cliënt, de vraagsteller,
de doelgroep en van zijn omgeving om greep op de situatie te krijgen
Oog hebben voor capaciteiten en krachten en dus niet enkel voor
beperkingen en moeilijkheden
Tijd nemen en de cliënt doelgroep tijd gunnen
Een fundamenteel respect tonen voor de persoon en voor de specifieke
culturele invulling die hij aan zijn leven geeft.
Het perspectief van de zorgethiek creëert ruimte voor betrokkenheid en
wederkerigheid in het sociaal werk.
Sociaal werk is geen vrijblijvende afstandelijke bezigheid. Betrokken-zijn
betekent ook de kwetsbaarheid van mensen erkennen. De sociaal werker kiest
voor de zwakkere in de samenleving. De sociaal werker is een bondgenoot.
Betrokkenheid is een evenwicht zoeken tussen afstand en nabijheid: hoe ver kan
ik professioneel meestappen? Wederkerigheid betekent omgaan met macht en
onmacht. Er is in het sociaal werk altijd machtsongelijkheid aanwezig. Zorgethiek
betekent het streven naar gelijkwaardigheid in de relatie. Consequentie van het
sociaal werk is vertrekken van de vragen van de doelgroep en hiermee aan de
slag gaan. Vanuit het perspectief van de recht op zorg is het duidelijk dat de
sociaal werker een zorgplicht heeft. De sociaal werker krijgt de functie van
bemiddelaar, van facilitator.
Het perspectief van de rechtenethiek is een noodzakelijke aanvulling op de
zorgethiek. Rechtenethiek is een essentieel element van sociaal werk, nl. mensen
aan hun rechten helpen en hen daarover goed informeren.
Het evenwicht tussen de drie zorgperspectieven kan niet altijd makkelijk bereikt
worden.
De mate waarin er ruimte is voor waarden bepaalt mede welke waarden
richtinggevend worden, zijn, waren.
Theorievorming in het sociaal werk
7
Sociaal werk baseert zijn methodologie in eerste instantie op systematische
wetenschappelijke kennis. Sociaal werk doet beroep op andere
wetenschappelijke disciplines zoals mens- en maatschappijwetenschappen,
psychologie en sociologie maar ook biologie, leveren een belangrijke bijdrage in
de opbouw van de methodologie van het sociaal werk. Sociaal werk vertrekt van
het herkennen en erkennen van de complexiteit van interacties tussen mensen
en hun omgeving en de capaciteit van mensen om zowel beïnvloed te worden
door als zelf invloed te hebben op de multiple invloeden van bio-psycho-sociale
factoren. De methodologie van het sociaal werk is gebaseerd op wat men ‘op
evidentie gebaseerde kennis’ noemt. Het is gebaseerd op onderzoek en op
systematische praktijkevaluatie. Gezond verstand is een belangrijk startpunt van
het sociaal werk. Bij methodologie worden de ervaringen van de werkvloer op
een wetenschappelijke wijze onderbouwd. Sociaal werk is een evidence based
practice: Sociaal werk gebruikt methoden en interventies waarvan
wetenschappelijk is aangetoond dat deze effectief zijn. De wetenschappelijke
kennis en praktijkervaring word aangevuld met de contextkennis over groepen
en problematieken. Sociaal werkers verwerven kennis over een bepaalde manier
van werken op een bepaalde plaats bijvoorbeeld: schuldenproblematiek, grafiti
bij jongeren, uithuiszettingen, stadsvernieuwingsprojecten, suicide,
woonwagenbewoners, jobkansen voor 50-plussers, artistieke projecten,
studiebetoelaging, interactieve jeugdmusea,…. De wijze waarop de sociaal
werker en de manier hoe de sociaal werker gaat werken hangt af van de
filosofische, psychologische, sociologische of economische inzichten van de
samenleving. Het hangt er vanaf of de interventies zich meer richten op de cliënt
of meer richten op de omgeving. Dit hangt samen met een andere methodische
aanpak van de sociaal werker. Zie bijlage Snellen met een uitwerking van de
referentiekaders.
Het beroep van sociaal werk houd zich bezig met
theorieën over menselijke ontwikkeling en menselijk gedrag en
op theorieën over sociale systemen om
eerst complexe situaties te analyseren en om
vervolgens individuele, organisatorische, sociale, cluturele en of
maatschappelijke veranderingen op te lossen.
Schema Snellen
Perspectief
Individueel perspectief, situationeel perspectief, maatschappelijk perspectief
8
Wetenschappelijke theorie/ referentiekader
Psychologische theoriën, sociologische theorieën, tehorieën m.b.t wetgeving,
politiek, sociaal beleid







Psychodynamisch
Experiëntieel
Leertheoretisch
Sochiaalpsychologisch
Systeemtheoretisch
Sociaal ecologisch
Maatschappelijk
Praktijktheorie / benadering / methodiek







Social casework
Psychosociale therapie
Taakgerichte benadering
Cognitieve gedragsbenadering
Gezinsbenadering
Netwerkbenadering
Emancipatorische benadering
Waardenkaders



Persoonsopvatting
Maatschappij opvatting
Professie opvatting
Praktijk van het sociaal werk
Sociaal huis: Het sociaal huis staat opven voor iedereen Vanaf 7 januari 2008.
Het eerste aanspreekpunt voor wie vragen heeft
Over sociale zaken en over de dienstverlening in onze gemeente!
Vragen over:




Ouderenvoorzieningen
Tegemoetkomingen
Huisvesting
Gezondheidszorg,
9


Diverse bemiddelingen,
Sociale administratie,
Hier word met meteen geholpen of gericht doorverwezen indien blijkt dat andere
diensten beter kunnen helpen. De medewerkers weten er de weg. Je vind er ook
folders en brochures over de verschillende diensten die werkzaam zijn in de
gemeente.
















Voor welke toelagen en aanvragen kan je er terecht?
Pensioenaanvragen
Aanvragen voor een tegemoetkoming hulp aan bejaarden
Aanvragen inkomensvervangende tegemoetkoming en
integratietegemoetkoming
Sociaal pedagogische toelagen
Vakantietoelagen
Aanvragen parkeerkaart mindervalide
Aanvragen vermindering gas en elektriciteit
Aanvragen sociaal telefoontarief
Aanvragen vermindering jaarabonnement kabel-tv
Aanvragen vermindering vervuiling oppervlaktewateren
Aanvragen nationale verminderingskaart op gemeenschappelijk vervoer
Aanvragen vrijstelling draagplicht gordel
Aanvragen manifestaties
Sociaal tarief huisvuilbelasting
Stookoliepremie.
Er is een grote diversiteit in taken van het sociaal werk. Er is dan ook een grote
diversiteit in diensten en organisaties. De sociaal werker werkt niet op
zelfstandige basis maar altijd in dienstverband. Er is ook een grote diversiteit in
methodieken. De keuze voor een bepaalde methodiek is afhankelijk van de
sociaal werker, de aard van de vragen of problemen en de keuze van de
organisatie.
Elke methode kijkt door een bepaalde bril en is gebaseerd op bepaalde waarden,
kaders en uitgangspunten.
Bewust zijn dat een bepaalde bril een bepaalde aanpak en manier van werken
heeft.
Bewust zijn van het feit dat een bril in overeenstemming moet zijn met bepaalde
waarden en uitgangspunten van het sociaal werk.
De sociaal werker hanteert methodische vragen.
Sociaal werk richt zich op belemmeringen, oneerlijkheid en de
onrechtvaardigheden die vandaag in de samenleving bestaan.
10
Het sociaal werk wil samen met de betrokken de situatie op lossen ,
verminderen, voorkomen, vermijden.
Sociaal werk heeft een waaier aan vaardigheden, technieken en activiteiten .
Met kijkt met een holistische focus op personen en hun omgeving.
Holisme is niet de kijk van de som van de elementen maar het idee dat alles
onlosmakelijk met elkaar verbonden is. Dat er dus vele invalshoeken zijn voor
interventies en dat die op elkaar inspelen.
Interventies van de sociaal werker:






Counselingtechnieken
Advisering
Psychosociale hulpverleningsmethodieken
Groepswerk
Sociaal pedagogisch werk
Gezins en familietherapie
Deze processen van emancipatie moeten mensen helpen om toegang te krijgen
tot voor hen belangrijke bronnen in de samenleving en deze te kunnen hanteren.
1.4.
Empowerment
Empowerment is een proces van versterking, waarbij individuen, organisaties en
gemeenschappen greep krijgen op de eigen situatie en hun omgeving en dit via
het verwerven van controle, het aanscherpen van kritisch bewustzijn en het
stimuleren van participatie.
Empowerment:



Leren omgaan met en controle krijgen op de gevoelens van
machteloosheid via ontschuldigen om zo tot positieve gevoelens te komen
Het ontwikkelen van een kritisch bewustzijn door via informatie inzicht te
verwerven in structuren, bronnen en processen van de samenleving
Daadwerkelijke participatie.
Empowerment zowel op:



Micro
meso
Macro –niveau
11






Focus op krachten en mogelijkheden van individuen, groepen en hun
omgeving vanuit een fundamenteel geloof in deze mogelijkheden
Een multimethodische werkwijze en het ontwikkelen van
samenwerkingsverbanden en netwerken tussen de diverse voorzieningen
Streven naar het minst ingrijpende (subsidiariteitprincipe)
Nadruk op een bottom-up benadering vanuit het perspectief van de
doelgroep
Creëren van voorwaarden die het de doelgroep mogelijk maakt eigen
keuze te maken of keuzes uit te breiden.
Afstappen van de rol van expert en deze van facilitator (Een facilitator (van
Latijn facilitare – vergemakkelijken, vereenvoudigen) is een persoon die de
(rand)voorwaarden schept en onderhoudt waaronder zowel collectieve als individuele
helings- en veranderingsprocessen op gang kunnen komen.) dus iemand die een bepaald
proces vergemakkelijkt),


mobilisator opnemen.(werkbaar maken)
Expleciete aandacht voor het signaleren van structurele tekorten en voor
engagement van de welzijnswerker
Ruimte creëren voor maatschappelijke steunsystemen
Empowerment word in de mond vaak enkel de focus op de kracht van het
individu overgehouden. Het collectivering van empowerment wordt vaak
vergeten. De essentie van empowerment is de machtsverschuiving.
De bijdrage van eht sociaal werk vanuit 3 perspectieven:



De individuele bestaansethiek
Zorgethiek
Rechtenethiek
2. Historiek van het sociaal werk
2.1. Hitler, connais pas
‘de jeugd van tegenwoordig’ noemden het hitler, connais pas. Geschiedenis is
nuttig dat bepaalde dingen zich niet zouden herhalen. Belangrijk dat Hitler
gekend is bij de jeugd maar er zijn grenzen aan het utilitair gebruik van de
geschiedenis. Geschiedenis draagt bij tot een kritische reflectie. De sociale
ruimte van sociaal werk zal steeds veranderen.
De geschiedenis van de opleiding sociaal werk.
2.2. Terugblik naar vroegere opleidingen
12
Starten de geschiedenis pas als sociaal werk zich als een beroep ontwikkeld
heeft.
2.2.1.
Van vorming tot dagopleiding
Internationale configuratie
Eind negentiende eeuw meeste europeese landen starten met opleidingen sociaal
werk. Behoefte aan vorming en inzicht in de sociale problematiek door
ervaringsuitwisselingen.
Amsterdam De Karthuizer is de eerste sociale school met een dagopleiding.
Bereid cursisten voor op de verzorging van kinderen die (door hun opvoeders
verstoten zijn). Stijgende scholingsmogelijkheden gaan hand in hand met de
ontwikkeling van methodieken.
België huppelt achterop
In de meeste Westerse landen komen de initiatieven sneller op gang dan in
België. Economische heropleving, politieke toestand, burgerlijke democratie zorgt
voor de bijstandsgedachte. De sociale wetgeving wordt opgestart.




Arbeiders en vrouwenbewegingen
Vormingscursussen
Lezingen
Studiekringen
15 mei 1912 is Wet op de kinderbescherming.
5 september 1919 is de wet op het kinderwelzijn
10 maat 1925 wet commissies openbare onderstand
Er is nood aan professionele krachten. Katholieken, socialisten en liberalen
blijven zoeken naar blijvende opleidingsvormen. Dit is de eerste oprichtingsgolf
van de sociale scholen.
Vrouwenbeweging
Tijdens de 19 eeuw levert de industrialisatie enkel rijdom op voor de hogere
stand. De arbeidersklasse ervaren zwarte ellende. Vrouwen zijn 12 tot 16 uur
aan het werk en werken zonder sociale bescherming tegen hongerlonen.
Eind 19 eeuw kwamen er vrouwenbewegingen die de godsdienstige, morele en
materiële belangen bekeken van de arbeidende vrouw. Er ontwikkeld aandacht
voor belangenverdediging, ontvoogding, vorming en maatschappelijk
13
dienstbetoon. 1920 was er oprichting van het Algemeen secretariaat van de
christelijke sociale vrouwenwerken van België later is dit de KAV geworden. In
1920 was er ook de oprichting van de allereerste sociale scholen van België. De
normaalschool voor vrouwen is ontstaan, zowel Nederlandstalig als Franstalig.
Vanderveldes model
In 1920 benadrukt de socialistische minister van justitie Emile Vandervelde dat
er nood is aan geschoolde beroepskrachten in de hulpverlening en de oprichting
van een sociale school nodig is. De scholen moeten bijdrage tot de werken van
hulp en onderstand. Er is de neiging om maatregelen te kiezen die het kwaad
voorkomen dan maatregelen die het trachten weer goed te maken. Er is nood
aan gespecialiseerd en deskundig personeel. Vandervelde gaat de strijd aan
tegen alcoholisme, criminaliteit en jeugdverwaarlozing. Er is nood aan adequate
methodes en technieken in de hulpverlening. Door de wet op de
kinderbescherming is de nood aan deskundige hulpverlening ontstaan. De
opleiding sociaal werk was beroepskrachten te vormen in maatschappelijk
dienstbetoon op gebieden van voeding, hygiëne en bijstand. Afgestudeerden
kunnen in openbare en in private hulpverleningsdiensten terecht. Erkenning en
beperkte subsidiëring als het programma is afgestemd op de Ecole centrale de
service social. 27 mei 1922 komt er een liberale opvolger van Vandervele.
Verplicht minimumprogramma. De scholen ontvangen subsidies en de studenten
een officieel diploma. 2jaar tijd komen 8 sociale scholen tot stand.
2.2.2.
De eerste golf sociale scholen
Socialistische vakbeweging
1911 oprichting centrale voor arbeidersopvoeding. Drievoudig doel bereiken.
Politieke bewustwording van de massa, het omhoogdrijven van de
verantwoordelijken en het geven van een militante opleiding.



