VWO Bovenbouwpracticum Natuurkunde Achtergrondinformatie Zonnecellen Bouw De zonnecellen die we in dit experiment gebruiken zijn gemaakt van silicium. Silicium is een halfgeleider, waarvan de 4-waardige atomen in een soort diamantrooster zitten. De vier elektronen in de buitenste schil van een siliciumatoom verzorgen de atoombinding met de vier omringende siliciumatomen. Onder ‘normale omstandigheden’ zijn er dus geen vrije elektronen in het silicium aanwezig, en is het materiaal een isolator. Halfgeleiders hebben echter als eigenschap dat bij energietoevoer een elektron uit de buitenste schil van een atoom vrij gemakkelijk losraakt. Dit gebeurt zelfs al bij kamertemperatuur. Op die manier komen elektronen vrij, zodat het materiaal een geleider wordt. Maar bij de stroomgeleiding spelen niet alleen deze vrije elektronen een rol. Als een elektron van zijn atoom losraakt ontstaat op die plaats een positief geladen gat. Zo’n gat kan door een naburig elektron worden opgevuld, zodat het gat een plaats opschuift. De stroomgeleiding in een halfgeleidermateriaal als silicium wordt dus verzorgd door de negatief geladen vrije elektronen en de positief geladen gaten. Gelet op de manier waarop de vrije elektronen en gaten in silicium ontstaan, is het duidelijk dat er evenveel gaten als vrije elektronen moeten zijn. Maar als we het silicium met andere atomen verontreinigen, ontstaat een overschot aan vrije elektronen of aan gaten. n-type silicium – Als we in het siliciumrooster een aantal 5-waardige atomen opnemen (bijvoorbeeld arsenicum), dan is bij elk 5-waardig atoom een elektron over wat niet aan de atoombindingen meedoet. Zo is er daar dus een extra elektron voor de stroomgeleiding. Als er ergens een gat aanwezig is, zal dit snel door één van deze extra elektronen opgevuld worden. Het gevolg is dat in het materiaal geen (of nauwelijks) gaten voorkomen, maar wel vrije elektronen. Of, met andere woorden: er is een overschot aan vrije elektronen. Silicium wat op deze manier is verontreinigd noemen we n-type silicium. p-type silicium – In plaats van 5-waardige atomen kunnen we ook 3-waardige atomen in het siliciumrooster opnemen. Bij elk van deze atomen is er eigenlijk een elektron te weinig voor de atoombindingen, zodat er een extra gat ontstaat. Vrije elektronen zullen snel een gat opvullen. Het gevolg is dat in het materiaal geen (of nauwelijks) vrije elektronen voorkomen, maar wel gaten. Of, met andere woorden: er is een overschot aan gaten. In dit geval is sprake van p-type silicium. pn-overgang – Zowel het p-type als het n-type silicium is elektrisch neutraal, omdat het bestaat uit neutrale atomen. Maar wat gebeurt er als we p-type en n-type silicium met elkaar in contact brengen, zoals in figuur 1? n-type neutraal p-type neutraal n-type p-type + – + – + – + – grenslaag Figuur 1 – Door het met elkaar in contact brengen van p-type en n-type silicium ontstaat een pnovergang. In de grenslaag zullen vrije elektronen uit het n-type silicium naar het p-type silicium bewegen en daar recombineren met de aanwezige gaten. Er verdwijnen dus elektronen uit het n-type silicium, waardoor die kant van de grenslaag een positieve lading krijgt. En in het p-type silicium komen er elektronen bij, waardoor die kant van de grenslaag een negatieve lading krijgt. Er ontstaat dan een elektrisch veld (zie de rode pijlen in figuur 1) dat de beweging van elektronen vanuit het n-type naar het p-type silicium gaat tegenwerken. Daardoor stopt na verloop van tijd de recombinatie van gaten en elektronen in de grenslaag. Deze grenslaag tussen het p-type en het n-type silicium noemen we een pn-overgang. Zonnecel – Een zonnecel is niet meer dan een combinatie van een laag p-type en een laag n-type silicum. Of korter: een p-laag en een n-laag. Op die pn-overgang valt licht in. Als de energie van de invallende fotonen groot genoeg is, zal een foton een elektron van zijn atoom losmaken. Daarbij ontstaat dan ook meteen een nieuw gat. Als deze vorming van zo’n elektron/gat-paar in de p-laag plaatsvindt, zal het elektrisch veld van de pn-overgang het elektron naar de n-laag sturen. Op deze manier