2dejaar – 2degraad (2uur) Bijlage hoofdstuk 9 : Oplossingen vraagstukjes ivm gaswetten -1- Vraagstukjes: 1. Bij 17 °C neemt een massa waterstofgas een volume in van 10 dm3. Bij welke temperatuur wordt het volume dubbel zo groot, als de druk constant blijft ? Geg: T1 = 17 °C = 290 K = 2,90 102 K V1= 10 dm3 V2 = 2 V1 = 2,0 10 dm3 p1 = P 2 Gevr: T2 = ? Oplossing : Formules : V1 V V ⋅ T1 = 2 ⇒ T2 = 2 T1 T2 V1 2 V1 2, 90 10 2 K Berekening : T2 = V1 T2 = 5,80 10 2 K (= 307 °C ) 2. Een volume van 30 l lucht op 40 °C wordt opgewarmd tot 180 °C. Hierbij verdubbelt de druk. Hoe groot is het eindvolume ? Geg: V1 = 30 l (liter) T1 = 40 °C = (40 + 273) K = 313 K = 3,13 102 K T2 = 180°C = (180 +273) K = 455 K = 4,55 102 K p 2 = 2 p1 Gevr: V2 = ? Oplossing: Formules: p1 V1 p V p V T = 2 2 ⇒ V2 = 1 1 2 T1 T2 p 2 T1 Berekening: V2 = p1 ⋅ 3,0 10 l 4,55 10 2 K 2 p1 3,13 10 2 K V 2 = 2,18 10 l 2dejaar – 2degraad (2uur) Bijlage hoofdstuk 9 : Oplossingen vraagstukjes ivm gaswetten -2- 3. Een fietspomp bevat lucht onder atmosferische druk bij 20°C. We persen de lucht samen zodat het volume vier maal kleiner wordt. Hoe groot is de druk bij een eindtemperatuur van 60 °C ? Geg: patm = p1 = 1,013 105 Pa T1 = 20 °C = (20 + 273) K = 293 K = 2,93 102 K T2 = 60°C = (60 + 273)K = 333 K = 3,33 102 K V2 = 1 V 1 ⇒ 4 V2 = V1 4 Gevr : p2 = ? p1 V1 p V = 2 2 ⇒ p2 = T1 T2 Oplossing: Formules: p2 = Berekening: p1 V 1 T2 V2 T1 1,013 10 5 Pa 4 V 2 3,33 10 2 K 2,93 10 2 K .V 2 p 2 = 4,61 10 5 Pa 4. Een gas neemt bij 27 °C onder atmosferische druk een volume in van 0,8 m3. We koelen af tot - 17 °C. Wat moet er gebeuren om het volume constant te houden ? We moeten de druk aanpassen Geg: V1 = V2 = 0,8 m3 T1 =27 °C = ( 27 + 273) K = 3,00 102 K T2 = - 17 °C = (-17 + 273) K = 2,56 102 K p1 = patm = 1,013 105 Pa Gevr: p2 = ? Oplossing: Formules : Berekening: p1 p p T = 2 ⇒ p2 = 1 2 T1 T2 T1 p2 = 1,013 10 5 Pa 2,56 10 2 K 3,00 10 2 K p 2 = 8,64 10 5 Pa 2dejaar – 2degraad (2uur) Bijlage hoofdstuk 9 : Oplossingen vraagstukjes ivm gaswetten -3- 5. Chloorgas neemt bij een temperatuur van 27 °C en bij een druk van twee maal de atmosfeerdruk een volume in van 15 l. Men verlaagt de temperatuur tot –13 °C. a) Hoe groot wordt de druk als het volume tot de helft samengeperst is ? b) Bereken de massa gas ( M = 71 g ) mol c) Hoeveel deeltjes zijn er in dit volume gas ? Geg: T1 = 27 °C = (27 + 273) K = 3,00 102 K p1 = 2 Patm = 2 . 1,013 105 Pa = 2,026 105 Pa V1 = 15 l (liter) = 1,5 101 dm3 = 1,5 10-2 m3 T2 = -13 °C = (-13 + 273) K = 2,60 102 K V2 = 1 V1 4 M = 7,1 . 10 R = 8,310 g mol J mol ⋅ K Na = 6,02 1023 deeltjes (getal van Avogrado: aantal deeltjes per mol) Gevr : a) p2 = ? b) m = ? c) aantal deeltjes ? Oplossing: Formules : a) b) p1 V1 p V = 2 2 ⇒ p2 = T1 T2 p1 V1 =n⋅R T1 ⇒ n= p1 V 1 T2 V2 T1 p1 V1 T1 R m=n.M c) aantal deeltjes = n . Na Berekening: a) p2 = 2,026 10 5 Pa . 