Promotieproject De ontwikkeling van vorm en stijl in de reportage

advertisement
Promotieproject
De ontwikkeling van vorm en stijl in de reportage tussen 1880 en 2005 in Nederland,
Engeland en Frankrijk
De journalistiek legitimeert haar praktijk voor een belangrijk deel op basis van haar capaciteit
om de werkelijkheid weer te geven. Op de achtergrond van dit onderzoek staat de vraag op
basis waarvan de lezers van kranten geneigd zijn de journalistieke representaties van de
werkelijkheid als waarheid aan te nemen. Behalve – reeds vaker onderzochte – institutionele
factoren speelt hierbij ook de wijze waarop de journalistieke teksten geschreven zijn een
uiterst belangrijke rol. Het is daarom belangrijk om te kijken welke conventies ten grondslag
liggen aan de werkelijkheidsrepresentatie van een krant. Om op dat gebied nieuwe inzichten
te verkrijgen beoogt dit promotievoorstel daarom een comparatief onderzoek naar de
ontwikkeling van vorm en stijl van de reportage in Frankrijk, Engeland en Nederland tussen
1880 en 2005 als onderdeel uit van het overkoepelende vidi-project Reporting at the
boundaries of the public sphere van Prof. Dr. Marcel Broersma. Er is gekozen om reportages te
onderzoeken, omdat dit genre het sterkst verbonden is met andere culturele discoursen en de
schrijvers van de reportages vaak nauwe banden onderhouden met de sociale actoren uit
andere culturele domeinen, waardoor de veranderingen van vorm en stijl zich hier het vroegst
en het sterkst manifesteren. Hoewel de reportage als genre lastig te definiëren blijkt, zijn er
wel een aantal constanten aan te wijzen in de verschillende definities ervan, zoals de
narratieve structuur, het beeldende taalgebruik en de aandacht voor de situationele aspecten
van een gebeurtenis. Deze kenmerken dragen bij aan een belangrijke functie van de
reportage: het overdragen van een ervaring (Haller, 1987, Carey, 1987).
De reportages zullen in dit onderzoek onderzocht worden aan de hand van drie vragen die
telkens per land gesteld worden: 1) welke veranderingen in vorm en stijl zijn er in de gegeven
periode te onderscheiden, 2) wat zeggen die veranderingen over de afbakening van de
grenzen van de journalistieke representatie en 3) welke oorzaken liggen ten grondslag aan
deze formele en stilistische ontwikkelingen. Door de ontwikkeling van vorm en stijl in drie
landen met elkaar te vergelijken worden de verschillen en overeenkomsten tussen deze
landen in kaart gebracht. Er is met opzet gekozen voor landen met een verschillende
journalistieke traditie en een uiteenlopend mediabestel, zodat de resultaten van die
vergelijking gebruikt kunnen worden om bepaalde verbanden te leggen tussen algemeenculturele of nationale ontwikkelingen en de relatie te onderzoeken tussen verschillende
instituties en domeinen en bepaalde vorm- en stijlaspecten (Hallin & Mancini, 2004).
Daarnaast scherpt het comparatieve karakter van het onderzoek de aandacht voor bepaalde
aspecten van een nationale cultuur die zonder vergelijkingsmateriaal wellicht over het hoofd
gezien zouden worden.
Aanpak
Om antwoord te kunnen geven op bovenstaande vragen zullen per land drie kranten, passend
bij de drie stijlen die in het hoofdproject onderscheiden worden, systematisch onderzocht
worden. In samenwerking met de andere onderzoekers die betrokken zijn bij het vidi-project
zal er een kwantitatieve inhoudsanalyse (content analysis) van het corpus uitgevoerd worden.
Op die manier worden allerlei aspecten van de kranten (zoals grootte van de artikelen (in
cm2), indeling van de koppen, aantal foto’s, lengte van de teksten) in kaart gebracht. Op basis
van deze cijfers kunnen er kwantitatief onderbouwde tendensen onderscheiden worden in de
wijze waarop de werkelijkheid vormgegeven wordt en kan er gekeken worden naar correlaties
tussen bijvoorbeeld het aantal plaatjes en de gemiddelde tekstlengte van een reportage. Door
dergelijke verbanden te leggen, kunnen bepaalde formele en stilistische ontwikkelingen van de
reportage ingekaderd worden in algemene ontwikkelingen binnen de journalistiek.
