Schoolgebonden leertaak 3.1

advertisement
Semester 3.1
Biologie Lessenserie
Tamsin O’Shea
Schoolgebonden Leertaak
Lessenserie Biologie: Zintuigen
Studentennummer: 500607022
Coach: M. van Schaik
H
ogeschool van Amsterdam
Inhoudsopgave
Pabo
Geef niveau van hoofdstuk op (niveau 1)
Geef niveau van hoofdstuk op (niveau 2)
Geef titel van hoofdstuk op (niveau 3)
1
2
3
Geef niveau van hoofdstuk op (niveau 1)
4
2011/2012
Inhoudsopgave
Inleiding .............................................................................................................................................................. 4
De lessen ............................................................................................................................................................. 5
Les 1: Het oog............................................................................................................................................................................5
Les 2: Het oor ............................................................................................................................................................................7
Les 3: De neus......................................................................................................................................................................... 10
Reflectie ............................................................................................................................................................ 13
Evaluatie stagementor ................................................................................................................................ 14
Bronnen ............................................................................................................................................................ 15
Bijlagen: werkbladen................................................................................................................................... 16
2
Inleiding
Voor u ligt de lessenserie biologie over zintuigen. Er stond geen specifieke
schoolgebonden leertaak voor mij uitgeschreven dit semester, dus heb ik zelf bedacht
om een lessenserie biologie te ontwerpen en deze uit te voeren op de ElisabethPaulusschool in Amsterdam. Er is geen methode op deze school voor biologie. Op deze
manier maken de kinderen actief kennis met hun zintuigen en leren ook veel meer over
hun zintuigen.
Deze lessenserie komt het beste tot zijn recht in midden- en bovenbouw groepen. Het
bestaat uit drie lessen over zintuigen. . Per les staat ongeveer 45 minuten uitgeschreven.
Elke les bevat een actief luisterdeel en een verwerkingsdeel. Tot slot krijgen de
leerlingen elke les een kleine kleurplaat.
3
De lessen
Les 1: Het oog
Vakgebied: Biologie
Titel van de les: Het oog
Verantwoording:
Ik wil een lessenserie ontwerpen waarbij ik ervoor zorg dat de leerlingen
geconcentreerd blijven luisteren. Dit doe ik door regelmatig interactie te gebruiken en
de leerlingen tussendoor iets te laten uitvoeren. Ik gebruik veel visueel materiaal om zo
goed mogelijk in te spelen op de diversiteit in de groep.
Competenties:
 Omgaan met weerstanden – omgangsregels toepassen en handelen in een grote
diversiteit van een groep
 Voorbereiden van onderwijs – ik bied ruimte voor interactie en de les is
afgestemd op de ontwikkelingsfase van de leerlingen. Ook hou ik rekening met de
beginsituatie van de leerlingen.
 Functioneren in een organisatie/samenwerken met collega’s – ik werk met
verschillende leerkrachten samen en maak onderlinge afspraken.
 Klassenmanagement – ik maak gebruik van het GIP-model
Beginsituatie leerlingen:
De leerlingen hebben (bijna) nog nooit een methode biologie gevolgd. Het is dus
belangrijk het beginniveau te hanteren. Er zitten veel leerlingen in de klas die
bevestiging nodig hebben. Ook zitten er veel drukke leerlingen in de klas.
Doelen leerlingen:
 De leerlingen kunnen de vijf zintuigen van de mens opnoemen
 De leerlingen weten globaal waar deze vijf zintuigen voor dienen
 De leerlingen weten hoe een oog eruit ziet en globaal hoe het werkt
 De leerlingen kennen een aantal hulpmiddelen voor mensen die blind of
slechtziend zijn
 De leerlingen kennen een aantal hulpmiddelen zoals bril, contactlenzen,
verrekijker en een microscoop
 De leerlingen ontdekken wat er gebeurt wanneer je je handen voor je ogen houdt
Kerndoel 41:
 De leerlingen leren over de bouw van mensen en over de vorm en functie van hun
onderdelen.
