Morele ontwikkeling

advertisement
Adolescentiepsychologie
BIJEENKOMST 6
MORELE ONTWIKKELING
Redmar Oosterkamp
ML00327
[email protected]
Doel vandaag
DE STUDENT KAN:
D E T H E O R I E VA N KO H L B E R G O V E R M O R E L E O N T W I K K E L I N G
UITLEGGEN.
 D E FA S E V A N M O R E L E O N T W I K K E L I N G W A A R I N I E M A N D V E R K E E R T
H E R K E N N E N A A N H E T M O T I E F D AT A C H T E R E E N K E U Z E Z I T.
 C O N S E Q U E N T I E S V A N D E FA S E N V A N M O R E L E O N T W I K K E L I N G
AANGEVEN VOOR HET ONDERWIJS.

TERUGBLIK: Ecologische systemen
Terugblik – Ecologische Systemen
1. Microsysteem

invloed directe leefomgeving → directe interactie met omgeving
2. Mesosysteem

interactie tussen onderdelen uit microsysteem → afspraken tussen
ouders en school
3. Exosysteem

invloed van iets waar je als kind geen deel van uitmaakt → ouder krijgt
baan met veel reistijd
4. Macrosysteem

invloed van maatschappelijke, economische en etnische realiteit
5. (Tijdssysteem)

invloed van de geschiedenis op de huidige situatie → gebeurtenissen uit
het verleden werken door op huidige macrosysteem, bijvoorbeeld de
Tweede Wereldoorlog
 Ga naar www.presentain.com
 Vul de pincode in
 Ga naar <current view>
Morele ontwikkeling
 Besef van goed en slecht gedrag
 Internalisatie of ontwikkeling?
Internalisatie: het proces waarbij de mens zich sociale regels eigen maakt, zodat
deze regels na verloop van tijd niet meer voelen als regels van buitenaf,
maar als zelf gekozen
Fasen van morele ontwikkeling
Lawrence Kohlberg
(1927 – 1987)
Bouwde voort op de
theorie van Piaget
Drie (vier) niveaus
Piaget – Cognitieve Ontwikkeling
 De sensomotorische fase: van nul tot anderhalf jaar
 Het kind baseert zich volledig op de wereld om zich heen.
 De pre-operationele fase : van anderhalf tot zeven jaar
 Het kind leert om te gaan met symbolen. Hierbij leert het dat het woord
auto een heleboel auto’s representeert.
 De concreet-operationele fase: van zeven tot twaalf jaar:
 Ze leren feiten, begrippen en regels.
 Ze leren oorzakelijke samenhang in te zien, wanneer dit gaat over concreet
waarneembare zaken.
 De formeel-operationele fase: vanaf twaalf jaar:
 Het kind ontwikkeld het vermogen abstract te denken.
 Het leert in te zien dat een idee, gedachte of gevoel ook een oorzakelijke
samenhang kan hebben met dat wat er plaats vindt.
Kohlbergs fases van morele ontwikkeling
Niveau
fase
kenmerken
Preconventioneel niveau
1
Straf- en gehoorzaamheidsoriëntatie
(straf vermijden)
(ca. <9)
2
Instrumenteel relativistische oriëntatitie
(wederzijds voordeel zoeken)
Conventioneel niveau
3
Interpersoonlijke oriëntatie
(Goed is wat anderen goed vinden)
4
De recht- en ordeoriëntatie
(wetten en regels naleven)
Postconventioneel niveau
(ca. 12)
5
Legale sociaal-contractoriëntatie
(Eigen waardepatroon ontwikkelen)
6
Universele etisch-principiële oriëntatie
(Hanteren van universele principes)
Fase 0. premoraliteit (voorafgaand niveau)
 In eerste levensjaren heeft een kind nog geen ethisch besef.
 Goed is wat plezierig is ,wat pijn of angst veroorzaakt is
slecht. -> Instinctieve reacties
http://www.youtube.com/watch?v=HE4FJL2IDEs
1. Het preconventioneel niveau
 Fase 1. De straf en het gehoorzaamheidsprincipe
Het kind is geheel gericht op externe autoriteit, gericht op het vermijden
van straf. Het kind denkt niet na over de inhoud, maar over het doel.
 Fase 2. wederzijds voordeel zoeken
Ten opzichte van anderen wordt een weegschaalmodel gehanteerd,
wat levert het mij op? Interesse in anderen is gebaseerd op
wederkerigheid. Ook nu geen ethisch besef, eigen beland staat centraal.
2. Het conventionele stadium van moreel
denken
 Fase 3. Goed is wat anderen goed vinden
Je past je gedrag aan om te bereiken wat je wilt bereiken. Ook als dit
betekent dat de identiteit aangepast moet worden (een piercing/lang
haar aanpassen om een baan te kunnen bemachtigen)
 Fase 4. de wetten en regels naleven.
Doel in deze fase om goed te functioneren in de samenleving.
Goed is wat de groep normaal vindt, orde en gezag.
Regels en wetten zijn en de sociale omgangsnormen worden erkent als
noodzakelijk.
Leven naar de regel, kan ervoor zorgen dat einddoel uit oog wordt
verloren. (“We doen dit, omdat de directeur het zegt”)
3. Het postconventionele stadium van moreel
denken
 Fase 5. ontwikkelen eigen waardepatroon
Goed is wat in overleg is overeengekomen, verschillende opinies zijn
mogelijk. Afspraken zijn belangrijk, maar kunnen naar de context
worden veranderd, rekening houden met de situatie
 6. Hanteren universele waarden/ passend bij de eigen principes
Goed is wat niet tegen de eigen principes ingaat, wat slecht is keur je af.
v.b. staken voor een betere CAO!
Kohlberg
Kritiek
 Kohlberg stelt dat de theorie op alle culturen van toepassing is. In ander
onderzoek wordt dit betwijfeld
 Proefpersonen waren uitsluitend mannen. (mannen blijken meer
pricnipegebonden, vrouwen meer contextgebonden te oordelen)
Vraag:
Kan morele ontwikkeling bevorderd
worden? En zo ja, hoe?
Presentain: Wat zijn dit voor morele oordelen?
 Ik doe dit niet omdat ik anders een draai om mijn oren krijg
 Ik vind dat je je dient te houden aan de regels in de klas
 Voor mijn medestudenten haal ik altijd koffie omdat zij van die koffieleuten









