1. Sociaal werk definiëren 1.1. Begrippen Maatschappelijk assistent is een titel die gegeven wordt na een opleiding Bachelor in het sociaal werk. Het is bij wet een beschermde titel. Enkel degene met een diploma mogen zich maatschappelijk assistent noemen. OCMW en politie neemt enkel personen aan met een titel maatschappelijk assistent. Sociaal werker is een term voor iemand die voor zijn beroep op een professionele wijze met mensen omgaat op persoonlijk, interpersoonlijk en maatschappelijk vlak. Hij bevordert het functioneren en werkt de belemmeringen weg. Sociaal werk wordt ook gedaan door mensen die geen houder zijn van een diploma bachlor in het sociaal werk. Bij het aanwerven van personeeelsleden wordt vooral gekeken naar persoonlijkheid en globale competenties. Er is dus een onderscheid tussen een sociaal werker en een maatschappelijk assistent. Je kan sociaal werker zijn zonder diploma ‘sociaal werk’ maar je kan nooit de titel ‘maatschappelijk assistent ‘ dragen zonder dat diploma. [Sociaal werk staat voor sociale veradering, probleemoplossing in menselijke situaties en de emancipatorische versterking (empowerment) en bevrijding van mensen, met steeds als doel hun welzijn te bevorderen. De sociaal werker intervenieert op die terreinen waar mensen interageren met hun omgeving en maakt hierbij gebruik van theorieën over menselijk gedrag en over sociale systemen. De uitgangspunten van de mensenrechten en van sociale rechtvaardigheid zijn fundamenteel voor het sociaal werk ] Sociale dienst: Wie werkt in een sociale dienst mag zich sociaal diender of assistent noemen. De naam sociaal assistent is een term die behoord tot het verleden. ‘maatschappelijk werker’ is de benaming voor mensen met de afstudeerrichting maatschappelijk werk. Binnen de opleiding bachlor in het sociaal werk bestaan er op katho- ipsoc 4 afstudeerrichtingen. Het personeelswerk Het sociaal cultureel werk Het maatschappelijk werk En de maatschappelijke advisering. Beoefenaars van een bepaalde methodiek worden met een eigen term aangeduid. Groepswerk Opbouwerk Gezinstherapie Trajectbegeleiding groepswerker opbouwerker gezinstherapeut trajectbegeleider 1 Preventie wordt een preventiewerker Niet gediplomeerden of andersgediplomeerdern kunnen dezelfde methodieken gebruiken maar benoemen zich naar een andere aparte beroepsgroep. 1.2. Internationale definitie van sociaal werk Een omschrijving International Federation of Social Workers (IFSW) is een internationale groepering van beroepsverenigingen van sociaal werkers die een definitie hebben opgesteld van wat professioneel sociaal werk is. Definitie Sociaal werk staat voor sociale veradering, probleemoplossing in menselijke situaties en de emancipatorische versterking (empowerment) en bevrijding van mensen, met steeds als doel hun welzijn te bevorderen. De sociaal werker intervenieert op die terreinen waar mensen interageren met hun omgeving en maakt hierbij gebruik van theorieën over menselijk gedrag en over sociale systemen. De uitgangspunten van de mensenrechten en van sociale rechtvaardigheid zijn fundamenteel voor het sociaal werk. De definitie van sociaal werk is voorlopig en tijdsgebonden. Sociaal werk ontwikkeld zich in een sociale ruimte. Het sociaal werk is hier vaak anders dan daar. Er is een verschil tussen bijvoorbeeld het sociaal werk in Vlaanderen en het sociaal werk in Nederland. Sociaal werk zijn in vlaanderen: 2 Alle activiteiten die we onder maatschappelijk werk, sociaal cultureel werk, samenlevingsopbouw, sociale beleidsvoering en maatschappelijke advisering verstaan. Personeelswerk is een buitenbeentje. Internationaal gezien hoort personeelswerk eerder bij de economische opleidingen. Personeelswerk is ‘human relationships’, ‘mensen in hun arbeidssituatie’. Sport is een aangrenzend domein van sociaal werk maar ook van de nieuwere sectoren zoals veiligheid, eventing en wellness. De vraag is of creatieve therapie, sociaaljuridische dienstverlening en eerstelijnspsychologie onder de noemer sociaal werk valt. Nederland is de voorloper geweest waar sociaal werk professionalisering kende. In de jaren 60 -70 werden de eerste specialismen ontstaan en onder de noemar welzijnswerk ondergebracht. 1990 werd de oprichting van het Nederlandse instituut voor zorg en welzijn. (NIZW) Zorg en welzijn werd geprobeerd vast te leggen. Commentaren bij de definitie van IFSW Sociaal werk richt zich op meervoudige, complexe interacties tussen mensen en hun omgeving. De missie van sociaal werk is mensen hefbomen aanreiken om zichzelf in al hun mogelijkheden te kunnen ontplooien en hun leven te verrijken en disfuncties te voorkomen. De missie bevat 3 doelen Sociale verandering Probleemoplossing Ondersteuning De doelen werken naar een gewenste richting. Om de wenselijke richting te bepalen werkt met met bepaalde waarden, theoretische modellen en bevindingen uit de praktijk. De bouwstenen van sociaal werk: Principles (waarden) Theories of human behaviour and social systems (theorie) Social work intervenes (praktijk) 3 1.3. Bouwstenen van sociaal werk Waarden in het sociaal werk Sociaal werk bestaat uit humanistische en democratische idealen. De basiswaarden zijn gebaseerd op het uitgangspunt van gelijkwaardigheid en van onvoorwaardelijk respect voor de waardigheid van elke persoon en van alle mensen. Het sociaal werk is ook gevoeliger geworden voor de noden van de mensen. Er is ook oog voor de ontwikkeling van het menselijk potentieel. Men werkt met de uitgangspunten van de mensenrechten en van de sociale rechtvaardigheid. Sociaal werk probeert de armoede op te heffen of ten minstens te verzachten Men wil de armen bevrijden van de onderdrukten en streven naar een waardige sociale inclusie. Sociaal werk maakt voordurend keuzes die nooit waardevrij zijn. De waarden van het sociaal werk zijn vastgelegd in nationale en internationale codes of ethische richtlijnen. TOELICHTING: Volgens de EU-SILC 2007 leeft 15,2% van de Belgische bevolking onder de armoededrempel. In Vlaanderen loopt 10,9% van de bevolking een verhoogd armoederisico, in Wallonië loopt dit percentage op tot 18,8%. Vrouwen (15,9%) lopen meer risico om in armoede te verzeilen dan mannen (14,4%). Naar leeftijd zien we vooral een sterk verhoogd armoederisico bij bejaarden (65 jaar en ouder). 23% van de bejaarden heeft een inkomen dat lager ligt dan de armoederisicodrempel. 4 MEER INFO: ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE (2007), De Statistiek naar Inkomens en Levensomstandigheden. Resultaten van de SILCenquête 2007, Brussel: Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O, Middenstand en Energie. Armoederisicopercentage naar leeftijd en geslacht in Vlaanderen Ruimte voor waarden In welke mate is er ruimte voor waarden in de praktijk? Met ruimte wordt bedoeld: aandacht, krediet en zeggingskracht. Het handelen van een sociaal werker plaats heeft in een sociale ruimte. Hoe veel aandacht krijgt het sociaal werk in de toekomst voor zijn waarden en ethische gronden? Hoeveel aandacht eisen sociaal werkers voor waarden en ethische gronden? Worden sociale taken en diensten in de toekomst nog toegewezen aan waardegebonden sociaal werk? 5 Vanuit de sector zelf vindt men de ruimte voor waarden in elk geval cruciaal. Waarden, ethiek en deontologie vormt de kern van sociaal werk en het is een actueel thema. ‘ruimte voor waarden’ kan je bekomen door een wettelijke registratie. De Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers (NVMW) en het beroepsregister van Agogisch en Maatschappelijk werkers (BAMw) roepen de tweede kamer op om het beroep van maatschappelijk werker wettelijk te erkennen en beroepsregistratie verplicht te stelllen. De wettelijke kadering van het beroep maatschappelijk werker is nodig. Het handelen van de maatschappelijk werker is in grote mate bepalend voor het effect van begeleidings en behandelingstrajecten. Cliënten hebben recht op professionele begeleiding van maatschappelijk werkers. De beroepsbeoefenaren leggen op die manier verantwoording af. De beroepsethische code en het beroepsprofiel van de maatschappelijk werker geven kaders waaraan het handelen van maatschappelijk werkers kan worden getoetst. Door middel van het verenigingstuchtrecht. Dit tuchtrecht is niet wettelijk gekaderd en leidt daarmee ten hoogste tot schorsing uit de beroepsvereniging of het kwaliteitsregister. 30 percent van de maatschappelijk werkers heeft zich op vrijwillige basis geschaard onder het tuchtrecht. Richtinggevende waarden Welke waarden geven richting aan het handelen van de sociaal werker? Sociaal werkers hebben ethiek nodig om een antwoord te kunnen formuleren op de paradoxale spanningen waar ze in hun werk voortdurend mee geconfronteerd worden Met name de spanning tussen: Vrijheid en gelijkheid Bescherming en autonomie Zelfbepaling en solidariteit Universaliteit en selectiviteit. Deze spanningsvelden draaien om 3 ethische perspectieven waartussen een evenwicht gezocht moet worden. Het perspectief van de individuele bestaansethiek Zorgethiek Rechtenethiek 6 Een individuele bestaansethiek creërt ruimte voor de autonomie van de vraagsteller, van de cliënt, van de gebruiker, van de doelgroep. Recht op autonomie betekent het recht om als een uniek en volwaardig persoon te worden erkend. Recht op een eigen identiteit, recht op een gevoel van eigenwaarde. Recht op autonomie houd ook in het recht en de vrijheid om in het eigen leven vorm en inhoud te geven en de opdracht om dit te doen. De voorwaarde omdat identiteit en autonomie tot stand zou kunnen komen is respect. Respect van de omwereld en respect voor de omwereld. Het gaat met autonomie om verbondenheid. Actief op zoek gaan naar de mogelijkheden van de cliënt, de vraagsteller, de doelgroep en van zijn omgeving om greep op de situatie te krijgen Oog hebben voor capaciteiten en krachten en dus niet enkel voor beperkingen en moeilijkheden Tijd nemen en de cliënt doelgroep tijd gunnen Een fundamenteel respect tonen voor de persoon en voor de specifieke culturele invulling die hij aan zijn leven geeft. Het perspectief van de zorgethiek creëert ruimte voor betrokkenheid en wederkerigheid in het sociaal werk. Sociaal werk is geen vrijblijvende afstandelijke bezigheid. Betrokken-zijn betekent ook de kwetsbaarheid van mensen erkennen. De sociaal werker kiest voor de zwakkere in de samenleving. De sociaal werker is een bondgenoot. Betrokkenheid is een evenwicht zoeken tussen afstand en nabijheid: hoe ver kan ik professioneel meestappen? Wederkerigheid betekent omgaan met macht en onmacht. Er is in het sociaal werk altijd machtsongelijkheid aanwezig. Zorgethiek betekent het streven naar gelijkwaardigheid in de relatie. Consequentie van het sociaal werk is vertrekken van de vragen van de doelgroep en hiermee aan de slag gaan. Vanuit het perspectief van de recht op zorg is het duidelijk dat de sociaal werker een zorgplicht heeft. De sociaal werker krijgt de functie van bemiddelaar, van facilitator. Het perspectief van de rechtenethiek is een noodzakelijke aanvulling op de zorgethiek. Rechtenethiek is een essentieel element van sociaal werk, nl. mensen aan hun rechten helpen en hen daarover goed informeren. Het evenwicht tussen de drie zorgperspectieven kan niet altijd makkelijk bereikt worden. De mate waarin er ruimte is voor waarden bepaalt mede welke waarden richtinggevend worden, zijn, waren. Theorievorming in het sociaal werk 7 Sociaal werk baseert zijn methodologie in eerste instantie op systematische wetenschappelijke kennis. Sociaal werk doet beroep op andere wetenschappelijke disciplines zoals mens- en maatschappijwetenschappen, psychologie en sociologie maar ook biologie, leveren een belangrijke bijdrage in de opbouw van de methodologie van het sociaal werk. Sociaal werk vertrekt van het herkennen en erkennen van de complexiteit van interacties tussen mensen en hun omgeving en de capaciteit van mensen om zowel beïnvloed te worden door als zelf invloed te hebben op de multiple invloeden van bio-psycho-sociale factoren. De methodologie van het sociaal werk is gebaseerd op wat men ‘op evidentie gebaseerde kennis’ noemt. Het is gebaseerd op onderzoek en op systematische praktijkevaluatie. Gezond verstand is een belangrijk startpunt van het sociaal werk. Bij methodologie worden de ervaringen van de werkvloer op een wetenschappelijke wijze onderbouwd. Sociaal werk is een evidence based practice: Sociaal werk gebruikt methoden en interventies waarvan wetenschappelijk is aangetoond dat deze effectief zijn. De wetenschappelijke kennis en praktijkervaring word aangevuld met de contextkennis over groepen en problematieken. Sociaal werkers verwerven kennis over een bepaalde manier van werken op een bepaalde plaats bijvoorbeeld: schuldenproblematiek, grafiti bij jongeren, uithuiszettingen, stadsvernieuwingsprojecten, suicide, woonwagenbewoners, jobkansen voor 50-plussers, artistieke projecten, studiebetoelaging, interactieve jeugdmusea,…. De wijze waarop de sociaal werker en de manier hoe de sociaal werker gaat werken hangt af van de filosofische, psychologische, sociologische of economische inzichten van de samenleving. Het hangt er vanaf of de interventies zich meer richten op de cliënt of meer richten op de omgeving. Dit hangt samen met een andere methodische aanpak van de sociaal werker. Zie bijlage Snellen met een uitwerking van de referentiekaders. Het beroep van sociaal werk houd zich bezig met theorieën over menselijke ontwikkeling en menselijk gedrag en op theorieën over sociale systemen om eerst complexe situaties te analyseren en om vervolgens individuele, organisatorische, sociale, cluturele en of maatschappelijke veranderingen op te lossen. Schema Snellen Perspectief Individueel perspectief, situationeel perspectief, maatschappelijk perspectief 8 Wetenschappelijke theorie/ referentiekader Psychologische theoriën, sociologische theorieën, tehorieën m.b.t wetgeving, politiek, sociaal beleid Psychodynamisch Experiëntieel Leertheoretisch Sochiaalpsychologisch Systeemtheoretisch Sociaal ecologisch Maatschappelijk Praktijktheorie / benadering / methodiek Social casework Psychosociale therapie Taakgerichte benadering Cognitieve gedragsbenadering Gezinsbenadering Netwerkbenadering Emancipatorische benadering