De Catalaanse kwestie Taalwetten als wapen in de strijd voor onafhankelijkheid Wordt Catalonië een zelfstandige staat binnen Europa? Dat is de vurige wens van Catalaanse separatisten die het recht van zelfbeschikking claimen. Catalonië zou zich na driehonderd jaar dienen te ontworstelen aan het Castiliaanse juk dat Felipe V hen oplegde. Inleiding In 1939 legde het franquistische regime Catalaanse publieke instellingen hoge boetes op wegens het publiceren van informatie in het Catalaans. Zestig jaar later en na twintig jaar democratie werd het diezelfde instellingen verboden iets in het Spaans te publiceren. Want met de vaststelling in 1998 van de Ley de política lingüística (ook wel de ley del catalán genoemd) door het Catalaanse parlement, is het gebruik van het Catalaans door publieke instellingen voorschrift. Iets vergelijkbaars vond in Nederland plaats toen in 2013 de wet op het gebruik van de Friese taal werd geïntroduceerd. In deze taalwet wordt een minder verplichtende toon aangeslagen dan in de Catalaanse, maar voor het onderwijs in Friesland zijn richtlijnen ontwikkeld die er niet om liegen. Het Fries is een verplicht vak op school en steeds meer scholen gaan ertoe over om een deel van de lessen in het Fries te geven. Dit alles om het gebruik van de Friese taal te bevorderen en zo van de ondergang te redden. In Catalonië ligt dat anders: daar maakt de taalstrijd deel uit van het politieke gevecht om het bereiken van volledige autonomie voor de comunidad Cataluña binnen een federalistische Spaanse staat of, zoals anno 2014 aan de orde is, om de vestiging van Catalonië als zelfstandige staat binnen Europa. Catalaanse nationalisten claimen die zelfstandigheid op grond van een eigen culturele identiteit (waaronder hun taal) en historische rechten. Bovendien stoort het de Catalanen dat zij als belangrijke economische motor van het land onevenredig veel moeten bijdragen aan de Spaanse schatkist. Dit artikel schetst de historie van het nationalisme in Catalonië en geeft een evaluatie van de huidige situatie. Historie van het nationalisme in Catalonië Catalonië in de Middeleeuwen Het was aan het begin van de twintigste eeuw dat Catalonië voor het eerst in de geschiedenis erkend werd als een bestuurlijk samenwerkingsverband (de zogeheten mancomunidad) binnen de Spaanse natie. Daarvoor was het niet meer dan de naamsaanduiding van een geografische eenheid waar Catalaans de voertaal was. Catalonië is nimmer een koninkrijk geweest zoals Schotland dat ooit was, noch een hertogdom of graafschap. Het ontstond als een agglutinatie van tal van kleine graafschappen die aan het begin van de achtste eeuw afhankelijk waren van de Franken en na de opmars van de Moren onderdeel uitmaakten van de door Karel de Grote geformeerde Spaanse Mark. In het jaar 801 veroverden de Franken de stad Barcelona die de kern vormde van het gelijknamige graafschap. Vanaf dat moment begon dit graafschap zich te ontwikkelen. 2 Gedurende de tweede helft van de negende eeuw onttrokken diverse Catalaanse graafschappen zich steeds verder aan de greep van de Franken en verenigden zich met Barcelona dat een spilfunctie vervulde in de regio. In 914 maakte Barcelona zich los van de Franken toen graaf Wilfredo I, de laatste graaf die benoemd was door een Frankische monarch, bij zijn dood zijn zoon Suñer benoemde tot zijn opvolger. Meer naar het westen ontstond vanaf het begin van de negende eeuw het koninkrijk Pamplona dat zich rond het jaar 1000 uitstrekte over een groot deel van Noord-Spanje en dat geregeerd werd door koning Sancho de Grote. In het westen grensde dit rijk aan dat van León en in het oosten aan Catalonië. Bij het overlijden van Sancho viel het uiteen en ontstond het afzonderlijke koninkrijk Aragón. Halverwege de twaalfde eeuw huwde de nog zeer jonge koningin Petronila van Aragón met Ramón Berenguer I, graaf van Barcelona die gedurende tien jaar Aragón bestuurde. Na diens dood in 1162 erfde zijn zoon Alfonso zowel de troon van Aragón als het graafschap Barcelona en vanaf dat moment maakte Catalonië dus deel uit van de Aragonese kroon. In de veertiende eeuw werd een Catalaans parlement, de Cortes Catalanas in het leven geroepen en Catalonië ook wel aangemerkt als prinsdom: Principado de Cataluña, een traditionele, maar oneigenlijke titel die nog altijd in zwang is. Er is slechts één prinsdom in Spanje, dat van Asturië. Catalaans isolationisme en de nieuwe orde van Felipe V De vorsten uit het Habsburgse huis die vanaf 1516 Spanje regeerden, traden steeds aan als koning van Castilië, maar werden pas erkend als soeverein van geheel Spanje door in de andere onderdelen van het rijk trouw te zweren aan hun fueros (de oude rechten). Zelfs Felipe II, de machtigste vorst die Spanje ooit gekend heeft, durfde het niet aan om rijksonderdelen als Aragón, Valencia of Catalonië hun rechten te ontnemen. In de zestiende eeuw namen de oorlogsuitgaven van het Spaanse rijk schrikbarend toe. De inkomsten uit de Amerikaanse koloniën stegen weliswaar gestaag, maar de belangrijkste bron waaruit de Habsburgers hun middelen putten waren de belastingen die zij de Castilianen oplegden. De andere onderdelen van het rijk – waaronder Catalonië - beriepen zich op hun oude rechten en droegen weinig tot niets bij aan de centrale schatkist. Aan het begin van de zeventiende eeuw ondernam koning Felipe III een poging de belastinginning eerlijker te spreiden, maar Catalonië weigerde stelselmatig daaraan gehoor te geven. Steeds werd door de Catalanen erop gewezen dat alleen Castilië van de opbrengsten uit de koloniën profiteerde en zij dus niet verplicht konden worden de Spaanse imperiale verplichtingen financieel te ondersteunen. Hierin hadden zij het gelijk niet aan hun kant want ook Catalonië had profijt van het bestaan van het Spaanse wereldrijk. De Catalanen, die al veel langer een isolationistische koers voeren en in zekere zin buiten de werkelijkheid leefden, bewezen het Spaanse wereldrijk en zichzelf daarmee een slechte dienst. Indertijd strekte Catalonië zich in het noorden uit