Kort bericht LICENTIEVERLENING VOOR MICROSOFT-SERVERPRODUCTEN IN VIRTUELE OMGEVINGEN December 2009 Inhoud Samenvatting ................................................................................................................... 2 Nieuw in dit korte bericht ................................................................................................. 2 Definities.......................................................................................................................... 3 Server................................................................................................................................................ 3 Instance ............................................................................................................................................ 3 Een instance uitvoeren ..................................................................................................................... 3 Een licentie toewijzen ...................................................................................................................... 4 Besturingssysteemomgeving (OSE) .................................................................................................. 4 Fysieke en virtuele processors ......................................................................................................... 5 I – Overzicht ..................................................................................................................... 6 II – Meer informatie en voorbeelden met betrekking tot de serverlicentiemodellen en verduidelijkingen voor specifieke producten ........................................................ 10 II.a. – Licenties per actieve instance ............................................................................................... 10 Software-instances verplaatsen ......................................................................................................... 11 Een softwarelicentie opnieuw toewijzen ............................................................................................ 13 Virtuele processors hebben hetzelfde aantal kernen en threads als fysieke processors: elk gedeelte van een virtuele processor telt als een volledige virtuele processor. ............................ 14 II.b. – EC's (External Connector) gelicentieerd per server en niet per instance of per OSE ........... 16 II.c. – CAL's (Device Client Access License) gelicentieerd per apparaat, niet per OSE op dat apparaat ............................................................................................................................... 17 II.d. – Beheerlicenties gelicentieerd per beheerde OSE of per gebruiker ...................................... 18 II.e. – Per Processor-producten gelicentieerd per virtuele processor indien gebruikt in virtuele OSE's .................................................................................................................... 19 II.f. – Meerdere instances van Windows Server 2008 R2 uitvoeren op een server op grond van één licentie..................................................................................................................... 21 II.g. – Een onbeperkt aantal instances van Windows Server 2008 R2 Datacenter uitvoeren op een server gelicentieerd per fysieke processor .............................................................. 22 1 Samenvatting Het doel van deze white paper is het geven van een overzicht van de Microsoft®-licentiemodellen voor serverbesturingssystemen en servertoepassingen in virtuele omgevingen. U vindt hier meer informatie over de manier waarop u Microsoft-serverproducten kunt gebruiken met virtualisatietechnologieën, zoals Microsoft Hyper-V™-technologie, Microsoft Virtual Server 2005 R2 of virtualisatie-oplossingen die door VMWare en Parallels worden aangeboden. Hoewel veel van de informatie in deze white paper ook van toepassing is op licenties die zijn aangeschaft via andere kanalen dan Microsoft Volume Licensing, zijn er enkele verschillen. Daarom raden we u aan de licentievoorwaarden bij uw software door te lezen wanneer u de licenties op een andere manier hebt aangeschaft dan op grond van een Microsoft Volume Licensing-overeenkomst. Nieuw in dit korte bericht Dit is een update van het Volume Licensing-bericht 'Licentieverlening voor Microsoft-serverproducten in virtuele omgevingen' van augustus 2009. o Integraal bijgewerkte verwijzingen naar Windows Server 2008 R2. o Bijgewerkte diagrammen met huidige produkten. 2 Definities Server Een server is een fysiek hardwaresysteem waarop serversoftware kan worden uitgevoerd. Een hardwarepartitie of blade wordt als afzonderlijk fysiek hardwaresysteem beschouwd, en dus ook als afzonderlijke server. Afbeelding 1 – Verschillende typen servers. Instance Een software-instance is de reeks bestanden waaruit de software bestaat, opgeslagen in uitvoerbare vorm en gereed om te worden uitgevoerd. U maakt een software-instance door de instellings- of installatieprocedure van de software uit te voeren of door een bestaande instance te dupliceren. Software-instances kunnen worden uitgevoerd op fysieke of virtuele hardwaresystemen. Voorbeelden: Een geïnstalleerd exemplaar van het Windows Server® 2008 R2-besturingssysteem op een vaste schijf is een instance van Windows Server 2008 R2. Een geïnstalleerd exemplaar van Microsoft Exchange Server 2007 binnen een VHD-bestand (Virtual Hard Drive) (of andere image-indeling) is een instance van Exchange Server 2007. Een VHD-bestand waarin Exchange Server 2007 is geïnstalleerd naast Windows Server 2008 R2 bevat een instance van Windows Server 2008 R2 en een instance van Exchange Server 2007. Als dit VHD-bestand wordt gekopieerd, wordt nog een instance van Windows Server en nog een instance van Exchange Server gemaakt. Wanneer dit VHD-bestand op een andere server wordt geïmplementeerd, worden een instance van Windows Server en een instance van Exchange Server op die server gemaakt. Een instance uitvoeren U voert een software-instance uit door deze in het geheugen te laden en een of meer van de desbetreffende instructies uit te voeren. Wanneer dit is gebeurd, wordt een instance beschouwd als actief (ongeacht of u verdere instructies uitvoert) totdat de instance uit het geheugen wordt verwijderd. 