Waardenkaders Persoonsopvatting Maatschappij opvatting Professie opvatting Praktijk van het sociaal werk Sociaal huis: Het sociaal huis staat opven voor iedereen Vanaf 7 januari 2008. Het eerste aanspreekpunt voor wie vragen heeft Over sociale zaken en over de dienstverlening in onze gemeente! Vragen over: Ouderenvoorzieningen Tegemoetkomingen Huisvesting Gezondheidszorg, 9 Diverse bemiddelingen, Sociale administratie, Hier word met meteen geholpen of gericht doorverwezen indien blijkt dat andere diensten beter kunnen helpen. De medewerkers weten er de weg. Je vind er ook folders en brochures over de verschillende diensten die werkzaam zijn in de gemeente. Voor welke toelagen en aanvragen kan je er terecht? Pensioenaanvragen Aanvragen voor een tegemoetkoming hulp aan bejaarden Aanvragen inkomensvervangende tegemoetkoming en integratietegemoetkoming Sociaal pedagogische toelagen Vakantietoelagen Aanvragen parkeerkaart mindervalide Aanvragen vermindering gas en elektriciteit Aanvragen sociaal telefoontarief Aanvragen vermindering jaarabonnement kabel-tv Aanvragen vermindering vervuiling oppervlaktewateren Aanvragen nationale verminderingskaart op gemeenschappelijk vervoer Aanvragen vrijstelling draagplicht gordel Aanvragen manifestaties Sociaal tarief huisvuilbelasting Stookoliepremie. Er is een grote diversiteit in taken van het sociaal werk. Er is dan ook een grote diversiteit in diensten en organisaties. De sociaal werker werkt niet op zelfstandige basis maar altijd in dienstverband. Er is ook een grote diversiteit in methodieken. De keuze voor een bepaalde methodiek is afhankelijk van de sociaal werker, de aard van de vragen of problemen en de keuze van de organisatie. Elke methode kijkt door een bepaalde bril en is gebaseerd op bepaalde waarden, kaders en uitgangspunten. Bewust zijn dat een bepaalde bril een bepaalde aanpak en manier van werken heeft. Bewust zijn van het feit dat een bril in overeenstemming moet zijn met bepaalde waarden en uitgangspunten van het sociaal werk. De sociaal werker hanteert methodische vragen. Sociaal werk richt zich op belemmeringen, oneerlijkheid en de onrechtvaardigheden die vandaag in de samenleving bestaan. 10 Het sociaal werk wil samen met de betrokken de situatie op lossen , verminderen, voorkomen, vermijden. Sociaal werk heeft een waaier aan vaardigheden, technieken en activiteiten . Met kijkt met een holistische focus op personen en hun omgeving. Holisme is niet de kijk van de som van de elementen maar het idee dat alles onlosmakelijk met elkaar verbonden is. Dat er dus vele invalshoeken zijn voor interventies en dat die op elkaar inspelen. Interventies van de sociaal werker: Counselingtechnieken Advisering Psychosociale hulpverleningsmethodieken Groepswerk Sociaal pedagogisch werk Gezins en familietherapie Deze processen van emancipatie moeten mensen helpen om toegang te krijgen tot voor hen belangrijke bronnen in de samenleving en deze te kunnen hanteren. 1.4. Empowerment Empowerment is een proces van versterking, waarbij individuen, organisaties en gemeenschappen greep krijgen op de eigen situatie en hun omgeving en dit via het verwerven van controle, het aanscherpen van kritisch bewustzijn en het stimuleren van participatie. Empowerment: Leren omgaan met en controle krijgen op de gevoelens van machteloosheid via ontschuldigen om zo tot positieve gevoelens te komen Het ontwikkelen van een kritisch bewustzijn door via informatie inzicht te verwerven in structuren, bronnen en processen van de samenleving Daadwerkelijke participatie. Empowerment zowel op: Micro meso Macro –niveau 11 Focus op krachten en mogelijkheden van individuen, groepen en hun omgeving vanuit een fundamenteel geloof in deze mogelijkheden Een multimethodische werkwijze en het ontwikkelen van samenwerkingsverbanden en netwerken tussen de diverse voorzieningen Streven naar het minst ingrijpende (subsidiariteitprincipe) Nadruk op een bottom-up benadering vanuit het perspectief van de doelgroep Creëren van voorwaarden die het de doelgroep mogelijk maakt eigen keuze te maken of keuzes uit te breiden. Afstappen van de rol van expert en deze van facilitator (Een facilitator (van Latijn facilitare – vergemakkelijken, vereenvoudigen) is een persoon die de (rand)voorwaarden schept en onderhoudt waaronder zowel collectieve als individuele helings- en veranderingsprocessen op gang kunnen komen.) dus iemand die een bepaald proces vergemakkelijkt), mobilisator opnemen.(werkbaar maken) Expleciete aandacht voor het signaleren van structurele tekorten en voor engagement van de welzijnswerker Ruimte creëren voor maatschappelijke steunsystemen Empowerment word in de mond vaak enkel de focus op de kracht van het individu overgehouden. Het collectivering van empowerment wordt vaak vergeten. De essentie van empowerment is de machtsverschuiving. De bijdrage van eht sociaal werk vanuit 3 perspectieven: De individuele bestaansethiek Zorgethiek Rechtenethiek 2. Historiek van het sociaal werk 2.1. Hitler, connais pas ‘de jeugd van tegenwoordig’ noemden het hitler, connais pas. Geschiedenis is nuttig dat bepaalde dingen zich niet zouden herhalen. Belangrijk dat Hitler gekend is bij de jeugd maar er zijn grenzen aan het utilitair gebruik van de geschiedenis. Geschiedenis draagt bij tot een kritische reflectie. De sociale ruimte van sociaal werk zal steeds veranderen. De geschiedenis van de opleiding sociaal werk. 2.2. Terugblik naar vroegere opleidingen 12 Starten de geschiedenis pas als sociaal werk zich als een beroep ontwikkeld heeft. 2.2.1. Van vorming tot dagopleiding Internationale configuratie Eind negentiende eeuw meeste europeese landen starten met opleidingen sociaal werk. Behoefte aan vorming en inzicht in de sociale problematiek door ervaringsuitwisselingen. Amsterdam De Karthuizer is de eerste sociale school met een dagopleiding. Bereid cursisten voor op de verzorging van kinderen die (door hun opvoeders verstoten zijn). Stijgende scholingsmogelijkheden gaan hand in hand met de ontwikkeling van methodieken. België huppelt achterop In de meeste Westerse landen komen de initiatieven sneller op gang dan in België. Economische heropleving, politieke toestand, burgerlijke democratie zorgt voor de bijstandsgedachte. De sociale wetgeving wordt opgestart. Arbeiders en vrouwenbewegingen Vormingscursussen Lezingen Studiekringen 15 mei 1912 is Wet op de kinderbescherming. 5 september 1919 is de wet op het kinderwelzijn 10 maat 1925 wet commissies openbare onderstand Er is nood aan professionele krachten. Katholieken, socialisten en liberalen blijven zoeken naar blijvende opleidingsvormen. Dit is de eerste oprichtingsgolf van de sociale scholen. Vrouwenbeweging Tijdens de 19 eeuw levert de industrialisatie enkel rijdom op voor de hogere stand. De arbeidersklasse ervaren zwarte ellende. Vrouwen zijn 12 tot 16 uur aan het werk en werken zonder sociale bescherming tegen hongerlonen. Eind 19 eeuw kwamen er vrouwenbewegingen die de godsdienstige, morele en materiële belangen bekeken van de arbeidende vrouw. Er ontwikkeld aandacht voor belangenverdediging, ontvoogding, vorming en maatschappelijk 13 dienstbetoon. 1920 was er oprichting van het Algemeen secretariaat van de christelijke sociale vrouwenwerken van België later is dit de KAV geworden. In 1920 was er ook de oprichting van de allereerste sociale scholen van België. De normaalschool voor vrouwen is ontstaan, zowel Nederlandstalig als Franstalig. Vanderveldes model In 1920 benadrukt de socialistische minister van justitie Emile Vandervelde dat er nood is aan geschoolde beroepskrachten in de hulpverlening en de oprichting van een sociale school nodig is. De scholen moeten bijdrage tot de werken van hulp en onderstand. Er is de neiging om maatregelen te kiezen die het kwaad voorkomen dan maatregelen die het trachten weer goed te maken. Er is nood aan gespecialiseerd en deskundig personeel. Vandervelde gaat de strijd aan tegen alcoholisme, criminaliteit en jeugdverwaarlozing. Er is nood aan adequate methodes en technieken in de hulpverlening. Door de wet op de kinderbescherming is de nood aan deskundige hulpverlening ontstaan. De opleiding sociaal werk was beroepskrachten te vormen in maatschappelijk dienstbetoon op gebieden van voeding, hygiëne en bijstand. Afgestudeerden kunnen in openbare en in private hulpverleningsdiensten terecht. Erkenning en beperkte subsidiëring als het programma is afgestemd op de Ecole centrale de service social. 27 mei 1922 komt er een liberale opvolger van Vandervele. Verplicht minimumprogramma. De scholen ontvangen subsidies en de studenten een officieel diploma. 2jaar tijd komen 8 sociale scholen tot stand. 2.2.2. De eerste golf sociale scholen Socialistische vakbeweging 1911 oprichting centrale voor arbeidersopvoeding. Drievoudig doel bereiken. Politieke bewustwording van de massa, het omhoogdrijven van de verantwoordelijken en het geven van een militante opleiding. Voordrachten Leergangen Studiereizen 14 Centrale omvormen tot een permanent instituut. Na de oorlog idee van tafel geveegd. 2okt 1921 Ecole ouvrière supérieure opgesticht. Op 1 april 1922 oprichting Vlaamse Arbeidershogeschool met 25 studenten. Internaatsverband. Student die in aanmerking wil komen moet lid zijn bij de syndicale beweging. Aansluiting bij de partij, mutualiteit, coöperatieve. Pedagogische formule van het ervaringsgericht leren. Stelt de ervaring van de arbeider centraal. Zelfonderricht toepassen en het principe van zelfopvoeding. Ontstaan van arbeidersstudenten. Jonge mannen tussen 20 en 30 jaar met een zekere maatschappelijke ervaring. Gemiddelde leeftijd ligt hoger dan in andere scholen. Schoolse omgeving en internaatsverband is geen soepel regime. Christelijke vakbeweging Tussen de sociale scholen is er een soort van wedijver bijvoorbeeld tussen de socialistische arbeidershogeschool en de katholieke arbeidersbeweging. Onderwijsinrichting is ook een opvoedingsgesticht. Zedelijke hoogstaande mannen moeten worden gevormd. De schol staat ook open voor niet-arbeiders maar men probeert wel een arbeiderskern onder de studenten te hebben. De aantal studenten neemt af. Rekrutering is meer naar sociaal voelenden. Liberalen 15 oktober 1921 ontstaat een tweetalige school voor maatschappelijk dienstbetoon. Mannen en vrouwen worden er voorbereid op functies in opvenbare en private werken van onderstand. School eerste plaats. School werkt samen met openbare en private werken van onderstand. Overkoepeling In 1320-1922 zijn er acht instelling. Er ontstaat een overkoepeling een raad der scholen voor maatschappelijk dienstbetoon. Ze willen zoveel mogelijk belanghebbenden betrekken. 2 leden door de ministers, 5 vertegenwoordigers van de scholen en 4 leden van de ministeries. De raad adviseert in toelatingsmodaliteiten, studieprogramma en examinering. Scholen kunnen niet opgericht worden zonder advies van de raad en op deze wijze heeft de overheid nog iets te zeggen. De raad kan ook toelagen intrekken als studenten niet slagen. Programma Om toegelaten te worden moet je min 18 jaar zijn, een goede gezondheid hebben en een goede ontwikkeling. De opleiding duurt 2 jaar. Arbeidsrecht Publiek Burgerlijk en administratief recht 15 Politieke en sociale economie Psychologie Statistisch onderzoek Kantoortechnieken Documentatie Verzorging van zieken en gewonden Individuele en collectieve hygiëne Protectie van het zwarte kind in de kolonies Werkveld kennis maken: studiebezoeken en seminaries. Kiezen uit 6 afdelingen Kinderen Tehuizen Bijstand Maatschappelijke verzekering Nijverheid Bibliotheken Stoomt studenten klaar voor specifieke sector . Kinderbescherming Beheer van onderstand Sociaal onderzoek Bestuur en beheer van instellingen, Oppertoezicht , arbeidsopziener in werkplaatsen Mutualiteit en werklozenwerk Bibliotheekwerk De nadruk ligt op de attitude en op de verwerving van een sociaal-culturele vorming, niet op de wetenschappelijk methodologische onderbouw. 2.2.3. De tweede oprichtingsgolf Een onderwijsexplosie in West-Europa Einde van de oorlog brengt nieuwe sociale problemen met zich mee. Het sociaaleconomisch leven na de oorlog moet gereorganiseerd worden. Ontwerpakkoord van sociale solidariteit in april 1944 wordt opgemaak: Het sociaal pact. De sociale zekerheid; Ziekte en invaliditeitsverzekering Werkloosheid Pensioen 16 Kinderbijslag Jaarlijkse vakantie voor arbeiders Werkgevers en werknemers overleggen samen voor de uitbouw van het systeem. Organisaties worden opgestart zoals de rijksdienst voor maatschappelijke zekerheid en het rijksfonds voor verzekering tegen ziekte en invaliditeit. Er is een uitbreiding van het onderwijs in heel West- europa. Het aantal leerlingen stijgt. De bescherming van de titel maatschappelijk assistent zorgt voor een extra stimulans. De wet van 12 juni 1645 beschermt de titel maatschappelijk assistent. Schoolstrijd in België Na de oorlog zijn er heel wat onderwijsinstellingen vernield. De herstellings en nieuwbouwwerken worden zonder staatstussenkomt bekostigd. Er ontstaat een schoolstrijd tussen officieel en vrij onderwijs. Er is een concurrentiestrijd tussen het overheidsinitiatieef en vrij initiatief. Het sociaal onderwijs in West-Vlaanderen In kortrijk wordt er een staatsschool voor maatschappelijk dienstbetoon voor jongens en meisjes opgericht. Meisjes school in kortrijk, jongens in Roeselare. 2.2.4. Een sociale school voor heren in Roeselare Na 3 jaar verwerft de student het diploma maatschappelijk assistent. De instelling is een vorming en studiehuis met de basis van de katholieke levensbeschouwing en is gericht op een katholieke levenshouding. Min 18 jaar en diplima humaniora, economische afdeling of normaalschool, technische of landbouwonderwijs diploma’s. Toelatingsexamen werd afgenomen als je geen diploma had. Om de geestesontwikkeling na te gaan. Religieus getinte vakken werder gegeven maar ook algemene vakken en vakspecifieke lessen. Ze krijgen ook stages. 