Behalve aan een dergelijke inhoudsanalyse zullen de reportages uit het krantencorpus aan een
tekstanalyse onderworpen worden, waardoor de ontwikkeling van vorm en stijl met betrekking
tot dit genre nauwkeurig in beeld gebracht wordt. Om de grootte van het corpus werkbaar te
houden, zal er elk decennium twee weken aan krantenmateriaal (voor elk van de negen
kranten) onderzocht worden. Om het gevaar te ondervangen dat de keuze van het materiaal
toevallig uit een periode komt, waarin de reportage vaker gebruikt wordt dan normaal
(bijvoorbeeld verkiezingstijd), lijkt het mij verstandig om, in navolging van de methode die
Marcel Broersma in zijn proefschrift hanteert, per decennium van elke maand in één jaar één
dag te kiezen. Op die manier krijgt men een afgewogen corpus.
Deze systematische analyse zal aangevuld worden met casestudies naar de reportages van
toonaangevende vernieuwers van dit genre. Hiervoor zullen vier periodes onder de loep
genomen worden, waarin de journalistiek zich op een manier ontwikkelde, die de grenzen met
de literatuur deed vervagen (doordat de schrijfpraktijk zich bijvoorbeeld op dezelfde
voorbeelden entte). De volgende vier periodes komen hiervoor in aanmerking: de jaren
1880/1890, de jaren dertig, de jaren zestig en de jaren negentig tot 2005. Om deze vervaging
goed te kunnen analyseren, is het mijns inziens belangrijk om ook literaire werken bij de
analyse te betrekken. Het ligt daarbij voor de hand om werken te kiezen van personen die
zowel als journalist als literator werkzaam zijn geweest. Door onderzoek te doen naar zowel
literair als journalistiek werk van dezelfde personen kan gekeken worden of er wezenlijke
verschillen te onderscheiden zijn tussen het literaire en journalistieke werk of dat het slechts
om een institutionele onderscheiding gaat.
In dit geheel moeten een aantal belangrijke factoren in acht genomen worden: de invloed van
1) de positie van de journalistiek tussen autonomie en heteronomie, 2) de connecties tussen
de journalistiek en de literaire wereld en 3) grote culturele, paradigmatische veranderingen
(bijvoorbeeld het positivisme of het postmodernisme). Het is belangrijk om te kijken in
hoeverre het journalistieke domein onafhankelijk opereert van de andere culturele domeinen.
Deze afhankelijkheid dan wel onafhankelijkheid heeft niet alleen grote invloed op de keuze van
onderwerpen, maar ook op de gehanteerde vorm en stijl. Kranten waren aan het eind van de
negentiende eeuw bijvoorbeeld veel sterker verbonden met de politiek dan tegenwoordig het
geval is. Ze waren daarmee minder vrij in hun onderwerpkeuzes en in de wijze van
berichtgeving. Een belangrijke factor in de ontwikkeling naar (relatieve) onafhankelijkheid ten
opzichte van de politiek is het ontstaan van een massale afzetmarkt geweest. Hierdoor was
een krant niet meer afhankelijk van politieke subsidies, maar kon zichzelf bedruipen via de
inkomsten van de verkoop en advertenties. Een gevolg hiervan kan echter zijn dat de
journalistiek zich laat regeren door de wetten van de markt en zich bij de berichtgeving enkel
laat leiden door de smaak van het publiek. Onafhankelijkheid van de politiek kan dus leiden
tot afhankelijkheid van het lezerspubliek, met alle gevolgen van dien. De journalistiek moet
zich voortdurend blijven positioneren tussen deze invloedrijke polen. Het is hierbij belangrijk
om een onderscheid te maken tussen empirische autonomie en autonomie als
positioneringstrategie. Als een krant of journalist zich beroept op zijn autonome positie is dit
geen garantie dat er ook daadwerkelijk sprake is van een onafhankelijke positie.