3 Een licentie toewijzen Het toewijzen van een licentie betekent eenvoudig dat de licentie voor één apparaat of gebruiker wordt ingesteld. Het toewijzen voorkomt dat een licentie tegelijkertijd door meerdere apparaten of gebruikers wordt gedeeld. Nadat u bijvoorbeeld een softwarelicentie aan een server hebt toegewezen, is het u toegestaan de software op die server uit te voeren. U mag alle gewenste handmatige of technische methoden toepassen om ervoor te zorgen dat u over het juiste aantal licenties beschikt voor de software die u gebruikt. Afbeelding 2 – Een licentie toewijzen. Besturingssysteemomgeving (OSE) Een 'besturingssysteemomgeving' is een instance van een besturingssysteem, inclusief de toepassingen die zijn geconfigureerd om hierop te worden uitgevoerd. Een nadere omschrijving van een besturingssysteemomgeving volgt hieronder: Een volledige of gedeeltelijke instance van een besturingssysteem, of een volledige of gedeeltelijke instance van een virtueel (of anderszins geëmuleerd) besturingssysteem, dat een aparte computeridentiteit (primaire computernaam of vergelijkbare unieke identificatie) of aparte beheerrechten mogelijk maakt, en Instances van toepassingen (indien van toepassing) die zo zijn geconfigureerd dat ze in de bovengenoemde volledige of gedeeltelijke instance van een besturingssysteem kunnen worden uitgevoerd. Er bestaan twee typen besturingssysteemomgevingen: fysieke en virtuele. Een fysieke besturingssysteemomgeving is geconfigureerd om direct te worden uitgevoerd op een fysiek hardwaresysteem. Houd er rekening mee dat de instance van het besturingssysteem die wordt gebruikt om de hardwarevirtualisatiesoftware uit te voeren (bijvoorbeeld Microsoft Virtual Server of vergelijkbare technologieën) of om de hardwarevirtualisatiediensten te verzorgen (bijvoorbeeld Microsoft Hyper-V of vergelijkbare technologieën) wordt beschouwd als onderdeel van de fysieke besturingssysteemomgeving. Een virtuele besturingssysteemomgeving is geconfigureerd om te worden uitgevoerd op een virtueel (of anderszins geëmuleerd) hardwaresysteem. Een fysiek hardwaresysteem kan bestaan uit: Eén fysieke besturingssysteemomgeving Een of meer virtuele besturingssysteemomgevingen Het gebruik van technologieën die virtuele OSE's maken is niet van invloed op de licentievoorwaarden voor het besturingssysteem en de toepassingen die in de OSE worden uitgevoerd. 4 Fysieke en virtuele processors Een fysieke processor is een processor in een fysiek hardwaresysteem. Fysieke OSE's maken gebruik van fysieke processors. Een virtuele processor is een processor in een virtueel (of anderszins geëmuleerd) hardwaresysteem. Virtuele OSE's maken gebruik van virtuele processors. Voor licentiedoeleinden wordt ervan uitgegaan dat een virtuele processor hetzelfde aantal threads en kernen heeft als elke fysieke processor in het onderliggende fysieke hardwaresysteem. Afbeelding 3 – Fysieke en virtuele hardwaresystemen en resources. 5 I – Overzicht De volgende samenvatting biedt een overzicht van de licentiemodellen en de manier waarop virtualisatie hierop van invloed is. Deze white paper is niet bedoeld ter vervanging van het zorgvuldig doorlezen en begrijpen van uw rechten en verplichtingen zoals beschreven in uw Microsoft Volume Licensingovereenkomst. Producten Licenties Alle producten in de Microsoft Serverlicentiemodellen in de Product Use Rights (PUR) voor Volume Licensing, zoals: In de gebruiksvoorwaarden van elke softwarelicentie 1 wordt het aantal software-instances aangegeven dat u tegelijkertijd op een bepaalde server mag uitvoeren, in plaats van het aantal exemplaren van de software dat u op de server mag installeren en gebruiken. Windows Server 2008 R2 Exchange Server 2007 Microsoft System Center Configuration Manager 2007 R2 Met elke softwarelicentie kunt u een willekeurig aantal instances van de software maken en op uw servers of opslagmedia opslaan zodat u deze instances eenvoudiger op een van uw gelicentieerde servers kunt uitvoeren. Voordat u de software op grond van een licentie voor een serverproduct gebruikt, moet u eerst die licentie aan een server toewijzen. Elke hardwarepartitie of blade is een afzonderlijk fysiek hardwaresysteem, en dus ook een afzonderlijke server. Over het algemeen kunt u softwarelicenties voor serverproducten opnieuw toewijzen, maar niet op korte termijn (dus niet binnen 90 dagen na de laatste toewijzing). Ze kunnen echter eerder worden toegewezen als u de gelicentieerde server buiten bedrijf stelt vanwege een permanente hardwarestoring. Daarnaast geldt voor bepaalde serversoftwarelicenties onder bepaalde omstandigheden de nieuwe regel voor licentiemobiliteit binnen een serverfarm. Voor de definitie van een serverfarm en meer informatie over de regel voor licentiemobiliteit voor serversoftware, inclusief een lijst met in aanmerking komende server- en EC-licenties, bekijkt u het bericht Licentiemobiliteit voor toepassingsservers voor Volume Licensing. U mag de software niet scheiden om deze op grond van één licentie in meerdere OSE's uit te voeren, tenzij dit nadrukkelijk is toegestaan, zelfs niet als de OSE's zich op dezelfde server bevinden. 1 Softwarelicenties verwijzingen naar de licentie voor de software-bits. U moet mogelijk over aanvullende licenties beschikken voor een goede licentiëring van een product (bijvoorbeeld Client Access Licenses, External Connector Licenses, beheerlicenties). Raadpleeg het document met Product Use Rights voor Volume Licensing-klanten voor meer informatie. 