zijn
Als je bij mij leuk mee doet in de les, zorg ik dat jij een goede beoordeling krijg
Ik doe als leraar niet mee aan de staking van leraren omdat kinderen en ouders
de dupe zijn
Je moet, ondanks een racistische mening, kunnen zeggen wat je wilt in de klas
Leerlingen blijvend onvoldoendes geven, schaadt het principe van vertrouwen
in mensen
Sommige leerlingen moet je gewoon beetpakken, anders luisteren ze gewoon
niet
Je moet alleen investeren in lessen als leerlingen leuk mee doen
De onderwijsinspectie verplicht mij gewoon cijfers, toetsen, leerplannen te
tonen
Leerlingen die zich houden aan het schoolreglement, worden gewaardeerd door
leraren
Ik geef les zoals mijn stagebegeleider het wilt zien
Morele oordelen
 redeneringen over goed en kwaad


wat hoort wel/niet
wat kan wel/niet
 om moreel te kunnen oordelen moet je een bepaalde
denkontwikkeling hebben doorgemaakt

besef van causaliteit hebben (relatie oorzaak – gevolg)
 adolescenten hebben moeite om tot afgewogen oordelen te komen


dit deel van de hersenen wordt pas in de late adolescentie volledig
ontwikkeld
vaak wordt er gereageerd vanuit de emotionele brein
Het dilemma van Heinz
 De vrouw van Heinz is ziek, maar hij heeft niet genoeg geld om het medicijn
van de apotheker te kopen. Moet Heinz het medicijn stelen
(dader/potentiele helper) van de apotheker (slachtoffer) voor zijn vrouw
(slachtoffer)?
 Hier wordt op verschillende leeftijden verschillend over nagedacht. Volgens
Kohlberg zijn er drie hoofdcategorieën die tegelijk niveau van moreel
denken representeren.
Opdracht 1: Het dilemma van Heinz
Ga naar www.presentain.com voor de vragen
http://www.youtube.com/watch?v=5czp9S4u26M
Opdracht 2 - Het dilemma van Heinz