17 2.2.5. Een sociale school voor dames in Kortrijk School voor maatschappelijk dienstbetoon op te richten. Maatschappelijk assistent op A2 niveau. Toelatingsexamen. Zoeken naar wortels, identiteit en beeldvorming en maatschappelijk dienstbetoon. Door de ontwikkelingen van de techniek en de wetenschap wijzigen de situaties en levensomstandigheden van de arbeiders. De naoorlogse situatie is deels bedreigend en deels optimistisch. Men stelt vast dat welvaart niet altijd welzijn inhoud. Welzijn is niet enkel het materiële maar ook de immateriële nastrevenswaardigheid. Het sociale werk, dienstbetoon onderscheidt zich van naastenliefde en liefdadigheid. Het is een vorm van sociale bedrijvigheid. Maatschappelijk dienstbetoon staat in verband met de sociale actie en maakt gebruik van technieken en wetenschappen zoals psychologie, sociologie, hygiëne, kinderverzorging. Behalve een roeping is het maatschappelijke dienstbetoon vooral een beroep. Men moet voor het maatschappelijke dienstbetoon geschoold zijn. Dienstbetoon zich kenmerkt door het vrijwaren of het bevorderen van de menselijke waardigheid door rechtstreeks contact met de enkeling of door beïnvloeding van de onmisbare of nuttige kaders die de mens omringen, hetzij door het bevorderen van de onderlinge verhoudingen van mensen en groepen. Meisjesopvoeding De opleiding blijft vooral een studierichting voor meisjes. Er kiezen ook meer meisjes voor een sociale en pedagogische richting dan jongens. Men kijkt naar de maatschappelijke positie van de vrouw en de rollen die ze vertolkt. 19 eeuw feminisme voedingsbodem. Doel meisjes vormen tot maatschappelijk assistent. Religie en godsdienst zijn de vanzelfsprekende leidraad voor elk gedrag. In de hogeschool hoge mate van vrouwencultus die emancipatie centraal stelt. Opleiding heeft een grote maatschappelijke betrokkenheid. Studeren, Lesrooster De lesroosters van andere scholen worden vergeleken. Opleiding van 3 jaar laatste jaar specialisatie nijverheid of bijstand. Voorbereidend jaar Is een samenvatting van de laatste twee humaniorajaren. Voor jongeren van 17 jaar die de nodige vorming missen om het eerste jaar aan te vangen. Stage, thesis en examens 18 Afgestudeerd Werkveld veldwerk Bijscholing Diploma in gevaar 2.3. Een canon van sociaal werk De canon is een verzameling van belangrijke ijkpunten in een bepaald domein. Eerste plaats kennis verspreiden op een populaire wijze. Kennisverdieping 2.3.1. Een uitnodiging tot essays Activering van werklozen. Canon is een samenraapsel van anekdotes uit het verleden van het sociaal werk. Het kan een rol spelen bij kennisverspreiding en kennisverdieping. Betekenis van verzuiling/ontzuiling voor het sociaal werk doorheen de eeuwen heen, over professionalisering, over caritas en overheid. Kennisverspreiding door exemplarische en symbolische vensters in de canon kan zo aangevuld worden met kennisverdieping. Historische feiten leiden tot de duiding van collectiviseringstendensen van solidariteit en verzorgingsarrangementen. De overgang van lokale caritas naar nationale verzorgingsstaat. Welzijnswerk als instrument om sociale normen op te leggen. Minder emancipatorisch en meer een normatief initiatief. Betekenisvolle tijdsblokken te onderscheiden, eeuwige thema’s van sociaal werk benoemen. 2.3.2. Tijdsperspectieven Verleden opdelen in tijdsperioden. Prehistorie Oudheid Middeleeuwen Nieuwe tijd Nieuwste tijd Canon sociaal werk kan je opsplitsen en structureren in tijdsperioden. Tot 1880 caritas 1880-1940 uitbouw van sociale wetgeving en sociale zekerheid 1940-1980 uitbouw van hulpverlening sinds 1980 herstructurering van de verzorgingsstaat. 19 Opkomst van het humanisme in de 15e eeuw is een verklaring voor veranderingen in de armenzorg, de verschuiving van mededogen naar misprijzen. De naoorlogse periode: opbouw, uitbouw en afbouw van de verzorgingsstaat. Vraag wanneer de geschiedenis begint en waar ze eindigt. Huidige versie vlaams canon eindigen we vijftien jaar geleden. 2.3.3. Eeuwige thema’s Canon laat toe een aantal eeuwige thema’s te bespreken. Waar de sociale sector steeds weer mee te maken krijgt. De identiteit van het sociaal werk is het belangrijkste thema. Identiteit hangt nauw samen met het instrumentarium van sociaal werk. Discussie naar de aard van de vakkennis van het sociaal werk. De vraag of sociaal werk bijdraagt aan zelfredzaamheid. Hulpverlening als gunst of recht De vraag of sociaal werk best kan georganiseerd worden door overheid, particulier werkveld of via marktprincipes. 2.3.4. Als de dag van toen Canon laat een sterke indruk van vooruitgang achter. Professioneel handelen uit het verleden is terugkijken naar kwakzalverij. 2.4. Het achterhuis in het achterhoofd 2.4.1. We zijn averechts bezig Kritiek binnen de welzijnssector. ‘de markt van welzijn en geluk’ toont aan dat achterhuis fundamentele kritiek heeft: Het welzijnsbeleid maakt mensen machtelozer en komt daardoor in strijd met de doelstelling die in het begrip welzijn ligt opgesloten. Achterhuis heeft een project rond gezondheids winkel een een project rond feminisme. Veel van de aspecten van Achterhuis herkennen wij in de methodieken van vandaag. 2.4.2. Herstel na de uppercut Na Achterhuis de periodes: Postmoderne deprofessionalisering (80’-90’)(eclectisme combineren van verschillende methodische stijlen) Verzakelijking en managementisme ( bedrijfsrationaliteit, meetbare opbrengst, de zachte sector wordt omgebouwd tot social profit sector) 20 Professionele verrommeling (hulpverlende, therapeutische, probleemoplossende arbeid er duiken nieuwe beroepsspecifieke verranderingen op) Renaissance, normatieve reprofessionalisering (sociaal werk van binnenuit méér kwalitatieve diepgang te geven). 3. Oproep tot normatieve professionaliteit in het sociaal werk 3.1. Soorten professionaliteit Als de vrijheid om waardegericht te handelen onder druk komt te staan verschuift de kern van ‘professioneel-zijn’ meer naar het technisch bekwaam zijn. We moeten niet alleen de dingen goed doen, maar ook de goede dingen doen. Dit is de aanhef voor het begrip normatieve professionaliteit. 3.2. Dominante systeemeisen en ‘het dikke ik’ Kunneman verdedigt het belang van de normatieve professionalisering. De dominantie van systeemeisen en de opkomst van het dikke ik zorgen er steeds meer voor dat morele waarden van professionals op de achtergrond komen. Systeemnormen bepalen het handelen van sociaal werkers. Systeemnormen zijn algemene rechtsregels, de contractuele verplichtingen en het doelmatig en efficiënt realiseren van specifieke organisatiedoelen. Professionals moeten hier rekening mee houden. Deskundigheidsnormen die sociale werkers aanzetten tot adequaat en effectief handelen op basis van professionele kennis, kunde en ervaring. Vormingsmethodische regels of stappenplannen, procedures Morele, cultureel verankerde waarden en morele kwaliteiten. Morele waarden zijn belang van autonomie en persoonlijke ontwikkeling, rechtvaardigheid, billijkheid of integriteit. Helpen, zorgen, vormen, steunen of begeleiden. Kunneman deugden: moed, eerlijkheid, medelijden, trouw Kunneman ondeugden: gemakzucht, onverschilligheid, lafheid Met de metafoon van het dikke ik bedoeld Kunneman 3 samenhangende ontwikkelingen: Het dikke ik neemt wat het denkt nodig te hebben en dat is heel wat. Het wil niet alleen steeds meer consumeren maar eist ook erkenning van zijn handelingsvrijheid en 21 respect voor zijn hoogst individuele opvattingen en verlangens. Dikke ik permanente concurrentie en prestatieslag. Dikke ik: 1) Mateloosheid van onbeperkte consumptie 2) Het dik maken van mensen ten koste van anderen, met concurrentie en individueel succes als sociale horizon. De maatschappij als apenrots 3) Het gevaar van morele onverschilligheid: een dikke huid hebben. ‘Andermans ellende is niet mijn maar hun probleem’ De opmars van het dikke ik manifesteert zich op 3 niveau’s: 1) Persoonlijk niveau 2) Niveau van groepen en organisaties 3) Niveau van de planeet De verleiding tot dikke-ik gedrag valt in de eerste plaats te begrijpen vanuit alle verleidingen die de postindustriële consumptiemaatschappij voor steeds meer mensen produceert. Consumptieve overdaad is de kern van het leven van vele mensen. 3.3. Ruimte voor dialoog Tussen verschillende waarden en normen ontwikkelen zich meer en meer spanningen. Zowel op beleidsniveau als de cliënten met het dikke ik als op de systeemnormen, als op de morele waarden van het professionele handelen. Druk om professionele deskundigheid maximaal systeemgericht en productief in te vullen. Tegendruk door in dialoog te treden en samen te werken. Voor de hulpverleningsrelatie, de resultaten, de levenskwaliteit, de ethische dimensie in het werk. Belang van religie en levensbeschouwing. Conflicten vragen overleg en intervisie maar daar is in de hedendaagse hulpverlening vaak geen tijd en ruimte voor. Sociaal werk bevind zich voortdurend in spanningsvelden waarin ze morele keuzes moet maken. Spanningsveld tussen leefwereld en systeem, tussen rechtvaardigheid, solidariteit en privébelang. Het is niet wenselijk dat professionals telkens opnieuw op individuele basis deze fundamentele keuzes moeten maken. Professionals moeten zich ondersteund voelen in het maken van keuzes. Dat kan in een organisatie die daarvoor ruimte biedt. Ruimte scheppen voor Self-empowerment. Ontwikkelen van normatieve professionaliteit. Dit kan enkel wanneer er in het management van een organisatie ruimte is voor dialoog over thema’s waar het echt toe doet in de hulpverlening. Volgens Kunneman vraagt dat ruimte voor Kampvuren. 3.4. Lantaarnpalen en kampvuren 22 Kunneman gebruikt metaforen om de sociale werkelijkheid in waarden en beelden te bevatten. De krachtige beelden verhelderen de complexe realiteiten. Hij beschreef het individualiseringproces zoals de overgang tussen de theemutscultuur naar het walkman-ego. Achter het beeld schuilt de sociale druk in een traditioneel gezin naar het vrijgevochten individu in de stad. Welzijnsorganisaties en hun professionals kunnen werken als lantaarnpalen of als kampvuren. Lantaarnpalen zijn gericht op een maximale zichtbaarheid, controle en centrale sturing. Door een sterk beheersingsdenken willen ze de welzijnssector efficiënter maken door hogere palen te installeren met een sterker licht. Lantaarnpalen kunnen langer branden en je kan meer lichtpunten voorzien op die manier krijgen ze meer greep op sociale ontwikkelingen. Volgens de activeringslocica ontstaat er een nieuw aanbodsgericht en normaliserend denk en handelingskader. De cliënt en de sociaal werker worden steeds efficiënter gecontroleerd en er is steeds minder ruimte voor eigen autonomie, creativiteit en normatieve professionaliteit, voor een proces op maat en ritme van de cliënt. Tegenstrijdig is de logica van de kampvuren. Hun licht en vuur is zelf gestookt. Zij vertrekken van verhalen, in plaats van agenda’s en rationele doelen. Ze bieden ruimte aan personen en hun emoties. Er is ruimte voor presentie en echte aandacht. Het sociaal werk van vandaag kent meer druk op de logia van de lantaarnpalen: controle, verantwoording, doelmatigheid en efficiëntie worden steeds centraler. Hoe fel de lantaarnpalen ook schrijnen er ontsnapt steeds weliets aan hun licht. De bureaucratisering van het welzijnswerk, de toename van controle en de afname van betrokkenheid in hulpverleningsrelaties omwille van de hoge caseload. Morele waarden en menselijke betrokkenheid valt moeilijker te controleren, maar dit blijkt essentieel voor de kwaliteit van het sociaal werk. Vanuit de lantaarnpalen zijn kampvuurtjes tijdrovend. Hier ligt een bron van kritiek en tegenspraak maar hier ligt het belang van normatieve professionalisering. Goede hulpverlenging werkt verbindend. In de hulpverlening moet zowel een instrumentele als een expressieve dimensie gebruikt worden. Bind-kracht. Product en resultaatgericht werken vereist ook een betrokken hulpverleningsrelatie. Bij kampvuren is er niet alleen ruimte voor verbinding maar ook voor trage vragen rond ervaren onrecht, onbegrip, frustraties en negatieve omgangspatronen. Om deze ‘plekken der moeite’ te betreden ook al zijn de opbrengsten daarvan vanuit organisaties gezien ambivalent. Toch kunnen zij leiden tot nieuwe zin, inspiratie en onderlinge betrokkenheid, aar ook tot onwelkome kritiek op vanzelfsprekende vormen van onrecht en onverantwoordelijkheid. Centraal dilemma van mensgerichte professionals, parallel aan gewetensvragen van consumenten. De vragen zijn nodig vanuit een reflexieve houding. Er zijn ook valkuilen voor overbelasting van sociale werkers. De fundamentele reflectieprocessen, de filosofische of levensbeschouwelijke perspectieven kunnen helpen om de plek der moeite te betreden. Er moet hier ruimte voorzien worden in opleidingen, vormingen en intervisies. Het is een 23 vraag om een inhoudeiljk langetermijnperspectief voorbij de machteloosheid en voorbij het dikke ik. 4. Kader voor Vlaamse opleidingen bachelor in het sociaal werk. 4.1. Statuut van een referentiekader Een domeinspecifiek referentiekader voor het sociaal werk. Dit is het gemeenschappelijk kader. Een eigen opleidingsprofiel met een eigen competentielijst. 4.2. Taakverduidelijking sociaal werk De weg naar een gemeenschappelijk referentiekader sociaal werk, vertrekt bij een internationale definitie die bepaalt dat alle vormen van sociaal werk een gezamenlijke kern hebben. Alle opleidingen sociaal werk hebben een gezamelijke kern. 1. 2. 3. 4. Internationale missie ,Sociaal werk Sociaal agogisch handelen als overkoepelden begrip Op wie richt zich het sociaal agogisch handelen Fundamentele kern en competenties. 1. Mission statement social work is een breed aanvaarde omschrijving van het ‘waartoe’ van het sociaal werk. 2. Het handelen dat vanuit de missie wordt ontwikkeld kiezen we de term sociaal-agogisch handelen. 3. Voor wie wordt het sociaal agogisch handelen opgezet. Het overkoepelend begrip is de belanghebbenden. 