De Catalaanse kwestie - Casa Cultural Spaanse cultuur

advertisement
De Catalaanse kwestie
Taalwetten als wapen in de strijd voor onafhankelijkheid
Wordt Catalonië een zelfstandige staat binnen Europa? Dat is de vurige wens van
Catalaanse separatisten die het recht van zelfbeschikking claimen. Catalonië zou zich na
driehonderd jaar dienen te ontworstelen aan het Castiliaanse juk dat Felipe V hen oplegde.
Inleiding
In 1939 legde het franquistische regime Catalaanse publieke instellingen hoge boetes op
wegens het publiceren van informatie in het Catalaans. Zestig jaar later en na twintig jaar
democratie werd het diezelfde instellingen verboden iets in het Spaans te publiceren. Want met
de vaststelling in 1998 van de Ley de política lingüística (ook wel de ley del catalán genoemd)
door het Catalaanse parlement, is het gebruik van het Catalaans door publieke instellingen
voorschrift. Iets vergelijkbaars vond in Nederland plaats toen in 2013 de wet op het gebruik
van de Friese taal werd geïntroduceerd. In deze taalwet wordt een minder verplichtende toon
aangeslagen dan in de Catalaanse, maar voor het onderwijs in Friesland zijn richtlijnen
ontwikkeld die er niet om liegen. Het Fries is een verplicht vak op school en steeds meer
scholen gaan ertoe over om een deel van de lessen in het Fries te geven. Dit alles om het
gebruik van de Friese taal te bevorderen en zo van de ondergang te redden. In Catalonië ligt
dat anders: daar maakt de taalstrijd deel uit van het politieke gevecht om het bereiken van
volledige autonomie voor de comunidad Cataluña binnen een federalistische Spaanse staat of,
zoals anno 2014 aan de orde is, om de vestiging van Catalonië als zelfstandige staat binnen
Europa. Catalaanse nationalisten claimen die zelfstandigheid op grond van een eigen culturele
identiteit (waaronder hun taal) en historische rechten. Bovendien stoort het de Catalanen dat
zij als belangrijke economische motor van het land onevenredig veel moeten bijdragen aan de
Spaanse schatkist. Dit artikel schetst de historie van het nationalisme in Catalonië en geeft een
evaluatie van de huidige situatie.
Historie van het nationalisme in Catalonië
Catalonië in de Middeleeuwen
Het was aan het begin van de twintigste eeuw dat Catalonië voor het eerst in de geschiedenis
erkend werd als een bestuurlijk samenwerkingsverband (de zogeheten mancomunidad) binnen
de Spaanse natie. Daarvoor was het niet meer dan de naamsaanduiding van een geografische
eenheid waar Catalaans de
voertaal was. Catalonië is
nimmer
een
koninkrijk
geweest zoals Schotland
dat ooit was, noch een
hertogdom of graafschap.
Het
ontstond
als
een
agglutinatie van tal van
kleine graafschappen die
aan het begin van de
achtste eeuw afhankelijk
waren van de Franken en
na de opmars van de
Moren onderdeel uitmaakten van de door Karel de
Grote geformeerde Spaanse Mark. In het jaar 801 veroverden de Franken de stad Barcelona
die de kern vormde van het gelijknamige graafschap. Vanaf dat moment begon dit graafschap
zich te ontwikkelen.
2
Gedurende de tweede helft van de negende eeuw onttrokken diverse Catalaanse
graafschappen zich steeds verder aan de greep van de Franken en verenigden zich met
Barcelona dat een spilfunctie vervulde in de regio. In 914 maakte Barcelona zich los van de
Franken toen graaf Wilfredo I, de laatste graaf die benoemd was door een Frankische monarch,
bij zijn dood zijn zoon Suñer benoemde tot zijn opvolger.
Meer naar het westen ontstond vanaf het begin van de negende eeuw het koninkrijk Pamplona
dat zich rond het jaar 1000 uitstrekte over een groot deel van Noord-Spanje en dat geregeerd
werd door koning Sancho de Grote. In het westen grensde dit rijk aan dat van León en in het
oosten aan Catalonië. Bij het overlijden van Sancho viel het uiteen en ontstond het
afzonderlijke koninkrijk Aragón. Halverwege de twaalfde eeuw huwde de nog zeer jonge
koningin Petronila van Aragón met Ramón Berenguer I, graaf van Barcelona die gedurende tien
jaar Aragón bestuurde. Na diens dood in 1162 erfde zijn zoon Alfonso zowel de troon van
Aragón als het graafschap Barcelona en vanaf dat moment maakte Catalonië dus deel uit van
de Aragonese kroon. In de veertiende eeuw werd een Catalaans parlement, de Cortes
Catalanas in het leven geroepen en Catalonië ook wel aangemerkt als prinsdom: Principado de
Cataluña, een traditionele, maar oneigenlijke titel die nog altijd in zwang is. Er is slechts één
prinsdom in Spanje, dat van Asturië.
Catalaans isolationisme en de nieuwe orde van Felipe V
De vorsten uit het Habsburgse huis die vanaf 1516 Spanje regeerden, traden steeds aan als
koning van Castilië, maar werden pas erkend als soeverein van geheel Spanje door in de
andere onderdelen van het rijk trouw te zweren aan hun fueros (de oude rechten). Zelfs Felipe
II, de machtigste vorst die Spanje ooit gekend heeft, durfde het niet aan om rijksonderdelen
als Aragón, Valencia of Catalonië hun rechten te ontnemen. In de zestiende eeuw namen de
oorlogsuitgaven van het Spaanse rijk schrikbarend toe. De inkomsten uit de Amerikaanse
koloniën stegen weliswaar gestaag, maar de belangrijkste bron waaruit de Habsburgers hun
middelen putten waren de belastingen die zij de Castilianen oplegden. De andere onderdelen
van het rijk – waaronder Catalonië - beriepen zich op hun oude rechten en droegen weinig tot
niets bij aan de centrale schatkist. Aan het begin van de zeventiende eeuw ondernam koning
Felipe III een poging de belastinginning eerlijker te spreiden, maar Catalonië weigerde
stelselmatig daaraan gehoor te geven. Steeds werd door de Catalanen erop gewezen dat alleen
Castilië van de opbrengsten uit de koloniën profiteerde en zij dus niet verplicht konden worden
de Spaanse imperiale verplichtingen financieel te ondersteunen. Hierin hadden zij het gelijk
niet aan hun kant want ook Catalonië had profijt van het bestaan van het Spaanse wereldrijk.
De Catalanen, die al veel langer een isolationistische koers voeren en in zekere zin buiten de
werkelijkheid leefden, bewezen het Spaanse wereldrijk en zichzelf daarmee een slechte dienst.
