Inversielaag Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie Ga naar: navigatie, zoeken Rook die niet verder kan stijgen door een inversielaag Een inversie is een term uit de meteorologie die aangeeft dat de temperatuur in een laag van de atmosfeer een omgekeerd verloop heeft ten opzichte van de normale situatie. Normaal wordt het steeds kouder, hoe hoger men in de troposfeer (onderste 11 km van de atmosfeer) komt. Bij een inversie wordt het over een gedeelte van de hoogte steeds warmer. Doordat koude lucht zwaarder is dan warme lucht, dat wil zeggen een hogere dichtheid heeft, heeft koude lucht de neiging om te dalen terwijl warme lucht de neiging heeft te stijgen. Normaliter leidt dit tot een zekere circulatie waarbij koude lucht aan de grond wordt opgewarmd en warme lucht op grotere hoogte afkoelt. In sommige situaties krijgt de koude zware lucht de kans niet om op te warmen en blijft op lagere hoogte hangen. Een inversie treedt in Nederland vaak 's zomers op, bij windstil en onbewolkt weer gedurende de nacht. In dit geval komt het doordat de bodem dan sterk afkoelt en de lucht hierboven warm is na een warme dag. In Azië koelt het land 's winters sterk af, waardoor ook vaak een inversielaag kan ontstaan. In Siberië kan het op bergtoppen van 1500-2000 meter soms tot 20 graden warmer zijn dan in de dalen als daar een inversielaag blijft hangen. Een inversielaag kan zichtbaar worden bij een rookpluim uit een schoorsteen. Doordat de warme lucht uit de rookpluim een relatief warme luchtlaag tegenkomt, stijgt de rookpluim niet verder en verspreidt de rook zich horizontaal. Men ziet dan een verticale rookkolom, die zich plotseling op een bepaalde hoogte horizontaal uitbreidt, alsof de pluim bij een glazen plafond is aangeland. Smog treedt daardoor met name op ten tijde van een inversie. Een eigenschap van een inversielaag is dat geluid daar tegen gereflecteerd wordt. Bij een inversie is geluid daardoor op aanzienlijk grotere afstand hoorbaar dan zonder inversie. In de duivensport kan inversie aanleiding zijn voor oriëntatieproblemen bij duiven waardoor verliezen ontstaan. Luchtvervuiling blijft door inversie in de winter boven de grotere Siberische en Noord-Chinese steden hangen, wat grote smogproblemen geeft. DUIVENVLUCHTEN 1977 In de Volkskrant van 26 augustus 1977 stond het bericht dat er een half miljoen postduiven waren zoekgeraakt in een periode van enkele maanden tijd. De volgende morgen ging de cartoon van Wilbo hierover. Volgens het bericht was het verlies van duiven nog nooit zo groot geweest. Oorzaak: slechte weersomstandigheden. Hoewel er bij het lossen van de duiven terdege rekening werd gehouden met de weersverwachting, bleken zich onverwacht veel extra storingen op de vluchtroute te hebben voorgedaan. In de winter blijken er grotere verliezen op te treden dan in de zomer. Dit komt niet omdat de duif niet tegen de lagere temperatuur kan, maar omdat het oriëntatievermogen nadelig wordt beïnvloed door de temperatuur. De grootste verliezen voor korte afstandsvluchten treden op in maart en april, hoewel vluchten uitgevoerd bij echt hoge temperaturen ook rampzalig kunnen zijn. RAMPZALIG Het meest rampzalig is echter als er een onzichtbare temperatuursprong (een inversie) op de route zit. Wind blijkt de navigatie van de duif nauwelijks te beïnvloeden, maar natuurlijk wel de snelheid, die varieert van 50 tot 110 km per uur. De directeur van het KMI, dr. A. Vandenplas, zelf een groot duivenliefhebber, schrijft echter dat er bij oostelijke en noordoostelijke wind mogelijk wat meer verliezen zijn dan anders. Duiven blijken zeer gevoelig te zijn voor lucht- en drukverschillen. Het is beter duiven niet te lossen als liet zicht minder is dan 5 km. Onweer is om twee redenen gevaarlijk: als een duif een onweersfront passeert kan zij de oriëntatie kwijtraken en de neerslag kan funest zijn. Vaak zijn er grote verliezen als duiven op hun vlucht een onweer passeren. Overigens wachten de duiven meestal het einde van het onweer op de grond af. Voor het lossen van duiven moet zijn voldaan aan de volgende voorwaarden: goed zicht (geen mist), geen wolken onder de 300 meter (geen stratus), geen onweer of neerslag, wind niet te hard en uit één richting, geen onweersvoorspelling op de vluchtroute. NB. De inversie wordt in dit artikel als meest rampzalig genoemd. Het kan ook te maken hebben met de Zomertijd, die in 1977 voor het eerst is ingegaan. De lossingstijden worden vanaf 1977 op dezelfde aangehouden. Anno 2011 is er t.a.v. het lossingbeleid niets veranderd. Ondanks de informatie die het IWB ( ik neem aan dat dit niet kosteloos is) verstrekt, wordt deze vaak genegeerd. Blauwe lucht, oostenwind en de duiven worden gelost. In het hierop volgend artikel wordt een overzicht opgebouwd, hoe de wedvluchten per afdeling zijn verlopen. De gegevens van het IWB gelden hierbij als leidraad.