komen er nog meer elektronen in de nlaag dan er al waren. Bij de vorming van een elektron/gat-paar in de n-laag verplaatst het gat zich onder invloed van het elektrisch veld naar de p-laag. De extra elektronen in de nlaag en de extra gaten in de p-laag veroorzaken een spanning U zc over de twee lagen. Als we nu de twee lagen met elkaar verbinden via een weerstand, zullen elektronen vanuit de nlaag via de weerstand naar de p-laag stromen om daar met gaten te recombineren. Op deze manier levert de zonnecel een stroom I zc . n-type p-type + – + – + e – + – – grenslaag e – gat foton R Figuur 2 – Invallende fotonen veroorzaken de vorming van elektron/gat-paren. Het elektrisch veld van de pn-overgang zorgt dan voor een elektronenstroom naar de n-laag en een gatenstroom naar de p-laag. De n-laag als geheel krijgt daardoor een negatieve lading, en de p-laag als geheel een positieve lading. De combinatie van de p-laag en de n-laag vormt nu dus een spanningsbron: elektronen stromen vanuit de n-laag via de weerstand naar de p-laag. De door de zonnecel geleverde stroom loopt dan in omgekeerde richting door de weerstand. Rendement – De energie E f van de invallende fotonen hangt af van de frequentie f of de golflengte λ van het invallende licht: E f = hf = hc/λ. Hierin is h de constante van Planck. Als de foton-energie groot genoeg is, zal het foton een elektron van zijn atoom losmaken. Maar als de foton-energie te klein is om een elektron vrij te maken, gaat de energie van dat foton verloren in de vorm van warmte. En als het foton meer energie heeft dan nodig is om een elektron vrij te maken zal het overschot van deze foton-energie op dezelfde manier ook verloren gaan. Dit verklaart het beperkte rendement van een zonnecel. Hoeveel energie nodig is om een elektron vrij te maken hangt af van het soort halfgeleidermateriaal en van de kristalvorm van dat materiaal. De verschillende soorten zonnecellen reageren daardoor anders op hetzelfde zonlicht, en hebben dan ook een verschillend rendement. De I,U-karakteristiek We hebben nu gezien hoe een zonnecel stralingsenergie omzet in elektrische energie. Om het geleverde elektrisch vermogen te bepalen moet het verband tussen spanning U zc en stroom I zc bij de zonnecel worden gemeten. Of, met andere woorden: de I,U-karakteristiek van de zonnecel. De vorm van deze I,U-karakteristiek is weergegeven in figuur 3. I zc A I zc C lamp zonnecel U zc R B Uz Figuur 3 – De I,U-karakteristiek van een zonnecel. 1 Figuur 4 – Meetopstelling. In figuur 3 is niet alleen de I,U-karakteristiek van een zonnecel getekend, maar ook een rechthoek. a Welke natuurkundige grootheid is gelijk aan de oppervlakte van deze rechthoek? b Hoe zal de oppervlakte van deze rechthoek – en daarmee de in vraag a bedoelde grootheid – veranderen als je het hoekpunt C over de grafiek verschuift? Om de I,U-karakteristiek te meten sluit je een variabele weerstand R aan op de zonnecel, zoals in figuur 4. Bij elke waarde van deze belastingsweerstand R meet je andere waarden voor U zc en I zc . In een diagram tegen elkaar uitgezet leveren de meetresultaten van U zc en I zc de I,U-karakteristiek van de zonnecel. Bij een weerstandswaarde R = 0 wordt de zonnecel eigenlijk kortgesloten. De stroom die dan loopt noemen we dan ook de kortsluitstroom I ks . In dat geval blijkt de spanning van de zonnecel volledig in te zakken: U zc = 0. Deze situatie wordt weergegeven door punt A in de I,U-karakteristiek van figuur 3. Als je de twee aansluitpunten van de zonnecel niet met elkaar verbindt, heb je te maken met een ‘oneindig grote’ weerstandswaarde: R = ∞. Er loopt in dat geval natuurlijk geen stroom: I zc = 0. De bijbehorende spanning noemen we het open circuit voltage U oc . Deze situatie wordt weergegeven door punt B in de I,U-karakteristiek van figuur 3. Bij vraag 1 heb je gemerkt dat de oppervlakte van de rechthoek in de I,U-karakteristiek gelijk is aan het elektrisch vermogen P e dat de zonnecel levert. Want: P e = U zc I zc . Zo kunnen we voor elke gemeten waarde van de spanning U zc het geleverde elektrisch vermogen P e berekenen, en het resultaat daarvan uitzetten in