4. In de opleidingen zijn er heel wat competenties. De competenties hangen onderling samen en zijn opgebouwd op een fundamentele kern. 4.3. Internationale missie sociaal werk Sociaal werk staat voor sociale verandering, Probleemoplossing bij menselijke relaties en het empoweren en bevrijden van mensen, met 24 Steeds als doel hun welzijn te bevorderen. De sociaal werker intervenieert op die terreinen waar mensen interageren met hun omgeving en Maakt hierbij gebruik van theorieën over menselijk gedrag en over sociale systemen. De uitgangspunten van de mensenrechten en Van sociale rechtvaardigheid zijn Fundamenteel voor het sociaal werk. 3 algemene doelen geformuleerd: Sociale verandering Probleem –oplossing bij intermenselijke relaties Empowerment en bevrijding om uiteindelijk tot een toestand van wellbeing te bereiken. Er word gebruik gemaakt van bepaalde kennis. Dat interventies gebeuren op een specifiek punt in het sociaal systeem. Het fundament gevormd wordt door waarden. Fundamentele kern sociaal werk 4.4. Sociaal agogisch handelen als overkoepelend begrip 4.4.1. Combinatie van doelen Handelingen vanuit de internationale definitie is sociaal agogisch handelen. Sociale doel: realisatie van een menswaardig bestaan. Zowel feitelijk als vanuit beleving. Het sociaal agogisch handelen is gericht op vrijwel alle acetten van de interactive van het individu met zijn of haar omgeving. Het kan gaan om persoonlijke zelfrealisatie, realiseren van menswaardige maatschappelijke en culturele verhoudingen. Begrip ‘menswaardig’ vertrekt vanuit principes en waarden die samengaan met het sociaal werk. Agogische doel: probleemoplossing, een verandering, een bevrijding. De term kan gelijkgesteld worden aan veranderkundig. De professional werkt ontwikkelingsgericht en op basis van wederkerigheid. Professional is degene die veranderingen initieert, begeleidt en faciliteert in de verhouding individuomgeving. In dialoog wordt er een bepaalde richting bepaald. De sociaal agogen 25 zijn niet zozeer gericht op het beschrijven van situaties maar op de dynamiek van het veranderen, samen met betrokkenen. De combinatie van sociale en agogische doelen: Sociaal werkers zijn bezig met methodisch de realisatie van sociale waarden binnen de samenleving en gericht op optimalisatie van een menswaardig bestaan voor alle leden van de samenleving. De professional moet permanent ethische afwegingen maken en een positie innemen dat kan tot een dimensie worden beschouwd als menswaardig. 4.4.2. Sociaal agogisch handelen in diverse situaties Sociaal agogisch handelen draagt bij aan het oplossen of het hanteerbaar maken van sociale vraagstukken en sociale initiatieven. Het is gericht op verschillende facetten van de verhouding individu en samenleving. Sociaal agogisch handelen gebeurd in zeer diverse situaties. De situatie: de aanleiding, de achtergrond, de context end e globale samenhang van het sociaal agogisch handelen. Sociaal-agogisch handen van de sociaal werker vind plaats in tal van sectoren: zorg en welzijn, cultuur, educatie en onderwijs, gezondheidszorg, sport en recreatie, justitie, wonen, stadsontwikkeling, openbaar bestuur, veiligheid, rechtspraak, werk en inkomen, religie en levensbeschouwing, politiek, recreatie, toerisme, vrije tijd. Sociaal agogisch handelen van de sociaal werker vind plaats overheen verschillende levensdomeinen en vanuit diverse perspectieven, van het intrapsychische tot het macro-maatschappelijke. 4.4.3. Sociaal agogisch handelen in vele soorten processen Sociaal agogisch handelen is interactief en dialogisch, gekarakteriseerd door wederkerigheid. In de dialoog word normativiteit aan de orde gesteld. De persoonlijkheid van de professional speelt mee. De persoonlijke kwaliteiten van de professioneel worden ingezet ten behoeve van het initiëren van verandering of ten behoeve van het versterken van het zelfregulerend vermogen. De sociaalagoog beschikt in de dialogische relatie wel over professionele macht en draagt verantwoordelijkheid voor de relatie. Hij of zij verantwoordt zich naar de mensen voor wie hij werkt, naar de eigen organisatie, naar collega-professionals en naar de wereld van beleid en overheid. Sociaal agogische processen: De sociaal agogische processen zijn divers en kennen specifiekere verwoordingen zoals: dienstverlening, psychosociale hulpverlening, belangenbehartiging, 26 personeelsbeheer, personeelsbeleid, educatief werken, cultureel werken, preventie of proactief werken, sociale beleidsbetrokkenheid, dossiervorming en – beheer, organisatieontwikkeling, netwerkvorming, beleidsbeïnvloeding. De omvattende term die we in de competentielijst gebruiken is dus: sociaalagogisch proces. 4.5. Op wie richt zich het sociaal-agogisch handelen? In de dienstverlening hebben we het over ‘de cliënt’ of ‘de belanghebbende’. De belanghebbende: De sociaal agogische processen gebeuren voor, door en met: één persoon of meerder personen, het gezin, de groep, de organisatie, de leefgemeenschap, de werkgebieden die al dan niet op eigen vraag professioneel in contact komen met een sociaal werker. Het begrip belanghebbenden word gebruikt. Systeemniveau: Sociaal agogisch handelen kan zich richten op verschillende systheemniveaus. Het kan gaan om individuen , maar ook om families, vrijwilligers, groepen en gemeenschappen. Het systeem kan ook een geografische benoeming hebben. BV: buurt, wijk, dorp, stad, provincie of land. Systeemniveau valt ook te definiëren vanuit een bestuurlijk of overheidsplerspectief zoals organisatie, instelling, gemeente, staddeel, provinciale of regionale of federale overheden. Ook private ondernemingen en overheidsdiensten kunnen deel uit maken van het systeem. Vraagperspectief – aanbodperspectief: Van wie of van waar komt de vraag naar sociaal agogisch handelen. Soms stelt een individu de hulpvraag. In andere gevallen gaat de opdracht voor de sociaal werker uit van de overheid. De overheid kan ook een open of zelfs gesloten aanbodperspectief ontwikkelen. Gedwongen hulpverlening speelt ook een rol in het sociaal werk. 4.6. Fundamentele kern en competenties 4.6.1 Fundamentele kern Fundamentele kern van het sociaal werk. 27 Cirkel met vier kwadranten, die samen de kern van het sociaal werk vormen: al het sociaal agogisch handelen is doordrongen van deze kern. De 4 aspecten zijn niet los van elkaar te zien en beïnvloeden elkaar ook onderling. 1. 2. 3. 4. Algemeen doel Body of knowledge Grondwaarden Basispositie 1. De kern bevat de algemene doelen en missie van sociaal werk. Als uitgangspunt wordt de internationale definitie van sociaal werk gebruikt. Sociale verandering Probleemoplossing bij intermenselijke relaties Empowerment en bevrijding. 2. De body of knowledge is het kennisdomein van de beroepsgroep sociaal werk, waaraan de professional zijn theoretische en praktische kennis, inzichten en methoden ontleent. Kennis inzake menswetenschappen, probleemkennis, kennis van de doelgroepen en zeker ook beproefde inzichten en methoden binnen het sociaal werk. Het bestaat uit zowel expliciete (duidelijk) als impliciete (onuitgesproken) kennis. 3. Basisposities van de sociaal werker. Hij stelt zich op tussen mens en samenleving en kiest voor een specifiek aangrijpingspunt. Bruggenbouwer. Positie als partner, het samenleven mee creëren. 4. Grondwaarden: key values. Het gaat hierbij om normen, waarden, principes en ook de vertaling hiervan in rechtsregels. De competentiebenadering is de link tussen competenties en een gemeenschappelijke fundamentele kern. De onderlinge verbanden tussen de competenties zijn van tel. Het geheel is veel meer dan de som van de delen; 4.6.2 vijf clusters rond de kern 28 De competentieclusters zijn de accenten binnen het sociaal-agogisch handen van de sociaal werkers. De 5 clusters vormen 1 geheel en staan allen in verbinding met de fundamentele kern. Contact leggen en oriënteren Stimuleren tot zelfontwikkeling Sociaal agogische expertise inbrengen Vermaatschappelijken Professioneel werken en ontwikkelen Elke competentiecluster dient uitdrukkelijk in relatie tot de smenleving en in relatie tot de belanghebbende gelezen te worden. Samenleving Sociaal werker 4.6.3 Belanghebbenden Vlaamse competentielijst Professionele Bachelor in het sociaal werk. Competenties worden opgevat als bekwaamheden maar dienen getoetst te worden via gedrag. Gedragsoriënterende formulering van de competenties. Een beginnend sociaal werker is in staat om evenwichtig met het geheel van deze competenties om te gaan. 4.6.4 Voorbeelden en toelichting bij de competentielijst De lijst met competenties is eerder bedoeld als verduidelijking. Oriënteren en contact leggen De sociaal werker investeert in een brede oriëntatie en een goed contact met de belanghebbenden. De dialoog is belangrijk en het bekijken van de systheemniveau’s zodat er een totaalbeeld zichtbaar wordt. De sociaal werker gebruikt alle mogelijke relevante inlichtingen, contacten en bronnen om zich tot de belanghebbenden en de situatie te kunnen verhouden. Hij zoekt daarbij de juiste balans tussen disciplineren en emanciperen, tussen de kijk van de belanghebbenden en de kijk van andere betrokkenen in de samenleving. Realiseert authentiek contact in een professionele relatie. 29 Raadpleegt een breed geheel van bronnen om samen met de belanghebbenden een inschatting van de situatie te maken. Stimuleren tot zelfontwikkeling De sociaal werker ondersteunt mensen bij hun maatschappelijk en sociaal functioneren en bied de diensten als gids aan. Vanuit het cliëntperspectief bekeken staat zijn opdracht in als assistence sociale. Het stimuleren van zelfontwikkeling bij de belanghebbenden. Hij steunt bij het verkennen, herkennen en erkennen van sociale noden, van verwachtingen en van talenten. Spanning en de verbinding van een cliëntperspectief met een maatschappelijk perspectief. Stimuleert en steunt de belanghebbenden bij het verkennen, erkennen en aanpakken van noden, talenten en verwachtingen Gidst de belanghebbenden deskundig anar relevante voorzieningen en arrangementen. Sociaal agogische expertise inbrengen De sociaal werker beheerst een aantal methodieken en technieken om sociaal agogische processen te kunnen realiseren. Afstemming op de belanghebbende past de sociaal werker de methodieken en technieken toe. Hij weegt af in dialoog welke sociaal-agogische handelingsvorm in de situatie geschikt is en past de gekozen methoden vakkundig toe. De sociaal werker werkt met een flexibele systematiek. We gebruiken daarvoor de term projectmatig. Dat slaagt op plannen, beheersen en structureren. De sociaal werker heeft oog voor proceselementen van zijn werkzaamheden met, door en voor het cliëntsysteem. De kwaliteit van de relatie en de betrokkenheid van de belanghebbenden blijven belangrijk. Communicatie is geen overbodige luxe. Sociaal agogische processen. Interventie-accenten: dienstverlening, psychosociale hulpverlening, belangenbehartiging, personeelsbeheer, personeelsbeleid, educatief werken, cultureel werken, preventie of proactief werken, sociale beleidsbetrokkenheid, dossiervorming en beheer, organisatieontwikkeling, netwerkvorming, beleidsbeïnvloeding. Hanteert adewuate communicatie en interactievormen aangepast aan de belanghebbenden en aan de aard van de sociaal agogische processen. Ontwerpt en begeleidt sociaal agogische processen in dialoog met de belanghebbenden en afgestemd op de situatie Handelt procesmatig en projectmatig vanuit zijn methodische expertise. 30 Vermaatschappelijken De term vermaatschappelijken wijst op het zien van verbanden tussen particuliere problemen en maatschappelijke verhoudingen. De sociaal werker levert een kritische bijdrage aan het samenleven. Door de uitvoering van beleidsmaatregelen, door het signaleren waar het beleid te kort schiet. Helpt zoeken hoe mensen kunnen samenleven, aandacht voor specifieke doelgroepen. Hij volgt evoluties in de samenleving en gaat een dialoog aan tussen diverse samenlevingsgroepen en stimuleert burgerschap. Signaleert wrijvingen tussen den evoluerende samenleving en de belanghebbenden. Helpt de belanghebbenden verbinden met de samenleving en omgekeerd. Bouwt partnerschappen om inclusief samenleven te creëren met respect voor ecologische grenzen. Professioneel werken en ontwikkelen De sociaal werker werkt als professional binnen een bedrijf, organisatie of netwerk en levert een bijdrage aan de opdrachten en het beleid ervan. Legt verantwoording af voor het eigen functioneren en voor het eigen aandeel. Bij die verantwoording spelen technisch methodische maar ook waardegebonden aspecten aan bod. De sociaal werker zal zich positioneren als professional in zijn vakgebied ten opzicht van zijn arbeidsorganisatie en ten aanzien van de maatschappelijke ontwikkelingen. De sociaal werker denkt mee over maatschappelijke veranderingen en wijzigt beleid met betrekking tot het vakgebied. Hij draagt bij aan de ontwikkeling van het sociaal werk als beroep door allerlei vormen van onderzoek en ervaringsuitwisseling. Werkt samen in een team en levert en bijdrage aan doelen, beleid en beheer van de organisatie. Werkt multidisciplinair samen en binnen netwerken van organisaties. Werkt aan eigen professionalisering en draagt bij aan ervaringsuitwisseling en praktijkonderzoek. 31 4.7. Specificeren van de Vlaamse competentielijst sociaal werk. De Vlaamse competentielijst sociaal werk is een poging om over afstudeerrichtingen, specialisaties en sectoren heen, competenties vanuit een generieke invalshoek te formuleren. Vlaamse competentielijst sociaal werk contextualiseren; 5. Ipsoc-SW-competentielijst Sociaal werk draait om : Relationele basis: Functionele interacties die met personen, groepen en organisaties worden ontwikkeld. Inhoudelijke know what en know why: de kijk op mensen en hun sociale omgeving, de combinatie van sociaal psychologische invalshoeken met maatschappelijke invalshoeken Know how: hoe voeren we sociaal werk goed uit. 6. Bijkomende uitdagingen voor het huidig sociaal werk Hoe bouwt sociaal werk in de toekomst aan de drie doelen in haar definitie? Hoe zal de verhouding zijn tussen de bouwstenen van sociaal werk: waarden, theorievorming en praktijk? De waarden als fundament blijven zien? Normatieve professionalisering, meetbaarheid? Geschiedenis van de opleiding en canon dat klassieke thema’s discussies veroorzaken en blijven . Hoe dilemma’s in de toekomst aanpakken? 