Reumatische voet 1. Bij welke reumatische aandoening komen in het beginstadium vaak hielklachten voor? A) B) C) 2. De overdrukplaatsen. Het afwikkelpatroon. Het voettype. Welk advies zou je een cliënt met een extreme droge, schilferige voethuid geven? A) B) C) 7. Pes cavus. Pes plano-valgus. Pes transverso-planus. Wat kun je met een dynamische blauwdruk niet bepalen? A) B) C) 6. Een allergie. Een ingroeiende nagel. Een standafwijking. Van welke voetafwijking is sprake bij de volgende bevindingen? - Het hielbeen in een valgusstand. - Het mediaal gewelf is volledig afgeplat. - Het scheepvormigbeen steunt direct op de grond. - De voorvoet staat in abductiestand. A) B) C) 5. Drukbescherming ter voorkoming van oedeem. Gewrichtsbescherming en het stabiliseren van een gewricht. Immobiliseren zodat de pijn vermindert. Welke aandoening is voor de pedicure een indicatie? A) B) C) 4. Bij acuut reuma. Bij artrose. Bij de ziekte van Bechterew. Wat is de functie van een actieve brace? A) B) C) 3. ID1966-110922 Dagelijks een lauw voetenbad met een hydrofiele olie en inwrijven met een vette voetcrème. Dagelijks een lauw voetenbad, voeten goed afdrogen en inwrijven met een crème op minerale basis. Voeten dagelijks controleren en licht inwrijven met een emulsie op hydrofiele basis. Welk advies geef je een cliënt over het kopen van schoenen? A) B) C) Een schoen met een stevig contrefort en een maximale hakhoogte van 3 cm. Een leren schoen met een maximale hakhoogte van 4 cm. Een schoen zonder sierranden met een maximale hakhoogte van 2 cm. Capabel Examens © 2011 Pagina 1 Reumatische voet 8. Welk advies kun je aan een cliënt geven, wanneer de vetkussentjes onder de MTPgewrichten zijn verschoven? A) B) C) 9. B) C) Standafwijking van de voetwortel. Standafwijking van de middenvoet. Standafwijking van de tenen. Wat is een kenmerk van artritis psoriatica? A) B) C) 15. Van chronisch naar acuut. Zeer constant. Zeer grillig. Wat zijn de eerste zichtbare afwijkingen aan de voet bij reumatoïde artritis? A) B) C) 14. Door het dikker worden van het synovia en een verlaagde aanmaak van het synoviaalvocht. Door het dikker worden van het synovia en de verhoogde aanmaak van het synoviaalvocht. Door het onstaan van slijmbeurzen door overmatige druk. Hoe is het verloop van reumatoïde artritis in het algemeen? A) B) C) 13. Artritis psoriatica. Polymyalgie rheumatica. Sclerodermie. Waardoor wordt de pijn in ontstoken gewrichten veroorzaakt? A) 12. Een afwikkelbalk waarbij de hak evenredig is verhoogd. Een afwikkelbalk zonder hakverhoging. Een pronatiewig. Bij welke aandoening hebben we te maken met pijn en stijfheid van bepaalde spiergroepen? A) B) C) 11. Een schoen dragen met een lengteboogsteun. Een schoen dragen met een schokdempende zool. Een schoen dragen met een verhoogde hak. Welk advies kun je geven bij een overmatige druk op de kopjes van de middenvoetsbeentjes? A) B) C) 10. ID1966-110922 Blaasjes onder de nagelplaat. Witte vlekken in de nagelplaat. Olievlekvorming in de nagelplaat. Welke nagelaandoening is een kenmerk van de ziekte van Reiter? A) B) C) Een hypertrofische nagel. Een rose verkleuring van de nagelplaat. Niet pijnlijke blaasjes onder de nagelplaat. Capabel Examens © 2011 Pagina 2 Reumatische voet 16. Wat is een kenmerk van het Raynaud fenomeen? A) B) C) 17. Een auto-immuunziekte. Een reactieve artritis. Een stofwisselingsziekte. Waar zijn