Wet van Ohm George Simon Ohm We gaan de wet van Ohm bespreken. Daarvoor moet je de onderstaande stappen begrijpen. Er kan pas een elektrische stroom gaan lopen als er een gesloten stroomkring is. (1787 - 1854) U in Volt Geef je de elektronen meer energie (Spanning) dan zullen het aantal elektonen per seconde (Stroomsterkte) die door de stroomkring gaan ook toenemen. I in Ampère De spanning meet je met een Voltmeter De stroomsterkte meet je met een Ampèremeter V A Blz 2 Wat zal de stroomsterkte (I) zijn, als de spanning (U) = 0 Volt is? We gaan de Spanning (U) steeds veranderen. We meten nu een stroomsterkte van 0,5 A V I (A) U (V) 0 0 0,5 1 1 2 1,5 3 2 4 U/I 2 2 2 2 A U = C I U (V) de weerstand (R) in Ω 3 De weerstand in het voorbeeld heeft dus een grootte van 2Ω 2 Wet van Ohm 1 0,5 1 1,5 2 I (A) U I = R Voorbeeld opgaven v.b. 1 Er wordt over een weerstand een spanning van 8 V gezet, de stroomsterkte door deze weerstand is dan 0,5 A. Bereken de weerstandswaarde. Gegeven: U = 8 V Oplossing: U I = 0,5 A = R I Gevraagd: R 8 0,5 = R R = 16 Ω v.b. 2 Een weerstand van 8 Ω wordt aangesloten op een spanningsbron van 6 V Bereken de stroomsterkte die door de weerstand gaat. Gegeven: R = 8 Ω Oplossing: U U= 6 V = R I Gevraagd: I 6 I = 8 I = 0,75 A v.b. 3 Door een weerstand van 12 Ω wordt een stroomsterkte van 1,5 A gemeten. Bereken de spanning die over de weerstand staat. Gegeven: R = 12 Ω I = 1,5 A Gevraagd: U Oplossing: U I = R U 1,5 = 12 U = 18 V