Doelen student
 Tijdens de verwerking loop ik een vaste ronde
4




Ik blijf maximaal 30 seconden bij een leerling staan (GIP)
Ik stel duidelijke grenzen tijdens mijn instructie
Ik weet in te spelen op onverwachte situaties
Ik zorg dat de les gestructureerd blijft door ook zelf aan de regels te houden die
zijn opgesteld
Materialen
 Prop plastic/papier
 Glas water
 Watje
 Appel
 Peper en azijn
 Knoflook
 Lucifer





Digibord
Internet
Brailleschrift
Evt. Verrekijker
Opdrachtbladen
Lesomschrijving
Introductie
Ik start met een korte introductie over de vijf zintuigen. Duidelijk moet zijn dat ik drie
daarvan behandel, namelijk het oog, het oor en de neus. Daarna begin ik met de les over
het oog.
Ik behandel kort de zintuigen door de kinderen in groepjes wat testjes te laten doen om
kennis te maken met hun eigen zintuigen. Zij voelen, ruiken, horen en zien een aantal
producten die ik zelf heb meegenomen. Ik bespreek daarna kort de ervaringen van de
kinderen en ga dan verder met het oog.
Op het digibord laat ik een foto van het oog zien. Kennen ze de belangrijkste onderdelen
van het oog? Ik laat ze zelf de antwoorden op het bord schrijven. Vervolgens controleren
we deze gezamenlijk. Welke kleur ogen (de iris) hebben de leerlingen? Dit schrijf ik op
het bord.
Instructie
We kijken terug naar het plaatje van het oog. Wat denken de leerlingen dat de functies
van de overige onderdelen zijn? Om de kinderen te laten zien dat hun pupillen groter
worden in het donker, laat ik ze hun handen voor hun ogen doen. Wat denken de
leerlingen dat de wimpers, wenkbrauwen en traanbuisjes voor functie hebben? Nadat
we alles besproken hebben laat ik een filmpje zien via beeldbank:
http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20070809_ogen01. Hier wordt kort uitgelegd
wat de oogzenuw doet.
5
De leerlingen ‘testen’ hun ogen aan de hand van het plaatje en ontdekken wanneer je
een bril nodig hebt. Vervolgens bespreken we welke hulp blinde mensen krijgen. We
laten de leerlingen eventueel brailleschrift voelen. Ten slotte vragen we de leerlingen of
ze nog meer hulpmiddelen kennen om beter te zien. Vragen?
Verwerking
De leerlingen krijgen een opdrachtvel zodra de instructie voorbij is. Tijdens het
zelfstandig werken pas ik het GIP-model toe.
Slot
Wat vonden de leerlingen van deze les? Na de lessenserie krijgen de leerlingen het
nagekeken werk terug, dit vertel ik aan ze.
Achtergrondinformatie
Het oog is één van de vijf zintuigen. Het is een bol gevuld met vocht. Het zin in de oogkas.
Wenkbrauwen en wimpers: door de botten, huid, wenkbrauwen en wimpers wordt het
oog beschermt tegen vuil, kou en andere gevaren van buitenaf.
Traanbuisjes: zorgen voor vocht en zorgen daarmee samen met de oogleden dat het oog
niet uitdroogt en dat vuil uit het oog verwijderd kan worden.
Pupil: centrum van de iris waardoor het licht naar binnen valt. Hier ontstaat een beeld
uit. Donker  grote pullen, licht  kleine pupillen.
Wanneer heb je een bril nodig? Als je dingen in de verte of dichtbij niet kunt zien. Blinde
mensen krijgen hulp door middel van een geleide stok, geleide hond, brailleschrift en
deels hun oren.
6
Les 2: Het oor
Vakgebied: Biologie
Titel van de les: Het oor
Verantwoording:
Ik wil een lessenserie ontwerpen waarbij ik ervoor zorg dat de leerlingen
geconcentreerd blijven luisteren. Dit doe ik door regelmatig interactie te gebruiken en
de leerlingen tussendoor iets te laten uitvoeren. Ik gebruik veel visueel materiaal om zo
goed mogelijk in te spelen op de diversiteit in de groep.
Competenties:
 Omgaan met weerstanden – omgangsregels toepassen en handelen in een grote
diversiteit van een groep
 Voorbereiden van onderwijs – ik bied ruimte voor interactie en de les is
afgestemd op de ontwikkelingsfase van de leerlingen. Ook hou ik rekening met de
beginsituatie van de leerlingen.
 Functioneren in een organisatie/samenwerken met collega’s – ik werk met
verschillende leerkrachten samen en maak onderlinge afspraken.
 Klassenmanagement – ik maak gebruik van het GIP-model
Beginsituatie leerlingen:
De leerlingen hebben in de vorige les kennis gemaakt met de vijf zintuigen van de mens.