urinezuurkristallen de afvalproducten van? A) B) C) 24. Bij fibromyalgie. Bij reumatoïde artritis. Bij sclerodermie. Wat voor soort aandoening is jicht? A) B) C) 23. Tot een systeemziekte. Tot ontstekingsreuma. Tot weke delen reuma. Bij welke aandoening komt een bursitis vaak voor? A) B) C) 22. Verschrompeling van de banden rondom het enkelgewricht. Verschrompeling van de bindweefselplaat onder de voet. Verschrompeling van de voetzoolspieren. Waartoe behoort fibromyalgie? A) B) C) 21. Een acuut ontstekingsproces in een gewricht. Een geleidelijk verouderingsproces van het bot- en spierweefsel. Een versnelde veroudering en beschadiging van het hyalinekraakbeen. Wat is een symptoom van de ziekte van Ledderhose? A) B) C) 20. Haarvatontstekingen. Het dunner worden van de huid. Verwijding van de haarvaatjes. Wat is artrose? A) B) C) 19. Een strakke huid zonder huidplooien. Geen beharing op de aangedane huid. Kleine moeilijk te genezen zweertjes op de teentoppen. Wat is de oorzaak van de rode plekjes op de huid bij sclerodermie? A) B) C) 18. ID1966-110922 Van de eiwitstofwisseling. Van de koolhydraatstofwisseling. Van de vetstofwisseling. Waardoor wordt acuut reuma veroorzaakt? A) B) C) Door een virus. Door stafylokokken. Door streptokokken. Capabel Examens © 2011 Pagina 3 Reumatische voet 25. Waar bevindt zich meestal een schilferige huid bij een cliënt met artritis psoriatica? A) B) C) 26. Een verdikte, verharde nagelplaat. Een verdikte, brokkelige nagelplaat. Een verdikte, blauwe nagelplaat. Bij welke orthopedische afwijking staat de grote teen in een gefixeerde plantairflexie? A) B) C) 32. Een onychomycose en koilonychia. Een onychorrexis en pachyonichia. Een unguis pulsus en een leuconychia. Wat is een onychogryphosis? A) B) C) 31. Een bloeding onder de nagelplaat. Een ontsteking aan de nagelriem. Een verdikking en verharding van de nagelplaat. Welke nagelaandoeningen kunnen ontstaan bij een cliënt met reumatoïde artritis? A) B) C) 30. 1, 4 en 5. 1, 3 en 5. 2, 3 en 5. Wat is een pachyonychia? A) B) C) 29. Het verdwijnt helemaal naarmate de ziekte vordert. Het verschuift naar mediaal en lateraal. Het verschuift naar voren in de richting van de tenen. Wat zijn drie mogelijke oorzaken van ongewenste eelt- en likdoornvorming? 1. Een afwijkende voetstand 2. Een verharde huid bij sclerodermie 3. Een verschuiving van het vetkussen onder de balpartij 4. Reumaknobbeltjes 5. Verkeerd schoeisel A) B) C) 28. Aan de dorsale zijde van de voet. Aan de plantaire zijde van de voet. Tussen de tenen. Wat gebeurt er met het vetkussen onder de bal van de voet van een cliënt met reumatoïde artritis met klauwtenen? A) B) C) 27. ID1966-110922 Bij een hallux limitus. Bij een hallux rigidus. Bij een hallux varus. Wat zijn de PIP-gewrichten? A) B) C) De gewrichten tussen de grondkootjes en de middelste kootjes. De gewrichten tussen de kopjes van de middenvoetsbeentjes en de grondkootjes. De gewrichten tussen de middelste kootjes en de eindkootjes. Capabel Examens © 2011 Pagina 4 Reumatische voet 33. Wat is het kenmerk van een klauwteen? A) B) C) 34. Een zenuwbeknelling en niet goed passende schoenen. Overbelasting en standafwijkingen. Standafwijkingen en een zenuwbeknelling. Wat is het gevolg van een beknelling van de zenuw achter de binnenenkel (nervus tibialis posterior)? A) B) C) 39. Een gedeeltelijke ontwrichting. Een operatief vastgezet gewricht. Een totale ontwrichting