6 Producten Licenties Producten in de licentiemodellen Microsoft Server-besturingssysteem en Microsoft Server/CAL in de PUR, zoals: Met elke EC-licentie (External Connector) kan een onbeperkt aantal externe gebruikers toegang verkrijgen tot een onbeperkt aantal instances van de serversoftware op een bepaalde server, zelfs als deze instances worden uitgevoerd op grond van meerdere licenties voor de software. Houd er rekening mee dat SQL Server geen EC heeft. Windows Server 2008 R2 Met elke CAL (Client Access License) kan een onbeperkt aantal OSE's op een bepaald apparaat (zoals een clientapparaat) toegang verkrijgen tot gelicentieerde instances van de desbetreffende serversoftware. U hebt niet voor elke OSE op een apparaat een aparte Device CAL nodig. Exchange Server 2007 Microsoft SQL Server® 2008 Voor Windows Server 2008 en Windows Server 2008 R2 hebt u geen CAL nodig om toegang te verkrijgen tot een instance van de serversoftware die in de fysieke OSE wordt uitgevoerd als die instance uitsluitend wordt gebruikt voor: i. het uitvoeren van hardwarevirtualisatiesoftware, ii. het leveren van hardwarevirtualisatiediensten, iii. het uitvoeren van software voor het beheren en ondersteunen van besturingssysteemomgevingen op de gelicentieerde server. CAL's en EC's bieden toegang tot instances van eerdere versies, maar niet van latere versies van de serversoftware, tenzij anderszins vermeld in de PUR. Als u gebruikmaakt van instances van een eerdere versie die in het kader van downgraderechten worden uitgevoerd, mag u CAL's en EC's gebruiken die overeenkomen met de versie van de software die u uitvoert. Over het algemeen mag u een EC-licentie opnieuw toewijzen, maar niet op korte termijn (dus niet binnen 90 dagen na de laatste toewijzing). U mag een EC-licentie echter eerder toewijzen als u de server waaraan de licentie is toegewezen, buiten gebruik stelt vanwege een permanente hardwarestoring. Daarnaast geldt onder bepaalde omstandigheden de nieuwe regel voor EC-licentiemobiliteit binnen een serverfarm. Voor de definitie van een serverfarm en meer informatie over de regel voor licentiemobiliteit voor serversoftware, inclusief een lijst met in aanmerking komende server- en EC-licenties, bekijkt u het bericht Licentiemobiliteit voor toepassingsservers voor Volume Licensing. 7 Producten Licenties Producten in het licentiemodel Beheerservers in de PUR, zoals: Voor elke serverbeheerlicentie kan één server-OSE op een bepaald apparaat worden beheerd door de serversoftware. U hebt een aparte serverbeheerlicentie nodig voor het beheren van elke server-OSE. Microsoft System Center Operations Manager 2007 R2 Voor elke clientbeheerlicentie kan één niet-server-OSE (bijvoorbeeld een client-OSE) op een bepaald apparaat worden beheerd door de serversoftware. U hebt een aparte clientbeheerlicentie nodig voor het beheren van elke niet-server-OSE. Daarnaast kunt u ervoor kiezen om licenties te verkrijgen 'per gebruiker'. In dat geval kan, voor één gebruiker, voor elke clientbeheerlicentie een onbeperkt aantal client-OSE's op de apparaten van die gebruiker worden beheerd door de serversoftware. Microsoft System Center Configuration Manager 2007 R2 Microsoft System Center Data Protection Manager 2007 Voor elke licentie voor System Center Server Management Suite Enterprise (SMSE) kunnen maximaal vier OSE's op een gelicentieerd apparaat worden beheerd door de serversoftware. Als u vier virtuele OSE's op het gelicentieerde apparaat beheert en de fysieke OSE uitsluitend wordt gebruikt voor het uitvoeren van hardwarevirtualisatiesoftware, het bieden van hardwarevirtualisatiediensten en het uitvoeren van software voor het beheren en onderhouden van besturingssysteemomgevingen op dat apparaat, mag u eveneens de fysieke OSE beheren. Deze gebruiksrechten zijn van toepassing op het gebruik van de SMSE-licentie met versies van de desbetreffende System Center-producten die zijn uitgebracht op of na 1 juli 2009. Voor producten die voorafgaand aan die datum zijn uitgebracht, kunnen klanten de OSE's blijven beheren op het gelicentieerde apparaat zoals toegestaan op basis van de product use rights voor die producten. Als u één licentie voor System Center Server Management Suite Datacenter (SMSD) toewijst voor elke processor op het apparaat dat u wilt beheren, kunt u een onbeperkt aantal OSE's op het gelicentieerde apparaat beheren. Er moeten ten minste twee SMSD-licenties aan een apparaat worden toegewezen. Voor elke apparaatgebaseerde licentie voor Core CAL Suite of Enterprise CAL Suite kan een onbeperkt aantal client-OSE's op een bepaald apparaat worden beheerd door de serversoftware. Producten in het licentiemodel Per Processor in de PUR, zoals: Microsoft BizTalk® Server 2006 R2 SQL Server 2008 Microsoft Internet Security and Acceleration (ISA) Server 2006 Software die in een virtuele OSE wordt uitgevoerd, is gelicentieerd op basis van het aantal virtuele processors dat door die virtuele OSE wordt gebruikt in plaats van alle fysieke processors in de server. Voor licentiedoeleinden wordt ervan uitgegaan dat een virtuele processor hetzelfde aantal threads en kernen heeft als elke fysieke processor in het onderliggende fysieke hardwaresysteem. Als u de software in virtuele OSE's uitvoert, hebt u een licentie nodig voor alle virtuele processors die door die virtuele OSE's op een bepaalde server worden gebruikt, ongeacht of het totale aantal virtuele processors hoger of lager is dan het aantal fysieke processors in die server. Als u de software in een fysieke OSE uitvoert, hebt u een licentie nodig voor elke fysieke processor die door de fysieke OSE wordt gebruikt. U mag elk gewenst aantal instances uitvoeren in gelicentieerde fysieke of virtuele OSE's. 8 Microsoft biedt tevens uitgebreide gebruiksrechten voor bepaalde edities van Windows Server 2008, SQL Server 2008 en BizTalk Server 2006 R2. In de volgende tabel vindt u een overzicht van deze uitgebreide gebruiksrechten. Deze zijn alleen van toepassing op deze specifieke edities. Desbetreffende producten Gebruiksrechten Windows Server 2008 R2 Standard Voor elke softwarelicentie kunt u op elk gewenst moment één instance van de serversoftware uitvoeren in een OSE op één server. Als u de instance uitvoert in een virtuele OSE, mag u tevens een instance uitvoeren in de fysieke OSE, maar uitsluitend voor het uitvoeren van hardwarevirtualisatiesoftware, het bieden van hardwarevirtualisatiediensten of het uitvoeren van software voor het beheren en onderhouden van OSE's op de gelicentieerde server. Dit wordt ook wel 1+1 genoemd. Windows Server 2008 R2 Enterprise Voor elke softwarelicentie kunt u op elk gewenst moment vier instances van de serversoftware uitvoeren in vier OSE's op één server. Als u alle vier instances uitvoert in virtuele OSE's, mag u tevens een instance uitvoeren in de fysieke OSE, maar uitsluitend voor het uitvoeren van hardwarevirtualisatiesoftware, het bieden van hardwarevirtualisatiediensten of het uitvoeren van software voor het beheren en onderhouden van OSE's op de gelicentieerde server. Dit wordt ook wel 1+4 genoemd. Windows Server 2008 R2 Datacenter en Windows Server 2008 R2 Itanium-systemen Wanneer u een aantal licenties hebt verkregen en toegewezen