Voordrachten
Leergangen
Studiereizen
14
Centrale omvormen tot een permanent instituut. Na de oorlog idee van tafel
geveegd.
2okt 1921 Ecole ouvrière supérieure opgesticht. Op 1 april 1922 oprichting
Vlaamse Arbeidershogeschool met 25 studenten. Internaatsverband. Student die
in aanmerking wil komen moet lid zijn bij de syndicale beweging. Aansluiting bij
de partij, mutualiteit, coöperatieve. Pedagogische formule van het
ervaringsgericht leren. Stelt de ervaring van de arbeider centraal. Zelfonderricht
toepassen en het principe van zelfopvoeding. Ontstaan van arbeidersstudenten.
Jonge mannen tussen 20 en 30 jaar met een zekere maatschappelijke ervaring.
Gemiddelde leeftijd ligt hoger dan in andere scholen. Schoolse omgeving en
internaatsverband is geen soepel regime.
Christelijke vakbeweging
Tussen de sociale scholen is er een soort van wedijver bijvoorbeeld tussen de
socialistische arbeidershogeschool en de katholieke arbeidersbeweging.
Onderwijsinrichting is ook een opvoedingsgesticht. Zedelijke hoogstaande
mannen moeten worden gevormd. De schol staat ook open voor niet-arbeiders
maar men probeert wel een arbeiderskern onder de studenten te hebben. De
aantal studenten neemt af. Rekrutering is meer naar sociaal voelenden.
Liberalen
15 oktober 1921 ontstaat een tweetalige school voor maatschappelijk
dienstbetoon. Mannen en vrouwen worden er voorbereid op functies in
opvenbare en private werken van onderstand. School eerste plaats. School werkt
samen met openbare en private werken van onderstand.
Overkoepeling
In 1320-1922 zijn er acht instelling. Er ontstaat een overkoepeling een raad der
scholen voor maatschappelijk dienstbetoon. Ze willen zoveel mogelijk
belanghebbenden betrekken. 2 leden door de ministers, 5 vertegenwoordigers
van de scholen en 4 leden van de ministeries. De raad adviseert in
toelatingsmodaliteiten, studieprogramma en examinering. Scholen kunnen niet
opgericht worden zonder advies van de raad en op deze wijze heeft de overheid
nog iets te zeggen. De raad kan ook toelagen intrekken als studenten niet
slagen.
Programma
Om toegelaten te worden moet je min 18 jaar zijn, een goede gezondheid
hebben en een goede ontwikkeling. De opleiding duurt 2 jaar.



Arbeidsrecht
Publiek
Burgerlijk en administratief recht
15








Politieke en sociale economie
Psychologie
Statistisch onderzoek
Kantoortechnieken
Documentatie
Verzorging van zieken en gewonden
Individuele en collectieve hygiëne
Protectie van het zwarte kind in de kolonies
Werkveld kennis maken: studiebezoeken en seminaries.
Kiezen uit 6 afdelingen






Kinderen
Tehuizen
Bijstand
Maatschappelijke verzekering
Nijverheid
Bibliotheken
Stoomt studenten klaar voor specifieke sector .







Kinderbescherming
Beheer van onderstand
Sociaal onderzoek
Bestuur en beheer van instellingen,
Oppertoezicht , arbeidsopziener in werkplaatsen
Mutualiteit en werklozenwerk
Bibliotheekwerk
De nadruk ligt op de attitude en op de verwerving van een sociaal-culturele
vorming, niet op de wetenschappelijk methodologische onderbouw.
2.2.3.
De tweede oprichtingsgolf
Een onderwijsexplosie in West-Europa
Einde van de oorlog brengt nieuwe sociale problemen met zich mee. Het sociaaleconomisch leven na de oorlog moet gereorganiseerd worden. Ontwerpakkoord
van sociale solidariteit in april 1944 wordt opgemaak: Het sociaal pact.
De sociale zekerheid;



Ziekte en invaliditeitsverzekering
Werkloosheid
Pensioen
16


Kinderbijslag
Jaarlijkse vakantie voor arbeiders
Werkgevers en werknemers overleggen samen voor de uitbouw van het systeem.
Organisaties worden opgestart zoals de rijksdienst voor maatschappelijke
zekerheid en het rijksfonds voor verzekering tegen ziekte en invaliditeit. Er is een
uitbreiding van het onderwijs in heel West- europa. Het aantal leerlingen stijgt.
De bescherming van de titel maatschappelijk assistent zorgt voor een extra
stimulans.
De wet van 12 juni 1645 beschermt de titel maatschappelijk
assistent.
Schoolstrijd in België
Na de oorlog zijn er heel wat onderwijsinstellingen vernield. De herstellings en
nieuwbouwwerken worden zonder staatstussenkomt bekostigd. Er ontstaat een
schoolstrijd tussen officieel en vrij onderwijs. Er is een concurrentiestrijd tussen
het overheidsinitiatieef en vrij initiatief.
Het sociaal onderwijs in West-Vlaanderen
In kortrijk wordt er een staatsschool voor maatschappelijk dienstbetoon voor
jongens en meisjes opgericht. Meisjes school in kortrijk, jongens in Roeselare.
2.2.4.
Een sociale school voor heren in Roeselare
Na 3 jaar verwerft de student het diploma maatschappelijk assistent. De
instelling is een vorming en studiehuis met de basis van de katholieke
levensbeschouwing en is gericht op een katholieke levenshouding. Min 18 jaar en
diplima humaniora, economische afdeling of normaalschool, technische of
landbouwonderwijs diploma’s. Toelatingsexamen werd afgenomen als je geen
diploma had. Om de geestesontwikkeling na te gaan. Religieus getinte vakken
werder gegeven maar ook algemene vakken en vakspecifieke lessen. Ze krijgen
ook stages.
17
2.2.5.
Een sociale school voor dames in Kortrijk
School voor maatschappelijk dienstbetoon op te richten. Maatschappelijk
assistent op A2 niveau. Toelatingsexamen.
Zoeken naar wortels, identiteit en beeldvorming en
maatschappelijk dienstbetoon.
Door de ontwikkelingen van de techniek en de wetenschap wijzigen de situaties
en levensomstandigheden van de arbeiders. De naoorlogse situatie is deels
bedreigend en deels optimistisch. Men stelt vast dat welvaart niet altijd welzijn
inhoud. Welzijn is niet enkel het materiële maar ook de immateriële
nastrevenswaardigheid. Het sociale werk, dienstbetoon onderscheidt zich van
naastenliefde en liefdadigheid. Het is een vorm van sociale bedrijvigheid.
Maatschappelijk dienstbetoon staat in verband met de sociale actie en maakt
gebruik van technieken en wetenschappen zoals psychologie, sociologie, hygiëne,
kinderverzorging. Behalve een roeping is het maatschappelijke dienstbetoon
vooral een beroep. Men moet voor het maatschappelijke dienstbetoon geschoold
zijn. Dienstbetoon zich kenmerkt door het vrijwaren of het bevorderen van de
menselijke waardigheid door rechtstreeks contact met de enkeling of door
beïnvloeding van de onmisbare of nuttige kaders die de mens omringen, hetzij
door het bevorderen van de onderlinge verhoudingen van mensen en groepen.
Meisjesopvoeding
De opleiding blijft vooral een studierichting voor meisjes. Er kiezen ook meer
meisjes voor een sociale en pedagogische richting dan jongens. Men kijkt naar
de maatschappelijke positie van de vrouw en de rollen die ze vertolkt. 19 eeuw
feminisme voedingsbodem. Doel meisjes vormen tot maatschappelijk assistent.
Religie en godsdienst zijn de vanzelfsprekende leidraad voor elk gedrag. In de
hogeschool hoge mate van vrouwencultus die emancipatie centraal stelt.
Opleiding heeft een grote maatschappelijke betrokkenheid.
Studeren, Lesrooster
De lesroosters van andere scholen worden vergeleken. Opleiding van 3 jaar
laatste jaar specialisatie nijverheid of bijstand.
Voorbereidend jaar
Is een samenvatting van de laatste twee humaniorajaren. Voor jongeren van 17
jaar die de nodige vorming missen om het eerste jaar aan te vangen.
Stage, thesis en examens
18
Afgestudeerd
Werkveld veldwerk
Bijscholing
Diploma in gevaar
2.3. Een canon van sociaal werk
De canon is een verzameling van belangrijke ijkpunten in een bepaald domein.
Eerste plaats kennis verspreiden op een populaire wijze. Kennisverdieping
2.3.1.
Een uitnodiging tot essays
Activering van werklozen. Canon is een samenraapsel van anekdotes uit het
verleden van het sociaal werk. Het kan een rol spelen bij kennisverspreiding en
kennisverdieping. Betekenis van verzuiling/ontzuiling voor het sociaal werk
doorheen de eeuwen heen, over professionalisering, over caritas en overheid.
Kennisverspreiding door exemplarische en symbolische vensters in de canon kan
zo aangevuld worden met kennisverdieping. Historische feiten leiden tot de
duiding van collectiviseringstendensen van solidariteit en
verzorgingsarrangementen. De overgang van lokale caritas naar nationale
verzorgingsstaat. Welzijnswerk als instrument om sociale normen op te leggen.
Minder emancipatorisch en meer een normatief initiatief. Betekenisvolle
tijdsblokken te onderscheiden, eeuwige thema’s van sociaal werk benoemen.
2.3.2.
Tijdsperspectieven
Verleden opdelen in tijdsperioden.





Prehistorie
Oudheid
Middeleeuwen
Nieuwe tijd
Nieuwste tijd
Canon sociaal werk kan je opsplitsen en structureren in tijdsperioden.
Tot 1880 caritas
1880-1940 uitbouw van sociale wetgeving en sociale zekerheid
1940-1980 uitbouw van hulpverlening
sinds 1980 herstructurering van de verzorgingsstaat.
19
Opkomst van het humanisme in de 15e eeuw is een verklaring voor
veranderingen in de armenzorg, de verschuiving van mededogen naar
misprijzen.
De naoorlogse periode: opbouw, uitbouw en afbouw van de verzorgingsstaat.
Vraag wanneer de geschiedenis begint en waar ze eindigt. Huidige versie vlaams
canon eindigen we vijftien jaar geleden.
2.3.3.
Eeuwige thema’s
Canon laat toe een aantal eeuwige thema’s te bespreken. Waar de sociale sector
steeds weer mee te maken krijgt. De identiteit van het sociaal werk is het
belangrijkste thema. Identiteit hangt nauw samen met het instrumentarium van
sociaal werk.
Discussie naar de aard van de vakkennis van het sociaal werk.
De vraag of sociaal werk bijdraagt aan zelfredzaamheid.
Hulpverlening als gunst of recht
De vraag of sociaal werk best kan georganiseerd worden door overheid,
particulier werkveld of via marktprincipes.
2.3.4.
Als de dag van toen
Canon laat een sterke indruk van vooruitgang achter. Professioneel handelen uit
het verleden is terugkijken naar kwakzalverij.
2.4. Het achterhuis in het achterhoofd
2.4.1. We zijn averechts bezig
Kritiek binnen de welzijnssector. ‘de markt van welzijn en geluk’ toont aan dat
achterhuis fundamentele kritiek heeft: Het welzijnsbeleid maakt mensen
machtelozer en komt daardoor in strijd met de doelstelling die in het begrip
welzijn ligt opgesloten. Achterhuis heeft een project rond gezondheids winkel een
een project rond feminisme. Veel van de aspecten van Achterhuis herkennen wij
in de methodieken van vandaag.
2.4.2.
Herstel na de uppercut
Na Achterhuis de periodes:


Postmoderne deprofessionalisering (80’-90’)(eclectisme combineren van
verschillende methodische stijlen)
Verzakelijking en managementisme ( bedrijfsrationaliteit, meetbare
opbrengst, de zachte sector wordt omgebouwd tot social profit sector)
20