van het gewricht. Wat is veelal de oorzaak van een tendinitis aan de voet? A) B) C) 38. Een grote teen met een beperkte beweeglijkheid. Een hamerstand van de grote teen. Een onbeweeglijke grote teen. Wat is een luxatie in een MTP-gewricht (metatarsaalphalangeaal)? A) B) C) 37. Bij een hallux limitus. Bij een hallux valgus. Bij een hallux varus. Wat is een hallux limitus? A) B) C) 36. De teentop drukt stevig op de grond. De teentop raakt de grond niet. De teentop staat in dorsaalflexie. Bij welke standafwijking van de hallux komt vaak een ruiterteen voor? A) B) C) 35. ID1966-110922 Gevoelstoornissen aan de achillespees. Gevoelstoornissen aan de dorsale zijde van de voet. Gevoelstoornissen aan de plantaire zijde van de voet. Wat kan de oorzaak zijn van een pes planovalgus? A) B) C) Deformatie van de voetgewrichten en een langdurige overbelasting. Langdurige overbelasting met als gevolg distorsie van de MTP-gewrichten. Te weinig beweging waardoor er ankylose in de voetgewrichten is ontstaan. Capabel Examens © 2011 Pagina 5 Reumatische voet 40. ID1966-110922 Welke standafwijking is te zien op de afbeelding? A) B) C) Pes cavus. Pes planovalgus. Pes transversus. Capabel Examens © 2011 Pagina 6 Reumatische voet ID1966-110922 Answer Key K:\Itembank\Examiner\VV-bank\VoetVerz.xam "ReumVoet-110922" Exam ID: 1966 K:\Itembank\Examiner\VV-bank\VoetVerz\MI100000.TKY The answer key lists the item number, then item difficulty, then the correct answer. For multiple-choice items, this is followed by the points required for mastery, and, if there is more than one correct response, a list of points for each alternative. Other item types show the answer. The item identifier is listed below the item number. The Total Points is the number of possible points in the test. The Number of points required for mastery is the points required to pass the exam. Number Difficulty Answer 1: 0.50 (200.1.1.1.3.3.2) C 2: 0.50 (200.1.1.1.4.2.3) B 3: 0.50 (200.1.1.1.6.6.1) B 4: 0.67 (200.1.1.5.2.2.2) B 5: 0.50 (200.1.1.5.3.1.2) C 6: 0.50 (200.1.1.6.2.3.2) C 7: 0.86 (200.1.1.6.3.1.6) A 8: 0.50 (200.1.1.6.3.1.10) B 9: 0.56 (200.1.1.6.3.1.11) A 10: 0.50 (200.1.1.7.2.1.5) B 11: 0.50 (200.1.1.7.3.1.3) B 12: 0.50 (200.1.1.7.3.2.2) C 13: 0.50 (200.1.1.7.3.2.10) C 14: 0.50 (200.1.1.7.3.5.2) C 15: 0.96 (200.1.1.7.3.6.6) C 16: C 0.50 Capabel Examens © 2011 Pagina 1 Reumatische voet ID1966-110922 Answer Key Number Difficulty Answer (200.1.1.7.4.2.9) 17: 0.50 (200.1.1.7.4.2.11) C 18: 0.50 (200.1.1.7.6.1.2) C 19: 0.98 (200.1.1.7.7.2.1) B 20: 0.93 (200.1.1.7.7.3.2) C 21: 0.82 (200.1.1.7.8.1.1) B 22: 0.50 (200.1.1.7.9.1.3) C 23: 0.50 (200.1.1.7.9.2.3) A 24: 0.50 (200.1.1.7.10.1.2) C 25: 0.50 (200.1.1.8.2.4.2) B 26: 0.50 (200.1.1.8.2.6.2) C 27: 0.67 (200.1.1.8.2.7.2) B 28: 0.76 C (200.1.1.8.3.6.1) Any Response Feedback: # 29: 0.82 (200.1.1.8.3.8.3) B 30: 0.78 (200.1.1.8.3.9.2) A 31: 0.50 (200.1.1.8.4.1.4) B 32: 0.62 (200.1.1.8.4.3.2) A 33: 0.67 (200.1.1.8.4.4.3) B 34: 0.50 (200.1.1.8.4.6.1) B Capabel Examens © 2011 Pagina 2 Reumatische voet ID1966-110922 Answer Key Number Difficulty Answer 35: 0.89 (200.1.1.8.4.7.3) A 36: 0.50 (200.1.1.8.4.9.2) C 37: 0.73 B (200.1.1.8.5.3.3) Any Response Feedback: # 38: 0.75 (200.1.1.8.6.2.4) C 39: 0.50 (200.1.1.9.2.2.6) A 40: 0.50 (200.1.1.9.2.4.1) C Total points = 40 Percentage required for mastery = 65% (26 points) Capabel Examens © 2011 Pagina 3