dat gelijk is aan het aantal fysieke processors op een server, kunt u het volgende op die specifieke server uitvoeren: één instance van de serversoftware in de fysieke OSE en een onbeperkt aantal instances van de serversoftware in virtuele OSE's. SQL Server 2008 (licentiemodel Server/CAL) Workgroup en Standard Voor elke softwarelicentie kunt u een onbeperkt aantal instances van de serversoftware uitvoeren in één fysieke of virtuele OSE op een bepaalde server tegelijk. SQL Server 2008 (licentiemodel Server/CAL) Enterprise Voor elke softwarelicentie kunt u een onbeperkt aantal instances van de serversoftware uitvoeren in één fysieke OSE en een onbeperkt aantal virtuele OSE's op een bepaalde server tegelijk. BizTalk Server 2006 R2 Enterprise Edition en SQL Server 2008 Enterprise (licentiemodel Per Processor) Als alternatief voor het hierboven beschreven model, kunt u wanneer u een aantal licenties hebt verkregen en toegewezen dat gelijk is aan het aantal fysieke processors op een server, een onbeperkt aantal instances van de serversoftware uitvoeren in de fysieke OSE en een onbeperkt aantal instances van de serversoftware in virtuele OSE's. 9 II – Meer informatie en voorbeelden met betrekking tot serverlicentiemodellen en verduidelijkingen voor specifieke producten de In de volgende gedeelten worden meer informatie en voorbeelden met betrekking tot serverlicentiemodellen gegeven en worden uitbreidingen van specifieke producten nader beschreven. II.a. – Licenties per actieve instance Alle producten in de Microsoft Servers-licentiemodellen zijn gelicentieerd per actieve instance. Elke licentie geeft u het recht om een bepaald aantal instances van de software tegelijkertijd op een specifieke server uit te voeren. De gebruiksrechten specificeren dat u eerst een verkregen softwarelicentie aan een specifieke server moet toewijzen.2 Wanneer de licentie is toegewezen, geldt het volgende: Deze server is de gelicentieerde server voor deze softwarelicentie. U mag software-instances op de gelicentieerde server uitvoeren zoals gespecificeerd in de product use rights voor het product. U mag een onbeperkt aantal software-instances maken en opslaan op uw servers of opslagmedia. Elke licentie voor Exchange Server geeft u bijvoorbeeld het recht om één instance van Exchange Server tegelijkertijd uit te voeren. Deze instance mag in een fysieke of virtuele OSE worden uitgevoerd, maar uitsluitend op de gelicentieerde server. U mag echter een onbeperkt aantal instances van Exchange Server maken of opslaan op elk van uw servers of opslagmedia. 3 Zoals hieronder in afbeelding 4 wordt weergegeven, kunt u wanneer u een Exchange Server-licentie aan server A hebt toegewezen, één instance van Exchange Server in één fysieke OSE (afbeelding 4 – A) of in één virtuele OSE (afbeelding 4 – B) uitvoeren. Afbeelding 4 – Een instance van Exchange Server uitvoeren in een fysieke of virtuele OSE. In afbeelding 5 hieronder bevat het Storage Area Network (SAN) zes VHD-bestanden (Virtual Hard Drive), die elk beschikken over een instance van Windows Server 2008 R2 en een instance van Exchange Server. Er 2 Elke hardwarepartitie of blade is een afzonderlijk fysiek hardwaresysteem, en dus ook een afzonderlijke server. 3U mag uitsluitend instances van de software maken op grond van uw recht om software-instances uit te voeren. U beschikt bijvoorbeeld niet over het recht om instances van de software te maken om ze beschikbaar te stellen voor distributie buiten uw organisatie. 10 worden twee VHD-bestanden tegelijk vanuit de bibliotheek op de server toegepast, afhankelijk van het domein dat de ondersteuning van aanvullende instances nodig heeft. Dit SAN-scenario geeft aan hoe flexibel de implementatie is op basis van het licentiemodel. In plaats van acht licenties hoeft u slechts twee licenties voor Windows Server 2008 R2 Standard aan server A toe te wijzen omdat slechts twee instances van Windows Server 2008 R2 Standard tegelijkertijd worden uitgevoerd. Op dezelfde manier hoeft u in plaats van acht licenties slechts twee licenties voor Exchange Server toe te wijzen omdat slechts twee instances van Exchange Server tegelijkertijd worden uitgevoerd. Door deze licenties aan server A toe te wijzen kunt u ook een onbeperkt aantal instances van Windows Server 2008 R2 Standard en Exchange Server maken op elk van uw servers of opslagmedia, inclusief de vaste schijf of SAN van een server. Het is nuttig om te weten dat u meerdere licenties aan een server kunt toewijzen om meerdere instances te mogen uitvoeren. In de onderstaande afbeelding zijn bijvoorbeeld twee Windows Server 2008 R2 Standardlicenties aan de server toegewezen. Met elke licentie kunt u een instance in een virtuele OSE en een instance in een fysieke OSE uitvoeren. Als u twee licenties aan de server toewijst, kunt u tegelijkertijd twee instances in virtuele OSE's uitvoeren. Hoewel u ook over de rechten beschikt om voor elke licentie een instance in de fysieke OSE uit te voeren, kunt u vanwege technische redenen in de fysieke OSE slechts één instance tegelijkertijd uitvoeren. Afbeelding 5 – Het licentiemodel toepassen op een SAN-scenario. Software-instances verplaatsen De mogelijkheid om instances van de software te verplaatsen is zeer nuttig voor datacenters, waarin de werklast van de ene server naar de andere wordt verplaatst. Ongeacht of een datacenter gebruikmaakt van serverblades, rackservers of virtualisatietechnologie, kan een instance van de software eenvoudig tussen gelicentieerde servers worden verplaatst. In afbeelding 6 hieronder is aan server A en server B bijvoorbeeld één licentie voor Windows Server 2008 R2 Standard en één licentie voor Exchange Server 2007 toegewezen. In eerste instantie wordt één instance van Exchange Server op server A uitgevoerd. Als server A overbelast raakt, kunt u ervoor kiezen om de actieve instance van Exchange Server naar server B te verplaatsen, aangezien aan server B eveneens een Exchange Server-licentie is toegewezen. U mag echter slechts één instance van Windows Server 2008 R2 Standard en één instance van Exchange Server tegelijkertijd op server A uitvoeren. U mag tevens slechts één instance van Windows Server 2008 R2 Standard en één instance van Exchange Server tegelijkertijd op server B uitvoeren. 