Indertijd strekte Catalonië zich in het noorden uit tot over de Pyreneeën: de provincie
Rosellón, waar in 1639 de Fransen succesvol aanvielen. Tot verbijstering van koning Felipe IV
en diens vertrouweling (valido), Olivares, deden de Catalanen niets om dit te voorkomen,
waarop Olivares bevel gaf tot een tegenaanval, een operatie die in 1640 slaagde ten koste van
enorme verliezen onder de Catalaanse soldaten. Daarop kwamen de arme boeren in opstand.
Het was een protest tegen de aanwezigheid van koninklijke troepen in hun provincie, maar
vooral ook tegen de lokale bestuurders die gedurende vele jaren van geen enkel
verantwoordelijkheidsbesef jegens de bevolking blijk hadden gegeven. De boeren drongen
Barcelona binnen waar de zogeheten segadores ofwel dagloners zich bij hen aansloten. Naar
hen is deze opstand vernoemd: Guerra de los Segadores, die uitmondde in een burgeroorlog
tussen de arme agrarische bevolking en de provinciale oligarchen. Een ware revolutie brak uit
en hun leiders, niet bij machte om op eigen kracht de felbegeerde zelfstandigheid van
Catalonië te bewerkstelligen, wendden zich tot de Franse koning om hen te beschermen tegen
mogelijke acties vanuit Madrid. Door zich onder Franse protectie te plaatsen werd Catalonië
voor Louis XIII een uitvalsbasis voor offensieven op Spaans grondgebied. De Franse koning
benoemde een onderkoning en net zoals Olivares had geprobeerd, dwong deze de Catalanen
bijdragen te leveren aan wat in feite een bezettingsleger was. De lokale bevolking was
daarmee misschien wel slechter af onder de nieuwe beschermheren dan daarvoor onder het
Madrileense gezag.
3
In 1700 overleed koning Carlos II, waarmee de Spaanse tak van de Habsburgers uitstierf.
Carlos II liet zijn rijk na aan Felipe de Borbón, hertog van Anjou (kleinzoon van de Franse
koning Louis XIV, de Zonnekoning) die onder de naam Felipe V werd ingezworen als de nieuwe
Spaanse monarch. De Oostenrijkse tak van Habsburgers accepteerde dat niet en schoven een
andere kandidaat voor de Spaanse troon naar voren: aartshertog Carlos van Oostenrijk als
Carlos III. De Spaanse Successie-oorlog brak uit, die in 1709 in het voordeel van Felipe V werd
beslecht. Felipe V was door zijn grootvader opgevoed in een centralistisch geregeerd Frankrijk
dat de eenwording allang achter de rug had. Net als de
Habsburgers ontkwam Felipe V niet aan de Spaanse traditie van
het zweren op de fueros van de gebieden buiten Castilië. Pas in
1709, toen hij tijdens de Spaanse Successie-oorlog Aragón
heroverde dat zich achter de Oostenrijkse troonpretendent
aartshertog Carlos had geschaard, zag hij zijn kans schoon en
ontnam de Aragonezen en daarmee ook de Catalanen hun
eeuwenoude rechten. Felipe verving de fueros door de Nueva
Planta (nieuwe orde). Vanaf 1716 heerste er in geheel Spanje een
min of meer gelijke fiscale wetgeving en verdwenen de nog altijd
bestaande douanemuren tussen Castilië en Aragón wat voor
iedereen belangrijk economisch voordeel opleverde.
Door Aragonezen zijn de maatregelen die Felipe V nam wel
omschreven in vijf termen: centralisatie, castilianisatie, antiNueva Planta van
Aragón, straf en wraak. Begrijpelijk, maar slechts ten dele waar.
Catalonië
Weliswaar nam Felipe V centralistische maatregelen waarbij de
Castiliaanse wetgeving die van de andere landsdelen verving, maar zij waren niet bedoeld als
wraakoefening. Felipe V had het belang van alle Spanjaarden voor ogen en maakte van de
gelegenheid gebruik van zijn recht als soeverein om onwilligen te corrigeren. Dat kan als een
strafmaatregel worden beschouwd, maar dan een straf die heilzaam uitpakte voor Spanje als
geheel. Het zijn deze gebeurtenissen die de nationalisten van nu beschouwen als een
historische inbreuk op de Catalaanse rechten.
Het catalanisme in de negentiende eeuw
Aan het begin van de negentiende eeuw vormde Spanje een eenheid, zij het dat onder de
oppervlakte nog altijd centrifugale krachten aanwezig waren. Het opkomende Spaanse
nationalisme werd versterkt toen Napoleon Bonaparte in 1808 zijn broer Jozef op de Spaanse
troon zette en de Onafhankelijkheidsoorlog uitbrak. In deze oorlog streden Spanjaarden zij aan
zij tegen de gemeenschappelijke vijand, de Fransen en werden de contouren van de Spaanse
natie vastgelegd in de grondwet van Cádiz die tot stand kwam in 1812. Later verbrokkelde de
tijdens de Onafhankelijkheidsoorlog bestaande saamhorigheid en bloeide de belangstelling
voor de Catalaanse cultuur en taal op: de Renaixença, een beweging die paste in die van de
Duitse Romantiek en die de liefde voor eigen taal en cultuur koppelde aan patriottische
gevoelens. Zij nam afstand van de gewoonte om de Catalaanse literatuur, poëzie en toneel
alleen in het Castiliaans te publiceren. Diverse auteurs wezen op het specifieke karakter van de
Spaanse natie, een verzameling van verschillende rijken op basis van ras, taal en historie en
Catalanen onderscheidden zich volgens hen van de andere Spanjaarden, hoewel men ze wel
als broeders beschouwde. Gedreven door deze anti-centralistische beweging werd in 1860 door
een aantal Catalaanse leden van de nationale Cortes een voorstel ingediend voor een project
van decentralisatie. Het werd afgewezen, maar de stemverhouding (88/44) wees erop dat zij
niet alleen stonden.
Nadat in 1868 een opstand (La Gloriosa) een einde had gemaakt aan de heerschappij van
Isabel II, werd in 1873 de Eerste Spaanse Republiek uitgeroepen. De republikeinen opteerden
voor invoering van een staatsbestel ontwikkeld door de intellectueel Francisco Pi y Margall. Het
bevatte drie wezenlijke elementen: het inwisselen van de monarchie voor een republiek, het
inruilen van een confessionele staat voor een neutrale en de keuze voor een staat met een
decentraal karakter.