Verder is het ook van belang de relatie tussen de journalistiek en de literaire wereld in het oog
te houden. Die relatie is in eerste instantie een gevolg van de aard van het medium; beide zijn
– voor het belangrijkste deel – talig. Zowel in de literatuur als in de journalistiek wordt een
verhaal verteld. De manier waarop verteld wordt en de (waarheid)status van het verhaal lopen
in meer of mindere mate uiteen. Onderzoek heeft uitgewezen dat, zeker wat betreft de stijl, er
in meer of mindere mate sprake is van een wederzijdse beïnvloeding en dat de literatuur
impliciet altijd als referentiekader wordt gebruikt bij de afbakening van het journalistieke
domein; journalistiek kan geen literatuur worden en moet daarom van het literaire domein
afgebakend worden. Die afbakening ligt continu onder vuur en wordt eigenlijk met elk
geschreven bericht bevestigd of aangevochten. Zeker bij een genre als de reportage dat zowel
literaire als journalistieke wortels heeft, is de dynamiek tussen beide domeinen van groot
belang. Door de ontwikkeling van de vorm en stijl van dit genre in beeld te brengen, wordt de
afbakening van het journalistieke domein, die voortdurend in beweging is, inzichtelijk
gemaakt. Hierbij moet een onderscheid gemaakt worden tussen de uitwisseling van
schrijfconventies en de manier waarop de actoren zich positioneerden ten opzichte van de
beide domeinen; het prestige van een journalist kon bijvoorbeeld aangetast worden als hij zich
te sterk afficheerde als verbonden met een domein, waarin fictie een belangrijke rol speelde,
terwijl de literator op moest passen om niet voor broodschrijver uitgemaakt te worden.
Daartegenover stonden ook bepaalde financiële voordelen van het participeren in beide
domeinen, waardoor er gelaveerd moest worden tussen het opbouwen van economisch
kapitaal en van symbolisch kapitaal (Sapiro, 2003)
Ten slotte moeten ook belangrijke culturele ontwikkelingen betrokken worden bij de analyse
van de veranderingen in vorm en stijl. De journalistiek maakt, net als de politiek en de
literatuur, onderdeel uit van een breed conglomeraat aan domeinen, die samen de cultuur
constitueren. Veranderingen in andere domeinen kunnen daarom – weliswaar vaak indirect –
van invloed zijn op de ontwikkeling van in dit geval het journalistieke domein. Zo heeft het
positivisme als stroming in de wetenschap met haar sterke nadruk op empirisch bewijs een
grote invloed gehad op zowel de literatuur als de journalistiek (die elkaar onderling ook nog
sterk beïnvloedden) en heeft een paradigmatische verandering in de epistemologie als gevolg
van het postmodernistische gedachtegoed, dat de ‘grote verhalen’ deed wegvallen, op vele
terreinen doorgewerkt.
Theoretisch kader
De laatste jaren is, naast de bestaande aandacht voor de journalistieke instituties, de
journalistieke cultuur als onderzoeksobject in de belangstelling komen te staan. Men
onderzoekt de achterliggende conventies van de journalistieke praktijk in de verschillende
nationale contexten. Dit project bouwt voort op deze trend en wil dergelijk onderzoek over de
landsgrenzen heen trekken. Vorm en stijl zijn categorieën die (net als literaire stromingen)
vaak internationaal functioneren en zich daarmee goed lenen voor vergelijkend onderzoek.
Deze comparatieve invalshoek biedt belangrijke inzichten in de relatie tussen de specifieke
opbouw van het mediabestel, de nationale journalistieke traditie en de wijze waarop de
werkelijkheid gerepresenteerd kan worden. Om tegelijk greep te krijgen op de historische
ontwikkeling van deze relatie wordt er een diachroon onderzoek gedaan. Dit onderzoek beoogt
een systematische analyse van tekstcorpora uit de negen verschillende kranten over de
periode 1880 tot 2005. Tot voor kort bleef onderzoek naar journalistieke ontwikkelingen vaak
beperkt tot een aantal casestudies naar specifieke momenten in de journalistieke
geschiedenis. Dit onderzoek combineert systematische analyse met casestudies en kan zo een
completer beeld geven van de ontwikkelingen in vorm en stijl en de oorzaken voor de
veranderingen. Tot slot wordt de tekstanalyse cultuursociologisch verankerd. Dit onderzoek
combineert daarmee twee benaderingen die tot voor kort slechts los van elkaar gebruikt
werden. In dit project worden beide methodes juist als complementair beschouwd en draagt
deze gecombineerde aanpak bij aan de brede scope van dit onderzoek.