tot over de Pyreneeën: de provincie Rosellón, waar in 1639 de Fransen succesvol aanvielen. Tot verbijstering van koning Felipe IV en diens vertrouweling (valido), Olivares, deden de Catalanen niets om dit te voorkomen, waarop Olivares bevel gaf tot een tegenaanval, een operatie die in 1640 slaagde ten koste van enorme verliezen onder de Catalaanse soldaten. Daarop kwamen de arme boeren in opstand. Het was een protest tegen de aanwezigheid van koninklijke troepen in hun provincie, maar vooral ook tegen de lokale bestuurders die gedurende vele jaren van geen enkel verantwoordelijkheidsbesef jegens de bevolking blijk hadden gegeven. De boeren drongen Barcelona binnen waar de zogeheten segadores ofwel dagloners zich bij hen aansloten. Naar hen is deze opstand vernoemd: Guerra de los Segadores, die uitmondde in een burgeroorlog tussen de arme agrarische bevolking en de provinciale oligarchen. Een ware revolutie brak uit en hun leiders, niet bij machte om op eigen kracht de felbegeerde zelfstandigheid van Catalonië te bewerkstelligen, wendden zich tot de Franse koning om hen te beschermen tegen mogelijke acties vanuit Madrid. Door zich onder Franse protectie te plaatsen werd Catalonië voor Louis XIII een uitvalsbasis voor offensieven op Spaans grondgebied. De Franse koning benoemde een onderkoning en net zoals Olivares had geprobeerd, dwong deze de Catalanen bijdragen te leveren aan wat in feite een bezettingsleger was. De lokale bevolking was daarmee misschien wel slechter af onder de nieuwe beschermheren dan daarvoor onder het Madrileense gezag. 3 In 1700 overleed koning Carlos II, waarmee de Spaanse tak van de Habsburgers uitstierf. Carlos II liet zijn rijk na aan Felipe de Borbón, hertog van Anjou (kleinzoon van de Franse koning Louis XIV, de Zonnekoning) die onder de naam Felipe V werd ingezworen als de nieuwe Spaanse monarch. De Oostenrijkse tak van Habsburgers accepteerde dat niet en schoven een andere kandidaat voor de Spaanse troon naar voren: aartshertog Carlos van Oostenrijk als Carlos III. De Spaanse Successie-oorlog brak uit, die in 1709 in het voordeel van Felipe V werd beslecht. Felipe V was door zijn grootvader opgevoed in een centralistisch geregeerd Frankrijk dat de eenwording allang achter de rug had. Net als de Habsburgers ontkwam Felipe V niet aan de Spaanse traditie van het zweren op de fueros van de gebieden buiten Castilië. Pas in 1709, toen hij tijdens de Spaanse Successie-oorlog Aragón heroverde dat zich achter de Oostenrijkse troonpretendent aartshertog Carlos had geschaard, zag hij zijn kans schoon en ontnam de Aragonezen en daarmee ook de Catalanen hun eeuwenoude rechten. Felipe verving de fueros door de Nueva Planta (nieuwe orde). Vanaf 1716 heerste er in geheel Spanje een min of meer gelijke fiscale wetgeving en verdwenen de nog altijd bestaande douanemuren tussen Castilië en Aragón wat voor iedereen belangrijk economisch voordeel opleverde. Door Aragonezen zijn de maatregelen die Felipe V nam wel omschreven in vijf termen: centralisatie, castilianisatie, antiNueva Planta van Aragón, straf en wraak. Begrijpelijk, maar slechts ten dele waar. Catalonië Weliswaar nam Felipe V centralistische maatregelen waarbij de Castiliaanse wetgeving die van de andere landsdelen verving, maar zij waren niet bedoeld als wraakoefening. Felipe V had het belang van alle Spanjaarden voor ogen en maakte van de gelegenheid gebruik van zijn recht als soeverein om onwilligen te corrigeren. Dat kan als een strafmaatregel worden beschouwd, maar dan een straf die heilzaam uitpakte voor Spanje als geheel. Het zijn deze gebeurtenissen die de nationalisten van nu beschouwen als een historische inbreuk op de Catalaanse rechten. Het catalanisme in de negentiende eeuw Aan het begin van de negentiende eeuw vormde Spanje een eenheid, zij het dat onder de oppervlakte nog altijd centrifugale krachten aanwezig waren. Het opkomende Spaanse nationalisme werd versterkt toen Napoleon Bonaparte in 1808 zijn broer Jozef op de Spaanse troon zette en de Onafhankelijkheidsoorlog uitbrak. In deze oorlog streden Spanjaarden zij aan zij tegen de gemeenschappelijke vijand, de Fransen en werden de contouren van de Spaanse natie vastgelegd in de grondwet van Cádiz die tot stand kwam in 1812. Later verbrokkelde de tijdens de Onafhankelijkheidsoorlog bestaande saamhorigheid en bloeide de belangstelling voor de Catalaanse cultuur en taal op: de Renaixença, een beweging die paste in die van de Duitse Romantiek en die de liefde voor eigen taal en cultuur koppelde aan patriottische gevoelens. Zij nam afstand van de gewoonte om de Catalaanse literatuur, poëzie en toneel alleen in het Castiliaans te publiceren. Diverse auteurs wezen op het specifieke karakter van de Spaanse natie, een verzameling van verschillende rijken op basis van ras, taal en historie en Catalanen onderscheidden zich volgens hen van de andere Spanjaarden, hoewel men ze wel als broeders beschouwde. Gedreven door deze anti-centralistische beweging werd in 1860 door een aantal Catalaanse leden van de nationale Cortes een voorstel ingediend voor een project van decentralisatie. Het werd afgewezen, maar de stemverhouding (88/44) wees erop dat zij niet alleen stonden. Nadat in 1868 een opstand (La Gloriosa) een einde had gemaakt aan de heerschappij van Isabel II, werd in 1873 de Eerste Spaanse Republiek uitgeroepen. De republikeinen opteerden voor invoering van een staatsbestel ontwikkeld door de intellectueel Francisco Pi y Margall. Het bevatte drie wezenlijke elementen: het inwisselen van de monarchie voor een republiek, het inruilen van een confessionele staat voor een neutrale en de keuze voor een staat met een decentraal karakter. 