6.1. Casusmateriaal Monica Eind augustus 2008. Antwerps OCMW voorzitter Monica De Coninck Sp.a stelt voor om mensen die op de arbeidsmarkt geen kans maken een hogere uitkering te geven en het stuttut van gehandicapte. Voorstel is stigmatiserend en kwetend. De term ‘sociaal onaangepasten’ Mensen die in deze situatie zitten zijn zeker geen vaststaande eeuwige durende categorie. Een negatief zelfbeeld is een eerste hinderlaag voor sociale integratie van mensen die onderaan de arbeidsladder staan. Er wordt voor hen beslist zonder hen keuzes te geven en hun kennis te respecteren. Hen in een aparte categorie indelen benadrukt het onveranderlijke van hun situatie. Door iemand de term gehandicapt te geven verdwijnen ze uit de sociale ondersteuningsstructuren. Activeringsbeleid 32 6.2. Ecologisch sociaal werk Ideologische bijsturing van sociaal werk. Mensen met problemen moeten een extra inhaalbeweging maken. Menselijke ontwikkeling op duurzaamheid moet mikken en op evenwichten tussen mens, natuur en sociale omgeving. Voor sommigen is het evenwicht totaal zoek. Hoe groter de keuze, hoe moeilijker we kunnen kiezen. Mensen werken zich te pletter of steken zich in de schulden om nog meer te kunnen consumeren. De link tussen ecologie en sociaal werk word omschreven als de ‘slachtoffers van het verloren evenwicht’ : mensen ervaren nadelen van de verkeerd georganiseerde wereld. De link tussen sociaal werk en ecologie is zichtbaar: gezondheidsproblemen, woonkwaliteit, toegang tot noodzakelijke hulpbronnen. … Een oproep voor een ecologisch sociaal werk. Doelstellingen vanuit sociaal werk is emancipatie, empowerment, welzijn. Dit wordt gekoppeld aan voorwaarden van economische groei en verwachtingen van technologische vooruitgang. In de internationale definitie voor sociaal werk moet er buiten de mensenrechten en de sociale rechtvaardigheid ook het concept van duurzaamheid bevatten. Het sociaal werk moet de ecologische beweging zien als een sociale beweging. Duurzaamheid Hoe krachtig het ecologische element moet/ mag doorwegen bij het onderzoeken van de hedendaagse maatschappelijke structurele context, is een discussie en confrontatie. 7. Afstudeerrichting personeelswerk Geen vragen op het examen. Inleiding met verantwoording en structuur PW doorheen 3 jaar bachelor in het sociaal werk Arbeid Arbeidorganisaties Doelgroepen en het stakelholdersmodel Personeelsbeleid met doel en principes Domeinen waarop gewerkt wordt Een introductie in het personeelsbeleid Definities Visie op personeelsbeleid Beleid Organisatiebeleid binnen omgevingstendensen De omgeving – tendensen HRM Een driedubbele integratie De medespelers 33 Het top-management De leidinggevenden De medewerkers De personeelswerker Andere Personeelsbeleid en organisatiecultuur Personeelsbeleid en organisatiestructuur Personeelsmanagementinformatiesysteem PMIS Historische schets Paternalisme vanaf +- 1875 Scientific management vanaf +- 1920 Human relations +- 1945 Revisionisme vanaf +- 1960 De economische crisis vanaf +- 1970 Via nieuwe zakelijkheid naar HRM vanaf +- 1980 En de toekomst? Verschillen in personeelsbeleid De personeelstechnieken Een profielschets 8. Afstudeerrichting sociaal-cultureel werk 8.1. Inleiding Betrokken raken bij sociaal-cultureel werk als je : Een boek leent in de bibliotheek Deelneemt aan een activiteit in het cultureel centrum Een cursus volt die niet door de school of opleiding wordt aangeboden Lid bent van een koor Meespeelt bij het plaatselijk amateurtoneel, een fanfare of een popgroepje Meewerkt bij de plaatselijke vrouwenvereniging of ouderenbond Voor kinderen en jongeren als je: Lid bent in een jeugdbeweging Deelneemt aan speelpleinwerking, grabbelpas, Swappas, de kunstbende Deelneemt aan een activiteit van het jeugdhuis Mensen nemen het sociaal-cultureel werk zelf in handen als ze: Initiatief nemen voor een milieu-actie Een betoging voor verdraagzaamheid organiseren Vrijwillige medewerker zijn in de wereldwinkel Bestuurslid zijn van één of andere bond Leidster zijn in de jeugdbeweging 34 De sector sociaal cultureel werk kan je algemeen omschrijven als een verzameling van organisaties die mensen, kinderen en jongeren, volwassenen, ouderen aanspreken in hun vrije tijd, ze nodigen hen uit om deel te maken van een sociaal netwerk en op die manier gemeenschapsvorming bevorderen en een werking ontplooien op recreatief, cultureel en of educatief gebied. Het opnemen van sociale zorg en het voeren van collectieve actie kan vanuit de organisaties gebeuren. Kenmerkend is het engagement voor de doelgroep of het thema en de sterke vrijwillige betrokkenheid van de medewerkers, leden en deelnemers. Een individu zoekt in zijn omgeving zingeving en identiteit. 8.2. Sectoren van en naast het sociaal-cultureel werk Sociaal cultureel werk: organisaties overlopen die door de Vlaamse overheid financieel ondersteund worden. De werksoorten die de Vlaamse overheid bij het beleidsdomein sociaal cultureel werk bijrekent: 1. 2. 3. 4. 5. Culturele en gemeenschapscentra De openbare bibliotheken Het jeugdwerk Het sociaal cultureel volwassenenwerk Amateurkuntsten 1. Cultuur en gemeenschapscentra Ze berusten op het vrije initiatief. Mensen brengen een werkvorm tot stand en initiatiefnemers kloppen aan bij de overheid voor erkenning en subsidiëring. Bij cultuurcentra is de overheid de initiatiefnemer. Zij beheert het centrum, financiert het en ontvangt een subsidie van de Vlaamse Gemeenschap. Cultuur en gemeenschapscentra hebben een receptieve functie: Ze bieden sociaal-culturele verengingen en andere initiatiefnemers de nodige infrastructuur voor hun activiteiten. Ze bieden het brede publiek een eigen programma aan. De kernopdracht van de centra is driedelig. 35 Cultuurspreiding Cultuurparticipatie Gemeenschapsvorming Cultuurspreiding betekent het spreiden of met andere woorden dichter bij de bevolking brengen van culuurscheppingen, zowel hedendaagse creaties als uit het verleden. Cultuurbemiddeling: het toegankelijk maken en helpen verwerken van culturele inhouden. Cultuurparticipatie: De opdracht van cultuur en gemeenschapscentra is om bij te dragen tot een hogere en diepere participatie van brede lagen van de bevolking aan het culturele leven. Gemeenschapsvormende functie: versterken en vernieuwen van het sociale weefsel en op groepsvorming met oog op een democratische, solidaire, open cultureel diverse samenleving. 2. Openbare bibliotheken Een openbare bibliotheek werd vooral gezien als instrument van cultuurverspreiding. Om de boeken bij de bevolking te brengen. Tegenwoordig heeft de bibliotheek een ruimere opdracht. Het is een voorziening waar mensen voor het opzoeken van allerlei informatie terecht moeten kunnen. Collectie: Boeken Tijdschriften Compact disks cd-roms dia’s videocassettes dvd’s internet Gebruikers moeten gratis toegang tot het internet krijgen. Het is een voorziening die de voorwaarde moet scheppen voor levenslang leren, culturele ontwikkeling van individuen en het democratisch functioneren van de samenleving. Het netwerk van openbare bibiotheken in vlaanderen wordt gesteunt door : Vlaams Centrum voor Openbare Bibliotheken (VCOB) Cultuur Lokaal 36 3. Het jeugdwerk Jeugdwerk is sociaal-cultureel werk. Het is er voor de jeugd maar ook door de jeugd. Jeugdwerk heeft een sterk participatief karakter. Het is doordrongen van de vrijwilligerscultuur. Jeugdwerk grijpt plaats in de vrije tijd van kinderen en jongeren die op vrijwillige basis deelnemen aan activiteiten. Het doel van jeugdwerk is de bevordering van de algemene ontwikkeling van de jeugd. Het jeugdwerk is niet-commercieel. Er is een grote variatie aan juegdwerk. Jeugdbewegingen Jongerenbewegingen Jeugdhuizen Jeugdclubs Jeugdateliers Jeugdmuziekateliers Vakantiespeelpleinwerking Grabbelpaswerking Jeugdgroepen voor amateuristische kunstbeoefening Politieke jongerenorganisaties Werkingen voor maatschappelijk kwetsbare kinderen en jongeren Vorming werkende jongeren Gemeentelijke jeugddiensten Gespecialiseerde jeugdorganisaties Landelijke jeugddiensten Het steunpunt jeugd steunt op 3 pijlers: Impulsen geven aan een geïntegreerd jeugdbeleid Expertise over jeugd en jeugdwerkbeleid verzamelen en ontsluiten Het jeugdwerk in al zijn vormen en gedaanten ondersteunen 4. Het sociaal-cultureel volwassenwerk Sociaal werk krijgt vorm voor en door maatschappelijke ontwikkelingen. Sociaal cultureel volwassenwerk is een benaming voor de vorige term volksontwikkeling. Werkt samen met Openbare bibliotheken Cultuurcentra Gemeenschapscentra Jeugdwerk Amateurkunsten 37 Sociaal culturele volwassenwerk bevat 3 werksoorten Sociaal culturele verenigingen Sociaal culturele bewegingen Sociaal culturele vormingsinstellingen (volkshogescholen en gespecialiseerde vormingsinstellingen) Kenmerkend voor sociaal culturele vereninging is dat de leden lidgeld betalen. Ze kunnen activiteiten organiseren voor een breder publiek. Ze worden gedragen door vrijwilligers. De lokale werking krijgt inhoudelijke en methodische ondersteuning door beroepskrachten (sociaal cultureel werkers). Sociaal culturele vormingsinstellingen hebben het karakter van een voorziening. Er zijn beroepskrachten die werken aan educatieve programma’s uit voor geïnteresseerde deelnemers. Die deelnemers betalen een bijdrage voor de activiteit waaraan ze participeren en hun engagement reikt niet verder dan die activiteit. Sociaal culturele bewegingen zijn organisaties die gericht zijn op maatschappelijke verandering. Ze specialiseren zich in één maatschappelijk relevant thema of in verschillende thema’s. De activiteiten van bewegingen hebben te maken met sensibilisatie, educatie en sociale actie. Ze hebben een educatieve en maatschappelijke activeringsfunctie. Ze werken landelijk en richten zich tot een breed publiek door middel van thematische campagnes. Vrede en verdraagzaamheid Mensenrechten De bevordering van burgerschap, participatie, inclusie en samenleven Voeding Geld en verantwoorde consumptie Socius het steunpunt voor sociaal cultureel volwassenwerk vzw, is een organisatie dat zich richt naar het erkende en of gesubsidieerde sociaal cultureel volwassenenwerk of organisaties die de sociaal culturele methodiek toepassen. Praktijkondersteuning Praktijkontwikkeling Communicatie FOV: federatie van organisaties voor volksontwikkelingswerk en is een autonome en onafhankelijke VZW van en opgericht door erkende organisaties voor sociaal cultureel volwassenwerk. De FOV verdedigt de belangen van de gesubsidieerde sociaal culturele organisaties bij overheden en bij andere beleidsinstanties. 38 5. De amateurkunsten Mensen beoefenen in het vrije tijd en zonder beroepsdoeleinden een of andere kunstdiscipline meetal in verenigingsverband dit zijn amateurkunstenaars. Verenigingen voor amateur kunsten bieden mensen een creatieve uitlaatklep en vormen op die manier een laagdrempelige structuur om deel te nemen aan cultuur. De amateur kunsten brengen veel mensen samen en hebben dus ook een sociale, gemeenschapsvormende functie. De overheid erkent en subsidieert één landelijke organisatie per kunstdiscipline Theater Dans Beeldende kunst Beeldexpressie Letteren Lichte muziek Vocale muziek Instrumentele muziek Volksmuziek Circuskunsten Jaarlijkse week van de amateurkunsten. 6. De kunstensector en de erfgoedsector Er is een groeiende aandacht voor educatieve activiteiten Kunsteducatie: Leren luisteren en kijken naar en reflecteren over kunst. Kunst is een doel op zich maar anderzijds draagt kunst bij tot persoonlijkheidsontwikkeling en tot een beter functioneren van de samenleving. Federatie van organisaties kunsteducatie FOK. Sociaalartistieke projecten Sociaal en cultureel achtergestelde groepen in contact brengen met diverse kunstvormen en samen met hen artistieke producties en voorstellingen realiseren. Cultureel erfgoed De openmonumentendagen en de erfgoedweekend. Je kan erfgoed zien als ‘al het waardevolle van de vorige generaties. Cultureel erfgoed heeft een specifiekere betekenis. Monumenten, landschapzorg, zorg voor archeologische patrimonium, dit wil zeggen de zorg voor het onroerende erfgoed. Immaterieel 39 erfgoed omvat verhalen, tradities, liederen. Roerende en onroerend erfgoed zijn onlosmakeiljk met elkaar verbonden. Volkscultuur: Ze bestuderen het culturele erfgoed en de lokale geschiedenis of organiseren allerlei activiteiten, feesten of evenementen. De volkscultuur heeft een eigen decreet: erkenning en subsidiëring van organisaties voor volkscultuur en de oprichting van de vzw Vlaams centrum voor Volkcultuur. 7. Samenlevingsopbouw Onder de groep samenlevingsopbouw groeperen we 3 werksoorten: Het opbouwwerk Het werk in de diversiteitsector buurtwerk Bevolking of doelgroepen actief betrekken bij de vormgeving van de lokale samenleving. Ze proberen de collectieve en structurele dimensie van sociale problemen aan te pakken. Ze bevorderen elk op hun eigen manier de participatie van doelgroepen. Inspanningen om de maatschappelijke betrokkenheid van burgers te vergroeten om hun rol en verantwoordelijkheid in de opbouw van de samenleving te bevorderen. De overheid moet de verantwoordelijkheid omnemen en waar nodig een nieuw beleid ontwikkelen of het bestaande bijsturen. Men richt zich hoofdzakelijk tot maatschappelijk achtergestelde groepen. Van maatschappelijke achterstelling is sprake wanneer mensen in vergelijking met het geheel van de samenleving en op een duurzame wijze belemmerd worden in hun kansen om op een bevredigende wijze te delen in maatschappelijk hooggewaardeerde goederen zoals inkomen, arbeid, onderwijs, huisvesting, gezondheid, maatschappelijke invloed,… Armoede is een extreme vorm van achterstelling. 