Dit onderzoek vraagt een benadering die zowel oog heeft voor cultuursociologische, als
tekstinterne aspecten met betrekking tot vorm en stijl. Allereerst worden de corpora aan een
tekst- en discoursanalyse onderworpen. De reportages – en in de casestudies ook literaire
werken - zullen geanalyseerd worden aan de hand van een begrippenapparaat uit de
narratologie (Bal, 1978) en benaderingen uit de discoursanalyse. Op die manier wordt een
aanpak die zich vooral concentreert op de narratieve structuur aangevuld worden met
methodes om stilistische aspecten van de reportage te analyseren [Fairclough,1995, Chafe,
1982 en Sandig & Selting, 1997] Er zal gekeken worden naar het bestaan van
verhaaltypologieën (actantiële modellen zoals Greimas en Bremond die geformuleerd hebben),
het gebruik van vertelsituaties, focalisatie, metaforiek, involverings- en
distantiëringstrategieën, setting en de verhouding tussen de verteltijd en de vertelde tijd. Op
deze manier kan de ontwikkeling van vorm en stijl op zinvolle wijze in kaart gebracht worden
en kan daarnaast onderzocht worden in hoeverre de journalistieke en literaire teksten van
elkaar verschillen. Er is dus veel aandacht voor de wederzijdse beïnvloeding van de literatuur
en de journalistiek.
Voorts wordt de tekstanalyse ingebed in een cultuursociologisch kader zoals geschetst door
Pierre Bourdieu, waarbij begrippen als positionering, symbolisch en economisch kapitaal een
belangrijke rol spelen. Het beoogde onderzoek gaat uit van de vooronderstelling dat het
journalistieke domein – of ‘veld’ in termen van Bourdieu – continu in een machtstrijd
verwikkeld is met velden als de literatuur en de politiek. De journalistiek strijdt om haar
autoriteit als medium dat het best in staat is de werkelijkheid weer te geven. Voortdurend
moet de journalistiek daarom haar eigen praktijk legitimeren en moet de autonomie
bevochten worden. In die strijd speelt de gunst van het publiek een belangrijke rol. Om een
aantrekkelijk medium te blijven voor het publiek is het voor de journalistiek zaak om op zoek
te blijven naar nieuwe manieren om de werkelijkheid weer te geven; vorm en stijl worden dus
ingezet bij de afbakening van het journalistieke domein en gelden in dit onderzoek als
positioneringsstrategieën. Mede hierdoor ontstaat een culturele dynamiek waarin er sprake is
van een kruisbestuiving tussen de vormen en stijlen uit de verschillende domeinen: heeft de
literatuur een nieuwe en aantrekkelijke manier gevonden om de werkelijkheid in beeld te
brengen of enkel om een verhaal neer te zetten, dan zal de journalistiek daar haar voordeel
mee doen. Natuurlijk moet de literaire weergave aangepast worden aan de onderliggende
conventies van de journalistiek. Het is daarom ook belangrijk om aandacht te schenken aan
die adaptatie – of refractie in termen van Bourdieu. Een dergelijke machtstrijd vindt ook op
kleinere schaal plaats, namelijk tussen de verschillende kranten en tussen de verschillende
journalisten. Zowel de kranten als journalisten proberen een positie in de journalistiek te
verwerven of te behouden. Hiervoor zijn ook zij op zoek naar vernieuwende manieren om de
werkelijkheid weer te geven, zodat zij andere kranten of hun collega’s af kunnen troeven.
Met deze complementaire aanpak kan allereerst in beeld gebracht worden welke
ontwikkelingen in vorm en stijl er tussen 1880 en 2005 in de reportage plaats hebben
gevonden, waarbij er een helder overzicht van de overeenkomsten en verschillen tussen de
verschillende landen ontstaat. Door de cultuursociologische aanpak kunnen de resultaten van
de tekstanalyse vervolgens verklaard worden.
Motivatie
Dagelijks lezen miljarden mensen in de krant over het wel en wee in de wereld. Voor een
belangrijk deel creëren zij op basis van deze informatie hun beeld van de wereld, dat – direct
of indirect – ten grondslag ligt aan hun afwegingen en handelingen. De journalistiek is dus een
performatief discours in de zin dat het niet slechts een mimetische weergave is van de sociale
werkelijkheid, maar deze juist vormgeeft. Het is voor een individu daarom erg belangrijk dat
hij of zij kan vertrouwen op de waarheidswaarde van de berichtgeving van een krant. De lezer
lijkt dus op zoek te zijn naar een objectieve weergave van de werkelijkheid. Tegenwoordig is
het echter een gemeenplaats dat een dergelijke weergave onmogelijk is en dit inzicht heeft
grote consequenties voor de journalistiek. Elke representatie van de werkelijkheid houdt
vanuit die optiek namelijk tegelijkertijd een interpretatie ervan in. De beslissing of een bericht
als de waarheid wordt gepercipieerd, komt dus bij de lezer te liggen. Het gaat dus niet meer
zozeer om objectiviteit als wel om een gevoel van authenticiteit (Broersma, 2008).