4 Pièce de résistance hiervan was ongetwijfeld de vraag hoe de republiek gedefinieerd zou worden: als een federale staat of als eenheidsstaat. Hier botsten de opvattingen van rechtlijnig denkende politici uit de federalistische gelederen die de staat van onderop wilden opbouwen met die van politici die een eenheidsstaat voor ogen stond, waarbij elk bestuursniveau verantwoordelijkheden kende die begrensd waren door het hogere niveau. Absoluut federalisme versus gedecentraliseerd bestuur. Toen in het voorjaar van 1873 vanuit Barcelona de proclamatie van een zelfstandige Catalaanse staat werd aangekondigd, dreigde een scheuring in de gelederen, maar Pi y Margall wist de Catalanen van hun voornemen af te brengen. Francisco Pi y Margall 1824-1901 In hun streven naar zelfstandigheid stonden de Catalanen zeker niet alleen. In het zuiden van het land deden zich lokale revoluties voor, de zogeheten kantonnale opstanden. Nadat Cartagena zich als zelfstandig kanton had uitgeroepen, volgden nog zeventien andere regio's. Hiertegenover stelde de regering een beleid van harde repressie en het was snel afgelopen met de meeste kantons. Cartagena, dat door bombardementen vrijwel met de grond gelijk werd gemaakt, gaf zich pas begin 1874 over. Niet lang daarna kwam de Eerste Republiek aan zijn einde en brak de periode aan van het herstel van monarchie: La Restauracion borbónica. De Restauración beperkte de constitutionele rechten van de bevolking en dwong het ontluikende catalanisme ofwel het Catalaanse nationalisme tot behoedzaamheid. Haar voornaamste spreekbuis, het tijdschrift La Renaixença, limiteerde de politiek getinte artikelen tot een minimum en concentreerde zich op bijdragen van culturele aard zonder overigens af te stappen van het gebruik van het Catalaans. In 1879 verscheen het geheel in het Catalaans gestelde dagblad Diari Català, gefinancierd door Valantín Almirall, een Madrileens rechtsgeleerde. Hij riep het eerste Catalaanse congres bijeen en creëerde het Centro Català, een platform dat de Catalaanse belangen behartigde en wensen formuleerde als de erkenning van het Catalaans als officiële taal, handhaving van het burgerlijk recht van Catalonië, instelling van een Catalaans Hooggerechtshof en de bevordering van economische protectie. Vier jaar later publiceerde Almirall zijn Valentín Almirall baanbrekende werk Lo Catalanisme waarmee hij het opkomend 1841-1904 catalanisme van een politiek fundament voorzag. In zijn boek betoogde hij dat de centrale regeringen gefaald hadden om Spanje tot een eenheid te smeden. Hij weet dit aan de in zijn ogen schaamteloze pogingen van de Castilianen om anderen hun cultuur en taal op te dringen. Volgens Almirall bestond Spanje uit twee gemeenschappen: de Catalaanse, gekenmerkt door egalitarisme, een analytische instelling en democratische grondhouding en de Castiliaanse die niet alleen idealistisch, abstract en generaliserend was, maar vooral ook dominant. Hij zag als enige oplossing voor Spanje om uit te groeien tot een moderne en democratische staat, wanneer de centrale macht zou verschuiven van het verstarde Castilië naar het dynamische Catalonië waarmee een confederatie of duale staat kon ontstaan naar het model van de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie. Almirall presenteerde het catalanisme als een seculiere beweging en dat schoot conservatieve rooms-katholieken in het verkeerde keelgat. Zij repliceerden dat het catalanisme geen progressieve beweging was, maar verbonden aan een middeleeuws samenlevingsmodel dat stoelde op de gedachte dat 'Catalonië het Catalonië is zoals God het heeft geschapen en op niets anders dan dat'. 5 De oppositie tegen Almirall leidde in 1887 tot de afsplitsing van een aantal conservatieven die de Lliga de Catalunya oprichtten waar zich een aantal veelbelovende personen als Enric Prat de la Riba en Francesc Cambó bij aansloten. Hiermee namen de conservatieven het voortouw in het propageren van het catalanisme. De Lliga nam in 1891 het initiatief tot het formeren van de Unió Catalanista, die een breed scala van Catalaanse organisaties – waaronder vakbonden – verenigde en zich verzette tegen Spaanse wetgeving die in hun ogen niet strookte met het Catalaanse recht. In 1891 congresseerde de Unió Catalanista in Manresa en formuleerde daar de contouren van een Catalaanse grondwet. Daarnaast verwierf de Unió bekendheid door de uitgifte in 1899 van een serie postzegels met een oplage van meer dan twee miljoen. Het verlies van de laatste koloniën na de Spaans-Amerikaanse oorlog van 1898 had een enorme impact en overal in Spanje doken regionalistische bewegingen op. In 1901 zag de Lliga Regionalista het licht die de critici van het centralistische bewind verenigde in een moderne, efficiënt georganiseerde politieke partij met een doortimmerd programma en professionele schrijvende pers. Cambó werd partijleider terwijl Prat de Riba zich ontpopte tot een begaafd theoreticus die in 1906 het boek La Nacionalitat Catalana publiceerde, dat beschouwd werd als de bijbel van het catalanisme. Prat achtte het noodzakelijk dat Catalonië beschikte over een eigen regering, maar was geen principieel verdediger van volledige verzelfstandiging buiten de Spaanse staat. Enric Prat de la Riba 1870-1917 Het catalanisme in de twintigste eeuw Eind november 1905 vond in Barcelona een ernstig incident plaats. Een groep militairen attaqueerde redactielokalen van tijdschriften die een aantal satirische tekeningen hadden gepubliceerd waarmee zij het leger te kijk zetten. Onder dreiging van een militaire Francesc Cambó staatsgreep werd een wet aangenomen die de burgerlijke vrijheden 1876-1946 inperkte en belediging van het vaderland en leger onder militaire jurisdictie stelde. De Catalanen vatten de wet op als een inbreuk op hun autonomie en richtten Solidaridad Catalana op, een regionaal front bestaande uit de Lliga Regionalista, carlisten en republikeinen. In 1907 veroverde Solidaridad Catalana veertig van de 399 zetels in de Spaanse Cortes, aanleiding voor de regering om een wet in te dienen die onder meer de mogelijkheid bood aan gemeenten om zich te verenigen in regionale bestuurseenheden, de mancomunidades. In 1912 was het eindelijk zover en vond behandeling plaats, maar deze wet kwam niet door de senaat. Daar hield het opkomende talent Niceto Álcala Zamora (die in 1931 zou worden gekozen tot president van de Tweede Republiek) een