Professionele verrommeling (hulpverlende, therapeutische,
probleemoplossende arbeid er duiken nieuwe beroepsspecifieke
verranderingen op)
Renaissance, normatieve reprofessionalisering (sociaal werk van binnenuit
méér kwalitatieve diepgang te geven).
3. Oproep tot normatieve professionaliteit in het sociaal werk
3.1. Soorten professionaliteit
Als de vrijheid om waardegericht te handelen onder druk komt te staan
verschuift de kern van ‘professioneel-zijn’ meer naar het technisch bekwaam
zijn. We moeten niet alleen de dingen goed doen, maar ook de goede dingen
doen. Dit is de aanhef voor het begrip normatieve professionaliteit.
3.2. Dominante systeemeisen en ‘het dikke ik’
Kunneman verdedigt het belang van de normatieve professionalisering. De
dominantie van systeemeisen en de opkomst van het dikke ik zorgen er steeds
meer voor dat morele waarden van professionals op de achtergrond komen.
Systeemnormen bepalen het handelen van sociaal werkers.
Systeemnormen zijn algemene rechtsregels, de contractuele verplichtingen en
het doelmatig en efficiënt realiseren van specifieke organisatiedoelen.
Professionals moeten hier rekening mee houden.
Deskundigheidsnormen die sociale werkers aanzetten tot adequaat en effectief
handelen op basis van professionele kennis, kunde en ervaring.
Vormingsmethodische regels of stappenplannen, procedures
Morele, cultureel verankerde waarden en morele kwaliteiten. Morele waarden zijn
belang van autonomie en persoonlijke ontwikkeling, rechtvaardigheid, billijkheid
of integriteit. Helpen, zorgen, vormen, steunen of begeleiden.
Kunneman deugden: moed, eerlijkheid, medelijden, trouw
Kunneman ondeugden: gemakzucht, onverschilligheid, lafheid
Met de metafoon van het dikke ik bedoeld Kunneman 3 samenhangende
ontwikkelingen:
Het dikke ik neemt wat het denkt nodig te hebben en
dat is heel wat.
Het wil niet alleen steeds meer consumeren maar
eist ook erkenning van zijn handelingsvrijheid en
21
respect voor zijn hoogst individuele opvattingen en verlangens.
Dikke ik permanente concurrentie en prestatieslag.
Dikke ik:
1) Mateloosheid van onbeperkte consumptie
2) Het dik maken van mensen ten koste van anderen, met concurrentie en
individueel succes als sociale horizon. De maatschappij als apenrots
3) Het gevaar van morele onverschilligheid: een dikke huid hebben.
‘Andermans ellende is niet mijn maar hun probleem’
De opmars van het dikke ik manifesteert zich op 3 niveau’s:
1) Persoonlijk niveau
2) Niveau van groepen en organisaties
3) Niveau van de planeet
De verleiding tot dikke-ik gedrag valt in de eerste plaats te begrijpen vanuit alle
verleidingen die de postindustriële consumptiemaatschappij voor steeds meer
mensen produceert. Consumptieve overdaad is de kern van het leven van vele
mensen.
3.3. Ruimte voor dialoog
Tussen verschillende waarden en normen ontwikkelen zich meer en meer
spanningen. Zowel op beleidsniveau als de cliënten met het dikke ik als op de
systeemnormen, als op de morele waarden van het professionele handelen.
Druk om professionele deskundigheid maximaal systeemgericht en productief in
te vullen. Tegendruk door in dialoog te treden en samen te werken. Voor de
hulpverleningsrelatie, de resultaten, de levenskwaliteit, de ethische dimensie in
het werk. Belang van religie en levensbeschouwing. Conflicten vragen overleg en
intervisie maar daar is in de hedendaagse hulpverlening vaak geen tijd en ruimte
voor. Sociaal werk bevind zich voortdurend in spanningsvelden waarin ze morele
keuzes moet maken. Spanningsveld tussen leefwereld en systeem, tussen
rechtvaardigheid, solidariteit en privébelang. Het is niet wenselijk dat
professionals telkens opnieuw op individuele basis deze fundamentele keuzes
moeten maken. Professionals moeten zich ondersteund voelen in het maken van
keuzes. Dat kan in een organisatie die daarvoor ruimte biedt.
Ruimte scheppen voor Self-empowerment. Ontwikkelen van normatieve
professionaliteit. Dit kan enkel wanneer er in het management van een
organisatie ruimte is voor dialoog over thema’s waar het echt toe doet in de
hulpverlening. Volgens Kunneman vraagt dat ruimte voor Kampvuren.
3.4. Lantaarnpalen en kampvuren
22
Kunneman gebruikt metaforen om de sociale werkelijkheid in waarden en
beelden te bevatten. De krachtige beelden verhelderen de complexe realiteiten.
Hij beschreef het individualiseringproces zoals de overgang tussen de
theemutscultuur naar het walkman-ego. Achter het beeld schuilt de sociale druk
in een traditioneel gezin naar het vrijgevochten individu in de stad.
Welzijnsorganisaties en hun professionals kunnen werken als lantaarnpalen of als
kampvuren. Lantaarnpalen zijn gericht op een maximale zichtbaarheid, controle
en centrale sturing. Door een sterk beheersingsdenken willen ze de
welzijnssector efficiënter maken door hogere palen te installeren met een sterker
licht. Lantaarnpalen kunnen langer branden en je kan meer lichtpunten voorzien
op die manier krijgen ze meer greep op sociale ontwikkelingen. Volgens de
activeringslocica ontstaat er een nieuw aanbodsgericht en normaliserend denk en
handelingskader. De cliënt en de sociaal werker worden steeds efficiënter
gecontroleerd en er is steeds minder ruimte voor eigen autonomie, creativiteit en
normatieve professionaliteit, voor een proces op maat en ritme van de cliënt.
Tegenstrijdig is de logica van de kampvuren. Hun licht en vuur is zelf gestookt.
Zij vertrekken van verhalen, in plaats van agenda’s en rationele doelen. Ze
bieden ruimte aan personen en hun emoties. Er is ruimte voor presentie en echte
aandacht.
Het sociaal werk van vandaag kent meer druk op de logia van de lantaarnpalen:
controle, verantwoording, doelmatigheid en efficiëntie worden steeds centraler.
Hoe fel de lantaarnpalen ook schrijnen er ontsnapt steeds weliets aan hun licht.
De bureaucratisering van het welzijnswerk, de toename van controle en de
afname van betrokkenheid in hulpverleningsrelaties omwille van de hoge
caseload. Morele waarden en menselijke betrokkenheid valt moeilijker te
controleren, maar dit blijkt essentieel voor de kwaliteit van het sociaal werk.
Vanuit de lantaarnpalen zijn kampvuurtjes tijdrovend. Hier ligt een bron van
kritiek en tegenspraak maar hier ligt het belang van normatieve
professionalisering. Goede hulpverlenging werkt verbindend. In de hulpverlening
moet zowel een instrumentele als een expressieve dimensie gebruikt worden.
Bind-kracht. Product en resultaatgericht werken vereist ook een betrokken
hulpverleningsrelatie. Bij kampvuren is er niet alleen ruimte voor verbinding
maar ook voor trage vragen rond ervaren onrecht, onbegrip, frustraties en
negatieve omgangspatronen. Om deze ‘plekken der moeite’ te betreden ook al
zijn de opbrengsten daarvan vanuit organisaties gezien ambivalent. Toch kunnen
zij leiden tot nieuwe zin, inspiratie en onderlinge betrokkenheid, aar ook tot
onwelkome kritiek op vanzelfsprekende vormen van onrecht en
onverantwoordelijkheid. Centraal dilemma van mensgerichte professionals,
parallel aan gewetensvragen van consumenten. De vragen zijn nodig vanuit een
reflexieve houding. Er zijn ook valkuilen voor overbelasting van sociale werkers.
De fundamentele reflectieprocessen, de filosofische of levensbeschouwelijke
perspectieven kunnen helpen om de plek der moeite te betreden. Er moet hier
ruimte voorzien worden in opleidingen, vormingen en intervisies. Het is een
23
vraag om een inhoudeiljk langetermijnperspectief voorbij de machteloosheid en
voorbij het dikke ik.
4. Kader voor Vlaamse opleidingen bachelor in het sociaal werk.
4.1. Statuut van een referentiekader
Een domeinspecifiek referentiekader voor het sociaal werk. Dit is het
gemeenschappelijk kader. Een eigen opleidingsprofiel met een eigen
competentielijst.
4.2. Taakverduidelijking sociaal werk
De weg naar een gemeenschappelijk referentiekader sociaal werk, vertrekt bij
een internationale definitie die bepaalt dat alle vormen van sociaal werk een
gezamenlijke kern hebben. Alle opleidingen sociaal werk hebben een gezamelijke
kern.
1.
2.
3.
4.
Internationale missie ,Sociaal werk
Sociaal agogisch handelen als overkoepelden begrip
Op wie richt zich het sociaal agogisch handelen
Fundamentele kern en competenties.
1. Mission statement social work is een breed aanvaarde omschrijving van
het ‘waartoe’ van het sociaal werk.
2. Het handelen dat vanuit de missie wordt ontwikkeld kiezen we de term
sociaal-agogisch handelen.
3. Voor wie wordt het sociaal agogisch handelen opgezet. Het
overkoepelend begrip is de belanghebbenden.
4. In de opleidingen zijn er heel wat competenties. De competenties
hangen onderling samen en zijn opgebouwd op een fundamentele kern.
4.3. Internationale missie sociaal werk
Sociaal werk staat voor sociale verandering,
Probleemoplossing bij menselijke relaties en
het empoweren en bevrijden van mensen, met
24
Steeds als doel hun welzijn te bevorderen.
De sociaal werker intervenieert op die terreinen waar mensen interageren met
hun omgeving en
Maakt hierbij gebruik van theorieën over menselijk gedrag en over sociale
systemen.
De uitgangspunten van de mensenrechten en
Van sociale rechtvaardigheid zijn
Fundamenteel voor het sociaal werk.
3 algemene doelen geformuleerd:



Sociale verandering
Probleem –oplossing bij intermenselijke relaties
Empowerment en bevrijding om uiteindelijk tot een toestand van wellbeing te bereiken.
Er word gebruik gemaakt van bepaalde kennis.
Dat interventies gebeuren op een specifiek punt in het sociaal systeem.
Het fundament gevormd wordt door waarden.
Fundamentele kern sociaal werk
4.4. Sociaal agogisch handelen als overkoepelend begrip
4.4.1. Combinatie van doelen
Handelingen vanuit de internationale definitie is sociaal agogisch handelen.
Sociale doel: realisatie van een menswaardig bestaan. Zowel feitelijk als vanuit
beleving. Het sociaal agogisch handelen is gericht op vrijwel alle acetten van de
interactive van het individu met zijn of haar omgeving. Het kan gaan om
persoonlijke zelfrealisatie, realiseren van menswaardige maatschappelijke en
culturele verhoudingen. Begrip ‘menswaardig’ vertrekt vanuit principes en
waarden die samengaan met het sociaal werk.
Agogische doel: probleemoplossing, een verandering, een bevrijding. De term
kan gelijkgesteld worden aan veranderkundig. De professional werkt
ontwikkelingsgericht en op basis van wederkerigheid. Professional is degene die
veranderingen initieert, begeleidt en faciliteert in de verhouding individuomgeving. In dialoog wordt er een bepaalde richting bepaald. De sociaal agogen
25
zijn niet zozeer gericht op het beschrijven van situaties maar op de dynamiek
van het veranderen, samen met betrokkenen.
De combinatie van sociale en agogische doelen: Sociaal werkers zijn bezig met
methodisch de realisatie van sociale waarden binnen de samenleving en gericht
op optimalisatie van een menswaardig bestaan voor alle leden van de
samenleving. De professional moet permanent ethische afwegingen maken en
een positie innemen dat kan tot een dimensie worden beschouwd als
menswaardig.
4.4.2.
Sociaal agogisch handelen in diverse situaties
Sociaal agogisch handelen draagt bij aan het oplossen of het hanteerbaar maken
van sociale vraagstukken en sociale initiatieven. Het is gericht op verschillende
facetten van de verhouding individu en samenleving. Sociaal agogisch handelen
gebeurd in zeer diverse situaties.
De situatie: de aanleiding, de achtergrond, de context end e globale samenhang
van het sociaal agogisch handelen.
Sociaal-agogisch handen van de sociaal werker vind plaats in tal van sectoren:
zorg en welzijn, cultuur, educatie en onderwijs, gezondheidszorg, sport en
recreatie, justitie, wonen, stadsontwikkeling, openbaar bestuur, veiligheid,
rechtspraak, werk en inkomen, religie en levensbeschouwing, politiek, recreatie,
toerisme, vrije tijd.
Sociaal agogisch handelen van de sociaal werker vind plaats overheen
verschillende levensdomeinen en vanuit diverse perspectieven, van het
intrapsychische tot het macro-maatschappelijke.
4.4.3.
Sociaal agogisch handelen in vele soorten
processen
Sociaal agogisch handelen is interactief en dialogisch, gekarakteriseerd door
wederkerigheid. In de dialoog word normativiteit aan de orde gesteld. De
persoonlijkheid van de professional speelt mee. De persoonlijke kwaliteiten van
de professioneel worden ingezet ten behoeve van het initiëren van verandering
of ten behoeve van het versterken van het zelfregulerend vermogen. De sociaalagoog beschikt in de dialogische relatie wel over professionele macht en draagt
verantwoordelijkheid voor de relatie. Hij of zij verantwoordt zich naar de mensen
voor wie hij werkt, naar de eigen organisatie, naar collega-professionals en naar
de wereld van beleid en overheid.
Sociaal agogische processen:
De sociaal agogische processen zijn divers en kennen specifiekere verwoordingen
zoals: dienstverlening, psychosociale hulpverlening, belangenbehartiging,
26
personeelsbeheer, personeelsbeleid, educatief werken, cultureel werken,
preventie of proactief werken, sociale beleidsbetrokkenheid, dossiervorming en –
beheer, organisatieontwikkeling, netwerkvorming, beleidsbeïnvloeding. De
omvattende term die we in de competentielijst gebruiken is dus: sociaalagogisch proces.
4.5. Op wie richt zich het sociaal-agogisch handelen?
In de dienstverlening hebben we het over ‘de cliënt’ of ‘de belanghebbende’.
De belanghebbende:
De sociaal agogische processen gebeuren voor, door en met: één persoon of
meerder personen, het gezin, de groep, de organisatie, de leefgemeenschap, de
werkgebieden die al dan niet op eigen vraag professioneel in contact komen met
een sociaal werker. Het begrip belanghebbenden word gebruikt.
Systeemniveau:
Sociaal agogisch handelen kan zich richten op verschillende systheemniveaus.
Het kan gaan om individuen , maar ook om families, vrijwilligers, groepen en
gemeenschappen. Het systeem kan ook een geografische benoeming hebben.
BV: buurt, wijk, dorp, stad, provincie of land. Systeemniveau valt ook te
definiëren vanuit een bestuurlijk of overheidsplerspectief zoals organisatie,
instelling, gemeente, staddeel, provinciale of regionale of federale overheden.
Ook private ondernemingen en overheidsdiensten kunnen deel uit maken van het
systeem.
Vraagperspectief – aanbodperspectief:
Van wie of van waar komt de vraag naar sociaal agogisch handelen. Soms stelt
een individu de hulpvraag. In andere gevallen gaat de opdracht voor de sociaal
werker uit van de overheid. De overheid kan ook een open of zelfs gesloten
aanbodperspectief ontwikkelen. Gedwongen hulpverlening speelt ook een rol in
het sociaal werk.
4.6. Fundamentele kern en competenties
4.6.1
Fundamentele kern
Fundamentele kern van het sociaal werk.
27
Cirkel met vier kwadranten, die samen de kern van het sociaal werk vormen: al
het sociaal agogisch handelen is doordrongen van deze kern. De 4 aspecten zijn
niet los van elkaar te zien en beïnvloeden elkaar ook onderling.
1.
2.
3.
4.
Algemeen doel
Body of knowledge
Grondwaarden
Basispositie
1. De kern bevat de algemene doelen en missie van sociaal werk. Als
uitgangspunt wordt de internationale definitie van sociaal werk gebruikt.



Sociale verandering
Probleemoplossing bij intermenselijke relaties
Empowerment en bevrijding.
2. De body of knowledge is het kennisdomein van de beroepsgroep sociaal
werk, waaraan de professional zijn theoretische en praktische kennis,
inzichten en methoden ontleent. Kennis inzake menswetenschappen,
probleemkennis, kennis van de doelgroepen en zeker ook beproefde
inzichten en methoden binnen het sociaal werk. Het bestaat uit zowel
expliciete (duidelijk) als impliciete (onuitgesproken) kennis.
3. Basisposities van de sociaal werker. Hij stelt zich op tussen mens en
samenleving en kiest voor een specifiek aangrijpingspunt. Bruggenbouwer.
Positie als partner, het samenleven mee creëren.
4. Grondwaarden: key values. Het gaat hierbij om normen, waarden,
principes en ook de vertaling hiervan in rechtsregels.
De competentiebenadering is de link tussen competenties en een
gemeenschappelijke fundamentele kern. De onderlinge verbanden tussen de
competenties zijn van tel. Het geheel is veel meer dan de som van de delen;
4.6.2
vijf clusters rond de kern
28
De competentieclusters zijn de accenten binnen het sociaal-agogisch handen van
de sociaal werkers. De 5 clusters vormen 1 geheel en staan allen in verbinding
met de fundamentele kern.