4
Pièce de résistance hiervan was ongetwijfeld de vraag hoe de republiek gedefinieerd zou
worden: als een federale staat of als eenheidsstaat. Hier botsten de opvattingen van rechtlijnig
denkende politici uit de federalistische gelederen die de staat van onderop wilden opbouwen
met die van politici die een eenheidsstaat voor ogen stond, waarbij
elk bestuursniveau verantwoordelijkheden kende die begrensd
waren door het hogere niveau. Absoluut federalisme versus
gedecentraliseerd bestuur. Toen in het voorjaar van 1873 vanuit
Barcelona de proclamatie van een zelfstandige Catalaanse staat
werd aangekondigd, dreigde een scheuring in de gelederen, maar
Pi y Margall wist de Catalanen van hun voornemen af te brengen.
Francisco Pi y Margall
1824-1901
In hun streven naar zelfstandigheid stonden de Catalanen zeker
niet alleen. In het zuiden van het land deden zich lokale revoluties
voor, de zogeheten kantonnale opstanden. Nadat Cartagena zich
als zelfstandig kanton had uitgeroepen, volgden nog zeventien
andere regio's. Hiertegenover stelde de regering een beleid van
harde repressie en het was snel afgelopen met de meeste kantons.
Cartagena, dat door bombardementen vrijwel met de grond gelijk
werd gemaakt, gaf zich pas begin 1874 over. Niet lang daarna
kwam de Eerste Republiek aan zijn einde en brak de periode aan
van het herstel van monarchie: La Restauracion borbónica.
De Restauración beperkte de constitutionele rechten van de
bevolking en dwong het ontluikende catalanisme ofwel het
Catalaanse nationalisme tot behoedzaamheid. Haar voornaamste
spreekbuis, het tijdschrift La Renaixença, limiteerde de politiek
getinte artikelen tot een minimum en concentreerde zich op
bijdragen van culturele aard zonder overigens af te stappen van
het gebruik van het Catalaans. In 1879 verscheen het geheel in het
Catalaans gestelde dagblad Diari Català, gefinancierd door Valantín
Almirall, een Madrileens rechtsgeleerde. Hij riep het eerste
Catalaanse congres bijeen en creëerde het Centro Català, een
platform dat de Catalaanse belangen behartigde en wensen
formuleerde als de erkenning van het Catalaans als officiële taal,
handhaving van het burgerlijk recht van Catalonië, instelling van
een Catalaans Hooggerechtshof en de bevordering van
economische protectie. Vier jaar later publiceerde Almirall zijn
Valentín Almirall
baanbrekende werk Lo Catalanisme waarmee hij het opkomend
1841-1904
catalanisme van een politiek fundament voorzag. In zijn boek
betoogde hij dat de centrale regeringen gefaald hadden om Spanje tot een eenheid te smeden.
Hij weet dit aan de in zijn ogen schaamteloze pogingen van de Castilianen om anderen hun
cultuur en taal op te dringen.
Volgens Almirall bestond Spanje uit twee gemeenschappen: de Catalaanse, gekenmerkt door
egalitarisme, een analytische instelling en democratische grondhouding en de Castiliaanse die
niet alleen idealistisch, abstract en generaliserend was, maar vooral ook dominant. Hij zag als
enige oplossing voor Spanje om uit te groeien tot een moderne en democratische staat,
wanneer de centrale macht zou verschuiven van het verstarde Castilië naar het dynamische
Catalonië waarmee een confederatie of duale staat kon ontstaan naar het model van de
Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie. Almirall presenteerde het catalanisme als een
seculiere beweging en dat schoot conservatieve rooms-katholieken in het verkeerde keelgat.
Zij repliceerden dat het catalanisme geen progressieve beweging was, maar verbonden aan
een middeleeuws samenlevingsmodel dat stoelde op de gedachte dat 'Catalonië het Catalonië
is zoals God het heeft geschapen en op niets anders dan dat'.
5
De oppositie tegen Almirall leidde in 1887 tot de afsplitsing van
een aantal conservatieven die de Lliga de Catalunya oprichtten
waar zich een aantal veelbelovende personen als Enric Prat de la
Riba en Francesc Cambó bij aansloten. Hiermee namen de
conservatieven het voortouw in het propageren van het
catalanisme. De Lliga nam in 1891 het initiatief tot het formeren
van de Unió Catalanista, die een breed scala van Catalaanse
organisaties – waaronder vakbonden – verenigde en zich verzette
tegen Spaanse wetgeving die in hun ogen niet strookte met het
Catalaanse recht. In 1891 congresseerde de Unió Catalanista in
Manresa en formuleerde daar de contouren van een Catalaanse
grondwet. Daarnaast verwierf de Unió bekendheid door de uitgifte
in 1899 van een serie postzegels met een oplage van meer dan
twee miljoen.
Het verlies van de laatste koloniën na de Spaans-Amerikaanse
oorlog van 1898 had een enorme impact en overal in Spanje doken
regionalistische bewegingen op. In 1901 zag de Lliga Regionalista
het licht die de critici van het centralistische bewind verenigde in een moderne, efficiënt
georganiseerde politieke partij met een doortimmerd programma en
professionele schrijvende pers. Cambó werd partijleider terwijl Prat
de Riba zich ontpopte tot een begaafd theoreticus die in 1906 het
boek La Nacionalitat Catalana publiceerde, dat beschouwd werd als
de bijbel van het catalanisme. Prat achtte het noodzakelijk dat
Catalonië beschikte over een eigen regering, maar was geen
principieel verdediger van volledige verzelfstandiging buiten de
Spaanse staat.
Enric Prat de la Riba
1870-1917
Het catalanisme in de twintigste eeuw
Eind november 1905 vond in Barcelona een ernstig incident plaats.
Een groep militairen attaqueerde redactielokalen van tijdschriften
die een aantal satirische tekeningen hadden gepubliceerd waarmee
zij het leger te kijk zetten. Onder dreiging van een militaire
Francesc Cambó
staatsgreep werd een wet aangenomen die de burgerlijke vrijheden
1876-1946
inperkte en belediging van het vaderland en leger onder militaire
jurisdictie stelde. De Catalanen vatten de wet op als een inbreuk op
hun autonomie en richtten Solidaridad Catalana op, een regionaal front bestaande uit de Lliga
Regionalista, carlisten en republikeinen. In 1907 veroverde Solidaridad Catalana veertig van de
399 zetels in de Spaanse Cortes, aanleiding voor de regering om een wet in te dienen die
onder meer de mogelijkheid bood aan gemeenten om zich te verenigen in regionale
bestuurseenheden, de mancomunidades. In 1912 was het eindelijk zover en vond behandeling
plaats, maar deze wet kwam niet door de senaat. Daar hield het opkomende talent Niceto
Álcala Zamora (die in 1931 zou worden gekozen tot president van de Tweede Republiek) een
overtuigend pleidooi voor instelling van een eenvoudige bestuursstructuur waarin naast een
centrale overheid slechts ruimte was voor autonomie op gemeentelijk niveau.