overtuigend pleidooi voor instelling van een eenvoudige bestuursstructuur waarin naast een centrale overheid slechts ruimte was voor autonomie op gemeentelijk niveau. Toch kregen de Catalanen hun zin, want in 1914 werd bij koninklijk decreet de mancomunidad van Catalonië ingesteld waarmee deze regio voor het eerst formele status kreeg. Enric Prat de la Riba werd de eerste president ervan. Dit bestuursorgaan was op drie niveaus georganiseerd. Aan de top stond een gekozen president. Daaronder een dagelijks bestuur bestaande uit de president en voor elke provincie twee leden. Het derde niveau was de algemene vergadering van alle provinciale afgevaardigden (36 voor Barcelona en 20 voor elk der andere). In dit bestuur waren meerdere partijen vertegenwoordigd, maar de Lliga Regionalista voerde de boventoon. Prat was president tot 1917 en werd opgevolgd door zijn partijgenoot Puig y Cadafalch die presideerde tot 1923. 6 Van de hand van Prat de Riba verscheen in 1916 een gezichtsbepalende publicatie: Per Catalunya i per l'Espagya Gran, waarin hij de Catalaanse kwestie opnieuw onder de aandacht bracht en aanvoerde dat in de Spaanse wetgeving niets was terug te vinden dat de eigenheid van het Catalaanse volk weerspiegelde. Nadrukkelijk stelde hij dat juist de erkenning van deze eigenheid binnen een federalistisch staatsbestel het land zou verrijken en sterker maken. Deze publicatie zag het licht vlak voordat in 1917 een crisis losbarstte ten gevolge van een conflict tussen militairen en de regering die het leger wenste te reorganiseren. Dit conflict liep hoog op en het scheelde niet veel of er was een militaire staatsgreep gepleegd. Toen de regering de nationale Cortes sloot en censuur instelde, riep de Lliga Regionalista alle Catalaanse afgevaardigden op tot een bijzondere zitting: de Asamblea de Parlamentarios de Barcelona. In een manifest stelden De mancomunidad van Catalonië in 1914 de Catalanen dat Spanje door onwaarachtige politici werd geregeerd die niet in staat bleken de militairen onder de duim te houden. Het enige middel om uit de crisis te komen was voor de assemblee een herziening van de grondwet, gebaseerd op federalistische principes. Deze pogingen tot hervorming vanuit politieke hoek werden ingehaald door de algemene opstand van 13 augustus 1917. Deze mislukte, maar had wel tot gevolg dat Cambó een ministerspost kreeg aangeboden in een nieuwe regering van nationale eenheid waarin alle belangrijke politieke leiders waren opgenomen. Dit kabinet slaagde er niet in om de rust in het land te herstellen en kwam ten einde toen Cambó een crisis forceerde door in Catalonië de geesten rijp te maken voor het houden van een volksstemming over de autonomie van de provincie. Bijna 100% van de Catalaanse gemeenten verklaarde zich voor een autonome status van het gebied en de voorzitter van de Catalaanse mancomunidad legde vervolgens een petitie neer bij de premier. Deze werd door de Cortes afgewezen; Cambó en zijn partij hielden het voor gezien. In 1921 werd het Spaanse leger vernietigend verslagen door Marokkaanse opstandelingen: de ramp van Annual, wat het land in paniek bracht. In Catalonië ging het volk de straat op om opheldering van zaken te vragen. De gemoederen liepen daarbij zo hoog op dat de regering opdracht gaf aan generaal Miguel Primo de Rivera om orde op zaken te stellen. Zijn ervaringen daar en de toenemende onrust in het land ten gevolge van de ramp van Annual bracht hem ertoe op 13 september 1923 een staatsgreep te plegen die overigens de volledige steun had van de koning. Steun kreeg hij ook van de machtige Catalaanse industriëlen. De persvrijheid werd aan banden gelegd, het gebruik van andere talen dan het Castiliaans verboden evenals het vertonen van regionale symbolen als de Catalaanse of Baskische vlag. In 1925 ontbond de dictator de Catalaanse mancomunidad. Zijn pogingen om de volksgeest uit te roeien werkten averechts en de Catalanen vonden wegen om volop hun kranten, tijdschriften en boeken in hun eigen taal te publiceren. Het optreden van de dictator had nog een ander effect. Voor het eerst in de geschiedenis van het catalanisme werd overwogen om gewapenderhand autonomie af te dwingen. Er werden milities geformeerd, maar een poging van de radicale Francesc Macià om een invasie te lanceren in Catalonië vanaf de Pyreneeën kwam niet uit de verf. Het bezorgde de catalanisten wel veel aandacht in de internationale pers en gaf hun gelegenheid om in het buitenland hun zaak te bepleiten. 7 Direct na het uitroepen van de Tweede Republiek op 14 april 1931 riep Marcià de Republiek van Catalonië uit, waarmee hij voorbijging aan het feit dat op nationaal niveau de discussie over de inrichting van de republiek nog moest beginnen. De voorlopige regering reageerde voorzichtig op de vergaande stap van Macià en sloot met de Catalanen een verdrag waarin de term Republiek vervangen werd door die van Generalitat en afgesproken dat zij een ontwerpstatuut zouden maken dat kon worden voorgelegd aan de grondwetgevende vergadering van de nieuwe Cortes. Dit ontwerpstatuut (het statuut van Núria), dat in Catalonië per referendum werd aangenomen, bereikte de Cortes nog voordat de discussie over de ontwerpgrondwet had plaatsgevonden en die ging nu eenmaal voor. De Cortes had ruwweg drie opties voor de vorm van het staatsbestel: een gecentraliseerde staat, een federale, of iets Francesc Macià intermediairs dat ruimte zou laten aan het Catalaanse en Baskische 1859-1933 nationalisme. Het Spaanse parlement koos voor de derde optie en in de nieuwe grondwet werd de formulering opgenomen dat Spanje een integrale staat was verenigbaar met de autonomie van gemeenten en regio's. Deze grondwet bepaalde tevens dat het Castiliaans de officiële taal is van Spanje – een taal die iedereen moet kunnen spreken – maar dat men vrij is in het gebruik van andere (regionale) talen. Dat was niet in overeenstemming met het ontwerpstatuut van Núria dat uitging van een federale staat en van het Catalaans als enige officiële taal van Catalonië. Na veel discussie