Contact leggen en oriënteren
Stimuleren tot zelfontwikkeling
Sociaal agogische expertise inbrengen
Vermaatschappelijken
Professioneel werken en ontwikkelen
Elke competentiecluster dient uitdrukkelijk in relatie tot de smenleving en in
relatie tot de belanghebbende gelezen te worden.
Samenleving
Sociaal werker
4.6.3
Belanghebbenden
Vlaamse competentielijst Professionele
Bachelor in het sociaal werk.
Competenties worden opgevat als bekwaamheden maar dienen getoetst te
worden via gedrag. Gedragsoriënterende formulering van de competenties.
Een beginnend sociaal werker is in staat om evenwichtig met het geheel van
deze competenties om te gaan.
4.6.4
Voorbeelden en toelichting bij de
competentielijst
De lijst met competenties is eerder bedoeld als verduidelijking.
Oriënteren en contact leggen
De sociaal werker investeert in een brede oriëntatie en een goed contact met de
belanghebbenden. De dialoog is belangrijk en het bekijken van de
systheemniveau’s zodat er een totaalbeeld zichtbaar wordt.
De sociaal werker gebruikt alle mogelijke relevante inlichtingen, contacten en
bronnen om zich tot de belanghebbenden en de situatie te kunnen verhouden.
Hij zoekt daarbij de juiste balans tussen disciplineren en emanciperen, tussen de
kijk van de belanghebbenden en de kijk van andere betrokkenen in de
samenleving.
Realiseert authentiek contact in een professionele relatie.
29
Raadpleegt een breed geheel van bronnen om samen met de belanghebbenden
een inschatting van de situatie te maken.
Stimuleren tot zelfontwikkeling
De sociaal werker ondersteunt mensen bij hun maatschappelijk en sociaal
functioneren en bied de diensten als gids aan. Vanuit het cliëntperspectief
bekeken staat zijn opdracht in als assistence sociale. Het stimuleren van
zelfontwikkeling bij de belanghebbenden. Hij steunt bij het verkennen,
herkennen en erkennen van sociale noden, van verwachtingen en van talenten.
Spanning en de verbinding van een cliëntperspectief met een maatschappelijk
perspectief.
Stimuleert en steunt de belanghebbenden bij het verkennen, erkennen en
aanpakken van noden, talenten en verwachtingen
Gidst de belanghebbenden deskundig anar relevante voorzieningen en
arrangementen.
Sociaal agogische expertise inbrengen
De sociaal werker beheerst een aantal methodieken en technieken om sociaal
agogische processen te kunnen realiseren. Afstemming op de belanghebbende
past de sociaal werker de methodieken en technieken toe. Hij weegt af in dialoog
welke sociaal-agogische handelingsvorm in de situatie geschikt is en past de
gekozen methoden vakkundig toe. De sociaal werker werkt met een flexibele
systematiek. We gebruiken daarvoor de term projectmatig. Dat slaagt op
plannen, beheersen en structureren. De sociaal werker heeft oog voor
proceselementen van zijn werkzaamheden met, door en voor het cliëntsysteem.
De kwaliteit van de relatie en de betrokkenheid van de belanghebbenden blijven
belangrijk. Communicatie is geen overbodige luxe. Sociaal agogische processen.
Interventie-accenten: dienstverlening, psychosociale hulpverlening,
belangenbehartiging, personeelsbeheer, personeelsbeleid, educatief werken,
cultureel werken, preventie of proactief werken, sociale beleidsbetrokkenheid,
dossiervorming en beheer, organisatieontwikkeling, netwerkvorming,
beleidsbeïnvloeding.
Hanteert adewuate communicatie en interactievormen aangepast aan de
belanghebbenden en aan de aard van de sociaal agogische processen.
Ontwerpt en begeleidt sociaal agogische processen in dialoog met de
belanghebbenden en afgestemd op de situatie
Handelt procesmatig en projectmatig vanuit zijn methodische expertise.
30
Vermaatschappelijken
De term vermaatschappelijken wijst op het zien van verbanden tussen
particuliere problemen en maatschappelijke verhoudingen. De sociaal werker
levert een kritische bijdrage aan het samenleven. Door de uitvoering van
beleidsmaatregelen, door het signaleren waar het beleid te kort schiet. Helpt
zoeken hoe mensen kunnen samenleven, aandacht voor specifieke doelgroepen.
Hij volgt evoluties in de samenleving en gaat een dialoog aan tussen diverse
samenlevingsgroepen en stimuleert burgerschap.
Signaleert wrijvingen tussen den evoluerende samenleving en de
belanghebbenden.
Helpt de belanghebbenden verbinden met de samenleving en omgekeerd.
Bouwt partnerschappen om inclusief samenleven te creëren met respect voor
ecologische grenzen.
Professioneel werken en ontwikkelen
De sociaal werker werkt als professional binnen een bedrijf, organisatie of
netwerk en levert een bijdrage aan de opdrachten en het beleid ervan. Legt
verantwoording af voor het eigen functioneren en voor het eigen aandeel. Bij die
verantwoording spelen technisch methodische maar ook waardegebonden
aspecten aan bod. De sociaal werker zal zich positioneren als professional in zijn
vakgebied ten opzicht van zijn arbeidsorganisatie en ten aanzien van de
maatschappelijke ontwikkelingen. De sociaal werker denkt mee over
maatschappelijke veranderingen en wijzigt beleid met betrekking tot het
vakgebied. Hij draagt bij aan de ontwikkeling van het sociaal werk als beroep
door allerlei vormen van onderzoek en ervaringsuitwisseling.
Werkt samen in een team en levert en bijdrage aan doelen, beleid en beheer van
de organisatie.
Werkt multidisciplinair samen en binnen netwerken van organisaties.
Werkt aan eigen professionalisering en draagt bij aan ervaringsuitwisseling en
praktijkonderzoek.
31
4.7. Specificeren van de Vlaamse competentielijst sociaal
werk.
De Vlaamse competentielijst sociaal werk is een poging om over
afstudeerrichtingen, specialisaties en sectoren heen, competenties vanuit een
generieke invalshoek te formuleren. Vlaamse competentielijst sociaal werk
contextualiseren;
5. Ipsoc-SW-competentielijst
Sociaal werk draait om :
Relationele basis: Functionele interacties die met personen, groepen en
organisaties worden ontwikkeld.
Inhoudelijke know what en know why: de kijk op mensen en hun sociale
omgeving, de combinatie van sociaal psychologische invalshoeken met
maatschappelijke invalshoeken
Know how: hoe voeren we sociaal werk goed uit.
6. Bijkomende uitdagingen voor het huidig sociaal werk
Hoe bouwt sociaal werk in de toekomst aan de drie doelen in haar definitie?
Hoe zal de verhouding zijn tussen de bouwstenen van sociaal werk: waarden,
theorievorming en praktijk? De waarden als fundament blijven zien? Normatieve
professionalisering, meetbaarheid?
Geschiedenis van de opleiding en canon dat klassieke thema’s discussies
veroorzaken en blijven . Hoe dilemma’s in de toekomst aanpakken?
6.1. Casusmateriaal Monica
Eind augustus 2008. Antwerps OCMW voorzitter Monica De Coninck Sp.a stelt
voor om mensen die op de arbeidsmarkt geen kans maken een hogere uitkering
te geven en het stuttut van gehandicapte.
Voorstel is stigmatiserend en kwetend. De term ‘sociaal onaangepasten’ Mensen
die in deze situatie zitten zijn zeker geen vaststaande eeuwige durende
categorie. Een negatief zelfbeeld is een eerste hinderlaag voor sociale integratie
van mensen die onderaan de arbeidsladder staan. Er wordt voor hen beslist
zonder hen keuzes te geven en hun kennis te respecteren. Hen in een aparte
categorie indelen benadrukt het onveranderlijke van hun situatie. Door iemand
de term gehandicapt te geven verdwijnen ze uit de sociale
ondersteuningsstructuren.
Activeringsbeleid
32
6.2. Ecologisch sociaal werk
Ideologische bijsturing van sociaal werk. Mensen met problemen moeten een
extra inhaalbeweging maken. Menselijke ontwikkeling op duurzaamheid moet
mikken en op evenwichten tussen mens, natuur en sociale omgeving. Voor
sommigen is het evenwicht totaal zoek. Hoe groter de keuze, hoe moeilijker we
kunnen kiezen. Mensen werken zich te pletter of steken zich in de schulden om
nog meer te kunnen consumeren.
De link tussen ecologie en sociaal werk word omschreven als de ‘slachtoffers van
het verloren evenwicht’ : mensen ervaren nadelen van de verkeerd
georganiseerde wereld. De link tussen sociaal werk en ecologie is zichtbaar:
gezondheidsproblemen, woonkwaliteit, toegang tot noodzakelijke hulpbronnen. …
Een oproep voor een ecologisch sociaal werk. Doelstellingen vanuit sociaal werk
is emancipatie, empowerment, welzijn. Dit wordt gekoppeld aan voorwaarden
van economische groei en verwachtingen van technologische vooruitgang.
In de internationale definitie voor sociaal werk moet er buiten de mensenrechten
en de sociale rechtvaardigheid ook het concept van duurzaamheid bevatten. Het
sociaal werk moet de ecologische beweging zien als een sociale beweging.
Duurzaamheid
Hoe krachtig het ecologische element moet/ mag doorwegen bij het onderzoeken
van de hedendaagse maatschappelijke structurele context, is een discussie en
confrontatie.
7. Afstudeerrichting personeelswerk

















Geen vragen op het examen.
Inleiding met verantwoording en structuur
PW doorheen 3 jaar bachelor in het sociaal werk
Arbeid
Arbeidorganisaties
Doelgroepen en het stakelholdersmodel
Personeelsbeleid met doel en principes
Domeinen waarop gewerkt wordt
Een introductie in het personeelsbeleid
Definities
Visie op personeelsbeleid
Beleid
Organisatiebeleid binnen omgevingstendensen
De omgeving – tendensen
HRM
Een driedubbele integratie
De medespelers
33



















Het top-management
De leidinggevenden
De medewerkers
De personeelswerker
Andere
Personeelsbeleid en organisatiecultuur
Personeelsbeleid en organisatiestructuur
Personeelsmanagementinformatiesysteem PMIS
Historische schets
Paternalisme vanaf +- 1875
Scientific management vanaf +- 1920
Human relations +- 1945
Revisionisme vanaf +- 1960
De economische crisis vanaf +- 1970
Via nieuwe zakelijkheid naar HRM vanaf +- 1980
En de toekomst?
Verschillen in personeelsbeleid
De personeelstechnieken
Een profielschets
8. Afstudeerrichting sociaal-cultureel werk
8.1. Inleiding
Betrokken raken bij sociaal-cultureel werk als je :






Een boek leent in de bibliotheek
Deelneemt aan een activiteit in het cultureel centrum
Een cursus volt die niet door de school of opleiding wordt aangeboden
Lid bent van een koor
Meespeelt bij het plaatselijk amateurtoneel, een fanfare of een popgroepje
Meewerkt bij de plaatselijke vrouwenvereniging of ouderenbond
Voor kinderen en jongeren als je:



Lid bent in een jeugdbeweging
Deelneemt aan speelpleinwerking, grabbelpas, Swappas, de kunstbende
Deelneemt aan een activiteit van het jeugdhuis
Mensen nemen het sociaal-cultureel werk zelf in handen als ze:





Initiatief nemen voor een milieu-actie
Een betoging voor verdraagzaamheid organiseren
Vrijwillige medewerker zijn in de wereldwinkel
Bestuurslid zijn van één of andere bond
Leidster zijn in de jeugdbeweging
34
De sector sociaal cultureel werk kan je algemeen omschrijven als
een verzameling van organisaties die mensen, kinderen en jongeren,
volwassenen, ouderen
aanspreken in hun vrije tijd,
ze nodigen hen uit om deel te maken van een sociaal netwerk en
op die manier gemeenschapsvorming bevorderen en
een werking ontplooien op recreatief, cultureel en of educatief gebied.
Het opnemen van sociale zorg en het voeren van collectieve actie kan vanuit de
organisaties gebeuren.
Kenmerkend is het engagement voor de doelgroep of het thema en de sterke
vrijwillige betrokkenheid van de medewerkers, leden en deelnemers.
Een individu zoekt in zijn omgeving zingeving en identiteit.
8.2. Sectoren van en naast het sociaal-cultureel werk
Sociaal cultureel werk: organisaties overlopen die door de Vlaamse overheid
financieel ondersteund worden.
De werksoorten die de Vlaamse overheid bij het beleidsdomein sociaal cultureel
werk bijrekent:
1.
2.
3.
4.
5.
Culturele en gemeenschapscentra
De openbare bibliotheken
Het jeugdwerk
Het sociaal cultureel volwassenenwerk
Amateurkuntsten
1. Cultuur en gemeenschapscentra
Ze berusten op het vrije initiatief. Mensen brengen een werkvorm tot stand en
initiatiefnemers kloppen aan bij de overheid voor erkenning en subsidiëring. Bij
cultuurcentra is de overheid de initiatiefnemer. Zij beheert het centrum,
financiert het en ontvangt een subsidie van de Vlaamse Gemeenschap.
Cultuur en gemeenschapscentra hebben een receptieve functie: Ze bieden
sociaal-culturele verengingen en andere initiatiefnemers de nodige infrastructuur
voor hun activiteiten. Ze bieden het brede publiek een eigen programma aan. De
kernopdracht van de centra is driedelig.
35



Cultuurspreiding
Cultuurparticipatie
Gemeenschapsvorming
Cultuurspreiding betekent het spreiden of met andere woorden dichter bij de
bevolking brengen van culuurscheppingen, zowel hedendaagse creaties als uit
het verleden.
Cultuurbemiddeling: het toegankelijk maken en helpen verwerken van culturele
inhouden.
Cultuurparticipatie: De opdracht van cultuur en gemeenschapscentra is om bij te
dragen tot een hogere en diepere participatie van brede lagen van de bevolking
aan het culturele leven.
Gemeenschapsvormende functie: versterken en vernieuwen van het sociale
weefsel en op groepsvorming met oog op een democratische, solidaire, open
cultureel diverse samenleving.
2. Openbare bibliotheken
Een openbare bibliotheek werd vooral gezien als instrument van
cultuurverspreiding. Om de boeken bij de bevolking te brengen. Tegenwoordig
heeft de bibliotheek een ruimere opdracht. Het is een voorziening waar mensen
voor het opzoeken van allerlei informatie terecht moeten kunnen.
Collectie:








Boeken
Tijdschriften
Compact disks
cd-roms
dia’s
videocassettes
dvd’s
internet
Gebruikers moeten gratis toegang tot het internet krijgen. Het is een voorziening
die de voorwaarde moet scheppen voor levenslang leren, culturele ontwikkeling
van individuen en het democratisch functioneren van de samenleving.
Het netwerk van openbare bibiotheken in vlaanderen wordt gesteunt door :


Vlaams Centrum voor Openbare Bibliotheken (VCOB)
Cultuur Lokaal
36
3. Het jeugdwerk
Jeugdwerk is sociaal-cultureel werk. Het is er voor de jeugd maar ook door de
jeugd. Jeugdwerk heeft een sterk participatief karakter. Het is doordrongen van
de vrijwilligerscultuur. Jeugdwerk grijpt plaats in de vrije tijd van kinderen en
jongeren die op vrijwillige basis deelnemen aan activiteiten. Het doel van
jeugdwerk is de bevordering van de algemene ontwikkeling van de jeugd. Het
jeugdwerk is niet-commercieel.
Er is een grote variatie aan juegdwerk.