Ik heb ze een aantal producten laten voelen, zien, ruiken, horen en proeven. Ik ben nader
in gegaan op het oog. Tijdens deze les behandel ik het oor.
Doelen leerlingen:
 De leerlingen weten hoe het menselijk oor eruit ziet en hoe het werkt
 De leerlingen kunnen voorbeelden geven van geluidsoverlast en maatregelen
daartegen
 De leerlingen weten dat dove mensen via gebarentaal praten
 De leerlingen weten dat je met bepaalde apparaten geluid kunt versterken
Kerndoel 41:
 De leerlingen leren over de bouw van mensen en over de vorm en functie van hun
onderdelen.
Doelen student:
 Structuur bieden door te herhalen wat er tijdens de vorige les aan de orde kwam
 Structuur bieden door dezelfde manier van presenteren te hanteren
 Tijdens de verwerking loop ik een vaste ronde
7




Ik blijf max. 30 seconden bij een leerling staan (GIP)
Ik stel duidelijke grenzen tijdens mijn instructie
Ik weet in te spelen op onverwachte situaties
Ik zorg dat de les gestructureerd blijft door me ook aan de regels te houden die ik
zelf heb opgesteld.
Materialen
 Digibord
 Internet
 Opdrachtbladen
Lesomschrijving
Introductie
Ik kom terug op de zintuigen van vorige week en vraag aan de leerlingen of ze nog weten
wat behandeld hebben. Dit vul ik eventueel aan.
Ik vraag om doodse stilte. Wat horen de leerlingen nog meer als er helemaal niemand
geluid maakt? Ik laat de leerlingen plaatjes zien. Wat horen ze in deze omgeving?
Instructie
Ik laat een filmpje zien over een korte uitleg van de verwerking van het oor,
http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20070809_oren01. Vervolgens laat ik een
plaatje van het oor zien en bespreek ik samen met de leerlingen de onderdelen. In
tegenstelling tot vorige les bespreek ik gelijk de functie van de onderdelen van het oor.
Zo gaan we vlot door de stof heen en hou ik de aandacht van de leerlingen erbij.
Kunnen de leerlingen voorbeelden noemen waarmee je geluid kan versterken?
(microfoon en megafoon)
Ik laat nog een filmpje zien, nu over geluidsoverlast
(http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20101022_decibel01). Na afloop vertel ik
vanaf hoeveel decibel een persoon gehoorbeschadiging oploopt. Dit licht ik kort toe. Ik
laat de leerlingen met voorbeelden komen over (het beschermen van) geluidsoverlast.
Vervolgens behandel ik de wereld van dove mensen. Ik kom terug op de mensen die niet
kunnen zien (vorige les). Wat helpt de dove mensen te functioneren in de samenleving?
Ik beeld drie woorden in gebarentaal uit; beneden, boek en doof. Kunnen de leerlingen
zelf een gebaar bedenken?
Verwerking
De leerlingen krijgen een opdrachtvel zodra ik klaar ben met de instructie. Tijdens het
zelfstandig werken pas ik het GIP-model toe.
Slot
8
Wat vonden de leerlingen van deze les? Ik herinner de leerlingen eraan dat ze het werk
volgende week nagekeken terugkrijgen.
Achtergrondinformatie






Gebaren woordenboek van Dale
Oorschelp: hiermee vang je het geluid op
Gehoorgang: door dit gangetje gaat het geluid in het oor
Trommelvlies: dit gaat trillen door het geluid, net als een trommel
Gehoorzenuw: geeft het geluid door aan de hersenen
Slakkenhuis: in het slakkenhuis wordt een vloeistof in trilling gebracht en
doorgegeven aan hele fijne haarcellen. Doordat deze haarcellen in gaan bewegen
ontstaat er een spanningsverschil wat er toe leidt, dat de zenuw gaat vuren en de
gehoorzenuw dit signaal naar de hersenen doorgeeft.
 Evenwichtsorgaan: is het zintuigencomplex dat informatie verzamelt over
beweging en balans.
9
Les 3: De neus
Vakgebied: Biologie
Titel van de les: De neus
Verantwoording:
Ik wil een lessenserie ontwerpen waarbij ik ervoor zorg dat de leerlingen
geconcentreerd blijven luisteren. Dit doe ik door regelmatig interactie te gebruiken en
de leerlingen tussendoor iets te laten uitvoeren. Ik gebruik veel visueel materiaal om zo
goed mogelijk in te spelen op de diversiteit in de groep.