40 8.3. De functies van sociaal cultureel werk Sociaal cultureel werk heeft raakvlakken met 4 andere sectoren: educatie, cultuur, welzijn en recreatie. Voor een stuk lijkt sociaal cultureel werk te overlappen met die sectoren. De sectoren waarmee het raakvlakken heeft neemt ze op en integreert het. Sociaal cultureel volwassenwerk heeft 4 functies Gemeenschapsvormende functie Culturele functie Maatschappelijke activeringsfunctie Educatieve functie 8.3.1 De gemeenschapsvormende functie De gemeenschapsvormende functie is de functie die gericht is op het versterken en vernieuwen van het sociale weefsel en op groepsvorming met het oog op een democratische, solidaire, open en cultureel diverse samenleving. Gemeenschapsvorming is het antwoord op een aantal problemen Een dalend veiligheidsgevoel Vormen van onverdraagzaamheid Interculturele conflicten Onverschilligheid ten opzichte van sociale cohesie en burgerschap Samenleven is mogelijk: vorming van succesvolle gemeenschappen. Recht van de sterkste. Samenleven van burgers heeft te maken met geïnterioriseerde waarden. De media besteed terecht veel aandacht aan de momenten dat de sociale orde faalt. Ouders hun kinderen verwaarlozen, daad van zinloos geweld, ambtenaar betrapt met corruptie. De morele normen van de samenleving worden duidelijk door de media aandacht gevolgd. De media aandacht mag ons niet doen vergeten dat de sociale orde in de meeste gevallen wel werkt. Het tot stand komen van een gemeenschap of van sociale orde is helemaal geen vanzelfsprekendheid. Streefdoelen bij gemeenschapsvorming: Gemeenschapsvorming kan per werksoort bekeken worden. Gemeenschappelijkheid staat centraal. Hoe brengen we mensen met diverse interesses, sociaal en cultureel verschillende achtergronden en ambities en een relatieve interesse in samenleven samen? Door te kijken naar het gemeenschappelijke in hun engagement of participatie en dat aan te wenden. Mensen verenigen zich op grond van hun interesses. Door dat mensen een gemeenschappelijke passie of interesse delen voelen ze zich erkend en gewaardeerd binnen de groep. Dit noemt men bonding. Door van het verenigingsleven bij te dragen tot de gemeenschapsvorming. Het is noodzakelijk 41 bruggen te bouwen dat heet bridging. Bruggen bouwen naar andere verenigingen en groepen. Op grond van gedeelde gemeenschappelijkheid. Methodische uitlopers: hoe herken je gemeenschapsvormende elementen in een cultureel project? 8.3.2 De culturele functie De culturele functie is de functie die zowel in de brede als in de engere zin gericht is op het verhogen van de participatie aan de cultuur die de samenleving te bieden heeft. Cultuurparticipatie gaat gepaard met grotere verdraagzaamheid. Cultuur kan breed bekeken worden en omvat levenswijzen en expressies die tot uitdrukking komen in het dagelijks leven. Cultuur omvat omgangsvormen tussen mensen en de identiteitsvorming die ze in die omgang uitbouwen. Doelbepaling, actieplanning en evaluaties Culturele functie: culturele participatie en culturele diversiteit. Stilstaan bij de cultuur van het dagelijks leven, het beleven, reflecteren, uitwisselen en vormgeven aan de belevingen. Genieten van kunst en zelf aan kunstbeleving doen. Toeleiden, voorwaarden schappen, drempels verlagen. Omgaan met culturele diversiteit: Door in dialoog te gaan met andersdenkende kunnen mensen zich bewust worden van en reflecteren op hun eigen culturele identiteit, zien welke verschillen er zijn en ook welke gelijkenissen. Etnisch-culturele verschillen, taalverschillen, klasseverschillen… De educatieve, gemeenschapsvormende en culturele activiteiten dragen ertoe bij dat mensen leren omgaan met hun culturele diversiteit. Er moet oog zijn voor een cultureel diverse aanpak over een bepaald onderwerp. Gevaren die er schuilen in de verwaarlozing van cultuur in de multimediale samenleving. Cultuur speelt een andere rol door de digitale media en internet. We hebben een gemedialiseerde smanleving. Media, ICT en innovatie lopen constant door elkaar heen. E-cultuur is een product van een zelfbewuste samenleving die weet om te gaan met identiteit, diversiteit en vernieuwing. De huidige cultuursector moet zich vernieuwen in de technologische en medialiserende wereld. 8.3.3 De activeringsfunctie De maatschappelijke activeringsfunctie is gericht op het organiseren, stimuleren en begeleiden van vormen van maatschappelijk engagement en sociale actie. Maatschappelijk actief zijn betekent naar buiten komen, uit je zetel komen. Maatschappelijk actief betekent ook: zich maatschappelijk engageren en bijdragen aan sociale actie. 42 Kom uit je kot is een unieke campagne om de sociale samenhang te bevorderen en de participatie op lokaal vlak te stimuleren via acties en activiteiten. Mening formuleren kan ook collectief gebeuren. Sociale actie is een vorm van collectief druk uitoefenen op autoriteiten ter voorkomen of ter oplossing van een sociaal probleem. Verenigingen waar armen het woord nemen zeggen hun gedacht. De klassieke hulpverlening koppelen met sociale actie. De vereningen gaan actief op zoek naar mensen die in armoede leven om hen te betrekken bij de werking, hen het woord te geven, te ondersteunen om meer greep te krijgen op hun eigen situatie en in actie te komen tegen maatschappelijke onrechtvaardigheden. Actief burgerschap: het deelnemen aan en verantwoordelijkheid dragen voor de publieke zaak. Actief burgerschap ontstaat in de wisselwerking tussen burgers en de institionele omgeving. Het vereist van burgeres dat ze competenties ontwikkelen om die verantwoordelijkheid te kunnen nemen en dragen, en het vereist van instituties dat zij burgers daartoe uitnodigen, ondersteunen en toerusten. Actief burgerschap is te onderscheiden in 4 dimensies: Basiscompetenties Activiteiten Werkwijze Oriëntatie van actieve burgers Emancipatie: actieve burgers beschikken over ontwikkelen een minimaal niveau van maatschappelijke kennis, mondigheid, respect en communicatief vermogen. Actieve burgers onderhouden relaties tussen individuen en groepen of tussen individuen en groepen en de gebouwde omgeving en geven daarmee vorm aan maatschappelijke verbanden. De actieve burgers geven vorm aan de sociale samenhang en solidariteit. Deelname aan het maatschappelijke onderhoud. Actieve burgers onderhouden maatschappelijke verbanden door met elkaar en anderen in dialoog te treden of zorg of onderhoudstaken op zich te nemen. Oriëntatie op algemeen belang. Actieve burgeres zijn primair gericht op het publieke belang. Actief burgerschap lost 4 hedendaagse problemen op: Verdeeldheid tussen bevolkingsgroepen en gebrek aan sociale samenhang Consumentisme Marginaliteit, sociale uitsluiting De kloof tussen burgers en politiek/bestuur 43 Actief burgerschap: Passief burgerschap: Actief verantwoordelijkheid dragen voor de publieke zaak en actief deelnemen aan de publieke zaak. Actief consumentisme: Wel betrokken op de publieke zaak, geen actieve deelname en verantwoordelijkheid Passief consumentisme: Wel verantwoordelijkheid, niet voor de publieke zaak Geen verantwoordelijkheid voor publieke zaak Actieve marginaliteit: Passieve marginaliteit: Wel deelname, niet aan publieke zaak Geen deelname aan publieke zaak De overheid verwacht van de burgers een verantwoordelijke actieve betrokkenheid. Overheid heeft ook zijn verantwoordelijkheid. Evenwichtig tweerichtingsverkeer. Activeringsfunctie: Geheel van positieve en negatieve stimulansen die de overschakeling van een passieve uitkeringssituatie naar een actieve participatie op de arbeidsmarkt helpen bevorderen. 8.3.4 De educatieve functie Educatieve functie: functie gericht is op lerende personen en groepen en gekenmerkt wordt door het organiseren en begeleiden van educatieve programma’s op lokaal en bovenlokaal vlak. Educatie wordt verbonden met andere functie’s: gemeenschapsvorming, cultuur, sociale activering. Educatie binnen sociaal-cultureel werk is een niet formele educatie. Kennis, inzicht en vaardigheden vergroot voor zichzelf en anderen met oog op de persoonsontwikkeling en het actief participeren in een democratische samenleving. Levenslang leren 8.4. Discussienota: recht op cultuur Optimistische kritische grondhouding. Gemeenschapsvorming: Sociale activering Leren en educatie, vorming Animatie, ontmoeting en cultuur Verbinding tussen cultuur en armoede. Recht op cultuur Lezen algemeen verslag over de armoede. 44 8.5. Methodiek sociaal cultureel werk Aangrijpingspunten persoon-omgeving. De aangrijpingspunten in verband met identiteit en zingeving. Sociaal-cultureel werk grijpt in op de vitale behoeften van de mens aan identiteit en zingeving. Identiteit en zingeving is een wisselwerking met de omgeving. Een sociaal culturele methodiek is: Een wijze van denken en handelen dat gesteund is op Reflectie, ervaringsdeskundigheid en wetenschappelijke inzichten Die wordt gebruikt door diverse organisaties en Hun vrijwillige en professionele medewerkers om individuen en groepen Aan te spreken en te activeren In 1 of meerdere bestaansdimensies en in hun diverse leefsituaties. De bestaansdimensies kenmerken de mens als zin en waardezoeker, als kennisverwerker als vaardige actor of creatieve explorator als cultuurschepper en sociaal wezen. Doelstellingen zijn het ontwikkelen van een eigen identiteit, het bevorderen van sociale integratie en de opbouw van een democratische, duurzame en inclusieve samenleving. Op bewuste en doordachte wijze open kansen die uitnodigen tot ontmoeting en informeel leren. Kritische bewustwording, reflexieve verantwoording en persoonlijke bekwaming wordt gestimuleerd. Ontwikkeling van sociale, culturele en communicatieve competenties en de Vorming van sociale netwerken en culturele symbolen. De betrokken personen en groepen zijn actieve deelnemers en de medewerkers treden in dialoog. Methodiek Denken en handelen Reflectie Ervaringsdeskundigheid Wetenschappelijke inzichten 45 Individuen en groepen worden aangesproken op één of meerdere bestaandimensies. Zin en waardezoeker Kennisverwerker Vaardige actor Creatieve explorator Cultuurschepper Sociaal wezen Maatschappelijke doelstelling: het ontwikkelen van een eigen identiteit, het bevorderen van sociale integratie en maatschappelijke participatie en de opbouw van een democratische, duurzame en inclusieve samenleving. Krachten van de deelnemers: (actieve deelnemers ) Wederkerigheid Dialoog Participatie 46 Afstudeerrichting maatschappelijk werk Inleidend Hulpvragers met hun problemen en hulpverleners spelen de hoofdrollen Bij maatschappelijk werk spelen hulvragers en hulpverleners de hoofdrollen. De maatschappelijke context is de achtergrond. De hulpvrager Mensen zien maatschappelijk werkers als personen die andermans problemen moeten oplossen. De hulpvrager wordt hierbij in een afhankelijke en hulpbehoevende positie gezet. Dit beeld klopt niet met de realiteit. Het zijn mensen die hulp nodig hebben bij het één of het ander. Bij de hulpvraag wordt zoveel mogelijk beroep gedaan op de mogelijkheden en de competenties van de hulpvragers. Er wordt gewerkt vanuit het competentiemodel. Ze willen de vaardigheden van de mensen vergroten. De cliënt wordt gezien als een actief participerend mens met eigenwaarde. Klemtoon ligt op de interactie tussen de hulpvrager en de hulpverlener, hulpvrager en sociale omgeving. ‘helpen’ rekening houden met wat de visie van de maatschappelijk werker op de hulpvrager is en de wijze waarop de maatschappelijk werker de hulpvrager benadert. Afhankelijkheid en verantwoordelijkheid. Door een hulpvraag te stellen zetten cliënten zich in een afhankelijke positie. Ze blijven verantwoordelijkheid dragen voor hun hulpvraag en voor het oplossen van de problematiek. Maatschappelijk werkers moeten aandacht geven aan het feit dat de cliënt zijn verantwoordelijkheidsbesef blijft behouden. Kenmerken van de hulpvragers Hulpvragers vaak mensen zijn die bij de risicogroepen van de samenleving behoren. Risicogroepen zijn Personen met een lagere sociaal economische status Mensen met een lagere opleiding Alleenstaanden Uitkeringstrekkers Werklozen Bewoners van grote steden Ouderen Migranten Ongeschoolde arbeiders Jeugdigen Allochtonen Kinderen uit gezinnen met een lagere sociaal economische status Het is vaak een opeenstapeling van problemen op verschillende levensdomeinen. De kringloop van de armoede. Problemen van de hulpvragers ‘mensen niet in hun geheel zin is mensen in het geheel niet zien’. Het kenmerk van maatschappelijk werk is optreden op de breukvlakken tussen de persoon en de omgeving. Lichamelijke en psychische structuur. Belemmeringen op psychisch vlak kan zijn dat mensen zich belemmeren in hun 47 Niet in orde zijn met de ziekenkas Een vraag naar informatie De acties die de maatschappelijk werker onderneemt in het kader van deze materiële of praktische problemen noemen we zorggerichte hulpverlening. functioneren minderwaardigheidsgevoelens ervaren. en, gaan De hulpverlener De situaties met sociale en relationele aspecten, materiële middelen, bepaald maatschappelijke omstandigheden geven op hun beurt kansen en grenzen aan. Het functioneren van mensen gebeurd in een bepaalde situaties.. Wisselwerking tussen persoon en zijn omgeving is psychosociaal functioneren. Psychosociale problemen specifieke werkterrein maatschappelijk werker. zijn van het een Maatschappelijk werkers moeten de verschillende problemen op de verschillende levensgebieden kunnen onderscheiden en zien hoe ze met elkaar verbonden zijn. We moeten de situatie als uitgangspunt nemen dan vermijden we dat de cliënt te snel geproblematiseerd wordt. Psychosociale begeleiding is één van de kerntaken van de maatschappelijk werker. Materiële en praktische problemen Heel wat cliënten van de maatschappelijk werker hebben problemen van materiële en praktische aard. Financiële problemen/ schulden Huisvestingsproblemen Zorggerichte dienstverlening en psychosociale hulpverlening zijn de belangrijkste interventies van het maatschappelijk werk. Hulpverleners door attitude kenmerkt zich Oprechtheid, authenticiteit, zichzelf blijven Niet overheersende warmte Invoelingsvermogen of empathie Belangrijke richtingaanwijzers Mensen tot hun recht laten komen als ‘persoon’ en als ‘burger’ is ervoor zorgen dat mensen kunnen ontplooien en daar alle kansen voor krijgen. Mensen aan hun rechten laten komen: Ervoor zorgen dat mensen krijgen waar ze recht op hebben en hen daarvoor aanspreken op hun burgerzin en verantwoordelijkheid. Bouwen aan sociale systemen: Mensen opnieuw tot actieve en erkende deelnemers in het samenleven met elkaar maken , als mensen en als burgers Wat heet maatschappelijk? Het maatschappelijke van maatschappelijke werk. het Enerzijds functioneert maatschappelijk werk als doorgeeflui van de samenleving naar de cliënt toe. Het houdt zich bezig met problemen die door de maatschappij 48 als probleem wordt gedefinieerd. Het geeft de waarden en normen van de samenleving aan. Anderzijds geeft maatschappelijk werk iets terug aan de samenleving: Het signaleert maatschappelijke misverstanden en gevolgen van bepaalde ontwikkelingen. Het geeft mee vorm aan de samenleving en aan datgene dat als gewenst gedrag wordt gezien. Het draagt bij aan de maatschappelijke stabiliteit. Maatschappelijk werk individualiseert het maatschappelijke