Grondradar en drie verschillende metaal‑ detectoren

advertisement
Detectie waterleiding met behulp van geofysische meettechnieken
Grondradar en drie verschillende metaal­
detectoren lokaliseren leiding bij Schiphol
E
Vanwege de diepteligging van de
leiding (2 tot 6 m onder maaiveld)
en de specifieke eigenschappen van de bodem heeft Fugro
besloten de ligging te bepalen
via verschillende methoden. De
resultaten van de metingen zijn in
het veld beoordeeld en de ligging
van de leiding is ter plekke aangegeven met een piket of verf. Deze
punten zijn later ingemeten met
behulp van GPS.
In de stedelijke omgeving van
Amstelveen is gebruikgemaakt van
de Mala 500 Mhz grondradar.
De grondradartechniek is gebaseerd op het uitzenden van kort
hoogfrequente elektromagnetische signalen. Nadat deze door
veranderingen in de ondergrond
zijn gereflecteerd of gerefracteerd, worden ze gedetecteerd
door de ontvanger. De elektrische
weerstand van de ondergrond
bepaalt de penetratiediepte van
de radargolven. Droog zand heeft
bijvoorbeeld een relatief hoge
weerstand en daarmee een relatief
grote penetratiediepte.
In het buitengebied van het
Amsterdamse Bos en delen van
de Haarlemmermeer is gebruikgemaakt van de Geonics EM-61.
14
Foto: Rinse Jansch, FIBV
ind 2007 heeft de Fugro
een geofysisch onder‑
zoek uitgevoerd over
een traject van 13,4 km in de
schaduw van de Buitenvelderten Aalsmeerbanen van Schiphol.
Het ging om elektromagnetische
metingen en grondradarmetin‑
gen voor het bepalen van de
positie van een watertransport‑
leiding, bestaande uit twee bui‑
zen met een inwendige diameter
van 1,2 m.
Mala 500 MHz grondradar in actie.
Dit systeem wordt over de grond
gereden en is in tegenstelling tot
de grondradar geschikt om op
ruw terrein te werken. Het kan
ook metaal detecteren in een
klei- of veenrijke ondergrond en
is geschikt voor het opsporen
van zowel ferro- als non-ferrohoudende metalen. De secundaire
magnetische velden die het apparaat opwekt, worden opgenomen
en weergegeven op een datalogger. De EM-61 kan objecten
detecteren tot 6 m diepte. Als
wordt gewerkt in een gebied met
veel metaal boven de grond, zoals
hekken of stroomvoorzieningen, is
de werkdiepte minder.
Wanneer in de praktijk bleek
dat de EM61 niet over het terrein was te verplaatsen – zoals
op net geploegd boerenland –,
zijn metaaldetectoren ingezet
die geen direct contact met de
bodem maken. De eerste is de
White TM808, een metaaldetector
volgens het two box locatorprincipe. Dat betekent dat deze
detector werkt met aparte antennes voor zenden en ontvangen.
Het maximale dieptebereik is 6 m.
Bij deze analoge methode wordt
geen data opgeslagen en moeten
de gegevens tijdens het meten
worden afgelezen.
Een andere metaaldetector die
werd ingezet, is de Vallon EL
1303D2. Deze magnetometer kan
metaalhoudende objecten opsporen tot een diepte van ongeveer
5 m. De EL 1303D2 is een differentiële magnetometer. Hierbij zijn
twee sensoren op een bepaalde
afstand boven elkaar geplaatst.
De sensoren zijn zó met elkaar
verbonden dat ze in een homo-
geen veld de waarde ‘nul’ meten.
Elke sensor die het magnetisch
veld van een ferro-houdend object
passeert, wordt verschillend
beïnvloed. Het verschil hiertussen
bepaalt de sterkte en richting van
het veld.
Omdat alle methodes een beperking kennen in de werkdiepte, kon
de doorgang van de leiding onder
de Ringvaart niet accuraat worden
gedetecteerd. De waterleiding
is verder overal opgespoord.
Behalve op locaties waar teveel
verstoring boven de grond of in
de bovenste grondlagen bestond,
zoals bij parkeerplaatsen met veel
auto’s en plekken met leidingen in
de bodem.
Meer informatie:
Rinse Jansch, 070 - 311 13 75,
[email protected]
Download