Competenties:
 Omgaan met weerstanden – omgangsregels toepassen en handelen in een grote
diversiteit van een groep
 Voorbereiden van onderwijs – ik bied ruimte voor interactie en de les is
afgestemd op de ontwikkelingsfase van de leerlingen. Ook hou ik rekening met de
beginsituatie van de leerlingen.
 Functioneren in een organisatie/samenwerken met collega’s – ik werk met
verschillende leerkrachten samen en maak onderlinge afspraken.
 Klassenmanagement – ik maak gebruik van het GIP-model
Beginsituatie leerlingen:
De leerlingen hebben 3 weken geleden kennis gemaakt met de vijf zintuigen van de
mens. Ik heb ze een aantal producten laten voelen, zien, ruiken, horen en proeven. Ik ben
nader in gegaan op het oog. Tijdens de vorige les ben ik nader in gegaan op het oor en
deze les behandel ik de neus.
Doelen leerlingen:
 De leerlingen weten hoe neuzen eruit zien en hoe ze werken
 De leerlingen kunnen benoemen wat we de vorige lessen hebben behandeld
Kerndoel 41:
 De leerlingen leren over de bouw van mensen en over de vorm en functie van hun
onderdelen.
Doelen student:
 Structuur bieden door te herhalen wat er tijdens de vorige lessen aan de orde
kwam
 Structuur bieden door dezelfde manier van presenteren te hanteren (prezi)
10





Tijdens de verwerking loop ik een vaste ronde
Ik blijf maximaal 30 seconden bij een leerling staan (GIP)
Ik stel duidelijke grenzen tijdens mijn instructie
Ik weet in te spelen op onverwachte situaties
Ik zorg dat de les gestructureerd blijft door me ook aan de regels te houden die ik
zelf heb opgesteld.
Materialen
 Digibord
 Internet
 Opdrachtbladen





Koffie
Knoflook
Parfum
Pindakaas
Kruiden
Lesomschrijving
Introductie
Ik geef aan dat dit de laatste les is van deze lessenserie over zintuigen. Ik kom terug op
de zintuigen van vorige weken en vraag aan de leerlingen of ze nog weten wat er
behandeld is. Dit vul ik eventueel aan.
Ik herinner de leerlingen aan het onderwerp van deze les; de neus. Ik start met een
leuke intro: geblinddoekt ruiken. Ik neem een aantal producten mee.
Instructie
Ik vraag de leerlingen waarvoor ze hun neus gebruiken. Kunnen ze meer dan één functie
opnoemen? Ik vertel de leerlingen over de functie van de neus. Dit doe ik stap voor stap
aan de hand van een plaatje, zodat de leerlingen het kunnen bijhouden.
Ik vertel de leerlingen een aan ‘wist je dat’-jes, want er is dit keer geen filmpje.
Wist je dat…
 Je reukorgaan supergevoelig is?! Het is zelfs 10.000 keer gevoeliger dan je
smaakzintuig. Dat is natuurlijk wel leuk als er iets lekkers te ruiken is, maar er
bestaan natuurlijk ook vieze geuren en dat is het wel wat minder leuk.
 Bij het eten en drinken de neus en de mond, dus de reuk- en de smaakorgaan
vaak samenwerken? Als je een verstopte neus hebt, dan smaak het eten veel
minder, omdat de reuk is uitgeschakeld.
 Baby’s de geuren van hun moeder herkennen? Dat is heel belangrijk, want het is
het eerste contact van een baby met de buitenwereld. Zo weet de baby gelijk wie
zijn moeder is.
11
 De neus zich heel snel aanpast? Als je bijvoorbeeld een kamer binnen loopt met
geurende bloemen ruik je dat meteen, maar al naar een paar minuutjes ruik je dat
niet meer, omdat je neus aan die geur is gewend.
 Je neus wel miljoenen dingen kan ruiken, maar er maar duizenden geuren op de
aarde zijn?
 Je neus een heleboel herinneringen heeft? Je herkent de geur direct als je hem al
eens eerder hebt geroken!
De leerlingen mogen na elk ‘wist je dat’-je eventueel een voorbeeld geven.