en vermaatschappelijkt het individuele. Ook het zien van de cliënt als burger is een uiting van het maatschappelijke binnen maatschappelijk werk. ‘burger’ inwoner van een stad als zoanig met alle daaraan verbonden rechten. De cliënt als burger. De bedoeling is een sociaal beleid te realiseren dat gericht is op sociale insluiting, sociale participatie en sociale stabiliteit. De laagdrempeligheid en afstemming op de cliënt: Concrete cliënt met zijn concrete moeilijkheden en problemen, met zijn specifieke situatie, onmiddellijke vraag. De verkenning van problemen vertrekt vanuit de denk en gevoelswereld van de cliënt. Aansluiten bij het referentiekader van de cliënt. Rekening houden met de gewoonten, de tradities, het taalgebruik, leefwereld van de cliënt. Een generalistische en integrale benadering: aandacht totaliteit van de situatie, Bekijkt vanuit maatschappelijke context. Samenhang tussen verschillende aspecten van de problematiek en verstrengeling verschillende deelproblematieken. Teamverband, multidisciplinair werken. Verschillende levensgebieden die elkaar beïnvloeden. Bekijken verschillende invloeden op de situatie een circulaire kijk. Generalistisch en integraal werken betekent rekening houden met alle betrokkenen in de probleemoplossing. Een houding aannemen van veelzijdige partijdigheid: Het is niet aan u als hulpverlener om te oordelen maar empathie op te brengen voor alle betrokkenen. Integrale hulpverlening: om het overzicht te bewaken. Typische positie op de breuklijn individu / omgeving:Het opereren van het maatschappelijk werk is op de breuklijn, het spanningsveld persoon/ omgeving. Aan de ene kant de hulpvragers en aan de andere kant de samenleving. Beide hebben verwachtingen naar de maatschappelijk werker en deze belangen kunnen tegengesteld zijn. Er is sprake van ‘dubbele gebondenheid’. De maatschappelijk werker moet een positie in nemen tussen de twee in en de elementen van beide culturen aan elkaar doen aansluiten. Het beroep plaatst zich tussen het individu en de samenleving. Een emancipatorische en democratische visie: Maatschappelijk werk is democratisch. De mensenrechten vormen mee de basis van het maatschappelijk werk. Engageert zich naar de hulpvragers en heeft respect voor de keuzes die ze maken en de beslissingen die ze nemen. De hulpvragers worden aangesproken op hun eigen mogelijkheden. De maatschappelijk werker moet de cliënt helpen dat keuzes en beslissingen zorgvuldig tot stand komen. Emancipatorisch werken is dat de hulpverlener gelooft in de mogelijkheden van de hulpvrager om zelf vat te krijgen op zijn eigen situatie. Doel is het bijdrage bij het oplossen van de problemen om zo de autonomie te vergroten. Beroep doen op de krachten en competenties van de cliënten. 49 Handelingsgericht werken: De maatschappelijk werker onderneemt actie via de uitvoering van de kerntaken in functie van het oplossen van gestelde problemen. Handelingsgericht werken legt de klemtoon op het versterken van de handelingscompetentie en het probleemoplossend vermogen. Methodisch werken: Maatschappelijk werk is methodisch werken. Maatschappelijk werk in veranderende samenleving een Maatschappelijk werk is tijdsgebonden. Het woord maatschappelijk verwijst naar onze maatschappij en deze maatschappij / samenleving is steeds in evolutie. Hoe de maatschappij veranderingen ondergaat zo gaat de veranderende samenleving ook veranderen. De kern van het maatschappelijk werk is mensen helpen tot hun recht te komen als persoon en als burger. Het is de manier waarop. De verantwoordelijkheid om aan de samenleving deel te nemen wordt bij de burger gelegd. De burgers die er niet in staat zijn te voldoen aan de eisen van de veranderende maatschappij vormen een risicogroep. De risicomaatschappij Zekerheden zoals een vaste baan, hechte familieverbanden, het bestaan van verenigingen zijn stilaan verloren aan het gaan. Er is een toenemende emancipatie en individualisering van de burgers. De economische teruggang. Individualisering: individualisering wordt in een maatschappelijk proces zichtbaar in de verzelfstandiging van mensen ten opzichte van elkaar. In de realiteit zien we het dat heel wat mensen er niet toe in staat zijn voor hun belangen en rechten op te komen en zich bijgevolg aan hun lot overgelaten voelen. Mensen moeten voldoende sociale vaardigheden beschikken om voor hun rechten op te komen. Risicomaatschappij is niet over een toename van het aantal risico’s in onze maatschappij maar over het toegenomen zijn van de beleving van de risico’s. Risico’s zijn het niet meer vastliggen van zekerheden. De toegenomen onveiligheidsgevoelens bij mensen. De marktmaatschappij Privatisering en vermindering van het aantal overheidsvoorzieningen, terugtreden van de verzorgingsstaat. Het marktmechanisme op het sociale domein en het domein van de gezondheidszorg doet zijn intrede. Mensen, voorzieningen worden op hun marktwaarde en maatschappelijke meerwaarde beoordeeld. De informatie en leermaatschappij Informaticasamenleving, de opkomst van ICT op verschillende domeinen van het leven. Mensen hebben toegang tot een veelheid aan informatie die op een sneltempo op ons afkomt. Toegang hebben tot en verwerken van informatie wordt belangrijker dan de kennis zelf. Levenslang leren is een noodzaak geworden. Gevolgen van de maatschappelijke veranderingen voor het werkveld Introductie van de marktwerking in de welzijnszorg De overheid voorziet in een basispakket aan zorg en de mensen moeten zich voor tal van zaken bijverzekeren. De mutualiteiten betalen bepaalde zaken niet terug en mensen moeten zich voor ingrepen bijverzekeren. Je hebt de 50 goedkopere en de hospitalisatieverzekeringen. duurdere Het toekennen van persoonsgebonden budgetten past bij de tendens van vermarkting van de samenleving. Mensen krijgen zelf een budget waarmee ze zelf ‘diensten’ kunnen kopen. Het achterliggende idee is dat mensen beter in staat zijn zelf te kiezen welk soot diensten ze nodig hebben. Dit is maatwerk. Mensen moeten op de hoogte zijn van de soort diensten waarop ze eventueel een beroep kunnen doen en uit dit aanbod het voor hen meest geschikte kunnen kiezen. De marktmaatschappij gaat de samenleving in 2 grote groepen opdelen. Langs de ene kant heb je de groep mensen die kopen wat ze nodig hebben en aan de andere kant heb je een groep mensen die genoodzaakt zijn te wachten op de schaarse door de overheid gefinancierde diensten. Functiegericht ordening van de zorg. Het hulpverleningsaanbod wordt steeds meer vraaggericht. U vraagt wij draaien. Heel wat nieuwe functies zijn er zoals trajectbegeleider, gezinscoach, woonbegeleider. De activiteiten verwijzen naar de functie die je opneemt. Schaalvergroting Er was een grote fusiegolf. Tal van kleine voorzieningen werden in grotere gehelen samen en ondergebracht. Organisaties zijn verplicht om samenwerkingsakkoorden te sluiten. Integrale jeugdhulp is hier een voorbeeld van. Extramuralisering van de zorg Extramuralisering houd in het uitbouwen van ambulante en semi-ambulante zorg in met doel residentiële zorg af te bouwen. Zowel voor ambulante als residentiële diensten zijn er erg lange wachtlijsten. Wandelen door het gevarieerde landschap van het maatschappelijk werk Als maatschappelijk werker kan je in tal van werkvelden tewerkgesteld zijn. Er is een grote complexiteit van het werkveld. Centra voor algemeen welzijnswerk Algemeen welzijnswerk is een sociale dienst en hulpverlening die ter beschikking staat van alle personen van wie de welzijnskansen bedreigd of verminderd worden tengevolge van persoonlijke, relationele, gezins-of maatschappelijke factoren. Onder de noemer centra voor algemeen welzijnswerk kan je 3 soorten diensten onderscheiden: Centra voor algemeen welzijnswerk in het kader van ziekenfondsen Vrijwilligerswerking teledienst Autonome centra voor algemeen welzijnswerk. Slachtofferhulp Algemeen onthaal allochtonen Gezins en relationeel werk Scheiding en ouderschapsbemiddeling Inloopcentra’s Bezoekruimtes Mannen en vrouwenopvang Dader in zicht OCMW Er is een wetgeving gesteld waarin eenieder de mogelijkheid moet hebben een leven te leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid en dat ieder recht heeft om een menswaardig leven te leiden. Dit ligt aan de basis van de werking van een voorziening zoals het 51 OCMW. Het OCMW heeft waaier van opdrachten. een brede Diensten voor kind en gezin Financiële en maatschappelijke dienstverlening: materiële opvang, budgetbeheer, schuldbemiddeling, dienst opvanggezinnen, sociale dienst, lokale opvanginitiatieven. Kinderdagverblijven, diensten voor onthaalmoeders Ouderenhuisvesting: serviceflats, ouderenwoningen Ouderenzorg: rusthuizen, rust en verzorgingstehuizen, woon en zorgcentra Thuiszorg: dagverzorgingscentra, dienstencentra, maaltijden/poetshulp/personenalarm Integratieprojecten: arbeidstrajectbegeleiding, sociale economieprojecten ziekenhuizen Bijzondere jeugdbijstand Bij de BJB werkt me niet enkel preventief maar biedt men ook hulpverlening aan. Preventie probeert problemen bij kinderen, jongeren en in gezinnen te voorkomen. Treed op de voorgrond bij problematische opvoedingssituaties en bij jongeren die een misdrijf omschreven feit hebben gepleegd. Deze hulpverlening kan een vrijwillig maar ook een gedwongen statuut hebben. Comités voor bijzondere jeugdzorg Jeugdrechtbanken Voorzieningen voor plaatsing begeleiding Kind en gezin is een Vlaamse openbare instelling. De missie van kind en gezin luidt: kind en gezin wil, samen met haar partners, voor elk kind, waar en hoe het ook geboren is of opgroeit, zoveel mogelijk kansen creëren. De opdracht van kind en gezin is het aanbieden of organiseren van preventieve gezinsondersteuning en kinderopvang. Dit voor gezinnen met kinderen tussen 0 en 12 jaar. Kinderopvangcentra Centra integrale gezinszorg Vertrouwenscentra kindermishandeling Opleiding en organisaties tewerkstellings- Opleidings en tewerkstellingsorganisaties zijn maatschappelijk werkers actief. Ze bemannen de sociale diensten. Sociale economie staat voor een verscheidenheid van bedrijven en initiatieven die als voornaamste doelstelling de heerinschakeling van moeilijk te plaatsen werkzoekenden hebben. Arbeidstrajectbegeleiding Sociale en beschutte werkplaatsen Sociale economieprojecten. en Begeleidingstehuizen Gezinstehuizen Opvang, oriëntatie, observatiecentra Dagcentra Thuisbegeleidingsdiensten Diensten voor begeleid zelfstandig wonen Diensten voor pleegzorg Gemeenschapsinstellingen Gezondheidszorg Gezondheidszorg is ofwel van privéorganisatie’s ofwel van de overheid. We onderscheiden geestelijke gezondheidszorg en lichamelijke gezondheidszorg. Diensten voor geestelijke gezondheidszorg Centra voor drughulpverlening Algemene ziekenhuizen Psychiatrische ziekenhuizen 52 Psychiatrische verzorgingstehuizen Dag en nachthospitalisatie Diensten voor beschut wonen Psychiatrische thuiszorg Thuiszorg Thuiszorg is erop gericht om mensen zo lang als mogelijk in hun thuismilieu te laten blijven door zorg op maat tracht men zelf en mantelzorg te behouden, ondersteunen en of te herstellen. De justitiële sector Justitiehuizen Binnendiensten van gevangenissen Sociale diensten binnen de federale politie Slachtofferonthaal bij parketten en rechtbanken Onderwijs Diensten voor gezinszorg Dienstencentrum Dagverzorgingscentrum Centrum voor kortverblijf Dienst voor oppashulp Binnen het onderwijs doet maatschappelijk werk meer en meer zijn intrede. CLB’s De maatschappelijk werkers fungeren binnen de onderwijsinstelling vaak als leerlingenbegeleiders. Hulp en dienstverlening aan mensen met een beperking Centra voor leerlingenbegeleiding Scholen Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap zet zich in voor de integratie van personen met een handicap in onze maatschappij. Openbare instelling die onder andere voorzieningen en begeleidende diensten voor personen met een beperking subsidieert. Hulpverlening aan ouderen Gezinsplaatsingsdiensten Thuisbegeleidingsdiensten Diensten voor zelfstandig wonen Diensten voor begeleid wonen voor mensen met een mentale beperking Instellingen met een internaatsstelsel of semi internaatsstelsel voor minderjarigen Instellingen voor meerderjarigen Tehuizen voor werkende meerderjarige personen met een beperking Tehuizen voor niet werkende meerderjarige personen met een beperking Dagcentra Tehuizen voor kortverblijf Het aantal ouderen in de samenleving groeit. Ouder worden gaat gepaard met psychische en fysische achteruitgang. Dienstencentra Rusthuizen Rust en verzorgingstehuizen Woon en zorgcentra En nu aan het werk! Kerntaken van maatschappelijk werk Concrete vormen van het hulpaanbod. Opdeling in taken is theoretisch. De verschillende taken komen ook vaak samen voor. Psychosociale hulpverlening Psychosociale begeleiding richt zich op de noden en moeilijkheden die voorkomen in de interactie tussen de persoon en zijn omgeving. Aan het begrip omgeving wordt een ruime betekenis gegeven. De interactie tussen 53 de actoren bepalen in grote mate de kwaliteit van het persoonlijk welzijn van mensen. Maatschappelijk werkers werken met personen, instanties en hun onderlinge relaties. Aandacht schenken aan psychische en sociale componenten die van invloed zijn op het menselijk functioneren in alledaagse situaties en staan discht bij de betrokkenen. Maatschappelijk werk is gericht op het in stand houden, ondersteunen, herstellen, verbeteren, bevorderen, ontwikkelen en herstructureren van die interacties. Het aangrijpingspunt voor de psychosociale hulpverlening kan verschillend zijn. Materiële en immateriële aspecten beïnvloeden elkaar steeds. Psychische beleving: Ze vertrekken vanuit de persoonlijke beleving van sociale realiteiten, de unieke subjectieve verwerking van problemen en het omgaan met ervaringen en de persoonlijke ontplooiingsmogelijkheden Sociale situatie: ze gaan uit van de aangemelde probleemsituatie om deze te verlichten om te vormen in hanteerbare proporties, om tot een positieve sociale identiteit te komen en sociale competenties te stimuleren. De tussenkomsten zijn van ondersteunende, inzichtgevende en structurerende aard of verlopen via het stimuleren van de competentie van het cliëntsysteem in allerlei sociale gebeurtenissen en