Jeugdbewegingen
Jongerenbewegingen
Jeugdhuizen
Jeugdclubs
Jeugdateliers
Jeugdmuziekateliers
Vakantiespeelpleinwerking
Grabbelpaswerking
Jeugdgroepen voor amateuristische kunstbeoefening
Politieke jongerenorganisaties
Werkingen voor maatschappelijk kwetsbare kinderen en jongeren
Vorming werkende jongeren
Gemeentelijke jeugddiensten
Gespecialiseerde jeugdorganisaties
Landelijke jeugddiensten
Het steunpunt jeugd steunt op 3 pijlers:



Impulsen geven aan een geïntegreerd jeugdbeleid
Expertise over jeugd en jeugdwerkbeleid verzamelen en ontsluiten
Het jeugdwerk in al zijn vormen en gedaanten ondersteunen
4. Het sociaal-cultureel volwassenwerk
Sociaal werk krijgt vorm voor en door maatschappelijke ontwikkelingen. Sociaal
cultureel volwassenwerk is een benaming voor de vorige term volksontwikkeling.
Werkt samen met





Openbare bibliotheken
Cultuurcentra
Gemeenschapscentra
Jeugdwerk
Amateurkunsten
37
Sociaal culturele volwassenwerk bevat 3 werksoorten



Sociaal culturele verenigingen
Sociaal culturele bewegingen
Sociaal culturele vormingsinstellingen (volkshogescholen en
gespecialiseerde vormingsinstellingen)
Kenmerkend voor sociaal culturele vereninging is dat de leden lidgeld betalen. Ze
kunnen activiteiten organiseren voor een breder publiek. Ze worden gedragen
door vrijwilligers. De lokale werking krijgt inhoudelijke en methodische
ondersteuning door beroepskrachten (sociaal cultureel werkers).
Sociaal culturele vormingsinstellingen hebben het karakter van een voorziening.
Er zijn beroepskrachten die werken aan educatieve programma’s uit voor
geïnteresseerde deelnemers. Die deelnemers betalen een bijdrage voor de
activiteit waaraan ze participeren en hun engagement reikt niet verder dan die
activiteit.
Sociaal culturele bewegingen zijn organisaties die gericht zijn op
maatschappelijke verandering. Ze specialiseren zich in één maatschappelijk
relevant thema of in verschillende thema’s. De activiteiten van bewegingen
hebben te maken met sensibilisatie, educatie en sociale actie. Ze hebben een
educatieve en maatschappelijke activeringsfunctie. Ze werken landelijk en
richten zich tot een breed publiek door middel van thematische campagnes.





Vrede en verdraagzaamheid
Mensenrechten
De bevordering van burgerschap, participatie, inclusie en samenleven
Voeding
Geld en verantwoorde consumptie
Socius het steunpunt voor sociaal cultureel volwassenwerk vzw, is een
organisatie dat zich richt naar het erkende en of gesubsidieerde sociaal cultureel
volwassenenwerk of organisaties die de sociaal culturele methodiek toepassen.



Praktijkondersteuning
Praktijkontwikkeling
Communicatie
FOV: federatie van organisaties voor volksontwikkelingswerk en is een autonome
en onafhankelijke VZW van en opgericht door erkende organisaties voor sociaal
cultureel volwassenwerk. De FOV verdedigt de belangen van de gesubsidieerde
sociaal culturele organisaties bij overheden en bij andere beleidsinstanties.
38
5. De amateurkunsten
Mensen beoefenen in het vrije tijd en zonder beroepsdoeleinden een of andere
kunstdiscipline meetal in verenigingsverband dit zijn amateurkunstenaars.
Verenigingen voor amateur kunsten bieden mensen een creatieve uitlaatklep en
vormen op die manier een laagdrempelige structuur om deel te nemen aan
cultuur. De amateur kunsten brengen veel mensen samen en hebben dus ook
een sociale, gemeenschapsvormende functie.
De overheid erkent en subsidieert één landelijke organisatie per kunstdiscipline










Theater
Dans
Beeldende kunst
Beeldexpressie
Letteren
Lichte muziek
Vocale muziek
Instrumentele muziek
Volksmuziek
Circuskunsten
Jaarlijkse week van de amateurkunsten.
6. De kunstensector en de erfgoedsector
Er is een groeiende aandacht voor educatieve activiteiten
Kunsteducatie:
Leren luisteren en kijken naar en reflecteren over kunst. Kunst is een doel op
zich maar anderzijds draagt kunst bij tot persoonlijkheidsontwikkeling en tot een
beter functioneren van de samenleving.
Federatie van organisaties kunsteducatie FOK.
Sociaalartistieke projecten
Sociaal en cultureel achtergestelde groepen in contact brengen met diverse
kunstvormen en samen met hen artistieke producties en voorstellingen
realiseren.
Cultureel erfgoed
De openmonumentendagen en de erfgoedweekend. Je kan erfgoed zien als ‘al
het waardevolle van de vorige generaties. Cultureel erfgoed heeft een
specifiekere betekenis. Monumenten, landschapzorg, zorg voor archeologische
patrimonium, dit wil zeggen de zorg voor het onroerende erfgoed. Immaterieel
39
erfgoed omvat verhalen, tradities, liederen. Roerende en onroerend erfgoed zijn
onlosmakeiljk met elkaar verbonden.
Volkscultuur:
Ze bestuderen het culturele erfgoed en de lokale geschiedenis of organiseren
allerlei activiteiten, feesten of evenementen.
De volkscultuur heeft een eigen decreet: erkenning en subsidiëring van
organisaties voor volkscultuur en de oprichting van de vzw Vlaams centrum voor
Volkcultuur.
7. Samenlevingsopbouw
Onder de groep samenlevingsopbouw groeperen we 3 werksoorten:



Het opbouwwerk
Het werk in de diversiteitsector
buurtwerk
Bevolking of doelgroepen actief betrekken bij de vormgeving van de lokale
samenleving. Ze proberen de collectieve en structurele dimensie van sociale
problemen aan te pakken. Ze bevorderen elk op hun eigen manier de participatie
van doelgroepen.
Inspanningen om de maatschappelijke betrokkenheid van burgers te vergroeten
om hun rol en verantwoordelijkheid in de opbouw van de samenleving te
bevorderen. De overheid moet de verantwoordelijkheid omnemen en waar nodig
een nieuw beleid ontwikkelen of het bestaande bijsturen.
Men richt zich hoofdzakelijk tot maatschappelijk achtergestelde groepen. Van
maatschappelijke achterstelling is sprake wanneer mensen in vergelijking met
het geheel van de samenleving en op een duurzame wijze belemmerd worden in
hun kansen om op een bevredigende wijze te delen in maatschappelijk
hooggewaardeerde goederen zoals inkomen, arbeid, onderwijs, huisvesting,
gezondheid, maatschappelijke invloed,… Armoede is een extreme vorm van
achterstelling.
40
8.3. De functies van sociaal cultureel werk
Sociaal cultureel werk heeft raakvlakken met 4 andere sectoren: educatie,
cultuur, welzijn en recreatie. Voor een stuk lijkt sociaal cultureel werk te
overlappen met die sectoren. De sectoren waarmee het raakvlakken heeft neemt
ze op en integreert het. Sociaal cultureel volwassenwerk heeft 4 functies




Gemeenschapsvormende functie
Culturele functie
Maatschappelijke activeringsfunctie
Educatieve functie
8.3.1
De gemeenschapsvormende functie
De gemeenschapsvormende functie is de functie die gericht is op het versterken
en vernieuwen van het sociale weefsel en op groepsvorming met het oog op een
democratische, solidaire, open en cultureel diverse samenleving.





Gemeenschapsvorming is het antwoord op een aantal problemen
Een dalend veiligheidsgevoel
Vormen van onverdraagzaamheid
Interculturele conflicten
Onverschilligheid ten opzichte van sociale cohesie en burgerschap
Samenleven is mogelijk: vorming van succesvolle gemeenschappen. Recht van
de sterkste. Samenleven van burgers heeft te maken met geïnterioriseerde
waarden. De media besteed terecht veel aandacht aan de momenten dat de
sociale orde faalt. Ouders hun kinderen verwaarlozen, daad van zinloos geweld,
ambtenaar betrapt met corruptie. De morele normen van de samenleving worden
duidelijk door de media aandacht gevolgd. De media aandacht mag ons niet
doen vergeten dat de sociale orde in de meeste gevallen wel werkt. Het tot stand
komen van een gemeenschap of van sociale orde is helemaal geen
vanzelfsprekendheid.
Streefdoelen bij gemeenschapsvorming:
Gemeenschapsvorming kan per werksoort bekeken worden.
Gemeenschappelijkheid staat centraal. Hoe brengen we mensen met diverse
interesses, sociaal en cultureel verschillende achtergronden en ambities en een
relatieve interesse in samenleven samen? Door te kijken naar het
gemeenschappelijke in hun engagement of participatie en dat aan te wenden.
Mensen verenigen zich op grond van hun interesses. Door dat mensen een
gemeenschappelijke passie of interesse delen voelen ze zich erkend en
gewaardeerd binnen de groep. Dit noemt men bonding. Door van het
verenigingsleven bij te dragen tot de gemeenschapsvorming. Het is noodzakelijk
41
bruggen te bouwen dat heet bridging. Bruggen bouwen naar andere verenigingen
en groepen. Op grond van gedeelde gemeenschappelijkheid.
Methodische uitlopers: hoe herken je gemeenschapsvormende elementen in een
cultureel project?
8.3.2
De culturele functie
De culturele functie is de functie die zowel in de brede als in de engere zin
gericht is op het verhogen van de participatie aan de cultuur die de samenleving
te bieden heeft.
Cultuurparticipatie gaat gepaard met grotere verdraagzaamheid. Cultuur kan
breed bekeken worden en omvat levenswijzen en expressies die tot uitdrukking
komen in het dagelijks leven. Cultuur omvat omgangsvormen tussen mensen en
de identiteitsvorming die ze in die omgang uitbouwen. Doelbepaling,
actieplanning en evaluaties
Culturele functie: culturele participatie en culturele diversiteit. Stilstaan bij de
cultuur van het dagelijks leven, het beleven, reflecteren, uitwisselen en
vormgeven aan de belevingen. Genieten van kunst en zelf aan kunstbeleving
doen. Toeleiden, voorwaarden schappen, drempels verlagen.
Omgaan met culturele diversiteit:
Door in dialoog te gaan met andersdenkende kunnen mensen zich bewust
worden van en reflecteren op hun eigen culturele identiteit, zien welke
verschillen er zijn en ook welke gelijkenissen. Etnisch-culturele verschillen,
taalverschillen, klasseverschillen… De educatieve, gemeenschapsvormende en
culturele activiteiten dragen ertoe bij dat mensen leren omgaan met hun
culturele diversiteit. Er moet oog zijn voor een cultureel diverse aanpak over een
bepaald onderwerp. Gevaren die er schuilen in de verwaarlozing van cultuur in
de multimediale samenleving. Cultuur speelt een andere rol door de digitale
media en internet. We hebben een gemedialiseerde smanleving. Media, ICT en
innovatie lopen constant door elkaar heen. E-cultuur is een product van een
zelfbewuste samenleving die weet om te gaan met identiteit, diversiteit en
vernieuwing. De huidige cultuursector moet zich vernieuwen in de technologische
en medialiserende wereld.
8.3.3
De activeringsfunctie
De maatschappelijke activeringsfunctie is gericht op het organiseren, stimuleren
en begeleiden van vormen van maatschappelijk engagement en sociale actie.
Maatschappelijk actief zijn betekent naar buiten komen, uit je zetel komen.
Maatschappelijk actief betekent ook: zich maatschappelijk engageren en
bijdragen aan sociale actie.
42
Kom uit je kot is een unieke campagne om de sociale samenhang te bevorderen
en de participatie op lokaal vlak te stimuleren via acties en activiteiten. Mening
formuleren kan ook collectief gebeuren. Sociale actie is een vorm van collectief
druk uitoefenen op autoriteiten ter voorkomen of ter oplossing van een sociaal
probleem. Verenigingen waar armen het woord nemen zeggen hun gedacht. De
klassieke hulpverlening koppelen met sociale actie. De vereningen gaan actief op
zoek naar mensen die in armoede leven om hen te betrekken bij de werking, hen
het woord te geven, te ondersteunen om meer greep te krijgen op hun eigen
situatie en in actie te komen tegen maatschappelijke onrechtvaardigheden.
Actief burgerschap: het deelnemen aan en verantwoordelijkheid dragen voor de
publieke zaak. Actief burgerschap ontstaat in de wisselwerking tussen burgers en
de institionele omgeving. Het vereist van burgeres dat ze competenties
ontwikkelen om die verantwoordelijkheid te kunnen nemen en dragen, en het
vereist van instituties dat zij burgers daartoe uitnodigen, ondersteunen en
toerusten.
Actief burgerschap is te onderscheiden in 4 dimensies:




Basiscompetenties
Activiteiten
Werkwijze
Oriëntatie van actieve burgers
Emancipatie: actieve burgers beschikken over ontwikkelen een minimaal niveau
van maatschappelijke kennis, mondigheid, respect en communicatief vermogen.
Actieve burgers onderhouden relaties tussen individuen en groepen of tussen
individuen en groepen en de gebouwde omgeving en geven daarmee vorm aan
maatschappelijke verbanden. De actieve burgers geven vorm aan de sociale
samenhang en solidariteit. Deelname aan het maatschappelijke onderhoud.
Actieve burgers onderhouden maatschappelijke verbanden door met elkaar en
anderen in dialoog te treden of zorg of onderhoudstaken op zich te nemen.
Oriëntatie op algemeen belang. Actieve burgeres zijn primair gericht op het
publieke belang.
Actief burgerschap lost 4 hedendaagse problemen op:




Verdeeldheid tussen bevolkingsgroepen en gebrek aan sociale samenhang
Consumentisme
Marginaliteit, sociale uitsluiting
De kloof tussen burgers en politiek/bestuur
43
Actief burgerschap:
Passief burgerschap:
Actief verantwoordelijkheid dragen
voor de publieke zaak en actief
deelnemen aan de publieke zaak.
Actief consumentisme:
Wel betrokken op de publieke zaak,
geen actieve deelname en
verantwoordelijkheid
Passief consumentisme:
Wel verantwoordelijkheid, niet voor de
publieke zaak
Geen verantwoordelijkheid voor
publieke zaak
Actieve marginaliteit:
Passieve marginaliteit:
Wel deelname, niet aan publieke zaak
Geen deelname aan publieke zaak
De overheid verwacht van de burgers een verantwoordelijke actieve
betrokkenheid. Overheid heeft ook zijn verantwoordelijkheid. Evenwichtig
tweerichtingsverkeer.
Activeringsfunctie: Geheel van positieve en negatieve stimulansen die de
overschakeling van een passieve uitkeringssituatie naar een actieve participatie
op de arbeidsmarkt helpen bevorderen.
8.3.4
De educatieve functie
Educatieve functie: functie gericht is op lerende personen en groepen en
gekenmerkt wordt door het organiseren en begeleiden van educatieve
programma’s op lokaal en bovenlokaal vlak. Educatie wordt verbonden met
andere functie’s: gemeenschapsvorming, cultuur, sociale activering. Educatie
binnen sociaal-cultureel werk is een niet formele educatie. Kennis, inzicht en
vaardigheden vergroot voor zichzelf en anderen met oog op de
persoonsontwikkeling en het actief participeren in een democratische
samenleving.
Levenslang leren
8.4. Discussienota: recht op cultuur
Optimistische kritische grondhouding. Gemeenschapsvorming:



Sociale activering
Leren en educatie, vorming
Animatie, ontmoeting en cultuur
Verbinding tussen cultuur en armoede.
Recht op cultuur
Lezen algemeen verslag over de armoede.
44
8.5. Methodiek sociaal cultureel werk
Aangrijpingspunten persoon-omgeving. De aangrijpingspunten in verband met
identiteit en zingeving. Sociaal-cultureel werk grijpt in op de vitale behoeften van
de mens aan identiteit en zingeving. Identiteit en zingeving is een wisselwerking
met de omgeving.
Een sociaal culturele methodiek is:
Een wijze van denken en handelen dat gesteund is op
Reflectie, ervaringsdeskundigheid en wetenschappelijke inzichten
Die wordt gebruikt door diverse organisaties en
Hun vrijwillige en professionele medewerkers om individuen en groepen
Aan te spreken en te activeren
In 1 of meerdere bestaansdimensies en in hun diverse leefsituaties.
De bestaansdimensies kenmerken de mens als zin en waardezoeker,
als kennisverwerker als vaardige actor of creatieve explorator als
cultuurschepper en sociaal wezen.
Doelstellingen zijn het ontwikkelen van een eigen identiteit, het bevorderen van
sociale integratie en de opbouw van een democratische, duurzame en inclusieve
samenleving.
Op bewuste en doordachte wijze open kansen die uitnodigen tot ontmoeting en
informeel leren.
Kritische bewustwording, reflexieve verantwoording en persoonlijke bekwaming
wordt gestimuleerd.
Ontwikkeling van sociale, culturele en communicatieve competenties en de
Vorming van sociale netwerken en culturele symbolen. De betrokken personen
en groepen zijn actieve deelnemers en de medewerkers treden in dialoog.
Methodiek




Denken en handelen
Reflectie
Ervaringsdeskundigheid
Wetenschappelijke inzichten
45
Individuen en groepen worden aangesproken op één of meerdere
bestaandimensies.






Zin en waardezoeker
Kennisverwerker
Vaardige actor
Creatieve explorator
Cultuurschepper
Sociaal wezen
Maatschappelijke doelstelling: het ontwikkelen van een eigen identiteit, het
bevorderen van sociale integratie en maatschappelijke participatie en de opbouw
van een democratische, duurzame en inclusieve samenleving.
Krachten van de deelnemers: (actieve deelnemers )