werd een geamendeerd statuut in september 1932 aangenomen. Catalonië werd als autonome regio beschouwd en het Catalaans als tweede officiële taal erkend. President Alcalá Zamora, de man die in 1912 zich zo verzet had tegen de mancomunidad, bekrachtigde dit statuut met tegenzin. De verkiezingen voor het Catalaanse parlement in 1932 bracht een monsterzege voor de Esquerra Republicana de Catalunya (ERC), een fusie van de Estat Català, de partij van Francesc Macià en de Partit Republicà Català die onder leiding stond van Lluís Companys. De Lliga Regionalista volgde op grote achterstand. Macià trad aan als eerste president van de Generalitat en werd na zijn overlijden in 1933 opgevolgd door Companys. In 1934 organiseerden de socialisten een landelijke revolutionaire staking wat Companys ertoe bracht de 'Catalaanse Staat van de Federale Spaanse Republiek' uit te roepen. Het was geen poging tot afscheiding en zijn weigering om wapens uit te delen onder de oproerige bevolking voorkwam een ramp, maar het gaf de toenmalige rechtse regering wel het motief om het Catalaanse parlement naar huis te sturen en het statuut op te schorten. Het werd in Catalonië gezien als de zoveelste uiting van Castiliaans imperialisme. Nadat bij de algemene verkiezingen in februari 1936 links had gewonnen en in Catalonië de ERC opnieuw sterk naar voren was gekomen werd de Generalitat in ere hersteld met andermaal Companys als president. Niet lang daarna kwamen de militairen in opstand en brak de Spaanse Burgeroorlog uit. Catalonië tijdens de Spaanse Burgeroorlog en de dictatuur Nadat in juli 1936 de opstand der militairen in Barcelona vooral door toedoen van de anarchisten van de Confederación Nacional del Trabajo (CNT) was neergeslagen, greep de revolutie om zich heen in Catalonië. Hoewel het bestuur van de Generalitat mocht aanblijven, heersten de anarchisten onder aanvoering van Buenaventura Durruti Lluis Companys over de stad. De inrichting van het lokale bestuur naar anarchistisch 1882-1940 model bracht een aantal interessante experimenten met zich mee die in eerste instantie op veel plaatsen een succes waren. Zo werd in Catalonië een aantal industrieën overgenomen en gemoderniseerd waarvoor normaliter harde stakingen zouden moeten zijn gevoerd. Deze bedrijven werden geleid door arbeiderscomités die erin slaagden om productieprocessen al enkele dagen of weken na de revolutie weer te laten draaien. 8 Voor de centrale regering betekenden al deze revolutionaire acties een enorme bestuurlijke complicatie in de strijd tegen de opstandelingen en met name omdat door de Generalitat van Catalonië de organisatie van een eigen legermacht ter hand genomen werd: de Exercìt Nacional de Catalunya. Ruim een jaar na het begin van de militaire opstand besloot de Generalitat de macht terug te nemen in Catalonië, wat leidde tot een burgeroorlog in de Burgeroorlog. In Barcelona braken gevechten uit. Pogingen van anarchistische leiders om met president Companys tot een vergelijk te komen bleven steken in goede bedoelingen en er restte Companys weinig anders dan een beroep te doen op de centrale regering om de orde te handhaven. Uiteindelijk wisten de leiders van de CNT - bang voor het ontstaan van chaos - de arbeiders zover te krijgen dat zij hun wapens neerlegden en weer aan het werk gingen. Daarmee kwam een eind aan het anarchistische beheer van de regio. Eind januari 1939 viel Barcelona in handen van de troepen van Franco en alle bestuurlijke maatregelen die sinds juli 1936 van kracht waren geworden werden onmiddellijk teruggedraaid. Catalonië raakte zijn status als autonoom gebied kwijt. Met de val van Barcelona was de Tweede Spaanse republiek ten dode opgeschreven en de Burgeroorlog eindigde in april met de intocht van de nationalisten in Madrid. Een periode van 36 jaar dictatuur brak aan. Veel Catalaanse politici gingen in ballingschap waaronder Cambó en president Companys. Laatstgenoemde werd in 1940 door de Fransen uitgeleverd aan de Spaanse autoriteiten en gefusilleerd. Onder de dictatuur ontwikkelde zich in Spanje het nationaal-katholicisme dat staat voor een innige verstrengeling van kerk en staat. Het was geen streven naar vernieuwing van de maatschappij, maar naar de restauratie ervan, een terugkeer naar een maatschappij zoals die bestond in de zestiende eeuw onder de Reyes Católicos (katholieke vorsten). Van meet af aan werd alles bestreden dat afbreuk zou kunnen doen aan dit ideaal van de eenheidsstaat, het grote Spanje van weleer waarin het castellano, het Spaans, natuurlijk de voertaal was voor allen. Nu was dat laatste al in hoge mate het geval. Sinds Felipe V aan het begin van de achttiende eeuw met zijn Nueva Planta binnenlandse grenzen had geopend en Carlos III rond 1765 de handel met Amerika had vrijgegeven – wat erop neerkwam dat Catalonië een groot deel ervan kon monopoliseren – was het Spaans de handelstaal bij uitstek geworden, wat overigens het dagelijks gebruik van het Catalaans niet in de weg stond. Alle gebruik van het Catalaans in het openbaar en uitingen van de Catalaanse cultuur (waaronder de volksdans de Sardana) waren de franquisten een doorn in het oog, maar niet omdat – zoals wel beweerd wordt - zij daar an sich een hekel aan hadden. Zo verduidelijkte Serrano Suñer, zwager en vertrouweling van Franco, na de val van Barcelona niet de minste moeite te hebben met het Catalaans zolang het maar niet gebruikt werd om subversieve gedachten te uiten. De aanval van de franquisten op de Catalaanse cultuur was dus niet primair gericht op de uitroeiing ervan, maar had een diepere oorzaak: de wens om andersdenkenden te elimineren en een van de middelen daartoe was het verbod op het gebruik in het openbaar van wat zij beschouwden als de 'taal van de revolutie'. De maatregelen van het franquistisch regime tegen het gebruik van het Catalaans waren overigens verstrekkend en eigenlijk nogal ridicuul. Er kwam een verschijningsverbod voor alle kranten die publiceerden in het Catalaans en de volkstaal werd uit het onderwijs verbannen. In openbare gebouwen verschenen posters met opschriften als 'Spanjaarden spreken Spaans!' en op straat waren controleurs actief, leden van de Guardia civica, die bij het horen van Catalaans mensen dwongen over te schakelen naar het Spaans op straffe van een boete. Hier passen drie kanttekeningen. In de eerste plaats steunden tal van Catalaanse burgers, vooral uit de hogere maatschappelijke lagen van de bevolking (industriëlen) en kerkelijke kringen, het franquistisch beleid en deden van harte mee aan het bestrijden van het revolutionaire gedachtegoed dat bleef gisten in de regio. Dit waren mensen die net als de revolutionairen en anarchisten thuis ook Catalaans spraken en zich verbonden voelden met de Catalaanse cultuur. 