Recent onderzoek heeft duidelijk gemaakt dat authenticiteit altijd een van de eisen is geweest
die aan de journalistiek wordt gesteld, dat echter de kwestie, welke wijze van weergave als
authentiek of waar geaccepteerd wordt, aan verandering onderhevig is. Vanuit dit oogpunt
wordt het onderzoek naar de ontwikkeling van de vorm en de stijl van een bericht – en in een
groter kader van een krant – zeer interessant en belangrijk. Vorm verwijst hierbij naar de
structuur, de vormgeving of het genre van een bericht en stijl slaat op de gedeelde conventies
en routines die ten grondslag liggen aan de schrijfpraktijk (Broersma, 2008). Met dit
onderzoek kan inzicht verkregen worden in de manier waarop de werkelijkheid vormgegeven
wordt en welke vorm- en stijlconventies daarvoor op gegeven momenten geschikt werden
bevonden. Door de verschillen en overeenkomsten in vorm en stijl van een aantal landen te
analyseren, komt men veel te weten over de achterliggende mechanismen en culturele
conventies die van invloed zijn op de keuze voor vorm en stijl.
De periode over welke het onderzoek zich uitstrekt, is meer dan een eeuw. Alleen door deze
periode systematisch en kwantitatief te onderzoeken kan er een nauwkeurig beeld gegeven
worden van de ontwikkeling die de journalistieke vorm en stijl heeft doorgemaakt en kan er
een genuanceerd begrip ontstaan van de veranderingen in de achterliggende opvattingen over
de manier waarop de werkelijkheid gerepresenteerd dient te worden. 1880 is een interessant
beginpunt, omdat rond deze tijd de massamediacultuur zicht begint te ontwikkelen. Tevens
zet vanaf dat moment het autonomiseringsproces van het journalistieke domein in. Vanaf
1880 moet de journalistiek haar eigen praktijk voortdurend legitimeren en is het voor haar
noodzakelijk om zichzelf continu te positioneren ten opzichte van andere domeinen als de
politiek en de literatuur. De autonomie blijft echter altijd relatief en de journalistiek is in meer
of mindere mate verbonden met andere domeinen. Een onderzoek naar een genre, dat aan de
rand van het journalistieke domein staat, kan die historisch veranderlijke verbondenheid goed
in beeld brengen. In het geval van de reportage is met name de dynamische relatie tussen de
journalistiek en de literatuur interessant. De reportage als genre is namelijk ontstaan als
gevolg van de kruisbestuiving tussen literatuur en journalistiek. Dit is de reden dat dit
onderzoek zich zal concentreren op de dynamiek tussen deze twee domeinen.
Korte bibliografie
- Bal, M. (1978). De theorie van vertellen en verhalen. Muiderberg: Coutinho
- Broersma, M. (2002). Beschaafde vooruitgang. De wereld van de Leeuwarder Courant 17522002.
Leeuwarden : Friese Pers Boekerij
- Broersma, M. (red.) (2007). Form and Style in Journalism. European Newspapers and the
Representation of News 1880-2005 . Leuven: Peeters
- Broersma, M. (2008). ‘Journalism as performative discourse. The importance of form and
style in
journalism’. [Nog niet gepubliceerd]
- Carey, J. (1987). The faber book of Reportage. London/Boston: Faber & Faber
- Chafe, W.L. (1982). ‘Integration and involvement in speaking, writing and oral literature’. In:
Tannen,
D. Spoken and written language. Exploring orality and literacy. Norwood: Ablex. 35-53
- Fairclough, N. (1995). Media Discourse. London: Arnold
- Haller, M. (1987). Die Reportage. München: Verlag Ölschläger
- Hallin, D.C. & Mancini, P. (2004). Comparing Media Systems. Three Models of Media and
Politics .
Cambridge: Cambridge University Press
- Sandig, B. & Selting, M. (1997). ‘Discourse styles’. In: Dijk, T. A. van. Discourse as Structure
and
Process. Discourse Studies: A Multidisciplinary Introduction Volume I. 138-156
- Sapiro, G. (2003). ‘Forms of politicization in the French literary field’. In: Theory and Society.
633-652
Download