11 Daarnaast geldt voor bepaalde serversoftwarelicenties onder bepaalde omstandigheden de nieuwe regel voor licentiemobiliteit binnen een serverfarm. Voor de definitie van een serverfarm en meer informatie over de regel voor licentiemobiliteit voor serversoftware, inclusief een lijst met in aanmerking komende server- en EClicenties, bekijkt u het bericht Licentiemobiliteit voor toepassingsservers voor Volume Licensing. Afbeelding 6 – Software-instances van de ene server naar de andere verplaatsen. 12 Een softwarelicentie opnieuw toewijzen Het verplaatsen van een software-instance van de ene server naar de andere is niet hetzelfde als het opnieuw toewijzen van een softwarelicentie van de ene server aan de andere. Het verplaatsen van een softwareinstance betekent het verplaatsen van de software-bits van de ene server naar de andere. Het opnieuw toewijzen van een softwarelicentie betekent het toewijzen van die licentie aan een andere server zodat deze is gelicentieerd voor het uitvoeren van de software. In afbeelding 7 hieronder worden de instances van Windows Server en Exchange Server van server A naar server C verplaatst en worden de licenties voor het uitvoeren van die instances opnieuw toegewezen van server A aan server C. Als de licenties niet opnieuw worden toegewezen, kan server C de instances niet uitvoeren. Doordat de licenties opnieuw zijn toegewezen, is nu server C echter de nieuwe server die is gelicentieerd voor het uitvoeren van de instances en is server A niet langer de gelicentieerde server. 4 Afbeelding 7 – Een softwarelicentie van de ene server aan de andere toewijzen. Over het algemeen kunt u, als klant van Microsoft Volume Licensing, softwarelicenties voor producten in de Microsoft Servers-licentiemodellen opnieuw toewijzen, maar niet op korte termijn. 'Op korte termijn' betekent vaker dan 90 dagen na de laatste toewijzing (of hertoewijzing). U kunt softwarelicenties echter eerder opnieuw toewijzen als u de server eerder buiten bedrijf stelt vanwege een permanente hardwarestoring. Als bijvoorbeeld in afbeelding 7 server A buiten bedrijf wordt gesteld vanwege een permanente hardwarestoring, kunt u de licenties voor Windows Server en Exchange Server opnieuw toewijzen aan server C. Daarnaast geldt voor bepaalde serversoftwarelicenties onder bepaalde omstandigheden de nieuwe regel voor licentiemobiliteit binnen een serverfarm. Voor de definitie van een serverfarm en meer informatie over de regel voor licentiemobiliteit voor serversoftware, inclusief een lijst met in aanmerking komende server- en EClicenties, bekijkt u het bericht Licentiemobiliteit voor toepassingsservers voor Volume Licensing. 4 In afbeelding 7 worden servers A en C waarschijnlijk uitgevoerd met virtualisatietechnologie. In het aantal licenties in dit voorbeeld en deze afbeelding zijn de instances van Windows Server 2008 R2 die in de fysieke OSE worden uitgevoerd, niet inbegrepen. 13 Virtuele processors hebben hetzelfde aantal kernen en threads als fysieke processors: elk gedeelte van een virtuele processor telt als een volledige virtuele processor. Dit gedeelte is relevant als u Per Processor-producten gebruikt op processorsystemen met meerdere kernen. Virtualisatietechnologie kan resources toewijzen vanaf afzonderlijke fysieke processors in de server om een virtuele processor te maken voor gebruik door een bepaalde OSE en zo de betrouwbaarheid en prestaties te bevorderen. Er wordt van uitgegaan dat virtuele processors hetzelfde aantal threads en kernen heeft als elke fysieke processor in het onderliggende fysieke hardwaresysteem. Microsoft hanteert deze definitie zodat u kunt profiteren van het licentiebeleid dat we in 2004 hebben aangekondigd voor processors met meerdere kernen.5 Als de fysieke processors in de server twee kernen hebben, heeft elke virtuele processor voor licentiedoeleinden eveneens twee kernen, zelfs wanneer de kernen zijn toegewezen vanaf verschillende fysieke processors. In afbeelding 8 hieronder wordt een kern van fysieke processor 1 en een kern van fysieke processor 2 toegewezen aan de virtuele processor die door de virtuele OSE aan de linkerkant wordt gebruikt. Hoewel de virtuele processor gebruikmaakt van kernen van verschillende fysieke processors, wordt deze beschouwd als één virtuele processor omdat deze hetzelfde aantal kernen heeft als de fysieke processors in de server. Als gevolg hiervan hebt u slechts één licentie nodig voor SQL Server (licentiemodel Per Processor) en BizTalk Server voor server A.6s Afbeelding 8 – Het toewijzen van kernen aan virtuele processors. 5 Voor meer informatie over dit beleid gaat u naar http://www.microsoft.com/licensing/highlights/multicore.mspx 6 Zie ook de informatie en voorbeelden met betrekking tot Windows Server 2008 R2 Enterprise: voor elke licentie kan de gebruiker 1+4 instances van de software op een server uitvoeren. Of zie de informatie en voorbeelden met betrekking tot Windows Server 2008 R2 Datacenter: de gebruiker mag een onbeperkt aantal instances van de serversoftware op een server uitvoeren waarvoor het desbetreffende aantal processorlicenties is verkregen en toegewezen (één per processor). 14 Als een virtuele OSE echter slechts een gedeelte van een virtuele processor gebruikt, telt dit gedeelte als een volledige virtuele processor. Zoals in afbeelding 9 hieronder wordt weergegeven, zijn er geen andere licentievoorwaarden van toepassing als u ervoor kiest om slechts één kern aan elke virtuele OSE toe te wijzen. Er is een volledige licentie vereist voor SQL Server en er is een volledige licentie vereist voor BizTalk Server. Afbeelding 9 – Virtuele OSE's die slechts een gedeelte van een virtuele processor gebruiken. 15 II.b. – EC's (External Connector) gelicentieerd per server en niet per instance of per OSE Voor producten in de licentiemodellen Server-besturingssysteem en Server/CAL kan voor elke EC die aan een server is toegewezen een onbeperkt aantal externe gebruikers gebruikmaken van een onbeperkt aantal gelicentieerde instances van de serversoftware op die server. 