Toch kregen de Catalanen hun zin, want in 1914 werd bij koninklijk decreet de mancomunidad
van Catalonië ingesteld waarmee deze regio voor het eerst formele status kreeg. Enric Prat de
la Riba werd de eerste president ervan. Dit bestuursorgaan was op drie niveaus georganiseerd.
Aan de top stond een gekozen president. Daaronder een dagelijks bestuur bestaande uit de
president en voor elke provincie twee leden. Het derde niveau was de algemene vergadering
van alle provinciale afgevaardigden (36 voor Barcelona en 20 voor elk der andere). In dit
bestuur waren meerdere partijen vertegenwoordigd, maar de Lliga Regionalista voerde de
boventoon. Prat was president tot 1917 en werd opgevolgd door zijn partijgenoot Puig y
Cadafalch die presideerde tot 1923.
6
Van de hand van Prat de Riba verscheen in 1916 een gezichtsbepalende publicatie: Per
Catalunya i per l'Espagya Gran, waarin hij de Catalaanse kwestie opnieuw onder de aandacht
bracht en aanvoerde dat in de Spaanse wetgeving niets was terug te vinden dat de eigenheid
van het Catalaanse volk weerspiegelde. Nadrukkelijk stelde hij dat juist de erkenning van deze
eigenheid binnen een federalistisch
staatsbestel het land zou verrijken
en sterker maken. Deze publicatie
zag het licht vlak voordat in 1917
een crisis losbarstte ten gevolge
van een conflict tussen militairen
en de regering die het leger wenste
te reorganiseren. Dit conflict liep
hoog op en het scheelde niet veel
of er was een militaire staatsgreep
gepleegd. Toen de regering de
nationale Cortes sloot en censuur
instelde, riep de Lliga Regionalista
alle Catalaanse afgevaardigden op
tot een bijzondere zitting: de
Asamblea de Parlamentarios de
Barcelona. In een manifest stelden
De mancomunidad van Catalonië in 1914
de Catalanen dat Spanje door
onwaarachtige politici werd geregeerd die niet in staat bleken de militairen onder de duim te
houden. Het enige middel om uit de crisis te komen was voor de assemblee een herziening van
de grondwet, gebaseerd op federalistische principes.
Deze pogingen tot hervorming vanuit politieke hoek werden ingehaald door de algemene
opstand van 13 augustus 1917. Deze mislukte, maar had wel tot gevolg dat Cambó een
ministerspost kreeg aangeboden in een nieuwe regering van nationale eenheid waarin alle
belangrijke politieke leiders waren opgenomen. Dit kabinet slaagde er niet in om de rust in het
land te herstellen en kwam ten einde toen Cambó een crisis forceerde door in Catalonië de
geesten rijp te maken voor het houden van een volksstemming over de autonomie van de
provincie. Bijna 100% van de Catalaanse gemeenten verklaarde zich voor een autonome
status van het gebied en de voorzitter van de Catalaanse mancomunidad legde vervolgens een
petitie neer bij de premier. Deze werd door de Cortes afgewezen; Cambó en zijn partij hielden
het voor gezien.
In 1921 werd het Spaanse leger vernietigend verslagen door Marokkaanse opstandelingen: de
ramp van Annual, wat het land in paniek bracht. In Catalonië ging het volk de straat op om
opheldering van zaken te vragen. De gemoederen liepen daarbij zo hoog op dat de regering
opdracht gaf aan generaal Miguel Primo de Rivera om orde op zaken te stellen. Zijn ervaringen
daar en de toenemende onrust in het land ten gevolge van de ramp van Annual bracht hem
ertoe op 13 september 1923 een staatsgreep te plegen die overigens de volledige steun had
van de koning. Steun kreeg hij ook van de machtige Catalaanse industriëlen. De persvrijheid
werd aan banden gelegd, het gebruik van andere talen dan het Castiliaans verboden evenals
het vertonen van regionale symbolen als de Catalaanse of Baskische vlag. In 1925 ontbond de
dictator de Catalaanse mancomunidad. Zijn pogingen om de volksgeest uit te roeien werkten
averechts en de Catalanen vonden wegen om volop hun kranten, tijdschriften en boeken in
hun eigen taal te publiceren. Het optreden van de dictator had nog een ander effect. Voor het
eerst in de geschiedenis van het catalanisme werd overwogen om gewapenderhand autonomie
af te dwingen. Er werden milities geformeerd, maar een poging van de radicale Francesc Macià
om een invasie te lanceren in Catalonië vanaf de Pyreneeën kwam niet uit de verf. Het
bezorgde de catalanisten wel veel aandacht in de internationale pers en gaf hun gelegenheid
om in het buitenland hun zaak te bepleiten.
7
Direct na het uitroepen van de Tweede Republiek op 14 april 1931
riep Marcià de Republiek van Catalonië uit, waarmee hij voorbijging
aan het feit dat op nationaal niveau de discussie over de inrichting
van de republiek nog moest beginnen. De voorlopige regering
reageerde voorzichtig op de vergaande stap van Macià en sloot met
de Catalanen een verdrag waarin de term Republiek vervangen werd
door die van Generalitat en afgesproken dat zij een ontwerpstatuut
zouden maken dat kon worden voorgelegd aan de grondwetgevende
vergadering van de nieuwe Cortes. Dit ontwerpstatuut (het statuut
van Núria), dat in Catalonië per referendum werd aangenomen,
bereikte de Cortes nog voordat de discussie over de
ontwerpgrondwet had plaatsgevonden en die ging nu eenmaal voor.
De Cortes had ruwweg drie opties voor de vorm van het
staatsbestel: een gecentraliseerde staat, een federale, of iets
Francesc Macià
intermediairs dat ruimte zou laten aan het Catalaanse en Baskische
1859-1933
nationalisme. Het Spaanse parlement koos voor de derde optie en in
de nieuwe grondwet werd de formulering opgenomen dat Spanje een integrale staat was
verenigbaar met de autonomie van gemeenten en regio's. Deze grondwet bepaalde tevens dat
het Castiliaans de officiële taal is van Spanje – een taal die iedereen moet kunnen spreken –
maar dat men vrij is in het gebruik van andere (regionale) talen. Dat was niet in
overeenstemming met het ontwerpstatuut van Núria dat uitging van een federale staat en van
het Catalaans als enige officiële taal van Catalonië. Na veel discussie werd een geamendeerd
statuut in september 1932 aangenomen. Catalonië werd als autonome regio beschouwd en het
Catalaans als tweede officiële taal erkend. President Alcalá Zamora, de man die in 1912 zich zo
verzet had tegen de mancomunidad, bekrachtigde dit statuut met tegenzin.
