Contact aangaan en onderhouden wat is daarvoor nodig? Na een fikse literatuurstudie en een goede aftrapbijeenkomst, konden we nu echt met elkaar aan de slag in het onderzoek ‘Netwerkondersteuning in buurt en wijk’. In de tweede fase van het onderzoek (maart, april, mei 2015) stonden we met elkaar voor de taak om antwoord te geven op de vraag of het mogelijk relevant zou zijn om nadere groepen te onderscheiden in de grote groep mensen met een verstandelijke beperking en of psychiatrische achtergrond. Want uit het onderzoek Lof der Oppervlakkigheid bleek dat sommige mensen wel intensievere en goede contacten onderhouden in de buurt? Waar ligt dit precies aan? En voor welke groepen ligt uitbuiting of pesterijen op de loer? We kunnen toch niet de hele groep over een kam scheren? Waar moeten we rekening mee houden? We hadden ons ten doel gesteld om op deze vragen een antwoord te formuleren en daar hadden we drie bijeenkomsten van drie uur voor staan. Onderzoekers en docenten van Hogeschool Viaa en de Universiteit voor Humanistiek, professionals van RIBW Groep Overijssel, Frion, Dimencegroep, MEE en ervaringsdeskundigen van genoemde organisaties samen aan de slag! De onderzoekers hadden deze vragen nog maar net geponeerd of een medewerker van MEE noemde al dat ‘het mogelijk niet helemaal fair zou zijn om alleen te zoeken binnen de groep mensen met een beperking. Waar contact ontstaat of zou moeten ontstaan zijn meerdere partijen aanwezig’’. In dit geval zou het ook relevant zijn om rekening te houden met de buurt- of wijkbewoner waar het contact mee zou moeten ontstaan. En daarbij geldt dat dit aangaan en onderhouden van contact altijd plaatsvindt in een bepaalde context, die zijn eigen sociale regels kent. “Je kunt (als persoon met beperking) pas meedoen als de rest ook meedoet, merkte een ervaringsdeskundige van de RIBW hieromtrent op. Maar wat heeft een persoon met een beperking en een persoon zonder beperking dan nodig om contact aan te gaan en te onderhouden? Welke achtergronden spelen een rol in het aangaan, maar ook het onderhouden van contact? En welke sociale codes en regels zouden er kunnen zijn die van invloed zijn op het aangaan en onderhouden van contact? De tweede bijeenkomst hebben we hierover intensief gebrainstormd in twee verschillende groepen. Bij de plenaire terugkoppeling bleek al snel dat we onafhankelijk van elkaar tot een heel aantal dezelfde relevante items kwamen waar rekening mee gehouden moet worden. Het ligt natuurlijk voor de hand, maar de mate van stabiliteit van de psychiatrische problematiek is zo’n variabele die je niet kan negeren. En om een netwerk uit te kunnen breiden is het ook van belang om al een aantal kennissen te hebben die je kunnen aanmoedigen er toch op uit te gaan en je isolement te doorbreken. Een steunend netwerk is hierin van belang, zo bleek uit het mooie verhaal van een van de ervaringsdeskundigen van Frion. Maar ook kennis van wat een beperking inhoud en welk gedrag je kan verwachten van je buur met een beperking, lijkt relevant voor het succesvol en naar tevredenheid kunnen onderhouden van contact. En dat de sociale context een rol speelt, leek velen ook evident. Verschillende aanwezigen konden putten uit hun eigen woonomgeving waar je juist nog wel vriendelijk gedag zei en contact maakte met de buren of hoe dit in hun jeugd er zo anders uit zag. De sociale regels in de buurt blijken dus een belangrijke rol te spelen in het aangaan en onderhouden van contact. Met elkaar kwamen we op een hele lijst met items die de onderzoekers tussen de bijeenkomsten door netjes hebben geordend en gecomprimeerd. Deze werd weer voorgelegd en pas na instemming van alle aanwezigen als ‘af’ beschouwd. De orthopedagogen werkzaam bij Viaa en Frion, doken tussen de bijeenkomsten nog in de boeken hoe het nou zat met die sociaal emotionele vaardigheden en de invloed die dit kan hebben op het aangaan van contact en een ander zocht toch nog wat na omtrent de motivaties die mensen kunnen hebben om contact met een ander aan te gaan. De derde bijeenkomst hebben we stil gestaan bij de vraag wat er dan te verwachten valt van gemeentelijk beleid, ondersteuning en inrichting van zorg- en welzijnsorganisaties, vaardigheden en attitude van sociale professionals om contact tussen buren en wijkgenoten naar tevredenheid van beide partijen te laten lopen? Tijdens deze bijeenkomst zag je mooi hoe de variëteit aan aanwezigen bijdroeg aan het kunnen beantwoorden van deze vraag. Managers van zorgorganisaties konden goed aangeven welke attitudes en vaardigheden de nieuwe professional moet hebben om netwerkversterkend te werken. Zorgprofessionals konden verwoorden hoe zij hierin ondersteund willen worden door hun organisaties. Zo merkte een medewerker van de RIBW op: “De organisatie moet faciliteren in plaats van controleren. En anderen merken op: “Er is ruimte nodig om fouten te mogen maken”. “Je moet niet worden afgerekend worden op de ondersteuning die je aan de client geeft, maar je moet ook tijd hebben om het netwerk te kunnen versterken om de zorg over te nemen”. Een heldere visie op wat gemeenten van netwerken in de samenleving verwachten en waar die zouden moeten ontstaan, leek de onderzoekers van belang, omdat nu te snel wordt gesproken over netwerken zonder dat helder is of ze er wel zijn en waar dan precies. Na aanleiding van de drie bijeenkomsten zijn de onderzoekers nu bezig deze lijst verder te structureren en te verdiepen. De lijst wordt gebruikt om observatiecategorieën op te stellen, die de onderzoekers gebruiken tijdens hun observerende participatie in de buurtprojecten. De verschillende onderscheiden variabelen op het niveau van cliënten, buurt- en wijkgenoten en context kunnen hier getest worden op effectiviteit en indien nodig samen met de professionals aangepast en doorontwikkeld worden. Tevens worden de factoren die op verschillende niveaus nodig zijn in het aangaan en onderhouden van sociale contacten meegenomen in de interviews die we in een latere fase van het onderzoek zullen houden met mensen met een beperking en hun netwerk. Wij werken hard om door te kunnen naar de volgende fase van het onderzoek!