7 U hebt geen afzonderlijke EC's nodig voor elke instance van de software of voor elke OSE op die server. Zoals in afbeelding 10 hieronder wordt weergegeven, hebt u slechts één EC nodig om een onbeperkt aantal externe gebruikers toegang te bieden tot Windows Server 2008 R2 op server A, zelfs wanneer op server A meerdere instances van Windows Server 2008 R2 worden uitgevoerd. Het maakt geen verschil of die instances van Windows Server 2008 R2 op grond van één licentie of op grond van meerdere licenties worden uitgevoerd. Afbeelding 10 – EC's gelicentieerd per server en niet per instance of per OSE. EC's bieden toegang tot instances van eerdere versies, maar niet van latere versies van de serversoftware, tenzij anderszins vermeld in de PUR. Als u gebruikmaakt van instances van een eerdere versie die in het kader van downgraderechten worden uitgevoerd, mag u EC's gebruiken die overeenkomen met de versie van de software die u uitvoert. Hertoewijzing van EC-licenties. Over het algemeen mag u een EC-licentie opnieuw toewijzen, maar niet op korte termijn (dus niet binnen 90 dagen na de laatste toewijzing). U mag een EC-licentie echter eerder toewijzen als u de server waaraan de licentie is toegewezen, buiten gebruik stelt vanwege een permanente hardwarestoring. Daarnaast geldt onder bepaalde omstandigheden de nieuwe regel voor EC-licentiemobiliteit binnen een serverfarm. Voor de definitie van een serverfarm en meer informatie over de regel voor licentiemobiliteit voor serversoftware, inclusief een lijst met in aanmerking komende server- en EC-licenties, bekijkt u het bericht Licentiemobiliteit voor toepassingsservers voor Volume Licensing. 7 Elke hardwarepartitie of blade is een afzonderlijk fysiek hardwaresysteem, en dus ook een afzonderlijke server. 16 II.c. – CAL's (Device Client Access License) gelicentieerd per apparaat, niet per OSE op dat apparaat U hebt slechts één Device CAL nodig voor elk apparaat dat toegang heeft tot de serversoftware, ongeacht het aantal OSE's op het apparaat.8 Zoals in afbeelding 11 hieronder wordt weergegeven, hebt u slechts één CAL nodig voor de desktop-pc, zelfs wanneer de desktop-pc meerdere OSE's9 bevat en elke OSE apart toegang heeft tot Windows Server 2008 R2 op servers B en C.10 Afbeelding 11 – Device CAL's gelicentieerd per apparaat, niet per OSE op dat apparaat. CAL's bieden toegang tot instances van eerdere versies, maar niet van latere versies van de serversoftware, tenzij anderszins vermeld in de PUR. Als u gebruikmaakt van instances van een eerdere versie die in het kader van downgraderechten worden uitgevoerd, mag u CAL's gebruiken die overeenkomen met de versie van de software die u uitvoert. 8 Elke hardwarepartitie of blade is een afzonderlijk fysiek hardwaresysteem, en dus ook een afzonderlijke server. afbeelding 11 wordt de desktop-pc uitgevoerd met virtualisatietechnologie. Ter verduidelijking, aangezien dit onderwerp niet wordt gedemonstreerd in deze afbeelding, de vereiste licenties voor meerdere instances van Windows Vista Enterprise worden niet weergegeven. 10 De multiplexing-regel is van toepassing op CAL's, zelfs met virtualisatietechnologie. Als servers B en C in afbeelding 11 worden gebruikt om toegang tot meerdere apparaten of gebruikers samen te voegen, is voor alle eindgebruikers en eindapparaten een CAL vereist. Zie 'Multiplexing' in de Universele licentievoorwaarden van de PUR. 9 In 17 II.d. – Beheerlicenties gelicentieerd per beheerde OSE of per gebruiker Voor elke beheerlicentie kan één OSE op een bepaald apparaat worden beheerd door de serversoftware. U hebt een aparte beheerlicentie nodig voor elke OSE die u wilt beheren. Bijvoorbeeld, in afbeelding 12 hieronder worden op server A meerdere OSE's uitgevoerd. De OSE's op server A worden beheerd door System Center Operations Manager 2007 (SC Operations Manager), dat op server B wordt uitgevoerd. In dit geval hebt u één beheerlicentie nodig voor elke OSE op server A, voor een totaal van vier beheerlicenties. U hebt tevens een SC Operations Manager-serverlicentie nodig voor server B, de server waarop het beheer wordt uitgevoerd. U kunt er ook voor kiezen om een licentie voor System Center Server Management Suite Enterprise (SMSE) aan server A toe te wijzen. Op deze manier kunnen maximaal vier OSE's op een gelicentieerd apparaat door de serversoftware worden beheerd. Bovendien mag u tevens de fysieke OSE beheren als u vier virtuele OSE's op het gelicentieerde apparaat beheert en de fysieke OSE uitsluitend wordt gebruikt voor het uitvoeren van hardwarevirtualisatiesoftware, het bieden van hardwarevirtualisatiediensten en het uitvoeren van software voor het beheren en onderhouden van besturingssysteemomgevingen op dat apparaat. Deze gebruiksrechten zijn van toepassing op het gebruik van de SMSE-licentie met versies van de desbetreffende System Centerproducten die zijn uitgebracht op of na 1 juli 2009. Voor producten die voorafgaand aan die datum zijn uitgebracht, kunnen klanten de OSE's blijven beheren op het gelicentieerde apparaat zoals toegestaan op basis van de product use rights voor die producten. Als u één licentie voor System Center Server Management Suite Datacenter (SMSD) toewijst voor elke processor op het apparaat dat u wilt beheren, kunt u een onbeperkt aantal OSE's op het gelicentieerde apparaat beheren. Er moeten ten minste twee SMSD-licenties aan een apparaat worden toegewezen. Voor client-OSE's kunt u er ook voor kiezen om per gebruiker te licentiëren, waarbij voor elke clientbeheerlicentie een onbeperkt aantal client-OSE's op het apparaat van een gebruiker kan worden beheerd door de serversoftware. Ten slotte kan voor de Core CAL Suite en Enterprise CAL Suite een onbeperkt aantal OSE's op een clientapparaat worden beheerd door SC Configuration Manager. Voor de Enterprise CAL Suite kan tevens een onbeperkt aantal OSE's op een clientapparaat worden beheerd door SC Operations Manager. Afbeelding 12 – Beheerlicenties gelicentieerd per beheerde OSE. 18 II.e. – Per Processor-producten gelicentieerd per virtuele processor indien gebruikt in virtuele OSE's In virtuele omgevingen zijn alle producten in het licentiemodel Per Processor gelicentieerd per virtuele processor. Als u de software in virtuele OSE's uitvoert, hebt u een licentie nodig voor alle virtuele processors die door die OSE's op een bepaalde server worden gebruikt, in plaats van alle fysieke processors in de server. Als u de software in fysieke OSE's uitvoert, hebt u een licentie nodig voor elke fysieke processor die door de fysieke OSE wordt gebruikt. Als u een server op de juiste manier wilt licentiëren, moet u drie stappen uitvoeren voor elk Per Processorproduct dat op de server wordt uitgevoerd: Tel het aantal