De verkiezingen voor het Catalaanse parlement in 1932 bracht een monsterzege voor de
Esquerra Republicana de Catalunya (ERC), een fusie van de Estat Català, de partij van
Francesc Macià en de Partit Republicà Català die onder leiding stond van Lluís Companys. De
Lliga Regionalista volgde op grote achterstand. Macià trad aan als eerste president van de
Generalitat en werd na zijn overlijden in 1933 opgevolgd door Companys. In 1934
organiseerden de socialisten een landelijke revolutionaire staking wat Companys ertoe bracht
de 'Catalaanse Staat van de Federale Spaanse Republiek' uit te roepen. Het was geen poging
tot afscheiding en zijn weigering om wapens uit te delen onder de oproerige bevolking
voorkwam een ramp, maar het gaf de toenmalige rechtse regering wel het motief om het
Catalaanse parlement naar huis te sturen en het statuut op te
schorten. Het werd in Catalonië gezien als de zoveelste uiting van
Castiliaans imperialisme. Nadat bij de algemene verkiezingen in
februari 1936 links had gewonnen en in Catalonië de ERC opnieuw
sterk naar voren was gekomen werd de Generalitat in ere hersteld
met andermaal Companys als president. Niet lang daarna kwamen
de militairen in opstand en brak de Spaanse Burgeroorlog uit.
Catalonië tijdens de Spaanse Burgeroorlog en de dictatuur
Nadat in juli 1936 de opstand der militairen in Barcelona vooral door
toedoen van de anarchisten van de Confederación Nacional del
Trabajo (CNT) was neergeslagen, greep de revolutie om zich heen in
Catalonië. Hoewel het bestuur van de Generalitat mocht aanblijven,
heersten de anarchisten onder aanvoering van Buenaventura Durruti
Lluis Companys
over de stad. De inrichting van het lokale bestuur naar anarchistisch
1882-1940
model bracht een aantal interessante experimenten met zich mee
die in eerste instantie op veel plaatsen een succes waren. Zo werd in
Catalonië een aantal industrieën overgenomen en gemoderniseerd waarvoor normaliter harde
stakingen zouden moeten zijn gevoerd. Deze bedrijven werden geleid door arbeiderscomités
die erin slaagden om productieprocessen al enkele dagen of weken na de revolutie weer te
laten draaien.
8
Voor de centrale regering betekenden al deze revolutionaire acties een enorme bestuurlijke
complicatie in de strijd tegen de opstandelingen en met name omdat door de Generalitat van
Catalonië de organisatie van een eigen legermacht ter hand genomen werd: de Exercìt
Nacional de Catalunya. Ruim een jaar na het begin van de militaire opstand besloot de
Generalitat de macht terug te nemen in Catalonië, wat leidde tot een burgeroorlog in de
Burgeroorlog. In Barcelona braken gevechten uit. Pogingen van anarchistische leiders om met
president Companys tot een vergelijk te komen bleven steken in goede bedoelingen en er
restte Companys weinig anders dan een beroep te doen op de centrale regering om de orde te
handhaven. Uiteindelijk wisten de leiders van de CNT - bang voor het ontstaan van chaos - de
arbeiders zover te krijgen dat zij hun wapens neerlegden en weer aan het werk gingen.
Daarmee kwam een eind aan het anarchistische beheer van de regio. Eind januari 1939 viel
Barcelona in handen van de troepen van Franco en alle bestuurlijke maatregelen die sinds juli
1936 van kracht waren geworden werden onmiddellijk teruggedraaid. Catalonië raakte zijn
status als autonoom gebied kwijt. Met de val van Barcelona was de Tweede Spaanse republiek
ten dode opgeschreven en de Burgeroorlog eindigde in april met de intocht van de
nationalisten in Madrid. Een periode van 36 jaar dictatuur brak aan. Veel Catalaanse politici
gingen in ballingschap waaronder Cambó en president Companys. Laatstgenoemde werd in
1940 door de Fransen uitgeleverd aan de Spaanse autoriteiten en gefusilleerd.
Onder de dictatuur ontwikkelde zich in Spanje het nationaal-katholicisme dat staat voor een
innige verstrengeling van kerk en staat. Het was geen streven naar vernieuwing van de
maatschappij, maar naar de restauratie ervan, een terugkeer naar een maatschappij zoals die
bestond in de zestiende eeuw onder de Reyes Católicos (katholieke vorsten). Van meet af aan
werd alles bestreden dat afbreuk zou kunnen doen aan dit ideaal van de eenheidsstaat, het
grote Spanje van weleer waarin het castellano, het Spaans, natuurlijk de voertaal was voor
allen. Nu was dat laatste al in hoge mate het geval. Sinds Felipe V aan het begin van de
achttiende eeuw met zijn Nueva Planta binnenlandse grenzen had geopend en Carlos III rond
1765 de handel met Amerika had vrijgegeven – wat erop neerkwam dat Catalonië een groot
deel ervan kon monopoliseren – was het Spaans de handelstaal bij uitstek geworden, wat
overigens het dagelijks gebruik van het Catalaans niet in de weg stond. Alle gebruik van het
Catalaans in het openbaar en uitingen van de Catalaanse cultuur (waaronder de volksdans de
Sardana) waren de franquisten een doorn in het oog, maar niet omdat – zoals wel beweerd
wordt - zij daar an sich een hekel aan hadden. Zo
verduidelijkte Serrano Suñer, zwager en vertrouweling
van Franco, na de val van Barcelona niet de minste
moeite te hebben met het Catalaans zolang het maar
niet gebruikt werd om subversieve gedachten te uiten.
De aanval van de franquisten op de Catalaanse cultuur
was dus niet primair gericht op de uitroeiing ervan, maar
had een diepere oorzaak: de wens om andersdenkenden
te elimineren en een van de middelen daartoe was het
verbod op het gebruik in het openbaar van wat zij
beschouwden als de 'taal van de revolutie'. De maatregelen van het franquistisch regime tegen
het gebruik van het Catalaans waren overigens verstrekkend en eigenlijk nogal ridicuul. Er
kwam een verschijningsverbod voor alle kranten die publiceerden in het Catalaans en de
volkstaal werd uit het onderwijs verbannen. In openbare gebouwen verschenen posters met
opschriften als 'Spanjaarden spreken Spaans!' en op straat waren controleurs actief, leden van
de Guardia civica, die bij het horen van Catalaans mensen dwongen over te schakelen naar het
Spaans op straffe van een boete.