Verwerking
De leerlingen krijgen een opdrachtvel zodra ik klaar ben met de instructie. Tijdens het
zelfstandig werken pas ik het GIP-model toe.
Slot
Wat vonden de leerlingen van de lessenserie? De leerlingen krijgen alle opdrachtbladen
nagekeken terug.
Achtergrondinformatie
Functie van de neus:
Ruiken, instromende lucht reinigen en verwarmen. De neus gaat over in de neusholte. In
de ingang van de neusgaten bevinden zich neusharen, deze haartjes voorkomen dat er
grote schadelijke deeltjes in de logen terecht komen. De kleinere deeltjes die toch de
neus inkomen worden door het neusslijmvlies opgevangen. Niezen ontstaat door een
prikkeling van het slijmvlies, niezen is eigenlijk een hele snelle in- en uitademing. Niezen
is een reactie op het ‘per ongeluk’ inademen. Net als beelden en geluid, worden geuren
ook naar je hersenen gestuurd. Hier zorgen de zenuwen voor.
Boven in je neus zit je reukorgaan. Op dat reukorgaan zit een laag slijm (geen snot) met
daaronder je zintuigcellen. Als de lucht door de neus ingeademd wordt moet die lucht
eerst helemaal door al dat slijm heen en komt dan pas bij die zintuigcellen waar de
stofjes uit de lucht tegen die cellen plakken. Daarna wordt bekeken wat voor een geur
het is en zenden de zenuwen die met de cellen verbonden zijn dat naar je hersenen. Die
reageren op die geur.
12
Reflectie
Voor de schoolgebonden leertaak heb ik een lessencyclus ontworpen rond het thema
zintuigen. Dit heb ik uitgevoerd op mijn stageschool, de Elisabeth Paulusschool te
Amsterdam. Mijn stageklas is nogal chaotisch en druk, maar als je lessen interessant
weet aan te bieden zijn de leerlingen oprecht geïnteresseerd en kunnen ze heel
geconcentreerd werken.
Ik heb me verdiept in de methodes die op de Pabo worden aangeboden, zodat ik
hiermee de basis kon leggen om diverse lessen te ontwerpen en gestructureerd op te
bouwen (competentie 3g: kennis van de vakgebieden).
Ik heb er bewust voor gekozen om wekelijks dezelfde vorm van lesgeven te gebruiken
zodat de leerlingen wisten waar ze aan toe waren bij deze lessenserie. Ook herhaalde ik
elke keer kort wat we de vorige les behandeld hadden (competentie 4a: voorbereiden
van onderwijs).
Belangrijk vond ik dat de kinderen geïnteresseerd waren en actief meededen. Door de
filmpjes en experimenten met ruiken, voelen, horen, zien en luisteren is dit wel gelukt
(competentie 2a: adaptief onderwijs). De interactie tussen de leerlingen en tussen mij en
13
de leerlingen was goed aangesloten op hun belevingswereld (competentie 1a:
interpersoonlijk competent).
Soms is het lastig in te schatten op welke handelingen van leerlingen je in moet gaan,
bijvoorbeeld als leerlingen door elkaar praten. Aan het begin van de lessenserie heb ik
wel duidelijk aangegeven wat ik van hen verwachtte, zoals vingers opsteken en één
leerling tegelijk praten. Ze hielden zich er aan als ik ze er weer even aan liet herinneren,
maar dat moest regelmatig. De lessen duurden niet langer dan 40 minuten, wat effectief
werkte op hun concentratieboog.
Evaluatie stagementor
Je hebt het vak biologie gegeven aan deze groep, groep 5. De onderwerpen waren: de
neus, het oog en het oor. Elke week behandelde je één van deze onderwerpen in
afzonderlijke lessen.
Van tevoren zorgde je voor een lesopzet die je via de mail naar mij stuurde. Hierin werd
prima aangegeven wat de opzet van de les was, welke zaken zouden worden besproken,
welke eventuele moeilijkheden er konden komen, welke materialen er nodig waren en
de mate van differentiatie. Je hebt gebruik gemaakt van het digibord, van verschillende
materialen er was een duidelijke interactie met de leerlingen. Voor alle leerlingen was er
een werkblad die zij moesten invullen n.a.v. de les. Ook haalde je in de volgende lessen
op wat er in de vorige les behandeld was.