9 Ten tweede was Catalonië natuurlijk niet de enige regio die getroffen werd door repressieve maatregelen. Overal werd de pers gemuilkorfd en overal in het land werden minderheids- en vreemde talen weggezet als inferieur aan het Spaans. Betitelingen als Palace, Coiffeur of Restaurant werden verboden op straffe van een boete. Alles diende geschreven te worden in het nationale idioom en zo veranderde de aanduiding van restaurant in die van casa de comidas (eethuis). In het onderwijs werd de Catecismo patriótico español van de hand van Ignacio Ménendez Reigada het officiële tekstboek dat vanaf 1939 kinderen leerde dat Castiliaans de taal van de toekomst was omdat deze superieur was aan haar concurrenten, het Engels en het Frans, talen die gedoemd waren te verdwijnen. Derde kanttekening betreft de positie van de kerk. De Spaanse rooms-katholieke kerk sympathiseerde met de militaire opstandelingen en begroette de overwinning van Franco met enthousiasme. Dat maakte een absoluut verbod op het gebruik van regionale talen door de kerk onnodig, want de kerk kon moeilijk beticht worden van revolutionair taalgebruik. Het werd dan ook al vanaf het begin van de dictatuur toegestaan om speciale feestelijke missen op te dragen in de lokale taal en deze te gebruiken voor onderwijs in de catechismus. In 1947 vond in Catalonië het eerste openlijke protest plaats tegen het franquistisch regime tijdens de feesten van de verheerlijking van de Virgen de Montserrat, patroonheilige van Catalonië. Maar het was pas veel later, aan het begin van de zestiger jaren, dat het beleid enigszins versoepelde, mede onder invloed van de opkomst van de televisie en van het toerisme. Kenmerkend voor de volhardendheid van het regiem is dat tijdens het Eurovisie songfestival in 1968 het Joan Manuel Serrat verboden werd in het Catalaans te zingen. Enkele jaren voor de dood van de dictator werd het gebruik van minderheidstalen in het basisonderwijs toegestaan, onderwijs dat decennialang overigens meer van doen had gehad met indoctrinatie dan met alfabetisering. Recente ontwikkelingen en een evaluatie van de huidige situatie Ontwikkelingen na de transitie Na de dood van Franco vond de transitie plaats naar democratie, een ingewikkeld proces waarin Adolfo Suárez van de coalitiepartij Unión de Centro Democrático (UCD) een sleutelrol vervulde. Dit proces, dat hier niet wordt beschreven, mondde uit in de grondwet van 1978 waarin voor wat betreft de regio's werd vastgelegd dat binnen de Spaanse natie plaats is voor zogeheten Autonomías. Eind 1979 werden Catalonië en Euskadi (Baskenland) als eerste Autonomía erkend waarna tot medio 1983 nog vijftien regio's volgden. In 1995 werden daar de Spaanse enclaves in Noord-Afrika, Ceuta en Melilla, aan toegevoegd. Weliswaar werd in het algemeen deze grondwet ervaren als een goede basis voor de verder op te bouwen Spaanse democratie, maar onderhuids bleven spanningen bestaan. Voor federalisten ging de decentralisatie van bevoegdheden lang niet ver genoeg en de extreme uiting daarvan, de terreur van de ETA, zorgt tot op de dag van vandaag voor veel onrust. Op landelijk niveau kwamen vanaf het begin van de transitie diverse ideologische richtingen tot ontwikkeling. De eerste was die van conservatie snit, vertegenwoordigd door de Alianza Popular, opgericht in 1976 door Manuel Fraga, minister van Toerisme tijdens de dictatuur. De Alianza absorbeerde de resten van het onvervalste franquistische nationalisme dat overbleef na de militaire opstand op 23 februari 1981 waarbij kolonel Tejero de Cortes gijzelde, maar die mede dankzij koning Juan Carlos I werd verijdeld. Daarnaast ontwikkelden zich twee vleugels met een democratisch karakter. 10 De eerste, het liberaal-nationalisme, groepeerde zich rond Adolfo Suárez in de UCD, maar verbrokkelde na de verkiezingsnederlaag in 1982 die het einde inluidde van deze partij. In 1989 hervond deze stroming een thuishaven in de alweer door Manuel Fraga opgerichte Partido Popular (PP) als opvolger van de Alianza Popular. De tweede vleugel was de sociaaldemocratie, vooral vertegenwoordigd door de socialisten van de Partido Socialista Obrero Español (PSOE) onder leiding van Felipe González. Ter linkerzijde van de PSOE ontstond in 1986 uit een aantal kleine groeperingen een nieuwe linkse coalitiepartij, de Izquierda Unida (IU), die ijvert voor federalisme, milieubehoud, pacifisme en feminisme. Vanaf de transitie nam het aantal inwoners dat zich uitsluitend Spanjaard voelt geleidelijk af en maakte plaats voor de 'dubbele loyaliteit': aan de Spaanse natie, maar ook aan de Autonomía. Deze tendens hangt samen met de ontwikkeling van denkbeelden over de verhoudingen binnen Europa: het Europa van de autonome regio's. Het is een idee dat sinds Spanje in 1986 lid werd van de Europese Unie steeds meer terrein won onder de Catalaanse nationalisten. Ook groeide de wens de eigen identiteit te versterken door invoering van tweetaligheid in Catalonië. Direct na de totstandkoming van de Automía kreeg dit streven gestalte met het aannemen van de Ley de Normalización Lingüística in 1983. Deze wet erkende het Catalaans en het Spaans als officiële talen, maar als voertaal maakte het Spaans binnen het onderwijs plaats voor het Catalaans. Iedere scholier was verplicht zich beide talen eigen te maken. Ook radio en TV gebruikten