Hier passen drie kanttekeningen. In de eerste plaats steunden tal van Catalaanse burgers,
vooral uit de hogere maatschappelijke lagen van de bevolking (industriëlen) en kerkelijke
kringen, het franquistisch beleid en deden van harte mee aan het bestrijden van het
revolutionaire gedachtegoed dat bleef gisten in de regio. Dit waren mensen die net als de
revolutionairen en anarchisten thuis ook Catalaans spraken en zich verbonden voelden met de
Catalaanse cultuur.
9
Ten tweede was Catalonië natuurlijk niet de enige regio die getroffen werd door repressieve
maatregelen. Overal werd de pers gemuilkorfd en overal in het land werden minderheids- en
vreemde talen weggezet als inferieur aan het Spaans. Betitelingen als Palace, Coiffeur of
Restaurant werden verboden op straffe van een boete. Alles diende geschreven te worden in
het nationale idioom en zo veranderde de aanduiding van
restaurant in die van casa de comidas (eethuis). In het
onderwijs werd de Catecismo patriótico español van de
hand van Ignacio Ménendez Reigada het officiële tekstboek
dat vanaf 1939 kinderen leerde dat Castiliaans de taal van
de toekomst was omdat deze superieur was aan haar
concurrenten, het Engels en het Frans, talen die gedoemd
waren te verdwijnen. Derde kanttekening betreft de positie
van de kerk. De Spaanse rooms-katholieke kerk
sympathiseerde met de militaire opstandelingen en
begroette de overwinning van Franco met enthousiasme.
Dat maakte een absoluut verbod op het gebruik van
regionale talen door de kerk onnodig, want de kerk kon
moeilijk beticht worden van revolutionair taalgebruik. Het
werd dan ook al vanaf het begin van de dictatuur
toegestaan om speciale feestelijke missen op te dragen in
de lokale taal en deze te gebruiken voor onderwijs in de
catechismus.
In 1947 vond in Catalonië het eerste openlijke protest
plaats tegen het franquistisch regime tijdens de feesten
van de verheerlijking van de Virgen de Montserrat, patroonheilige van Catalonië. Maar het was
pas veel later, aan het begin van de zestiger jaren, dat het beleid enigszins versoepelde, mede
onder invloed van de opkomst van de televisie en van het toerisme. Kenmerkend voor de
volhardendheid van het regiem is dat tijdens het Eurovisie songfestival in 1968 het Joan
Manuel Serrat verboden werd in het Catalaans te zingen. Enkele jaren voor de dood van de
dictator werd het gebruik van minderheidstalen in het basisonderwijs toegestaan, onderwijs
dat decennialang overigens meer van doen had gehad met indoctrinatie dan met
alfabetisering.
Recente ontwikkelingen en een evaluatie van de huidige situatie
Ontwikkelingen na de transitie
Na de dood van Franco vond de transitie plaats naar democratie, een ingewikkeld proces
waarin Adolfo Suárez van de coalitiepartij Unión de Centro Democrático (UCD) een sleutelrol
vervulde. Dit proces, dat hier niet wordt beschreven, mondde uit in de grondwet van 1978
waarin voor wat betreft de regio's werd vastgelegd dat binnen de Spaanse natie plaats is voor
zogeheten Autonomías. Eind 1979 werden Catalonië en Euskadi (Baskenland) als eerste
Autonomía erkend waarna tot medio 1983 nog vijftien regio's volgden. In 1995 werden daar de
Spaanse enclaves in Noord-Afrika, Ceuta en Melilla, aan toegevoegd. Weliswaar werd in het
algemeen deze grondwet ervaren als een goede basis voor de verder op te bouwen Spaanse
democratie, maar onderhuids bleven spanningen bestaan. Voor federalisten ging de
decentralisatie van bevoegdheden lang niet ver genoeg en de extreme uiting daarvan, de
terreur van de ETA, zorgt tot op de dag van vandaag voor veel onrust.
Op landelijk niveau kwamen vanaf het begin van de transitie diverse ideologische richtingen tot
ontwikkeling. De eerste was die van conservatie snit, vertegenwoordigd door de Alianza
Popular, opgericht in 1976 door Manuel Fraga, minister van Toerisme tijdens de dictatuur. De
Alianza absorbeerde de resten van het onvervalste franquistische nationalisme dat overbleef na
de militaire opstand op 23 februari 1981 waarbij kolonel Tejero de Cortes gijzelde, maar die
mede dankzij koning Juan Carlos I werd verijdeld. Daarnaast ontwikkelden zich twee vleugels
met een democratisch karakter.
10
De eerste, het liberaal-nationalisme, groepeerde zich rond Adolfo Suárez in de UCD, maar
verbrokkelde na de verkiezingsnederlaag in 1982 die het einde inluidde van deze partij. In
1989 hervond deze stroming een thuishaven in de alweer door Manuel Fraga opgerichte
Partido Popular (PP) als opvolger van de Alianza Popular. De tweede vleugel was de
sociaaldemocratie, vooral vertegenwoordigd door de socialisten van de Partido Socialista
Obrero Español (PSOE) onder leiding van Felipe González. Ter linkerzijde van de PSOE ontstond
in 1986 uit een aantal kleine groeperingen een nieuwe linkse coalitiepartij, de Izquierda Unida
(IU), die ijvert voor federalisme, milieubehoud, pacifisme en feminisme.
Vanaf de transitie nam het aantal inwoners dat zich uitsluitend Spanjaard voelt geleidelijk af en
maakte plaats voor de 'dubbele loyaliteit': aan de Spaanse natie, maar ook aan de Autonomía.
Deze tendens hangt samen met de ontwikkeling van denkbeelden over de verhoudingen
binnen Europa: het Europa van de autonome regio's. Het is een idee dat sinds Spanje in 1986
lid werd van de Europese Unie steeds meer terrein won onder de Catalaanse nationalisten. Ook
groeide de wens de eigen identiteit te versterken door invoering van tweetaligheid in Catalonië.
