Oefenvragen gedrag 1. Gedrag kan aangeboren of aangeleerd zijn. Geef van beide vormen van gedrag enkele voorbeelden. 2. Een dier kan op verschillende manieren leren. Leg uit wat de volgende manieren van leren inhouden. Geef bij elke manier een voorbeeld. - Imiteren - Operante conditionering - Inprenting - Latent leren - Klassieke conditionering 3. Beschrijf hoe de rangorde in een roedel wolven georganiseerd is. 4. a. Beschrijf de lichaamshouding van een dominante en een onderdanige hond. b. Door welke gedragingen toont een hond zich dominant tov een andere hond (of de mens)? 5. Welke 4 ontwikkelingsfasen doorloopt een pup? Geef van elke fase de belangrijkste kenmerken. 6. Beschrijf de lichaamshouding en mimiek van: - Een ontspannen kat - Een bange kat - Een boze kat 7. Welke verschillende geurklieren bezit een kat en waar worden ze voor gebruikt? 8. Welke betekenis hebben de volgende geluiden van een kat? - Spinnen - Gillen - Mekkeren - Blazen 9. Noem een aantal gedragingen waaraan je zou kunnen zien dat een konijn ziek is of pijn heeft.