Wederkerigheid
Dialoog
Participatie
46
Afstudeerrichting maatschappelijk werk
Inleidend
Hulpvragers met hun problemen en
hulpverleners spelen de hoofdrollen
Bij
maatschappelijk
werk
spelen
hulvragers
en
hulpverleners
de
hoofdrollen.
De
maatschappelijke
context is de achtergrond.
De hulpvrager
Mensen zien maatschappelijk werkers als
personen die andermans problemen
moeten oplossen. De hulpvrager wordt
hierbij
in
een
afhankelijke
en
hulpbehoevende positie gezet. Dit beeld
klopt niet met de realiteit. Het zijn
mensen die hulp nodig hebben bij het
één of het ander. Bij de hulpvraag wordt
zoveel mogelijk beroep gedaan op de
mogelijkheden en de competenties van
de hulpvragers. Er wordt gewerkt vanuit
het competentiemodel. Ze willen de
vaardigheden van de mensen vergroten.
De cliënt wordt gezien als een actief
participerend mens met eigenwaarde.
Klemtoon ligt op de interactie tussen de
hulpvrager
en
de
hulpverlener,
hulpvrager en sociale omgeving.
‘helpen’ rekening houden met wat de
visie van de maatschappelijk werker op
de hulpvrager is en de wijze waarop de
maatschappelijk werker de hulpvrager
benadert.
Afhankelijkheid en verantwoordelijkheid.
Door een hulpvraag te stellen zetten
cliënten zich in een afhankelijke positie.
Ze blijven verantwoordelijkheid dragen
voor hun hulpvraag en voor het oplossen
van de problematiek. Maatschappelijk
werkers moeten aandacht geven aan het
feit
dat
de
cliënt
zijn
verantwoordelijkheidsbesef
blijft
behouden.
Kenmerken van de hulpvragers
Hulpvragers vaak mensen zijn die bij de
risicogroepen
van
de
samenleving
behoren.
Risicogroepen zijn
Personen
met
een
lagere sociaal
economische status
Mensen met een lagere opleiding
Alleenstaanden
Uitkeringstrekkers
Werklozen
Bewoners van grote steden
Ouderen
Migranten
Ongeschoolde arbeiders
Jeugdigen
Allochtonen
Kinderen uit gezinnen met een lagere
sociaal economische status
Het is vaak een opeenstapeling van
problemen
op
verschillende
levensdomeinen.
De kringloop van de armoede.
Problemen van de hulpvragers
‘mensen niet in hun geheel zin is mensen
in het geheel niet zien’.
Het kenmerk van maatschappelijk werk
is optreden op de breukvlakken tussen
de persoon en de omgeving.
Lichamelijke en psychische structuur.
Belemmeringen op psychisch vlak kan
zijn dat mensen zich belemmeren in hun
47
Niet in orde zijn met de ziekenkas
Een vraag naar informatie
De acties die de maatschappelijk werker
onderneemt in het kader van deze
materiële
of
praktische
problemen
noemen we zorggerichte hulpverlening.
functioneren
minderwaardigheidsgevoelens
ervaren.
en,
gaan
De hulpverlener
De situaties met sociale en relationele
aspecten, materiële middelen, bepaald
maatschappelijke omstandigheden geven
op hun beurt kansen en grenzen aan.
Het functioneren van mensen gebeurd in
een bepaalde situaties.. Wisselwerking
tussen persoon en zijn omgeving is
psychosociaal functioneren.
Psychosociale
problemen
specifieke
werkterrein
maatschappelijk werker.
zijn
van
het
een
Maatschappelijk werkers moeten de
verschillende
problemen
op
de
verschillende levensgebieden kunnen
onderscheiden en zien hoe ze met elkaar
verbonden zijn.
We moeten de situatie als uitgangspunt
nemen dan vermijden we dat de cliënt te
snel geproblematiseerd wordt.
Psychosociale begeleiding is één van de
kerntaken
van
de
maatschappelijk
werker.
Materiële en praktische problemen
Heel
wat
cliënten
van
de
maatschappelijk
werker
hebben
problemen van materiële en praktische
aard.
Financiële problemen/ schulden
Huisvestingsproblemen
Zorggerichte
dienstverlening
en
psychosociale hulpverlening zijn de
belangrijkste
interventies
van
het
maatschappelijk werk.
Hulpverleners
door
attitude
kenmerkt
zich
Oprechtheid,
authenticiteit,
zichzelf
blijven
Niet overheersende warmte
Invoelingsvermogen of empathie
Belangrijke richtingaanwijzers
Mensen tot hun recht laten komen als
‘persoon’ en als ‘burger’ is ervoor zorgen
dat mensen kunnen ontplooien en daar
alle kansen voor krijgen.
Mensen aan hun rechten laten komen:
Ervoor zorgen dat mensen krijgen waar
ze recht op hebben en hen daarvoor
aanspreken
op hun
burgerzin en
verantwoordelijkheid.
Bouwen aan sociale systemen: Mensen
opnieuw
tot
actieve
en
erkende
deelnemers in het samenleven met
elkaar maken , als mensen en als
burgers
Wat heet maatschappelijk?
Het
maatschappelijke
van
maatschappelijke werk.
het
Enerzijds functioneert maatschappelijk
werk als doorgeeflui van de samenleving
naar de cliënt toe. Het houdt zich bezig
met problemen die door de maatschappij
48
als probleem wordt gedefinieerd. Het
geeft de waarden en normen van de
samenleving aan.
Anderzijds geeft maatschappelijk werk
iets terug aan de samenleving:
Het
signaleert
maatschappelijke
misverstanden
en
gevolgen
van
bepaalde ontwikkelingen. Het geeft mee
vorm aan de samenleving en aan
datgene dat als gewenst gedrag wordt
gezien.
Het
draagt
bij
aan
de
maatschappelijke stabiliteit.
Maatschappelijk werk individualiseert het
maatschappelijke en vermaatschappelijkt
het individuele.
Ook het zien van de cliënt als burger is
een uiting van het maatschappelijke
binnen maatschappelijk werk. ‘burger’
inwoner van een stad als zoanig met alle
daaraan verbonden rechten. De cliënt als
burger. De bedoeling is een sociaal
beleid te realiseren dat gericht is op
sociale insluiting, sociale participatie en
sociale stabiliteit.
De laagdrempeligheid en afstemming op
de cliënt:
Concrete cliënt met zijn concrete
moeilijkheden en problemen, met zijn
specifieke situatie, onmiddellijke vraag.
De verkenning van problemen vertrekt
vanuit de denk en gevoelswereld van de
cliënt. Aansluiten bij het referentiekader
van de cliënt. Rekening houden met de
gewoonten, de tradities, het taalgebruik,
leefwereld van de cliënt.
Een
generalistische
en
integrale
benadering: aandacht totaliteit van de
situatie, Bekijkt vanuit maatschappelijke
context.
Samenhang
tussen
verschillende
aspecten
van
de
problematiek
en
verstrengeling
verschillende
deelproblematieken.
Teamverband, multidisciplinair werken.
Verschillende levensgebieden die elkaar
beïnvloeden.
Bekijken
verschillende
invloeden op de situatie een circulaire
kijk. Generalistisch en integraal werken
betekent rekening houden met alle
betrokkenen in de probleemoplossing.
Een houding aannemen van veelzijdige
partijdigheid: Het is niet aan u als
hulpverlener om te oordelen maar
empathie op te brengen voor alle
betrokkenen. Integrale hulpverlening:
om het overzicht te bewaken.
Typische positie op de breuklijn individu
/ omgeving:Het opereren van het
maatschappelijk werk is op de breuklijn,
het spanningsveld persoon/ omgeving.
Aan de ene kant de hulpvragers en aan
de andere kant de samenleving. Beide
hebben
verwachtingen
naar
de
maatschappelijk
werker
en
deze
belangen kunnen tegengesteld zijn. Er is
sprake van ‘dubbele gebondenheid’. De
maatschappelijk werker moet een positie
in nemen tussen de twee in en de
elementen van beide culturen aan elkaar
doen aansluiten. Het beroep plaatst zich
tussen het individu en de samenleving.
Een emancipatorische en democratische
visie:
Maatschappelijk
werk
is
democratisch.
De
mensenrechten
vormen
mee
de
basis
van
het
maatschappelijk werk. Engageert zich
naar de hulpvragers en heeft respect
voor de keuzes die ze maken en de
beslissingen
die
ze
nemen.
De
hulpvragers worden aangesproken op
hun
eigen
mogelijkheden.
De
maatschappelijk werker moet de cliënt
helpen dat keuzes en beslissingen
zorgvuldig tot stand komen.
Emancipatorisch werken is dat de
hulpverlener gelooft in de mogelijkheden
van de hulpvrager om zelf vat te krijgen
op zijn eigen situatie. Doel is het
bijdrage bij het oplossen van de
problemen om zo de autonomie te
vergroten. Beroep doen op de krachten
en competenties van de cliënten.
49
Handelingsgericht
werken:
De
maatschappelijk
werker
onderneemt
actie via de uitvoering van de kerntaken
in functie van het oplossen van gestelde
problemen. Handelingsgericht werken
legt de klemtoon op het versterken van
de
handelingscompetentie
en
het
probleemoplossend vermogen.
Methodisch
werken:
Maatschappelijk
werk is methodisch werken.
Maatschappelijk
werk
in
veranderende samenleving
een
Maatschappelijk werk is tijdsgebonden.
Het woord maatschappelijk verwijst naar
onze maatschappij en deze maatschappij
/ samenleving is steeds in evolutie. Hoe
de
maatschappij
veranderingen
ondergaat zo gaat de veranderende
samenleving ook veranderen. De kern
van het maatschappelijk werk is mensen
helpen tot hun recht te komen als
persoon en als burger. Het is de manier
waarop. De verantwoordelijkheid om aan
de samenleving deel te nemen wordt bij
de burger gelegd. De burgers die er niet
in staat zijn te voldoen aan de eisen van
de veranderende maatschappij vormen
een risicogroep.
De risicomaatschappij
Zekerheden zoals een vaste baan,
hechte familieverbanden, het bestaan
van verenigingen zijn stilaan verloren
aan het gaan. Er is een toenemende
emancipatie en individualisering van de
burgers. De economische teruggang.
Individualisering: individualisering wordt
in een maatschappelijk proces zichtbaar
in de verzelfstandiging van mensen ten
opzichte van elkaar.
In de realiteit zien we het dat heel wat
mensen er niet toe in staat zijn voor hun
belangen en rechten op te komen en zich
bijgevolg aan hun lot overgelaten
voelen.
Mensen
moeten
voldoende
sociale
vaardigheden beschikken om voor hun
rechten op te komen.
Risicomaatschappij is niet over een
toename van het aantal risico’s in onze
maatschappij maar over het toegenomen
zijn van de beleving van de risico’s.
Risico’s zijn het niet meer vastliggen van
zekerheden.
De
toegenomen
onveiligheidsgevoelens bij mensen.
De marktmaatschappij
Privatisering en vermindering van het
aantal
overheidsvoorzieningen,
terugtreden van de verzorgingsstaat. Het
marktmechanisme op het sociale domein
en het domein van de gezondheidszorg
doet zijn intrede. Mensen, voorzieningen
worden
op
hun
marktwaarde
en
maatschappelijke
meerwaarde
beoordeeld.
De informatie en leermaatschappij
Informaticasamenleving, de opkomst van
ICT op verschillende domeinen van het
leven. Mensen hebben toegang tot een
veelheid aan informatie die op een
sneltempo op ons afkomt. Toegang
hebben tot en verwerken van informatie
wordt belangrijker dan de kennis zelf.
Levenslang leren is een noodzaak
geworden.
Gevolgen van de maatschappelijke
veranderingen voor het werkveld
Introductie van de marktwerking in
de welzijnszorg
De overheid voorziet in een basispakket
aan zorg en de mensen moeten zich voor
tal
van
zaken
bijverzekeren.
De
mutualiteiten betalen bepaalde zaken
niet terug en mensen moeten zich voor
ingrepen bijverzekeren. Je hebt de
50
goedkopere
en
de
hospitalisatieverzekeringen.
duurdere
Het toekennen van persoonsgebonden
budgetten past bij de tendens van
vermarkting
van
de
samenleving.
Mensen krijgen zelf een budget waarmee
ze zelf ‘diensten’ kunnen kopen. Het
achterliggende idee is dat mensen beter
in staat zijn zelf te kiezen welk soot
diensten ze nodig hebben. Dit is
maatwerk. Mensen moeten op de hoogte
zijn van de soort diensten waarop ze
eventueel een beroep kunnen doen en
uit dit aanbod het voor hen meest
geschikte
kunnen
kiezen.
De
marktmaatschappij gaat de samenleving
in 2 grote groepen opdelen. Langs de
ene kant heb je de groep mensen die
kopen wat ze nodig hebben en aan de
andere kant heb je een groep mensen
die genoodzaakt zijn te wachten op de
schaarse door de overheid gefinancierde
diensten.
Functiegericht ordening van de zorg.
Het hulpverleningsaanbod wordt steeds
meer vraaggericht. U vraagt wij draaien.
Heel wat nieuwe functies zijn er zoals
trajectbegeleider,
gezinscoach,
woonbegeleider.
De
activiteiten
verwijzen naar de functie die je
opneemt.
Schaalvergroting
Er was een grote fusiegolf. Tal van kleine
voorzieningen werden in grotere gehelen
samen en ondergebracht. Organisaties
zijn
verplicht
om
samenwerkingsakkoorden
te
sluiten.
Integrale jeugdhulp is hier een voorbeeld
van.
Extramuralisering van de zorg
Extramuralisering houd in het uitbouwen
van ambulante en semi-ambulante zorg
in met doel residentiële zorg af te
bouwen. Zowel voor ambulante als
residentiële diensten zijn er erg lange
wachtlijsten.
Wandelen door het gevarieerde
landschap van het maatschappelijk
werk
Als maatschappelijk werker kan je in tal
van werkvelden tewerkgesteld zijn. Er is
een grote complexiteit van het werkveld.
Centra voor algemeen welzijnswerk
Algemeen welzijnswerk is een sociale
dienst
en
hulpverlening
die
ter
beschikking staat van alle personen van
wie de welzijnskansen bedreigd of
verminderd worden tengevolge van
persoonlijke,
relationele,
gezins-of
maatschappelijke factoren.
Onder de noemer centra voor algemeen
welzijnswerk kan je 3 soorten diensten
onderscheiden:
Centra voor algemeen welzijnswerk in
het kader van ziekenfondsen
Vrijwilligerswerking teledienst
Autonome
centra
voor
algemeen
welzijnswerk.
Slachtofferhulp
Algemeen onthaal allochtonen
Gezins en relationeel werk
Scheiding en ouderschapsbemiddeling
Inloopcentra’s
Bezoekruimtes
Mannen en vrouwenopvang
Dader in zicht
OCMW
Er is een wetgeving gesteld waarin
eenieder de mogelijkheid moet hebben
een leven te leiden dat beantwoordt aan
de menselijke waardigheid en dat ieder
recht heeft om een menswaardig leven
te leiden. Dit ligt aan de basis van de
werking van een voorziening zoals het
51
OCMW. Het OCMW heeft
waaier van opdrachten.
een brede
Diensten voor kind en gezin
Financiële
en
maatschappelijke
dienstverlening:
materiële
opvang,
budgetbeheer, schuldbemiddeling, dienst
opvanggezinnen, sociale dienst, lokale
opvanginitiatieven.
Kinderdagverblijven,
diensten
voor
onthaalmoeders
Ouderenhuisvesting:
serviceflats,
ouderenwoningen
Ouderenzorg:
rusthuizen,
rust
en
verzorgingstehuizen, woon en zorgcentra
Thuiszorg:
dagverzorgingscentra,
dienstencentra,
maaltijden/poetshulp/personenalarm
Integratieprojecten:
arbeidstrajectbegeleiding,
sociale
economieprojecten
ziekenhuizen
Bijzondere jeugdbijstand
Bij de BJB werkt me niet enkel preventief
maar biedt men ook hulpverlening aan.
Preventie
probeert
problemen
bij
kinderen, jongeren en in gezinnen te
voorkomen. Treed op de voorgrond bij
problematische opvoedingssituaties en
bij jongeren die een misdrijf omschreven
feit
hebben
gepleegd.
Deze
hulpverlening kan een vrijwillig maar ook
een gedwongen statuut hebben.
Comités voor bijzondere jeugdzorg
Jeugdrechtbanken
Voorzieningen
voor
plaatsing
begeleiding
Kind en gezin is een Vlaamse openbare
instelling. De missie van kind en gezin
luidt: kind en gezin wil, samen met haar
partners, voor elk kind, waar en hoe het
ook geboren is of opgroeit, zoveel
mogelijk kansen creëren.
De opdracht van kind en gezin is het
aanbieden
of
organiseren
van
preventieve
gezinsondersteuning
en
kinderopvang. Dit voor gezinnen met
kinderen tussen 0 en 12 jaar.
Kinderopvangcentra
Centra integrale gezinszorg
Vertrouwenscentra kindermishandeling
Opleiding
en
organisaties
tewerkstellings-
Opleidings en tewerkstellingsorganisaties
zijn maatschappelijk werkers actief. Ze
bemannen de sociale diensten.
Sociale economie staat
voor een
verscheidenheid
van
bedrijven
en
initiatieven
die
als
voornaamste
doelstelling de heerinschakeling van
moeilijk te plaatsen werkzoekenden
hebben.
Arbeidstrajectbegeleiding
Sociale en beschutte werkplaatsen
Sociale economieprojecten.
en
Begeleidingstehuizen
Gezinstehuizen
Opvang, oriëntatie, observatiecentra
Dagcentra
Thuisbegeleidingsdiensten
Diensten
voor
begeleid
zelfstandig
wonen
Diensten voor pleegzorg
Gemeenschapsinstellingen
Gezondheidszorg
Gezondheidszorg is ofwel van privéorganisatie’s ofwel van de overheid. We
onderscheiden
geestelijke
gezondheidszorg
en
lichamelijke
gezondheidszorg.
Diensten
voor
geestelijke
gezondheidszorg
Centra voor drughulpverlening
Algemene ziekenhuizen
Psychiatrische ziekenhuizen
52
Psychiatrische verzorgingstehuizen
Dag en nachthospitalisatie
Diensten voor beschut wonen
Psychiatrische thuiszorg
Thuiszorg
Thuiszorg is erop gericht om mensen zo
lang als mogelijk in hun thuismilieu te
laten blijven door zorg op maat tracht
men zelf en mantelzorg te behouden,
ondersteunen en of te herstellen.
De justitiële sector
Justitiehuizen
Binnendiensten van gevangenissen
Sociale diensten binnen de federale
politie
Slachtofferonthaal bij parketten en
rechtbanken
Onderwijs
Diensten voor gezinszorg
Dienstencentrum
Dagverzorgingscentrum
Centrum voor kortverblijf
Dienst voor oppashulp
Binnen
het
onderwijs
doet
maatschappelijk werk meer en meer zijn
intrede.
CLB’s
De
maatschappelijk
werkers
fungeren
binnen
de
onderwijsinstelling
vaak
als
leerlingenbegeleiders.
Hulp en dienstverlening aan mensen
met een beperking
Centra voor leerlingenbegeleiding
Scholen
Vlaams Agentschap voor Personen met
een Handicap zet zich in voor de
integratie van personen met een
handicap
in
onze
maatschappij.