Direct na de totstandkoming van de Automía kreeg dit streven gestalte met het aannemen van
de Ley de Normalización Lingüística in 1983. Deze wet erkende het Catalaans en het Spaans
als officiële talen, maar als voertaal maakte het Spaans binnen het onderwijs plaats voor het
Catalaans. Iedere scholier was verplicht zich beide talen eigen te maken. Ook radio en TV
gebruikten voortaan het Catalaans als voertaal. Vanaf 1994 werden de Spaanse nationale
politie en de Guardia Civil in Catalonië langzaamaan vervangen door de al vanuit de achttiende
eeuw daterende Catalaanse milities, de Mossos d’Esquadra, sinds 2008 een professionale
politiemacht, die onder verantwoordelijkheid staat van de Generalitat en verplicht is het
Catalaans te gebruiken in contact met het publiek. In 1998 zag de in de inleiding reeds
genoemde Ley de política lingüística het licht die het gebruik van het Catalaans voor publieke
instellingen verplicht stelde en het gebruik van deze taal in het onderwijs herbevestigde.
Natuurlijk leidde dit tot heftige protesten, want Catalonië telt nog altijd meer inwoners die het
Spaans als moedertaal hebben dan het Catalaans. Deze protesten richtten zich ook op de
bevoorrechting van een organisatie als Òmnium Cultural, een gezelschap dat al vijftig jaar
strijdt voor de verspreiding van het Catalaans en die in 2003 een subsidie van zes ton kreeg
uit de algemene middelen voor de aankoop van een kantoor in het centrum van Barcelona. In
de jaren erna bedroegen de subsidies aan Òmnium vele miljoenen. Wat ook wrevel wekte
waren de boetes die sommige instanties kregen opgelegd vanwege het niet voldoen aan de
taalwetten. In 2004 kreeg Correos, het postbedrijf, een boete van € 30.000 wegens het laten
verschijnen van documenten in het Spaans en werd het gedwongen zijn naam te veranderen
van het Spaanse Correos in het Catalaanse Correus. Ook andere bedrijven werden beboet voor
bijvoorbeeld de etiquettering van producten in de Spaanse taal.
In 2005 nam de Catalaanse volksvertegenwoordiging een vergaand voorstel aan ter
hervorming van het statuut van 1979. Belangrijkste elementen van dit voorstel waren de
erkenning van Catalonië als natie, de bepaling dat het Catalaans een voorkeurspositie kreeg
met name als taal van het onderwijs en enkele financiële kwesties. De Spaanse Cortes nam
het voorstel in behandeling en na lang touwtrekken werden de meeste partijen het eens over
een afgezwakte formulering waarin slechts in de preambule gewag werd gemaakt van
Catalonië als natie. De ERC vond het niet ver genoeg gaan – zij bleef staan op de erkenning
van Catalonië als zelfstandige natie – en voor de PP ging het compromis veel te ver. Het werd
op 18 juni 2006 door het Catalaanse volk bij referendum aanvaard. Anderhalve maand later
legde de Partido Popular een bezwaarschrift neer bij het Constitutionele Tribunaal waarin zij
onderdelen van het statuut aanmerkte als ongrondwettig. Daarbij draaide het vooral om de
term 'natie' en het verlenen van unieke privileges aan Catalonië. Bovendien had de PP bezwaar
tegen de exclusieve positie van het Catalaans als taal van het onderwijs. In totaal richtten de
bezwaren zich op 128 van de 223 artikelen van het statuut. Direct na de indiening van het
bezwaarschrift brak er een enorme strijd los over de representativiteit van het Tribunaal die de
behandeling vier jaar ophield. Uiteindelijk werden veertien artikelen uit het statuut door het
Tribunaal aangemerkt als geheel of gedeeltelijk ongrondwettig, waaronder het artikel dat het
Catalaans het primaat gaf boven het Spaans. Eveneens werd de passage in de preambule
afgewezen die sprak over Catalonië als natie.
11
De nationalisten reageerden direct met een grote demonstratie onder het motto: 'Som una
nació. Nosaltres decidim' (Wij zijn een natie. Wij beslissen'). Vanaf dat moment nam het
separatisme sterk toe in kracht en bijna de helft van de Catalanen is op dit moment voor
afscheiding van de regio en de vorming van een zelfstandige staat binnen de EU (voor een
overzicht van de standpunten der Catalaanse politieke partijen zie de bijlage). Dat is dan ook
de vraag die de huidige president van Catalonië, Artur Mas, in een referendum wil voorleggen
aan de Catalaanse bevolking. Een idee waartegen de Spaanse regering van de PP onder
premier Rajoy zich verzet met als formele reden dat artikel 92 van de grondwet niet toestaat
dat een Autonomía zelf een referendum uitschrijft. Dit recht is voorbehouden aan de koning op
voordracht van de premier. Net als in Engeland gebeurd is 1) zou de Spaanse regering een
referendum kunnen toestaan, maar daar is in het parlement nauwelijks steun voor te vinden.
Zowel de PP (186 van de 350 zetels) als de PSOE (110 zetels) zijn ertegen. Los van deze
ideologische meningsverschillen is het de vraag of de Catalaanse economie beter af zal zijn
wanneer de regio op eigen benen komt te staan. Met een inwoneraantal van 7,5 miljoen en
een Bruto Regionaal Product van 193 miljard euro - vergelijkbaar met Denemarken of Finland
– lijkt de creatie van Catalonië als nieuwe
Europese staat zeer wel mogelijk, maar
heeft als direct nadeel dat bij afscheiding
Catalonië vrijwel zeker uit de EU valt en
daarmee uit de eurozone. Of het ooit als
volwaardig lid van de EU zou kunnen
worden opgenomen is op zijn minst een
proces van lange adem. Met andere
woorden: afscheiding kan wel eens meer
nadelen dan voordelen opleveren.
Evaluatie
In hun streven naar onafhankelijkheid
refereren Catalaanse separatisten aan hun
historie, hun eigen taal en cultuur en
beweren zij dat Catalonië niet echt tot
volledige ontplooiing kan komen zolang het
deel uitmaakt van Spanje. Zij zijn ervan
overtuigd dat Catalonië nog steeds zucht
onder het juk dat hen ooit is opgelegd door
Felipe V toen deze met de introductie rond
Geografische verspreiding van het Catalaans
1710 van voor het gehele rijk geldende
wetgeving – de Nueva Planta – de Catalanen niet alleen zou hebben beroofd van hun oude
rechten en zelfstandigheid, maar ook hun taal ondergeschikt maakte aan het Spaans. Daar valt
wel het een en ander op af te dingen, want het Catalonië van toen was geen zelfstandige staat
en had in economisch opzicht alleen maar voordeel van de Nueva Planta. En weliswaar verving
het Spaans het Catalaans als officiële landstaal, maar werd de Catalanen verder geen
strobreed in de weg gelegd om zich te uiten in hun eigen taal. Wat de nationalisten van
vandaag kennelijk niet begrijpen is dat deze vervanging een formalisering was van een reeds
bestaande situatie, waarin door de toename van de internationale handel het Spaans was
uitgegroeid tot het communicatiemiddel bij uitstek. Op internationaal niveau speelde het
Catalaans geen rol van betekenis en dat geldt tot op de dag van vandaag.