voortaan het Catalaans als voertaal. Vanaf 1994 werden de Spaanse nationale politie en de Guardia Civil in Catalonië langzaamaan vervangen door de al vanuit de achttiende eeuw daterende Catalaanse milities, de Mossos d’Esquadra, sinds 2008 een professionale politiemacht, die onder verantwoordelijkheid staat van de Generalitat en verplicht is het Catalaans te gebruiken in contact met het publiek. In 1998 zag de in de inleiding reeds genoemde Ley de política lingüística het licht die het gebruik van het Catalaans voor publieke instellingen verplicht stelde en het gebruik van deze taal in het onderwijs herbevestigde. Natuurlijk leidde dit tot heftige protesten, want Catalonië telt nog altijd meer inwoners die het Spaans als moedertaal hebben dan het Catalaans. Deze protesten richtten zich ook op de bevoorrechting van een organisatie als Òmnium Cultural, een gezelschap dat al vijftig jaar strijdt voor de verspreiding van het Catalaans en die in 2003 een subsidie van zes ton kreeg uit de algemene middelen voor de aankoop van een kantoor in het centrum van Barcelona. In de jaren erna bedroegen de subsidies aan Òmnium vele miljoenen. Wat ook wrevel wekte waren de boetes die sommige instanties kregen opgelegd vanwege het niet voldoen aan de taalwetten. In 2004 kreeg Correos, het postbedrijf, een boete van € 30.000 wegens het laten verschijnen van documenten in het Spaans en werd het gedwongen zijn naam te veranderen van het Spaanse Correos in het Catalaanse Correus. Ook andere bedrijven werden beboet voor bijvoorbeeld de etiquettering van producten in de Spaanse taal. In 2005 nam de Catalaanse volksvertegenwoordiging een vergaand voorstel aan ter hervorming van het statuut van 1979. Belangrijkste elementen van dit voorstel waren de erkenning van Catalonië als natie, de bepaling dat het Catalaans een voorkeurspositie kreeg met name als taal van het onderwijs en enkele financiële kwesties. De Spaanse Cortes nam het voorstel in behandeling en na lang touwtrekken werden de meeste partijen het eens over een afgezwakte formulering waarin slechts in de preambule gewag werd gemaakt van Catalonië als natie. De ERC vond het niet ver genoeg gaan – zij bleef staan op de erkenning van Catalonië als zelfstandige natie – en voor de PP ging het compromis veel te ver. Het werd op 18 juni 2006 door het Catalaanse volk bij referendum aanvaard. Anderhalve maand later legde de Partido Popular een bezwaarschrift neer bij het Constitutionele Tribunaal waarin zij onderdelen van het statuut aanmerkte als ongrondwettig. Daarbij draaide het vooral om de term 'natie' en het verlenen van unieke privileges aan Catalonië. Bovendien had de PP bezwaar tegen de exclusieve positie van het Catalaans als taal van het onderwijs. In totaal richtten de bezwaren zich op 128 van de 223 artikelen van het statuut. Direct na de indiening van het bezwaarschrift brak er een enorme strijd los over de representativiteit van het Tribunaal die de behandeling vier jaar ophield. Uiteindelijk werden veertien artikelen uit het statuut door het Tribunaal aangemerkt als geheel of gedeeltelijk ongrondwettig, waaronder het artikel dat het Catalaans het primaat gaf boven het Spaans. Eveneens werd de passage in de preambule afgewezen die sprak over Catalonië als natie. 11 De nationalisten reageerden direct met een grote demonstratie onder het motto: 'Som una nació. Nosaltres decidim' (Wij zijn een natie. Wij beslissen'). Vanaf dat moment nam het separatisme sterk toe in kracht en bijna de helft van de Catalanen is op dit moment voor afscheiding van de regio en de vorming van een zelfstandige staat binnen de EU (voor een overzicht van de standpunten der Catalaanse politieke partijen zie de bijlage). Dat is dan ook de vraag die de huidige president van Catalonië, Artur Mas, in een referendum wil voorleggen aan de Catalaanse bevolking. Een idee waartegen de Spaanse regering van de PP onder premier Rajoy zich verzet met als formele reden dat artikel 92 van de grondwet niet toestaat dat een Autonomía zelf een referendum uitschrijft. Dit recht is voorbehouden aan de koning op voordracht van de premier. Net als in Engeland gebeurd is 1) zou de Spaanse regering een referendum kunnen toestaan, maar daar is in het parlement nauwelijks steun voor te vinden. Zowel de PP (186 van de 350 zetels) als de PSOE (110 zetels) zijn ertegen. Los van deze ideologische meningsverschillen is het de vraag of de Catalaanse economie beter af zal zijn wanneer de regio op eigen benen komt te staan. Met een inwoneraantal van 7,5 miljoen en een Bruto Regionaal Product van 193 miljard euro - vergelijkbaar met Denemarken of Finland – lijkt de creatie van Catalonië als nieuwe Europese staat zeer wel mogelijk, maar heeft als direct nadeel dat bij afscheiding Catalonië vrijwel zeker uit de EU valt en daarmee uit de eurozone. Of het ooit als volwaardig lid van de EU zou kunnen worden opgenomen is op zijn minst een proces van lange adem. Met andere woorden: afscheiding kan wel eens meer nadelen dan voordelen opleveren. Evaluatie In hun streven naar onafhankelijkheid refereren Catalaanse separatisten aan hun historie, hun eigen taal en cultuur en beweren zij dat Catalonië niet echt tot volledige ontplooiing kan komen zolang het deel uitmaakt van Spanje. Zij zijn ervan overtuigd dat Catalonië nog steeds zucht onder het juk dat hen ooit is opgelegd door Felipe V toen deze met de introductie rond Geografische verspreiding van het Catalaans 1710 van voor het gehele rijk geldende wetgeving – de Nueva Planta – de Catalanen niet alleen zou hebben beroofd van hun oude rechten en zelfstandigheid, maar ook hun taal ondergeschikt maakte aan het Spaans. Daar valt wel het een en ander op af te dingen, want het Catalonië van toen was geen zelfstandige staat en had in economisch opzicht alleen maar voordeel van de Nueva Planta. En weliswaar verving het Spaans het Catalaans als officiële landstaal, maar werd de Catalanen verder geen strobreed in de weg gelegd om zich te uiten in hun eigen taal. Wat de nationalisten van vandaag kennelijk niet begrijpen is dat deze vervanging een formalisering was van een reeds bestaande situatie, waarin door de toename van de internationale handel het Spaans was uitgegroeid tot het communicatiemiddel bij uitstek. Op internationaal niveau speelde het Catalaans geen rol van betekenis en dat geldt tot op de dag van vandaag. Het Catalaanse streven naar zelfstandigheid heeft, behoudens enkele uitzonderingen, vrijwel altijd een vreedzaam karakter gehad en is ook tot voor kort zelden expliciet gericht geweest op het stichten van een eigen staat. Nu ligt die wens echter uitdrukkelijk op tafel en het is duidelijk hoe dat komt. Het nationalisme heeft overal in Europa de wind mee, een nationalisme dat het belang van een door cultuur of taal verbonden groep boven het algemeen belang stelt van de staat waarvan zij deel uitmaakt. 