De vrouw van Heinz is ziek, maar hij heeft niet genoeg geld om het medicijn van de
apotheker te kopen. Moet Heinz het medicijn stelen (dader/potentiele helper) van de
apotheker (slachtoffer) voor zijn vrouw (slachtoffer)?

Hier wordt op verschillende leeftijden verschillend over nagedacht. Volgens Kohlberg
zijn er drie hoofdcategorieën die tegelijk niveau van moreel denken representeren.

Opdracht: Beschrijf op de 3 hoofdcategorieën en de bijbehorende 6 stadia wat er
geantwoord zou kunnen worden. Gebruik voor het beantwoorden van de vraag de
theorie uit je boek (blz. 101-182).
Bijvoorbeeld:
1. Pre-conventioneel: Gelijk aan heteronome moraliteit van Piaget.
Eerste stadium: Heteronome moraliteit.
Heinz moet niet stelen, anders gevangenis.

http://www.youtube.com/watch?v=5czp9S
4u26M
Opdracht - Het dilemma van Heinz (2)
Antwoorden:
1.Pre-conventioneel:
Gelijk aan heteronome moraliteit van Piaget.
Eerste stadium:
Heteronome moraliteit.
Heinz moet niet stelen, anders gevangenis.
Tweede stadium:
Individualistische instrumentele moraliteit.
Heinz moet zelf weten wat hij doet. Als hij zijn leven
wil riskeren om in
de gevangenis te komen moet hij dat doen.
2. Conventioneel:
Differentiatie op Piagets autonome moraliteit.
Derde stadium:
Interpersoonlijke normatieve moraliteit.
Heinz moet niet inbreken anders denken ze dat hij crimineel is. Of: hij
moet wel stelen omdat mensen heb anders geen goede echtgenoot voor
zijn vrouw vinden.
Vierde stadium:
Moraliteit van het sociale systeem.
Heinz moet het medicijn stelen omdat hij beloofd heeft voor zijn vrouw
te zorgen toen ze gingen trouwens. Tevens moet hij de consequenties
aanvaarden.
Of: Niet stelen want dit is volgens de wet verboden.
Opdracht - Het dilemma van Heinz
Antwoorden vervolg:
3. Post-conventioneel:
Differentiatie op Piagets autonome moraliteit.
Vijfde stadium:
Moraliteit gebaseerd op mensen rechten en
maatschappelijk welzijn.
Zesde stadium:
Moraliteit van algemene en abstracte ethische
principes.
Het recht van het leven van de vrouw is belangrijker dan het recht op
eigendom van de apotheker.
Volgens Gibbs representeren alleen stadia 1-4 een echte ontwikkelings-sequentie. Stadia 1 en 2
zijn onvolwassen. Stadia 3 en 4 zijn volwassen vormen van moreel redeneren.
Moraliteit stimuleren
 Hoe kun je moraliteit op school stimuleren?








Morele dilemma’s bespreken
Perspectief laten innemen
Goede voorbeeld geven
Leerlingen laten meedenken over klassenregels
Redenen achter regels
Ervaring laten opdoen buiten school
Niet straffen zonder uitleg
Gevolgen gedrag in laten zien
Leerdoelen behaald ??
De student kan:
 de theorie van Kohlberg over morele ontwikkeling uitleggen.
 de fase van morele ontwikkeling waarin iemand verkeert herkennen
aan het motief dat achter een keuze zit.
Download