Het Catalaanse streven naar zelfstandigheid heeft, behoudens enkele uitzonderingen, vrijwel
altijd een vreedzaam karakter gehad en is ook tot voor kort zelden expliciet gericht geweest op
het stichten van een eigen staat. Nu ligt die wens echter uitdrukkelijk op tafel en het is
duidelijk hoe dat komt. Het nationalisme heeft overal in Europa de wind mee, een nationalisme
dat het belang van een door cultuur of taal verbonden groep boven het algemeen belang stelt
van de staat waarvan zij deel uitmaakt.
1
Het referendum in Schotland over onafhankelijkheid op 14 september 2014 eindigde in een uitslag
van 55% tegen en 54% voor. Schotland blijft onderdeel van de UK.
12
De grondwet van 1978 deed recht aan alle politieke partijen die destijds bij het proces van de
transitie betrokken waren. In deze partijen waren burgers verenigd die elkaar tijdens de
Burgeroorlog naar het leven stonden en unaniem de verschrikkingen van deze oorlog en de
franquistische dictatuur achter zich wilden laten. Het is dus een grondwet van veel
compromissen, maar zij werd uiteindelijk door vrijwel alle partijen gesteund in het parlement
en met grote meerderheid bij referendum door de Spaanse bevolking aanvaard. Essentieel
onderdeel daarin is artikel 2 waarin staat dat het fundament van de grondwet een onverdeeld
Spanje is, een principe waar een partij als de CiU destijds onverkort mee instemde. Natuurlijk
kan zij, eenmaal tot andere inzichten gekomen, dit proberen te veranderen - een grondwet
heeft nu eenmaal geen eeuwigheidswaarde - maar gegeven de politieke verhoudingen in
Spanje lijkt dat alleen mogelijk wanneer de Catalanen hun streven naar afscheiding opgeven
en de regering meer doet dan alleen maar de bestaande grondwet toepassen. Alleen dan ligt
een akkoord over nieuwe verhoudingen tussen de Autonomías en de Spaanse staat binnen
handbereik.
Literatuur:
• Capel Martinez, R.M. / Cepeda Gómez, J., El Siglo de las Luces, Ed. Sintesis, Madrid 2006
• Granja, J.L. e.a., La España de los Nacionalismos y las Autonomías, Ed. Sintesis, Madrid 2003
• Lodares, J.R., El Paraíso Políglota, Taurus, Madrid, 2000
• Rubio Calatayud, A., Historia de la Corona de Aragón, Delsan ediciones, Zaragoza 2008
Willem Peeters, 22 september 2014
Afbeelding titelblad: La Sagrada Família te Barcelona. Foto: Casa Cultural
13
^ Bijlage: politieke standpunten in het parlement van Catalonië
Het parlement van Catalonië telt 135 zetels, waarvan de grootste partij, de CiU, er 50 bezet. In
het nationale congres van afgevaardigden neemt deze partij een bescheiden plaats in: 16
zetels van de 350. De CiU, voluit Convergència i Unió, werd in 1978 opgericht en is een coalitie
van de CDC (Convergència Democràtica de Catalunya met 37 zetels) en de uit 1931 daterende
UDC (Unió Democràtica de Catalunya met 13 zetels). De CiU speelt vanaf het ontstaan van de
Autonomía een hoofdrol in de Catalaanse politiek. Bekendste politicus van de CiU is Jordi Pujol,
oprichter van de partij en president van Catalonië van 1980 tot 2003. Huidige partijleider is
Artur Mas. De CiU is een rechtse, christendemocratische partij en voorvechter van afscheiding
van Catalonië, zij het dat een aantal vertegenwoordigers van de UDC een minder vergaand
standpunt innemen en Spanje willen omzetten in een federatie van Autonomías.
De tweede partij (21 zetels) in Catalonië is het electorale blok ERC-Cat Sí bestaande uit de ERC
(Esquerra Republicana de Catalunya en het burgerplatform Catalunya Sí). Deze partij is
voorstander van afscheiding en tevens aanhanger van het pancatalanisme, dat wil zeggen, de
vorming van een zelfstandige staat waarin alle Catalaanssprekenden – dus ook die in Frankrijk
wonen en in de Autonomía van Valencia – zijn opgenomen.
Derde partij met 20 zetels is de PSC (Partit dels Socialistes de Catalunya), een socialistische
partij die een federatie vormt met de landelijke PSOE. De PSC pleit voor de vorming van een
federaal Spanje, waarin Catalonië eventueel meer bevoegdheden krijgt dan andere autonomías
(het asymmetrisch federalisme), maar verzet zich tegen afscheiding van Catalonië. Zij is
verdediger van het zelfbeschikkingsrecht van Catalanen, maar wil dat alleen gerealiseerd zien
middels een legaal tot stand gekomen referendum. Vandaar dat de PSC besloot zich te
onthouden van stemmingen over het eenzijdig door Catalonië afgekondigde referendum.
De PPC (Partit Popular Català 19 zetels) is de vierde partij in het Catalaanse parlement en
gelieerd aan de landelijke Partido Popular. Haar standpunt over de Catalaanse kwestie komt
deels overeen met dat van de landelijke zusterpartij: erkenning van het recht op
zelfbeschikking, maar tegen afscheiding en verdediger van de Spaanse constitutie. Zij
waarschuwt voor de sociaaleconomische gevolgen van afscheiding.
Dan zijn er nog enkele kleinere partijen. Met 13 zetels is de electorale coalitiepartij ICV-EuiA
de vijfde partij. Deze coalitie bestaat uit de ICV (Iniciativa per Catalunya Verds, 10 zetels) en
de EuiA (Esquerra Unida i Alternativa, 3 zetels), een mengeling van linksdenkenden en leden
van de milieubeweging. Deze partij staat voor federalisme, een goed milieubeleid en socialisme
en is een voorstander van het houden van het referendum. C's ofwel Ciutadans-Partit de la
Ciutadania bezet 9 zetels en is een seculiere partij die naast tweetaligheid de Spaanse
grondwet verdedigt. Zij is tegen elke vorm van nationalisme en wijst het recht op
zelfbeschikking af. Tenslotte is er de CUP (Candidatura d'Unitat Popular, 3 zetels), antikapitalistisch en pancatalanistisch. Met haar streven naar een socialistisch Catalonië waarin
alle Catalaanssprekenden zijn verenigd en dat buiten de EU zou moeten staan, is deze partij de
meest extreme onafhankelijkheidspartij.
14
Download