1 Het referendum in Schotland over onafhankelijkheid op 14 september 2014 eindigde in een uitslag van 55% tegen en 54% voor. Schotland blijft onderdeel van de UK. 12 De grondwet van 1978 deed recht aan alle politieke partijen die destijds bij het proces van de transitie betrokken waren. In deze partijen waren burgers verenigd die elkaar tijdens de Burgeroorlog naar het leven stonden en unaniem de verschrikkingen van deze oorlog en de franquistische dictatuur achter zich wilden laten. Het is dus een grondwet van veel compromissen, maar zij werd uiteindelijk door vrijwel alle partijen gesteund in het parlement en met grote meerderheid bij referendum door de Spaanse bevolking aanvaard. Essentieel onderdeel daarin is artikel 2 waarin staat dat het fundament van de grondwet een onverdeeld Spanje is, een principe waar een partij als de CiU destijds onverkort mee instemde. Natuurlijk kan zij, eenmaal tot andere inzichten gekomen, dit proberen te veranderen - een grondwet heeft nu eenmaal geen eeuwigheidswaarde - maar gegeven de politieke verhoudingen in Spanje lijkt dat alleen mogelijk wanneer de Catalanen hun streven naar afscheiding opgeven en de regering meer doet dan alleen maar de bestaande grondwet toepassen. Alleen dan ligt een akkoord over nieuwe verhoudingen tussen de Autonomías en de Spaanse staat binnen handbereik. Literatuur: • Capel Martinez, R.M. / Cepeda Gómez, J., El Siglo de las Luces, Ed. Sintesis, Madrid 2006 • Granja, J.L. e.a., La España de los Nacionalismos y las Autonomías, Ed. Sintesis, Madrid 2003 • Lodares, J.R., El Paraíso Políglota, Taurus, Madrid, 2000 • Rubio Calatayud, A., Historia de la Corona de Aragón, Delsan ediciones, Zaragoza 2008 Willem Peeters, 22 september 2014 Afbeelding titelblad: La Sagrada Família te Barcelona. Foto: Casa Cultural 13 ^ Bijlage: politieke standpunten in het parlement van Catalonië Het parlement van Catalonië telt 135 zetels, waarvan de grootste partij, de CiU, er 50 bezet. In het nationale congres van afgevaardigden neemt deze partij een bescheiden plaats in: 16 zetels van de 350. De CiU, voluit Convergència i Unió, werd in 1978 opgericht en is een coalitie van de CDC (Convergència Democràtica de Catalunya met 37 zetels) en de uit 1931 daterende UDC (Unió Democràtica de Catalunya met 13 zetels). De CiU speelt vanaf het ontstaan van de Autonomía een hoofdrol in de Catalaanse politiek. Bekendste politicus van de CiU is Jordi Pujol, oprichter van de partij en president van Catalonië van 1980 tot 2003. Huidige partijleider is Artur Mas. De CiU is een rechtse, christendemocratische partij en voorvechter van afscheiding van Catalonië, zij het dat een aantal vertegenwoordigers van de UDC een minder vergaand standpunt innemen en Spanje willen omzetten in een federatie van Autonomías. De tweede partij (21 zetels) in Catalonië is het electorale blok ERC-Cat Sí bestaande uit de ERC (Esquerra Republicana de Catalunya en het burgerplatform Catalunya Sí). Deze partij is voorstander van afscheiding en tevens aanhanger van het pancatalanisme, dat wil zeggen, de vorming van een zelfstandige staat waarin alle Catalaanssprekenden – dus ook die in Frankrijk wonen en in de Autonomía van Valencia – zijn opgenomen. Derde partij met 20 zetels is de PSC (Partit dels Socialistes de Catalunya), een socialistische partij die een federatie vormt met de landelijke PSOE. De PSC pleit voor de vorming van een federaal Spanje, waarin Catalonië eventueel meer bevoegdheden krijgt dan andere autonomías (het asymmetrisch federalisme), maar verzet zich tegen afscheiding van Catalonië. Zij is verdediger van het zelfbeschikkingsrecht van Catalanen, maar wil dat alleen gerealiseerd zien middels een legaal tot stand gekomen referendum. Vandaar dat de PSC besloot zich te onthouden van stemmingen over het eenzijdig door Catalonië afgekondigde referendum. De PPC (Partit Popular Català 19 zetels) is de vierde partij in het Catalaanse parlement en gelieerd aan de landelijke Partido Popular. Haar standpunt over de Catalaanse kwestie komt deels overeen met dat van de landelijke zusterpartij: erkenning van het recht op zelfbeschikking, maar tegen afscheiding en verdediger van de Spaanse constitutie. Zij waarschuwt voor de sociaaleconomische gevolgen van afscheiding. Dan zijn er nog enkele kleinere partijen. Met 13 zetels is de electorale coalitiepartij ICV-EuiA de vijfde partij. Deze coalitie bestaat uit de ICV (Iniciativa per Catalunya Verds, 10 zetels) en de EuiA (Esquerra Unida i Alternativa, 3 zetels), een mengeling van linksdenkenden en leden van de milieubeweging. Deze partij staat voor federalisme, een goed milieubeleid en socialisme en is een voorstander van het houden van het referendum. C's ofwel Ciutadans-Partit de la Ciutadania bezet 9 zetels en is een seculiere partij die naast tweetaligheid de Spaanse grondwet verdedigt. Zij is tegen elke vorm van nationalisme en wijst het recht op zelfbeschikking af. Tenslotte is er de CUP (Candidatura d'Unitat Popular, 3 zetels), antikapitalistisch en pancatalanistisch. Met haar streven naar een socialistisch Catalonië waarin alle Catalaanssprekenden zijn verenigd en dat buiten de EU zou moeten staan, is deze partij de meest extreme onafhankelijkheidspartij. 14