Schakel 98, eersteklasboek 1 vBij dat ongelukv (bleek) (hij) [|de schuldige|] [te zijn}. 2 vBij die opgavenv (heb) (ik) [me] vnog nooitv {vergist}. 3 (Hij) (lijkt) dat verhaal vmaarv [vol] [te blijven} {houden}. 4 vJarenlangv 5 vGelukkigv 6 (Mijn oudste zus) (werd) [|kampioen hoogspringen|]. 7 vJammer 8 (De oude vrouw) (bleek) haar geheugen {verloren} [te hebben}. 9 (Vader) (blijft) vonder alle omstandighedenv [|optimistisch|]. 10 (Het circus) (schijnt) vtot de volgende weekv [te blijven}. (is) (hij) [|straaljagerpiloot|] {geweest}. (is) hem vnooitv (een ernstig ongeluk) {overkomen}. genoegv (is) (zij) vvorig jaarv vdoor pechv {uitgeschakeld}. 11 (Is) (jullie nieuwe buurvrouw) [|arts|]? 12 (Dat plan) (lijkt) me [|heel onverstandig|]. 13 (Wie) (is) vin jullie klasv [|de jongste leerling|]? 14 (Waren) (de wegen in de bergen) vook in de winterv [|goed begaanbaar|]? 15 (Die vriend van jou) (lijkt) me vnietv [|in orde|]. 16 (Die stoffige ramen) (zijn) vvanmorgenv {gelapt} vdoor de glazenwasserv. 17 vVanmorgenv 18 vDeze (heeft) (de glazenwasser) de stoffige ramen {gelapt}. weekv (blijf) (ik) vop schoolv {eten}. 19 (Mijn ouders) (blijven) vtot volgende weekv [weg]. 20 (Dat jongetje) (blijft) [|een vervelend ventje|]. 21 (De ruimtevaart) (heeft) [zich] vde laatste jarenv vsterkv {ontwikkeld}. 22 vHoe langv (heb) (je) vover dat karweitjev {gedaan}? 23 (De dieven) (hebben) de muntenverzameling van mijn oom {meegenomen}. 24 (Het bange kind) (durfde) vnietv vlangs het kerkhofv [te lopen}. 1 25 vIn de stadv (kwam) (een verstikkende rook) [te hangen}. 26 (Alle boeren) (waren) het hooi [aan het binnenhalen}. 27 vIn 1945v (werd) (Nederland) vdoor de geallieerdenv {bevrijd}. 28 (De oude vrouw) (zat) vverschriktv vnaar de verdachte geluidenv [te luisteren}. 29 (Mijn tante uit Vlissingen) (schijnt) vin de vakantiev [|ziek|] [te zijn} {geworden}. 30 (Dat leuke kleine kannetje) (is) val jarenv [|stuk|]. 31 (Heeft) (je vriend) de meeste strafschoppen {genomen}? 32 (Sabine) (hoopt) die cd van Michael Jackson [over] [te nemen}. 33 (Deze topsporter) (trekt) geen sandalen [aan]. 34 (Het geestdriftige gejuich van het publiek) (was) vtot ver in de omtrekv [te horen}. 35 (Slot Bommelstein) (is) [|het eenvoudige huis van heer Bommel|]. 36 (Tom Poes) (werd) [|veel te mager|]. 37 (Maak) dit werk vheel nauwkeurigv! 38 (Dertien kletsnatte leerlingen) (moesten) vuit de vijverv {gevist worden}. 39 (Veeg) vna de lesv de borden [schoon]. 40 vAan die lichte wandv (kan) (dat mooie schilderij) vhet bestev {hangen}. 41 (De inbrekers) (braken) de la van het bureau [open]. 42 (Zouden) verv (kersen) [te krijgen} {zijn}? 43 (De leraar) (keurde) mijn werk [goed]. 44 (Het verhaal over het moederloze beertje) (was) [|heel spannend|]. 45 (Mijn oudste neef) (is) [|een onbehouwen vlerk|] {geworden}. 2