Presentatiehulp Theater

advertisement
Presentatiehulp Theater
In dit document vind je een aantal aanknopingspunten voor je presentatie. Binnen het kopje
‘’kunstwerk’’ kun je onderstaande vragen eventueel gebruiken, misschien bedenk je na het lezen
van een bepaalde vraag wel dat je het daar inderdaad even over moet hebben. Doe het in jouw
eigen en meest logische volgorde, de vragen zijn enkel invalshoeken binnen jouw verhaal. Ook de
kijkwijzer verderop kun je goed gebruiken om te kijken of je bepaalde vragen wilt bespreken.
Tijdens je presentatie wordt ook gekeken of je het zgn. vakjargon een beetje eigen bent, verdiep je
dus in de termen die bij de discipline die jij gaat bespreken horen. Succes!
Locatie: Voordat je inhoudelijk op de theatervoorstelling in gaat is het goed eerst een duidelijk beeld te
schetsen van de plek waar je de voorstelling gezien hebt.
Personages
 Wie waren de belangrijkste personages?
 Probeer ze te karakteriseren (goed of slecht etc.), waren ze geloofwaardig?
 Hoe zijn hun onderlinge relaties?
 Met wie heb je het meest meegeleefd (kon je jezelf erin herkennen)? Hoe komt dat?
Het toneelbeeld
 In wat voor soort ruimte vond de voorstelling plaats?
 Waar zit het publiek, heeft dat nog een bepaald effect?
 Beschrijf het toneelbeeld: decor, licht, attributen en kostuums (hebben deze ook een symbolische
functie?)
 Beschrijf toneelgebruik/ gebruik attributen.
Muziek en geluidseffecten
 Werd er gebruik gemaakt van muziek en/of geluidseffecten?
 Ondersteunen ze de handeling, dienen ze alleen maar als overgang naar een volgende scène of spelen
ze een overheersende rol?
Structuur
 Hoe werden de gebeurtenissen gepresenteerd?
 Hoe is de opbouw van het stuk?
 Zijn er veel wisselingen van tijd en plaats en hoe werden die gerealiseerd?
Thematiek en interpretatie
 Geef een korte samenvatting van het stuk.
 Waar ging de voorstelling volgens jou over?
 Wat boeide je in deze voorstelling?
 Welke middelen heeft de regisseur volgens jou daarvoor gebruikt en welke daarvan waren het meest
effectief?
 Wat vond je niet boeiend?
 Wat vond je van de voorstelling als geheel?
 Wat vond je van de spelers?
 Welke hebben de meeste indruk gemaakt en waarom?
 Wat vond je van het gebruik van de theatrale middelen?
 Welke argumenten zou je gebruiken als je een ander de voorstelling zou willen aanraden of afraden?
Theatergezelschap




Wie speelde de voorstelling?
Achtergrondinformatie over het theatergezelschap, regisseur of artiesten?
Wat heeft deze groep/kunstenaar nog meer gedaan?
Wie was de regisseur en welke artiest(en) speelden erin mee?
Kijkwijzer Theater
1 Wat zie je: waar wordt gespeeld?

Traditionele schouwburgzaal 
Vlakke vloertheater

Bijzondere locatie

Geen doek, spelers staan al
op toneel
2 Wat zie je: hoe begint het toneelstuk?

Toneeldoek gaat op

Geen doek, spelers komen
op
3 Wat zie je: hoe karakteriseer je het decor, kostuums en rekwisieten?

Realistisch of museaal

Deels realistisch, deels vrije
interpretatie

Vrije interpretatie, abstract
4 Wat zie je: welke rol speelt de belichting- en geluidstechniek?

Opvallende (eigen) rol

Ondersteunt stemming op
toneel

Sobere en neutrale rol

Karikaturaal, typetjes
5 Werkwijze: welke speelstijl overheerst

(Melo)dramatisch

Naturalistisch
6 Werkwijze: richten de spelers zich rechtstreeks tot publiek?

Nooit

Een enkele keer

Vaak
7 Inhoud: hoe heeft de regisseur bestaande tekst verwerkt?

Volgt getrouw de tekst

Tekst hier en daar
aangepast

Vrije interpretatie van tekst

Tragedie

Draagt morele boodschap
uit.
Universele, tijdloze thema's
staan centraal
Voorstelling roept emotie op
8 Inhoud: tot welk genre reken je de voorstelling

Komedie, blijspel

Geen klassiek genre
9 Betekenis: wat is de betekenis van de voorstelling?