interacties. Concrete dienstverlening Concrete dienstverlening is gericht op concrete aspecten in cliëntsituaties. Het concreet handelen gebeurt dus met of voor het cliëntsysteem. Maatschappelijk werkers kunnen goed inschatten wat het cliëntsysteem zelf kan realiseren wat vanuit het netwerk mogelijk is en wat de professionele werker dient op te nemen. Concrete dienstverlening vallen materiële en administratieve ondersteuning gericht op het verbeteren van de bestaansvoorwaarden van de betrokkenen, maatschappelijk werkers staan mensen bij, zodat ze aansluiten bij sociale voorzieningen. Concrete hulpverlening komt bij bijna elke uitwisseling tussen mensen aan de orde: deze kerntaak valt dus vaak samen met andere kerntaken. Informatieve advies dienstverlening en Het niet geïnformeerd zijn van mensen en groepen in de samenleving zijn vaak de oorzaak van het disfunctioneren. De informatieve dienstverlening is een belangrijk middel om de kerndoelstelling ‘mensen aan hun rechten te laten komen’ te realiseren. Het kan van belang zijn dat maatschappelijk werkers vanuit hun inzichten en werkervaringen gemotiveerde adviezen formuleren. Bemiddeling Bemiddeling bestaat in 2 vormen: Toeleiding: tussenkomst ten voordele van het cliëntsysteem, bij organisaties en maatschappelijke voorzieningen om de toegang tot het gebruik te vergemakkelijken. Conflictbemiddeling: tussenkomst in conflicteuze relaties. Maatschappelijke werkers treden op als onpartijdige derden en stimuleren de betrokken 54 partijen om andere mogelijkheden te ontwikkelen. verantwoordelijkheid. De andere dient hem te zien als een volwaardige partner. Bemiddelen is een proces dat de nadruk legt op de verantwoordelijkheden van de betrokkenen voor beslissingen die hun eigen leven aanbelangen. Het is een proces van zelfsturing. De risicomaatschappij bedreigt steeds meer maatschappelijk kwetsbare individuen en groepen in hun aansluiting met de samenleving. Ze hebben geen machtsmiddelen om zich aan te passen aan de diversiteit van de veranderende situaties. Methodiek bemiddelen. onderhandelen en Onderzoek en rapportage Maatschappelijk werkers hebben een voorlichtingstaak. Ze geven voorlichting en advies aan instanties die beslissingen moeten nemen over het sociaal functioneren van personen, gezinnen en groepen. Onderzoek en rapportage kan pas in samenwerking met het cliëntsysteem. Recht op privacy en het zelfbeschikkingsrecht zijn belangrijke ethische gegeven en vragen voor maatschappelijke werkers. Signaliseringsfunctie maatschappelijk werk. van Algemene preventie Werken actief aan het voorkomen van moeilijkheden in het functioneren van mensen in de samenleving en dit doen ze op verschillende niveaus individueel, contextueel en maatschappelijk. Door algemene preventie tekorten en gebreken gemeld. Signalering werking en worden beleidsgerichte Cliënten moeten kunnen functioneren als actieve burgers. De verwachting heeft consequenties voor het werk van maatschappelijk werkers. Een burger neemt deel aan de samenleving, neemt Maatschappelijke werkers richten zich op de samenleving om de sociale participatie van cliënten te verhogen. Sociale feiten naar buiten brengen. Maatschappelijke werkers zijn steeds werkzaam op de breukvlakken van persoon en omgeving. Ze vangen signalen op, stellen vormen van maatschappelijk isolement, achterstelling, kansarmoede, discriminatie en onrecht vast. Signalering en beleidsgericht werken verondersteld een permanente reflectie op individuele vragen van mensen. Interne signalering: het creeëren van vormen van hulp en dienstverlening binnen een instelling die beter zullen aansluiten bij vragen en problemen van het cliëntensysteem Externe signalering: de aandacht vragen van collega-hulpverleners in de verschillende sectoren en van beleidsmakers voor de al dan iets gunstige effecten van het beleid op de maatschappelijke positie van cliëntgroepen. Maatschappelijk werk doet aan belangenbehartiging. De maatschappelijk werker komt op voor de belangen van de doelgroep, door activiteiten te ontwikkelen die erop gericht zijn voorzieningen en maatschappelijke omstandigheden te beïnvloeden in het voordeel van de doelgroep. Coördinatie hulpverlening van zorg en 55 Vraaggestuurde zorg en een efficiënte, effectieve hulpverlening op maar, kan niet zonder het cliëntsysteem in zijn totale context te benaderen. Een geïntegreerd sociaal netwerk ontwikkelen, waarvan het netwerk rond de cliënt een onderdeel is. Zorg op maat. Overleg en samenwerking met de direct betrokkenen, met andere hulpverleners en actoren, organisaties en beleidsinstanties. Zorgcoördinatie wilt zeggen dat er een ondersteuningspakket moet worden samengesteld buiten de grenzen van professionele diensten en over de grenzen van bestaande sectoren. Ondersteuning is vraaggestuurd . Coördinatie van de zorg beoogt een grotere continuïteit in de ondersteuning doordat men deze zorg, vanuit verschillende bronnen en diensten wordt aangewend, combineert, op elkaar afstemt en coördineert. Maatschappelijke werkers participeren in interdisciplinaire teams en nemen vaak de coördinatie van overlegvormen waar. Coördinatie van zorg vereist alertheid en een creatieve aanpak. Coördinatie van de zorg bevordert sociale inclusie en gemeenschapsgerichte zorg. Opleiding en vorming Opleiding en vorming wordt opgezet vanuit de sociale nood van personen, gezin of groep. Maatschappelijk werk staat steeds in voor de hulp en dienstverlening. Vergroten van handelingsbekwaamheid van het cliëntsysteem tot kwaliteitsverbetering van organisaties. Voorwaardenscheppende taken Levenslang leren Bijsturing en reflectie Handelen vanuit maatschappelijke alertheid Samenwerking Organisatiegericht denken Een kaart met vele wegen en paden: de methodiek van het maatschappelijk werk Wat is methodisch werken Maatschappelijk werk en methodiek. Social casework is één van de belangrijkste fundamenten waarop het methodische handelen van de maatschappelijk werker gebouwd is. Social casework gaat er vanuit dat elke situatie een andere aanpak vraagt. Maatwerk. Methodisch werken kenmerkt zich door Doelgerichtheid Planmatigheid Procesmatigheid Systematisch verloop Doelgerichtheid: De hulpverlening binnen het maatschappelijk werk heeft steeds als doel het oplossen van een probleem of het uitbreiden van de handelingsbekwaamheid van de cliënt zelf. Het doel komt in overleg tot stand, concreet en geplaatst in een context. Planmatig: verschillende fasen die doorlopen worden. Verschillende fasen in het hulpverleningsproces: intake, probleemverkenning, doelstellingen, probleemoplossing, evaluatie, afsluiting. De verschillende fasen volgen elkaar niet lineair op. Procesmatig: interactie, interactieproces tussen cliënt en hulpverlener. 56 Cliëntontwikkeling. De cliënt moet bepaalde psychologische fasen doorlopen vooraleer hij / zij in staat is tot een probleemoplossing te komen. Probleemafwikkeling: Het oplossen van het probleem verloopt ook doorheen verschillende fasen Systematisch Visie en methodiek maatschappelijk werker van Relatie: beperkt is in duur, interactie, cliëntgericht, ruimte voor deskundigheid in de relatie te brengen, vertrouwen, beroepsgeheim Gezag: kennis en ervaring, hulpverlener meer gezag, gedwongen hulpverlening spanningsveld gezag en macht. Zelfbeheersing : weten wat de mogelijke gevolgen zijn van de interventies Echtheid: echt en authentiek zijn. Wat de hulpverlener zegt moet overeenkomen met wat hij voelt. Transparantie : duidelijk en controleerbaar zijn Gelijkwaardigheid: gelijk-waardig dit is niet het zelfde als gelijkheid. de Maatschappelijk werkers handelen vanuit een visie. Het referentiekader dat door de hulpverlener gebruikt wordt maakt deel uit van de visie. Referentiekaders zijn sociaalwetenschappelijke theorieën, die een kader bieden waarbinnen methodiek zich ontwikkelt. Binnen de referentiekaders ontwikkelen zich methodieken. ‘manieren van het benaderen van situaties in de praktijk van de hulpverlening’. Integratief werken: gebruik maken van verschillende referentiekaders. Het integreren van verschillende theorieën en de eigen theorie binnen de praktijk van de hulpverlening. Dit heet eclectisch handelen Enkele methodieken voor maatschappelijk werk Caseworkindividuele benaderingswijze Social casework is een methode binnen het maatschappelijk werk die gebaseerd is op verschillende theoretische concepten. Doelgericht proces waarin personen en gezinnen die in een problematische situatie zitten op een professionele wijze vanuit een bepaalde plaats worden geholpen om hun welzijn te verhogen en waarbij de vertrouwensvolle samenwerking tussen helper en cliënt een essentiële rol speelt. De persoon staat centraal. De relatie als basis Wanneer de hulpvrager een hulpvraag stelt gaat hij met de hulpverlener een relatie aan. Dit is een verschillende relatie van een persoonlijke relatie dit is een professionele of beroepsmatige relatie. Kenmerken relatie: van een Doelstelling: duidelijk doel beroepsmatige Taakgerichte hulpverlening is het werken aan het probleem en het activeren van de cliënt belangrijk. De bedoeling is kortdurend hulpverlenend op te treden. Er wordt gewerkt met taken die door de cliënt maar ook door de hulpverlener buiten de gesprekken gevoerd kunnen worden. Verschillende fasen hulpverlening: in taakgerichte 57 Exploreren van het probleem, specificatie en uitleg van de werkwijze Contract opstellen Taakselectie, taakvoorbereiding, taakuitvoering Taakrapportage, taakbespreking Identificeren van hindernissen en hulpbronnen Evaluatie en afronding. Taakgerichte hulpverlening is niet voor elke cliënt en voor elke situatie geschikt. Het voordeel van taakgerichte hulpverlening is dat de hulpverleningsvorm kortdurend, efficiënt en goedkoop is. Crisisinterventie. Een crisis is een uitzonderlijke situatie op een ingrijpende gebeurtenis die als bedreigend of onoplosbaar wordt beleefd. Emotionele ontreddering Cognitieve verwarring Voortdurende mislukte pogingen om de crisis op te lossen Gestructureerde hulpverlening: ordening, plan Gecoördineerde hulpverlening : meerdere hulpverleners bij betrokken zijn en ingeschakeld dienen te worden. Dit is een casegebonden overleg. Outreachend werken. Geen afwachtende werkwijze. Dit wordt vaak ook met de term bemoeizorg genoemd. Hulpverlening is aanklampend van aard, zonder dwang. Systeembenadering Systeemtheorie Vanuit de systeemtheorie wordt de persoon gezien als onderdeel van een groter geheel, een systeem. Het systeem beïnvloed de persoon en omgekeerd oefent de persoon een invloed uit op dit systeem. Gedragingen worden gezien als vormen van communicatie. Zoeken naar de betekenis van gedrag. Interactie wordt binnen het systeemdenken als een cirulair proces gezien. Bij crisisinterventie kom je in dergelijke situatie tussen met als doel het probleem op te lossen. Het is een vorm van kortdurend hulpverlenen waarbij het belangrijk is direct handelend op te treden. Maatzorg Maatwerk komt voort empowermentparadigma. uit het De 5 basisprincipes van maatzorg: Positieve hulpverlening: cliënt erkend word, vertrouwensrelatie, cliënt centraal Integrale hulpverlening: brede bril, verschillende levensdomeinen Participatie : cliënt actief probleemoplossend wezen dat zelf keuzes maakt en daarvoor verantwoordelijk is. Gezinsbehandeling Benadert mensen in hun gezinsstructuur. Gezinstherapie: 58 Individuele problemen beperken zich niet tot het individu, maar manifesteren zich in het verkeer tussen mensen Gezinsbehandeling richt zich met name op het hier en nu dat zich manifesteert in interacties in het gezin De doelstelling is erop gericht gezinsinteracties die een destructieve of ineffectieve aard hebben, in positieve zin te veranderen. De houding van de maatschappelijk werker kenmerkt zich door de activiteit. Bij gezinsbehandeling krijg je zicht op het communicatiepatroon en de destructieve elementen binnen de communicatie. Er wordt samen met de maatschappelijk werker gezocht naar andere manieren van communiceren om zo los te geraken van het destructieve patroon. Er wordt vaak gebruik gemaakt van het genogram. Het is een soort familiestamboom. Krijg je informatie over het gezin. de 3 voorgaande dimensies. Relationele ethiek verwijst naar eerlijkheid en rechtvaardigheid in de relatie. Er word een verband gezocht tussen voorgaande en toekomstige relaties. Kernbegrippen benadering van de contextuele Horizontale en verticale relaties Balans van geven en nemen Loyaliteit Werken met groepen Groepswerk. Mensen leren van elkaar in groep in die zin ben je ook hulpverlenend bezig ten opzichte van elkaar. Bv: sociale vaardigheidstrainingen. Groepen hebben een specifieke dynamiek. Het is belangrijk zicht te krijgen op hoe groepen zicht ontwikkelen, functioneren en hoe je met groepen kan omgaan. Casemanagement en zorgcoördinatie Op steeds meer terreinen worden maatschappelijk werkers casemanagers. Wanneer er sprake is van complexe problematiek en wanneer er meerdere hulpverleners betrokken zijn. Casemanagement : het tot stand brengen van een samenhangend hulppakket rond een bepaalde meestal complexe hulpvraag. De casemanager heeft een coördinerende functie. Contextuele benadering Nagy uitgewerkt. Nagy gaat er vanuit dat de basis van de relaties gevormd wordt door 4 dimensies: Dimensie Dimensie Dimensie Dimensie van van van van de de de de Feiten individuele psychologie interacties relationele ethiek De relationele ethiek is een overkoepelende dimensie en gaat over Stappen van de casemanager: Het verzamelen van info Het opstellen van een hulpverleningsplan Moet de link leggen tussen de cliënt, de sociale context, professionele hulpverleners Waakt erover dat iedere betrokkene zich aan de gemaakte afspraken houdt en ziet erop toe dat de geboden hulp tegemoetkomt aan de hulpvraag en behoeften van de cliënt. Evaluatie van de hulpverlening 59 Bronnen: Dumoulin,W., Laveyt, K., Vanhelleputte., L., & Vanoverberghe., K. (2009). Inleiding tot het sociaal werk [cursus]. Kortrijk: Katho. Ommekaar buurthuis. (z.d). Welzijnszorg: samen armoede uitsluiten. Geraadpleegd 15 december 2009, http://www.debodt.be/ommekaar/images/armoede2.jpg Pont, S. (2009). Systheemtheorie. Geraadpleegd 15 december 2009, http://www.systeemtheorie.nl/images/systeemtheoretisch-model.gif 60