Openbare instelling die onder andere
voorzieningen en begeleidende diensten
voor personen met een beperking
subsidieert.
Hulpverlening aan ouderen
Gezinsplaatsingsdiensten
Thuisbegeleidingsdiensten
Diensten voor zelfstandig wonen
Diensten voor begeleid wonen voor
mensen met een mentale beperking
Instellingen met een internaatsstelsel of
semi
internaatsstelsel
voor
minderjarigen
Instellingen voor meerderjarigen
Tehuizen voor werkende meerderjarige
personen met een beperking
Tehuizen
voor
niet
werkende
meerderjarige
personen
met
een
beperking
Dagcentra
Tehuizen voor kortverblijf
Het aantal ouderen in de samenleving
groeit. Ouder worden gaat gepaard met
psychische en fysische achteruitgang.
Dienstencentra
Rusthuizen
Rust en verzorgingstehuizen
Woon en zorgcentra
En nu aan het werk! Kerntaken van
maatschappelijk werk
Concrete vormen van het hulpaanbod.
Opdeling in taken is theoretisch. De
verschillende taken komen ook vaak
samen voor.
Psychosociale hulpverlening
Psychosociale begeleiding richt zich op
de
noden
en
moeilijkheden
die
voorkomen in de interactie tussen de
persoon en zijn omgeving. Aan het
begrip omgeving wordt een ruime
betekenis gegeven. De interactie tussen
53
de actoren bepalen in grote mate de
kwaliteit van het persoonlijk welzijn van
mensen.
Maatschappelijk werkers werken met
personen, instanties en hun onderlinge
relaties.
Aandacht
schenken
aan
psychische en sociale componenten die
van invloed zijn op het menselijk
functioneren in alledaagse situaties en
staan
discht
bij
de
betrokkenen.
Maatschappelijk werk is gericht op het in
stand houden, ondersteunen, herstellen,
verbeteren, bevorderen, ontwikkelen en
herstructureren van die interacties.
Het
aangrijpingspunt
voor
de
psychosociale
hulpverlening
kan
verschillend
zijn.
Materiële
en
immateriële aspecten beïnvloeden elkaar
steeds.
Psychische beleving: Ze vertrekken
vanuit de persoonlijke beleving van
sociale realiteiten, de unieke subjectieve
verwerking van problemen en het
omgaan
met
ervaringen
en
de
persoonlijke ontplooiingsmogelijkheden
Sociale situatie: ze gaan uit van de
aangemelde probleemsituatie om deze te
verlichten om te vormen in hanteerbare
proporties, om tot een positieve sociale
identiteit
te
komen
en
sociale
competenties te stimuleren.
De
tussenkomsten
zijn
van
ondersteunende,
inzichtgevende
en
structurerende aard of verlopen via het
stimuleren van de competentie van het
cliëntsysteem
in
allerlei
sociale
gebeurtenissen en interacties.
Concrete dienstverlening
Concrete dienstverlening is gericht op
concrete aspecten in cliëntsituaties. Het
concreet handelen gebeurt dus met of
voor het cliëntsysteem. Maatschappelijk
werkers kunnen goed inschatten wat het
cliëntsysteem zelf kan realiseren wat
vanuit het netwerk mogelijk is en wat de
professionele werker dient op te nemen.
Concrete
dienstverlening
vallen
materiële
en
administratieve
ondersteuning gericht op het verbeteren
van de bestaansvoorwaarden van de
betrokkenen, maatschappelijk werkers
staan mensen bij, zodat ze aansluiten bij
sociale voorzieningen.
Concrete hulpverlening komt bij bijna
elke uitwisseling tussen mensen aan de
orde: deze kerntaak valt dus vaak
samen met andere kerntaken.
Informatieve
advies
dienstverlening
en
Het niet geïnformeerd zijn van mensen
en groepen in de samenleving zijn vaak
de oorzaak van het disfunctioneren. De
informatieve dienstverlening is een
belangrijk middel om de kerndoelstelling
‘mensen aan hun rechten te laten
komen’ te realiseren. Het kan van belang
zijn dat maatschappelijk werkers vanuit
hun
inzichten
en
werkervaringen
gemotiveerde adviezen formuleren.
Bemiddeling
Bemiddeling bestaat in 2 vormen:
Toeleiding: tussenkomst ten voordele
van het cliëntsysteem, bij organisaties
en maatschappelijke voorzieningen om
de
toegang
tot
het
gebruik
te
vergemakkelijken.
Conflictbemiddeling:
tussenkomst
in
conflicteuze relaties. Maatschappelijke
werkers treden op als onpartijdige
derden en stimuleren de betrokken
54
partijen om andere mogelijkheden te
ontwikkelen.
verantwoordelijkheid. De andere dient
hem te zien als een volwaardige partner.
Bemiddelen is een proces dat de nadruk
legt op de verantwoordelijkheden van de
betrokkenen voor beslissingen die hun
eigen leven aanbelangen. Het is een
proces van zelfsturing.
De risicomaatschappij bedreigt steeds
meer
maatschappelijk
kwetsbare
individuen en groepen in hun aansluiting
met de samenleving. Ze hebben geen
machtsmiddelen om zich aan te passen
aan de diversiteit van de veranderende
situaties.
Methodiek
bemiddelen.
onderhandelen
en
Onderzoek en rapportage
Maatschappelijk werkers hebben een
voorlichtingstaak. Ze geven voorlichting
en advies aan instanties die beslissingen
moeten
nemen
over
het
sociaal
functioneren van personen, gezinnen en
groepen. Onderzoek en rapportage kan
pas
in
samenwerking
met
het
cliëntsysteem.
Recht
op
privacy
en
het
zelfbeschikkingsrecht zijn belangrijke
ethische gegeven en vragen voor
maatschappelijke werkers.
Signaliseringsfunctie
maatschappelijk werk.
van
Algemene preventie
Werken actief aan het voorkomen van
moeilijkheden in het functioneren van
mensen in de samenleving en dit doen
ze op verschillende niveaus individueel,
contextueel en maatschappelijk.
Door
algemene
preventie
tekorten en gebreken gemeld.
Signalering
werking
en
worden
beleidsgerichte
Cliënten moeten kunnen functioneren als
actieve burgers. De verwachting heeft
consequenties voor het werk van
maatschappelijk werkers. Een burger
neemt deel aan de samenleving, neemt
Maatschappelijke werkers richten zich op
de
samenleving
om
de
sociale
participatie van cliënten te verhogen.
Sociale feiten naar buiten brengen.
Maatschappelijke werkers zijn steeds
werkzaam op de breukvlakken van
persoon en omgeving. Ze vangen
signalen
op,
stellen
vormen
van
maatschappelijk
isolement,
achterstelling,
kansarmoede,
discriminatie en onrecht vast.
Signalering en beleidsgericht werken
verondersteld een permanente reflectie
op individuele vragen van mensen.
Interne signalering: het creeëren van
vormen van hulp en dienstverlening
binnen een instelling die beter zullen
aansluiten bij vragen en problemen van
het cliëntensysteem
Externe signalering: de aandacht vragen
van
collega-hulpverleners
in
de
verschillende
sectoren
en
van
beleidsmakers voor de al dan iets
gunstige effecten van het beleid op de
maatschappelijke
positie
van
cliëntgroepen.
Maatschappelijk
werk
doet
aan
belangenbehartiging. De maatschappelijk
werker komt op voor de belangen van de
doelgroep,
door
activiteiten
te
ontwikkelen die erop gericht zijn
voorzieningen
en
maatschappelijke
omstandigheden te beïnvloeden in het
voordeel van de doelgroep.
Coördinatie
hulpverlening
van
zorg
en
55
Vraaggestuurde zorg en een efficiënte,
effectieve hulpverlening op maar, kan
niet zonder het cliëntsysteem in zijn
totale context te benaderen. Een
geïntegreerd
sociaal
netwerk
ontwikkelen, waarvan het netwerk rond
de cliënt een onderdeel is. Zorg op maat.
Overleg en samenwerking met de direct
betrokkenen, met andere hulpverleners
en
actoren,
organisaties
en
beleidsinstanties. Zorgcoördinatie wilt
zeggen dat er een ondersteuningspakket
moet worden samengesteld buiten de
grenzen van professionele diensten en
over de grenzen van bestaande sectoren.
Ondersteuning is vraaggestuurd .
Coördinatie van de zorg beoogt een
grotere continuïteit in de ondersteuning
doordat
men
deze
zorg,
vanuit
verschillende bronnen en diensten wordt
aangewend,
combineert,
op
elkaar
afstemt en coördineert. Maatschappelijke
werkers participeren in interdisciplinaire
teams en nemen vaak de coördinatie van
overlegvormen waar. Coördinatie van
zorg vereist alertheid en een creatieve
aanpak. Coördinatie van de
zorg
bevordert
sociale
inclusie
en
gemeenschapsgerichte zorg.
Opleiding en vorming
Opleiding en vorming wordt opgezet
vanuit de sociale nood van personen,
gezin of groep. Maatschappelijk werk
staat steeds in voor de hulp en
dienstverlening.
Vergroten
van
handelingsbekwaamheid
van
het
cliëntsysteem tot kwaliteitsverbetering
van organisaties.
Voorwaardenscheppende taken
Levenslang leren
Bijsturing en reflectie
Handelen
vanuit
maatschappelijke
alertheid
Samenwerking
Organisatiegericht denken
Een kaart met vele wegen en paden:
de
methodiek
van
het
maatschappelijk werk
Wat is methodisch werken
Maatschappelijk werk en methodiek.
Social
casework
is
één
van
de
belangrijkste fundamenten waarop het
methodische
handelen
van
de
maatschappelijk werker gebouwd is.
Social casework gaat er vanuit dat elke
situatie een andere aanpak vraagt.
Maatwerk.
Methodisch werken kenmerkt zich door
Doelgerichtheid
Planmatigheid
Procesmatigheid
Systematisch verloop
Doelgerichtheid:
De
hulpverlening
binnen het maatschappelijk werk heeft
steeds als doel het oplossen van een
probleem of het uitbreiden van de
handelingsbekwaamheid van de cliënt
zelf. Het doel komt in overleg tot stand,
concreet en geplaatst in een context.
Planmatig:
verschillende
fasen
die
doorlopen worden. Verschillende fasen in
het
hulpverleningsproces:
intake,
probleemverkenning,
doelstellingen,
probleemoplossing, evaluatie, afsluiting.
De verschillende fasen volgen elkaar niet
lineair op.
Procesmatig: interactie, interactieproces
tussen
cliënt
en
hulpverlener.
56
Cliëntontwikkeling.
De
cliënt
moet
bepaalde psychologische fasen doorlopen
vooraleer hij / zij in staat is tot een
probleemoplossing
te
komen.
Probleemafwikkeling: Het oplossen van
het probleem verloopt ook doorheen
verschillende fasen
Systematisch
Visie
en
methodiek
maatschappelijk werker
van
Relatie: beperkt is in duur, interactie,
cliëntgericht, ruimte voor deskundigheid
in de relatie te brengen, vertrouwen,
beroepsgeheim
Gezag: kennis en ervaring, hulpverlener
meer gezag, gedwongen hulpverlening
spanningsveld gezag en macht.
Zelfbeheersing : weten wat de mogelijke
gevolgen zijn van de interventies
Echtheid: echt en authentiek zijn. Wat
de
hulpverlener
zegt
moet
overeenkomen met wat hij voelt.
Transparantie
:
duidelijk
en
controleerbaar zijn
Gelijkwaardigheid: gelijk-waardig dit is
niet het zelfde als gelijkheid.
de
Maatschappelijk werkers handelen vanuit
een visie. Het referentiekader dat door
de hulpverlener gebruikt wordt maakt
deel uit van de visie. Referentiekaders
zijn sociaalwetenschappelijke theorieën,
die een kader bieden waarbinnen
methodiek zich ontwikkelt. Binnen de
referentiekaders
ontwikkelen
zich
methodieken.
‘manieren
van
het
benaderen van situaties in de praktijk
van de hulpverlening’.
Integratief werken: gebruik maken van
verschillende
referentiekaders.
Het
integreren van verschillende theorieën
en de eigen theorie binnen de praktijk
van de hulpverlening. Dit heet eclectisch
handelen
Enkele
methodieken
voor
maatschappelijk werk
Caseworkindividuele
benaderingswijze
Social casework is een methode binnen
het maatschappelijk werk die gebaseerd
is
op
verschillende
theoretische
concepten.
Doelgericht proces waarin personen en
gezinnen die in een problematische
situatie zitten op een professionele wijze
vanuit een bepaalde plaats worden
geholpen om hun welzijn te verhogen en
waarbij
de
vertrouwensvolle
samenwerking tussen helper en cliënt
een essentiële rol speelt. De persoon
staat centraal.
De relatie als basis
Wanneer de hulpvrager een hulpvraag
stelt gaat hij met de hulpverlener een
relatie aan. Dit is een verschillende
relatie van een persoonlijke relatie dit is
een professionele of beroepsmatige
relatie.
Kenmerken
relatie:
van
een
Doelstelling: duidelijk doel
beroepsmatige
Taakgerichte hulpverlening is het
werken aan het probleem en het
activeren van de cliënt belangrijk. De
bedoeling is kortdurend hulpverlenend
op te treden. Er wordt gewerkt met
taken die door de cliënt maar ook door
de hulpverlener buiten de gesprekken
gevoerd kunnen worden.
Verschillende fasen
hulpverlening:
in
taakgerichte
57
Exploreren van het probleem, specificatie
en uitleg van de werkwijze
Contract opstellen
Taakselectie,
taakvoorbereiding,
taakuitvoering
Taakrapportage, taakbespreking
Identificeren
van
hindernissen
en
hulpbronnen
Evaluatie en afronding.
Taakgerichte hulpverlening is niet voor
elke cliënt en voor elke situatie geschikt.
Het
voordeel
van
taakgerichte
hulpverlening
is
dat
de
hulpverleningsvorm kortdurend, efficiënt
en goedkoop is.
Crisisinterventie.
Een crisis is een uitzonderlijke situatie op
een ingrijpende gebeurtenis die als
bedreigend
of
onoplosbaar
wordt
beleefd.
Emotionele ontreddering
Cognitieve verwarring
Voortdurende mislukte pogingen om de
crisis op te lossen
Gestructureerde hulpverlening: ordening,
plan
Gecoördineerde
hulpverlening
:
meerdere hulpverleners bij betrokken
zijn en ingeschakeld dienen te worden.
Dit is een casegebonden overleg.
Outreachend werken.
Geen afwachtende werkwijze. Dit wordt
vaak ook met de term bemoeizorg
genoemd. Hulpverlening is aanklampend
van aard, zonder dwang.
Systeembenadering
Systeemtheorie
Vanuit de systeemtheorie wordt de
persoon gezien als onderdeel van een
groter geheel, een systeem. Het systeem
beïnvloed de persoon en omgekeerd
oefent de persoon een invloed uit op dit
systeem. Gedragingen worden gezien als
vormen van communicatie. Zoeken naar
de betekenis van gedrag. Interactie
wordt binnen het systeemdenken als een
cirulair proces gezien.
Bij crisisinterventie kom je in dergelijke
situatie tussen met als doel het probleem
op te lossen. Het is een vorm van
kortdurend hulpverlenen waarbij het
belangrijk is direct handelend op te
treden.
Maatzorg
Maatwerk
komt
voort
empowermentparadigma.
uit
het
De 5 basisprincipes van maatzorg:
Positieve hulpverlening: cliënt erkend
word, vertrouwensrelatie, cliënt centraal
Integrale hulpverlening: brede bril,
verschillende levensdomeinen
Participatie
:
cliënt
actief
probleemoplossend
wezen
dat
zelf
keuzes
maakt
en
daarvoor
verantwoordelijk is.
Gezinsbehandeling
Benadert mensen in hun gezinsstructuur.
Gezinstherapie:
58
Individuele problemen beperken zich niet
tot het individu, maar manifesteren zich
in het verkeer tussen mensen
Gezinsbehandeling richt zich met name
op het hier en nu dat zich manifesteert
in interacties in het gezin
De
doelstelling
is
erop
gericht
gezinsinteracties die een destructieve of
ineffectieve aard hebben, in positieve zin
te veranderen. De houding van de
maatschappelijk werker kenmerkt zich
door de activiteit.
Bij gezinsbehandeling krijg je zicht op
het
communicatiepatroon
en
de
destructieve
elementen
binnen
de
communicatie. Er wordt samen met de
maatschappelijk werker gezocht naar
andere manieren van communiceren om
zo los te geraken van het destructieve
patroon. Er wordt vaak gebruik gemaakt
van het genogram. Het is een soort
familiestamboom. Krijg je informatie
over het gezin.
de 3 voorgaande dimensies. Relationele
ethiek verwijst naar eerlijkheid en
rechtvaardigheid in de relatie. Er word
een verband gezocht tussen voorgaande
en toekomstige relaties.
Kernbegrippen
benadering
van
de
contextuele
Horizontale en verticale relaties
Balans van geven en nemen
Loyaliteit
Werken met groepen
Groepswerk. Mensen leren van elkaar in
groep in die zin ben je ook hulpverlenend
bezig ten opzichte van elkaar. Bv:
sociale vaardigheidstrainingen.
Groepen
hebben
een
specifieke
dynamiek. Het is belangrijk zicht te
krijgen
op
hoe
groepen
zicht
ontwikkelen, functioneren en hoe je met
groepen kan omgaan.
Casemanagement en zorgcoördinatie
Op steeds meer terreinen worden
maatschappelijk werkers casemanagers.
Wanneer er sprake is van complexe
problematiek en wanneer er meerdere
hulpverleners betrokken zijn.
Casemanagement : het tot stand
brengen
van
een
samenhangend
hulppakket rond een bepaalde meestal
complexe hulpvraag. De casemanager
heeft een coördinerende functie.
Contextuele benadering
Nagy uitgewerkt. Nagy gaat er vanuit
dat de basis van de relaties gevormd
wordt door 4 dimensies:
Dimensie
Dimensie
Dimensie
Dimensie
van
van
van
van
de
de
de
de
Feiten
individuele psychologie
interacties
relationele ethiek
De
relationele
ethiek
is
een
overkoepelende dimensie en gaat over
Stappen van de casemanager:
Het verzamelen van info
Het opstellen van een hulpverleningsplan
Moet de link leggen tussen de cliënt, de
sociale
context,
professionele
hulpverleners
Waakt erover dat iedere betrokkene zich
aan de gemaakte afspraken houdt en
ziet erop toe dat de geboden hulp
tegemoetkomt aan de hulpvraag en
behoeften van de cliënt.
Evaluatie van de hulpverlening
59
Bronnen:
Dumoulin,W., Laveyt, K., Vanhelleputte., L., & Vanoverberghe., K. (2009). Inleiding tot
het sociaal werk [cursus]. Kortrijk: Katho.
Ommekaar buurthuis. (z.d). Welzijnszorg: samen armoede uitsluiten. Geraadpleegd 15
december 2009, http://www.debodt.be/ommekaar/images/armoede2.jpg
Pont, S. (2009). Systheemtheorie. Geraadpleegd 15 december 2009,
http://www.systeemtheorie.nl/images/systeemtheoretisch-model.gif
60
Download