Bedoeld als amusement,
vermaak
Maatschappelijk of politiek
onderwerp staat centraal
Theatraal spektakel



Bedoeld als provocatie,
daagt publiek uit
Autobiografische betekenis
maker(s) staat centraal
Voorstellong roept vragen
op


Toelichting kijkwijzer Theater
1 Wat zie je: waar wordt gespeeld?
De plaats waar het stuk wordt gespeeld geeft de toeschouwer vaak al een idee wat voor soort stuk ze
kunnen verwachten. Bovendien heeft elk soort theater weer een andere sfeer, een ander soort podium en
soms ook een andere doelgroep.
2 Wat zie je: hoe begint het toneelstuk?
Als het doek op gaat, is er een duidelijk onderscheid tussen het moment voor de voorstelling en het begin
ervan, het maakt de scheiding tussen publiek en toneel groot. Het doek is een onderdeel van het
traditionele 'lijsttoneel'. Achter die lijst is een wereld die weinig met de onze te maken heeft. Moderne
theatermakers kiezen vaak voor een minder groot onderscheid tussen toneel en publiek.
3 Wat zie je: hoe karakteriseer je decor, kostuums en rekwisieten?
In een realistisch decor staan echte meubelstukken alsof het een echte kamer is. Wanneer een klassiek
stuk, bijvoorbeeld van Shakespeare, wordt gespeeld in een realistisch hedendaags decor met
hedendaagse kostuums, beïnvloedt dat onze interpretatie. De vormgeving van een minder herkenbaar
decor (abstract) zegt vaak veel over de manier waarop de regisseur wil dat je naar het stuk kijkt.
4 Wat zie je: welke rol speelt de belichting- en geluidstechniek?
De ene regisseur eist van de belichting- en geluidstechniek dat ze niet afleiden van de rest van het toneel.
Andere regisseurs gebruiken licht als een zelfstandig theatraal middel. In dat geval is het interessant erop
te letten wat die belichting en dat geluid toevoegen aan de betekenis van het toneelspel.
5 Werkwijze: welke speelstijl overheerst?
Dramatisch spel, met veel grote gebaren en flinke stemwisselingen, wordt vaak gezien als ouderwets.
Beïnvloed door film en mogelijk gemaakt door moderne geluidstechniek wordt tegenwoordig vaak de
voorkeur gegeven aan een meer natuurlijk spel. Blijspelen lenen zich goed voor karikaturaal spel, het
neerzetten van een typetje.
6 Werkwijze: richten de spelers zich rechtstreeks tot publiek?
Een speler die zich rechtstreeks tot het publiek richt, doorbreekt de illusie dat wat zich op het toneel
afspeelt echt is, hij stap uit zijn rol. Vooral in blijspelen, wordt dit vaak gedaan. De toneelschrijver Brecht
werkt vaak met een verteller op het toneel om de illusie dat alles op het toneel echt is te doorbreken.
7 Inhoud: hoe heeft de regisseur bestaande tekst verwerkt?
Om allerlei praktische reden kan een toneeltekst worden aangepast, bijvoorbeeld omdat het toneelstuk
anders te lang zou duren. Het kan ook zijn dat de regisseur de tekst helemaal verandert en naar eigen
hand zet. In dat geval zijn er vaak andere zaken aan te wijzen, buiten de oorspronkelijke tekst, die in het
maken van het stuk ook een rol spelen.
8 Inhoud: tot welk genre reken je de voorstelling?
Het klassieke Griekse toneel kende al het onderscheid tussen tragedie en komedie. Een komedie is om te
lachen, met typetjes, zonder veel diepgang, een voor de hand liggende moraal en vaak een happy end. In
een tragedie zit psychologische diepgang en is de afloop vaak dramatisch te noemen.
9 Betekenis: wat is de betekenis van de voorstelling?
Bij deze vraag kun je een of meer opties aankruisen. De meeste categorieën spreken voor zich. Ook al is
de bedoeling van de makers niet helemaal duidelijk, kan de voorstelling toch stof tot nadenken geven en
vragen oproepen. Bij theatraal spektakel is er van alles te zien en te genieten, zonder dat het verhaal
belangrijk is. De overige categorieën spreken voor zich.
Download