Je hebt deze lessen met veel enthousiasme gepresenteerd. Je voelt de leerlingen goed
aan, qua interesse en omgang. Het taalgebruik (met name de biologie-termen voor
14
bepaalde lichaamsonderdelen of –functies) zou wat meer mogen aangepast worden aan
de groep. Leg moeilijke woorden nog meer uit, of maak de woorden makkelijker. Denk
hierbij aan de aanbieding van moeilijke woorden, zoals bij geschiedenis/aardrijkskunde.
De lessen waren goed opgebouwd en je houding zorgt voor een fijne sfeer in de groep. Je
hebt veel geduld met deze kinderen, want het is een vrij actieve, lastige groep.
Goed initiatief om deze biologielessen op te zetten, want er wordt nu nog weinig mee
gedaan op school. Er is geen methode voor, maar zo krijgen de leerlingen toch wat
informatie op een leuke manier mee!
Lia Koperdraat
Bronnen



Willink H., ( 2000), Wijzer door de Natuur, Groningen/Houten: Wolters Noordhoff
http://www.leraar24.nl
http://www.schooltv.nl/beeldbank/
15
Bijlagen: werkbladen
Het oog
1. Kijk naar de tekening. Zet de woorden op de goede plaats.
Kies uit: wenkbrauw –ooglid met wimpers boven – oogwit – iris – pupil – ooglid
met wimpers onder - traanbuisje
16
2. A. Welke kleuren kan een iris hebben?
- ………………………………………………..
- ………………………………………………..
- ………………………………………………..
- ………………………………………………..
- ………………………………………………..
3. Wat beschermt je oog tegen stof en vuil?
1 ……………………………………………….
2 ……………………………………………….
3 ……………………………………………….
4. Wat doet je oogzenuw?
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………
5. Wanneer heb je een bril nodig?
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………
6. A. Wat kan een blinde gebruiken bij het lopen?
…………………………………………………………………………………………………………………………
………………………….
B. Hoe kan een blinde lezen?
…………………………………………………………………………………………………………………………
………………………….
C. Wat is handig voor blinde in het verkeer?
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………
7. Maak de zinnen af.
17
A. Een microscoop wordt gebruikt
om……………………………………………………………..........................
……………………………………………………………………………………………………………………
…………………………
Dit kun je er goed mee
bekijken:…………………………………………………………………………………………..
……………………………………………………………………………………………………………………
………………………...
B. Een verrekijker wordt gebruikt
om…………………………………………………………………………………….....
……………………………………………………………………………………………………………………
………………………….
Dit kun je er goed mee
bekijken:……………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………
………………………….
Horen doe je met je oren
1. Bekijk de tekening en lees de zinnen.
Bij welk onderdeel van het oor hoort de zin? Trek een lijn.
A. Hiermee vang je het geluid op.
B. Door dit gangetje gaat het geluid in het oor.
C. Dit gaat trillen door het geluid, net als een trommel
D. Geeft het geluid door aan de hersenen
E. Hier wordt het geluid doorgegeven aan de zenuw. De zenuw loopt door naar
je hersenen.
18
2. Wat doet een microfoon en een megafoon?
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………
3. A. Noem drie voorbeelden van geluids-overlast?
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………
B. Van welk geluid heb jij wel eens last?
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………
C. Wat kun je tegen geluids-overlast doen?
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………
4. A. Hoe heet de taal van dove mensen?
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………
B. Wat wordt er op televisie speciaal voor dove mensen gedaan?
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………
19
Hoe ruikt een neus?
1. Kijk naar de tekening. Zet de woorden op de goede plaats.
Kies uit: slijmvlies – zenuwen – hersenen – neusholte – neusgaten
20
2. Hoe ruik je? Teken met pijltjes in de tekening.
3. Er zijn allerlei soorten geuren. Vul een voorbeeld in.
De geur waardoor je zin in iets lekkers krijgt:……………………………………………….
De geur die je waarschuwt voor gevaar:………………………………………………………..
Een vieze geur:………………………………………………………………………………………
Een lekkere geur:…………………………………………………………………………………………
Een buitengeur:…………………………………………………………………………………………...
Een zure geur:……………………………………………………………………………………………..
4. Voel jij wel eens gekriebel in je neus? Waardoor komt dat?
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………….
Wat gebeurt er dan?
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
21
…………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………….
Waar is snot goed voor?
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………….
5. Welke geuren in huis vind je lekker?
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………….
Welke dingen met geur gebruik je zelf?
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………
22
23
Download