fysieke processors dat door de fysieke OSE wordt gebruikt waarin de software wordt uitgevoerd. Tel het aantal virtuele processors dat door elke virtuele OSE wordt gebruikt waarin de software wordt uitgevoerd. (Er wordt van uitgegaan dat een virtuele processor hetzelfde aantal threads en kernen heeft als elke fysieke processor in het onderliggende fysieke hardwaresysteem. Gedeelten van virtuele processors tellen als volledige virtuele processors.) Tel de aantallen op en wijs dat aantal licenties toe aan de server waarop de software wordt uitgevoerd. Wanneer de server op de juiste manier is gelicentieerd, kunt u een onbeperkt aantal instances van de software in een onbeperkt aantal fysieke en virtuele OSE's op de gelicentieerde server uitvoeren. Net als hardwarepartities wordt virtualisatietechnologie door het licentiemodel beschouwd als een methode voor het overdragen en toewijzen van processors aan een specifieke werklast. U kunt het vereiste aantal licenties voor SQL Server Standard (licentiemodel Per Processor) voor server A in afbeelding 13 hieronder bijvoorbeeld als volgt bepalen (er wordt van uitgegaan dat elke processor één kern heeft): Stap 1—Er worden geen instances van SQL Server Standard uitgevoerd in de fysieke OSE. Het aantal voor deze stap is nul. Stap 2—Er worden instances van SQL Server Standard uitgevoerd in twee afzonderlijke virtuele OSE's. Voor elke virtuele OSE wordt één virtuele processor gebruikt. Het aantal voor deze stap is twee. Stap 3—Als u server A op de juiste manier wilt licentiëren voor SQL Server Standard, moet u hieraan twee SQL Server Standard-licenties toewijzen. Afbeelding 13 – Per Processor-producten licentiëren per virtuele processor. U kunt op dezelfde manier het aantal licenties voor BizTalk Server voor server A tellen: Stap 1—Er worden geen instances van BizTalk Server uitgevoerd in de fysieke OSE. Het aantal voor deze stap is nul. Stap 2—Er worden instances van BizTalk Server uitgevoerd in twee afzonderlijke virtuele OSE's. Voor elke virtuele OSE wordt één virtuele processor gebruikt. Het aantal voor deze stap is twee. Stap 3—Als u server A op de juiste manier wilt licentiëren voor BizTalk Server, moet u hieraan twee BizTalk Server-licenties toewijzen. 19 Het aantal vereiste licenties wordt niet beïnvloed door het aantal instances van de software dat in een bepaalde OSE wordt uitgevoerd. Het is gebaseerd op het aantal fysieke of virtuele processors dat door elke OSE wordt gebruikt waarin de software wordt uitgevoerd. Op grond van dit model wijst u mogelijk meer virtuele processors toe voor virtuele OSE's dan het totale aantal fysieke processors in de server. In afbeelding 14 hieronder wordt SQL Server Enterprise bijvoorbeeld in vijf virtuele OSE's uitgevoerd, die elk gebruikmaken van één virtuele processor. U kunt ervoor kiezen om vijf SQL Server Enterprise-licenties aan server A toe te wijzen om deze te licentiëren. SQL Server 2008 biedt echter een alternatief voor SQL Server Enterprise. Wanneer u voor SQL Server Enterprise alle fysieke processors op een server licentieert, kunt u vervolgens een onbeperkt aantal instances in OSE's op die server uitvoeren zonder de virtuele processors te licentiëren. Dit is de meest rendabele manier om het onderstaande scenario te licentiëren. BizTalk Server 2006 R2 Enterprise Edition biedt dezelfde licentiemogelijkheid. Ten slotte kunt u, in plaats van zes licenties voor Windows Server 2008 R2 Standard aan te schaffen, vier processorlicenties voor Windows Server 2008 R2 Datacenter aanschaffen, één voor elke fysieke processor. U beschikt dan over het recht om een onbeperkt aantal Windows Server-instances op de gelicentieerde server uit te voeren. U kunt ook twee licenties voor Windows Server 2008 R2 Enterprise aanschaffen. Dit biedt u het recht om tegelijkertijd acht Windows Server 2008 R2-instances (vier voor elke licentie) in virtuele OSE's uit te voeren. Afbeelding 14 – Meer virtuele processors dan fysieke processors. Instances van Per Processor-producten op servers waarop geen virtualisatietechnologie wordt gebruikt, worden uitgevoerd in de fysieke OSE van de server, en voor elke fysieke processor in de server is een licentie vereist. Voor afbeelding 15 hieronder hebt u bijvoorbeeld vier processorlicenties voor SQL Server nodig omdat de server vier fysieke processors bevat. Het aantal vereiste licenties wordt niet beïnvloed door het aantal instances van de software dat in een bepaalde OSE wordt uitgevoerd. Het is volledig gebaseerd op het aantal fysieke of virtuele processors dat door de OSE wordt gebruikt waarin de software wordt uitgevoerd. Afbeelding 15 – Per Processor-producten licentiëren die in de fysieke OSE worden uitgevoerd. Zoals hierboven is besproken, beschikken zowel BizTalk Server 2006 R2 Enterprise Edition als SQL Server 2008 Enterprise over uitgebreide gebruiksrechten. Als u alle fysieke processors op een server licentieert, mag u een onbeperkt aantal instances van de serversoftware uitvoeren in de fysieke OSE en in virtuele OSE's. In dit geval hebt u geen licentie nodig voor virtuele processors. Als u bijvoorbeeld vier licenties van SQL Server Enterprise toewijst aan een server met vier fysieke processors, mag u een onbeperkt aantal instances van SQL Server Enterprise uitvoeren in de fysieke en virtuele OSE's. 20 II.f. – Meerdere instances van Windows Server 2008 R2 uitvoeren op een server op grond van één licentie Met één licentie van Windows Server 2008 R2 Enterprise kunt u meerdere instances van de software op een server uitvoeren. Voor elke softwarelicentie kunt u op elk gewenst moment vier instances van de serversoftware uitvoeren in vier OSE's op één server. Als alle vier instances in virtuele OSE's worden uitgevoerd, mag u tevens een instance uitvoeren in de fysieke OSE, maar uitsluitend voor het uitvoeren van hardwarevirtualisatiesoftware, het bieden van hardwarevirtualisatiediensten of het uitvoeren van software voor het beheren en onderhouden van OSE's op de gelicentieerde server. Daarnaast mag u in alle OSE's instances van Windows Server 2008 R2 Standard of eerdere versies van Windows Server Standard of Windows Server Enterprise uitvoeren in plaats van de instances van Windows Server 2008 R2 Enterprise. In afbeelding 16 hieronder worden op server A bijvoorbeeld vijf afzonderlijke instances van Windows Server uitgevoerd