2 ⋅ V 2 2,60 ⋅ 10 2 K V 2 ⋅ 3,00 10 2 K p 2 = 3,51 10 5 Pa 2dejaar – 2degraad (2uur) Bijlage hoofdstuk 9 : Oplossingen vraagstukjes ivm gaswetten -4- 2,026 10 5 Pa ⋅ 1,5 10 −2 m 3 b) n = J 3,00 10 2 K ⋅ 8,310 mol ⋅ K n = 1,2190 mol m = 1,2190 mol ⋅ 7,1 10 g mol m = 8,65 10 g (= 86,5 g) c) 1 mol –> 6,02 1023 deeltjes 1,2190 mol -> 7,34 1023 deeltjes 6. Welk volume neemt 5 kg zuurstofgas in bij driemaal de atmosferische druk en 80 °C ? ( M = 32 g ) mol Geg: m = 5 kg p = 3 patm = 3 . 1,013 105 Pa = 3,039 105 Pa T = 80 °C = (80 + 273) K = 353 K = 3,53 . 102 K M= 32 g = 3,2 10 mol kg mol −2 Gevr: V= ? Oplossing: Formules: p ⋅V n⋅ R⋅T = n R⇒V = T p n= Berekening: n= m M 5 kg 3,2 ⋅ 10 − 2 kg mol = 1,56 10 2 mol J ⋅ 3,53 10 2 K mol K 3,039 ⋅ 10 5 Pa 1,56 10 2 mol 8,310 V = V = 1,51 m 3 2dejaar – 2degraad (2uur) Bijlage hoofdstuk 9 : Oplossingen vraagstukjes ivm gaswetten -5- 7. Bereken het volume dat 1 mol waterstofgas inneemt bij 0 °C onder normale atmosferische druk. Hoe groot is dit volume als we zuurstofgas nemen ? (Oplossing : 22,4 l) 8. Een vat bevat 336 g stikstofgas bij 20 °C onder atmosferische druk. Men klemt de zuiger vast. Het vat barst open bij een druk van 800 kPa. a) Bij welke temperatuur gebeurt dit ( M = 28 g ) mol b) Hoe groot is het volume van dit gas ? Geg: m = 336 g = 3,36 102 g T = 20 °C = (20 +273)K = 293 K = 2,93 102 K p1 = patm = 1,013 105 Pa p2 = 800 kPa = 8,00 105 Pa M = 28 g mol Gevr: a) T2 = ? b) V = ? Oplossing: Formules: a) b) p1 p p ⋅ T1 = 2 ⇒ T2 = 2 T1 T2 p1 p ⋅V =n⋅R T n= Berekening: T2 = ⇒ V = n⋅ R⋅T p m M 8,00 10 5 Pa ⋅ 2,93 10 2 K 1,013 ⋅ 10 5 Pa T2 = 2,31 10 3 K n= 3,36 ⋅ 10 2 g = 1,2 10 mol g 2,8 10 mol J ⋅ 2,93 10 2 K mol ⋅ K 1,013 10 5 Pa 1,2 10 mol ⋅ 8,310 V= V = 2,88 ⋅ 10 −1 m 3 2dejaar – 2degraad (2uur) Bijlage hoofdstuk 9 : Oplossingen vraagstukjes ivm gaswetten -6- Een klaslokaal is 10 m op 8m en 4 m hoog, de temperatuur bedraagt 23 °C a) Bereken de massa lucht, uitgedrukt in mol dat aanwezig is in het lokaal b) Hoe zou je de massa gas berekenen, uitgedrukt in kg? (lucht bevat 4 /5 stikstof en 1/ 5 zuurstof) c) Hebben de deeltjes ook dezelfde snelheid ? 3 2 3 Geg: V1 = 10 m . 8m . 4 m = 320 m = 3,20 10 m T = 23 °C = (23 + 273) K = 296 K = 2,96 102 K P atm = 1,013 105 Pa Gevr : a) n =? b) m m zuurstof stikstof =? =? Oplossing: Formules: a) p ⋅V =n⋅R T b) massa gas = Berekening: a) n= ⇒ n= p ⋅V T ⋅R 4 1 Stikstof + zuurstof 5 5 1,013 ⋅10 5 Pa ⋅ 3,20 10 2 m 3 J 2,96 10 2 K ⋅ 8,310 mol ⋅ K n = 1,32 ⋅ 10 4 mol b) massa Stikstof = 4 4 . 1,317 ⋅ 10 mol 5 g 4 1,317 ⋅ 10 4 mol 28 5 mol = = 2,95 ⋅ 10 5 g massa zuurstof = = g 1 1,317 ⋅ 10 4 mol 32 5 mol 8,42 10 4 g