in vijf afzonderlijke OSE's. In de fysieke OSE op server A wordt een instance van Windows Server 2008 R2 Enterprise uitgevoerd. In twee van de virtuele OSE's op server A worden instances van Windows Server 2008 R2 Standard uitgevoerd, in één OSE wordt een instance van Windows Server 2003 R2 uitgevoerd en in één OSE wordt een instance van Windows Server 2008 R2 Enterprise uitgevoerd. Wanneer u een licentie voor Windows Server 2008 R2 Enterprise toewijst aan server A, kunt u alle vijf instances op server A op grond van die ene licentie uitvoeren. Afbeelding 16 – Met Windows Server 2008 R2 Enterprise kunt u tot maximaal vijf instances op een server uitvoeren. Bijna alles wat hierboven wordt besproken is van toepassing op Windows Server 2008 R2 Standard. Echter, in tegenstelling tot Windows Server 2008 R2 Enterprise, mag u voor elke licentie voor Windows Server 2008 R2 Standard slechts één instance uitvoeren in de fysieke OSE en één instance in de virtuele OSE. Als u de twee instances uitvoert, mag de instance in de fysieke OSE uitsluitend worden gebruikt voor het uitvoeren van hardwarevirtualisatiesoftware, het bieden van hardwarevirtualisatiediensten of het uitvoeren van software voor het beheren en onderhouden van OSE's op de gelicentieerde server. En bovendien mag u niet Windows Server 2008 R2 Enterprise op de server uitvoeren in plaats van Windows Server 2008 R2 Server als de server is gelicentieerd voor Windows Server 2008 R2 Standard. U mag alleen eerdere versies van Windows Server Standard uitvoeren. Als u ervoor kiest om alle vijf toegestane instances op grond van een licentie voor Windows Server 2008 R2 Enterprise uit te voeren, zoals hierboven voor afbeelding 16 wordt beschreven, mag de instance in de fysieke OSE uitsluitend worden gebruikt voor het uitvoeren van hardwarevirtualisatiesoftware, het bieden van hardwarevirtualisatiediensten of het uitvoeren van software voor het beheren en onderhouden van OSE's op de gelicentieerde server. Met andere woorden, u kunt in deze situatie alle software in de fysieke OSE uitvoeren mits deze uitsluitend wordt gebruikt voor het beheren of rechtstreeks ondersteunen van het beheer van de virtuele OSE's op de gelicentieerde server. Wanneer alle vijf instances tegelijkertijd worden uitgevoerd, mag u de software in de fysieke OSE niet voor andere doeleinden gebruiken. 21 Als u ten slotte een server hebt waarop een instance van Windows Server 2008 R2 in een fysieke OSE wordt uitgevoerd, moet u over een Windows Server 2008 CAL beschikken voor toegang tot die instance, behalve wanneer de instance uitsluitend wordt gebruikt voor: i) het uitvoeren van hardwarevirtualisatiesoftware, ii) het uitvoeren van hardwarevirtualisatiediensten, iii) het uitvoeren van software voor het beheren en ondersteunen van besturingssysteemomgevingen op de gelicentieerde server. Houd er echter rekening mee dat u over de juiste CAL's moet beschikken voor toegang tot virtuele OSE's en Microsoft-toepassingen die op de server worden uitgevoerd. In een situatie waarin Windows Server 2008 R2 wordt uitgevoerd in de fysieke OSE en Windows Server 2003 in virtuele OSE's en waarin de fysieke OSE uitsluitend wordt gebruikt voor i) het uitvoeren van hardwarevirtualisatiesoftware, ii) het bieden van hardwarevirtualisatiediensten en iii) het uitvoeren van software voor het beheren en onderhouden van besturingssysteemomgevingen op de gelicentieerde server, hebt u dus geen CAL's nodig voor toegang tot de instance van Windows Server 2008 R2. U hebt echter wel Windows Server 2003 CAL's nodig voor toegang tot een van de virtuele OSE's. II.g. – Een onbeperkt aantal instances van Windows Server 2008 R2 Datacenter uitvoeren op een server gelicentieerd per fysieke processor Met Windows Server 2008 R2 Datacenter kunt u een onbeperkt aantal instances van de software op een server uitvoeren, zoals hieronder wordt beschreven. Elke server moet zijn gelicentieerd op basis van het aantal fysieke processors in de server. (Virtuele processors worden niet gebruikt voor het licentiëren van Windows Server 2008 R2 Datacenter.) Wanneer u het aantal vereiste licenties hebt bepaald, moet u die licenties aan de server toewijzen, zodat u op elk gewenst moment het volgende kunt uitvoeren: Eén instance van de serversoftware in de fysieke OSE Een onbeperkt aantal instances van de serversoftware in virtuele OSE's Daarnaast mag u in alle OSE's instances van Windows Server 2008 R2 Standard, Windows Server 2008 R2 Enterprise of zelfs eerdere versies van Windows Server uitvoeren in plaats van Windows Server 2008 R2 Datacenter. Zoals in afbeelding 17 hieronder wordt weergegeven, worden op server A zes afzonderlijke instances van Windows Server uitgevoerd in zes afzonderlijke OSE's. In de fysieke OSE op server A wordt een instance van Windows Server 2008 R2 Datacenter uitgevoerd. In een van de virtuele OSE's op server A wordt een instance van Windows Server 2008 R2 Standard uitgevoerd, in één OSE wordt een instance van Windows Server 2008 R2 Enterprise uitgevoerd, in één OSE wordt een instance van Windows Server 2003 R2 Standard Edition uitgevoerd en in één OSE wordt een instance van Windows Server 2008 R2 Datacenter uitgevoerd. Afbeelding 17 – Met Windows Server 2008 R2 Datacenter kunt u een onbeperkt aantal instances op een server uitvoeren. 22 Over het algemeen is consolidatie eenvoudiger in Windows Server 2008 R2 Datacenter dan in Windows Server 2008 R2 Standard of Windows Server 2008 R2 Enterprise. Hoewel Windows Server 2008 R2 Datacenter wordt gelicentieerd per fysieke processor, blijven Client Access Licenses vereist voor toegang. © 2009 Microsoft Corporation. Alle rechten voorbehouden. Dit document dient uitsluitend ter informatie. MICROSOFT BIEDT GEEN ENKELE GARANTIES IN DIT DOCUMENT, EXPLICIET OF IMPLICIET. Deze informatie wordt aangeboden als ondersteuning bij uw geautoriseerd gebruik van de producten waarvoor u over een licentie beschikt. Dit document is niet bedoeld als uw overeenkomst. Voor uw gebruik van de producten waarvoor u een licentie hebt op grond van uw Volume Licensing-overeenkomst gelden de voorwaarden van de overeenkomst. In geval van conflict tussen deze informatie en uw overeenkomst prevaleren de voorwaarden van uw overeenkomst. Prijzen voor licenties die zijn verkregen via Microsoft-resellers zijn vastgesteld door de reseller. 23