een P e ,U zc -diagram. De vorm van dit verband tussen U zc en P e is weergegeven in figuur 5. Pe M Uz 2 Figuur 5 – Het verband tussen het door een zonnecel geleverde elektrisch vermogen P e en de spanning U zc bij het variëren van de waarde van de belastingsweerstand R. Dit verband is af te leiden uit de I,U-karakteristiek van de zonnecel in figuur 3. Uit het diagram hiernaast volgt het door de zonnecel geleverde maximale elektrisch vermogen P e,max . Bij vraag 1 heb je antwoord gegeven op de vraag hoe de oppervlakte van de rechthoek zal veranderen als je het hoekpunt C over de grafiek verschuift. Leg uit of je antwoord op die vraag wel of niet overeenkomt met de vorm van de grafiek in figuur 5. Bij het bepalen van het rendement van een zonnecel kijken we altijd naar het maximale elektrisch vermogen P e,max dat de zonnecel levert: het punt M in het diagram van figuur 5. De bijbehorende waarde van de belastingsweerstand R noemen we de ideale belasting van de zonnecel. Bij deze weerstand zal de zonnecel het best presteren en dus de meeste energie leveren. Toepassingen Er zijn twee redenen voor het gebruik van zonnecellen voor de elektriciteitsvoorziening: de behoefte aan elektriciteit op plaatsen waar geen elektriciteitsnet ligt de behoefte aan elektriciteit zonder gebruik van fossiele brandstoffen als steenkool, aardolie en aardgas. In grote delen van de wereld ligt geen elektriciteitsnet. Dan ligt het gebruik van zonneenergie voor de hand. Zo worden zonnecellen in landen van de Derde Wereld gebruikt om stroom te leveren aan waterpompen voor drinkwater en de besproeiing van gewassen. In de uitgestrekte gebieden van Australië worden ze gebruikt om kuddes vee van water te voorzien en om drinkwaterzuiveringsinstallaties aan te drijven. Op zee zijn zonnecellen in gebruik voor de elektriciteitsvoorziening van lichtboeien die van belang zijn voor de scheepvaart. Voor het opwekken van elektriciteit verstookt een elektriciteitscentrale fossiele brandstof. Dat leidt op termijn tot uitputting van de voorraad steenkool, aardolie en aardgas in de bodem. Bovendien levert het verbranden van deze brandstoffen een bijdrage aan de uitstoot van koolstofdioxide, en daarmee aan een versterking van het broeikaseffect in de aardatmosfeer. Daarom wordt er gezocht naar nieuwe, duurzame energiebronnen. Zonneenergie is er daar één van. Zo kunnen daken en delen van de gevels van gebouwen uit zonnecellen bestaan, zoals in figuur 6 te zien is. En ook de straatverlichting in figuur 7 werkt op zonnecellen. Uit het overzicht in figuur 8 blijkt dat de verkoop van zonnecellen in een snel tempo omhoog gaat. Bij elk van deze toepassingen zullen de zonnecellen worden gekoppeld aan een accu voor de tijdelijke opslag van elektrische energie. Daarnaast worden zonnecellen ook gebruikt wanneer er behoefte is aan weinig energie, zoals in rekenmachines, lichtmeters en camera’s. Figuur 6 – Een gevel van zonnecellen. Figuur 7 – Straatverlichting op zonnecellen. Figuur 8 – De verkoop van zonnecellen in de vorm van elektrisch vermogen (in MW) gedurende de laatste tien jaar van de vorige eeuw. Onderzoek Bij het departement Natuur- en Sterrenkunde van de Universiteit Utrecht wordt onderzoek gedaan aan zonnecellen. Daarbij gaat het om het krijgen van inzicht in de natuurkundige en scheikundige processen die optreden aan het grensvlak tussen verschillende materialen. Het doel van deze kennisontwikkeling is het ontwerpen van economisch uitvoerbare toepassingen die belangrijk zijn voor de samenleving. Goedkoop te produceren zonnecellen of zonnecellen met een hoog rendement zijn hiervan een voorbeeld. Zelf zeggen ze het zo: ‘The group Physics of Devices has given itself the objective to expand and to implement its knowledge of the physical and chemical processes that play a role in electronic devices, in particular, the processes in the vicinity of interfaces. The purpose of the acquired expertise is to facilitate economically feasible applications of thin films that have a strong relevance to society, such as solar cells. Because of the multidisciplinary character of this field of expertise the group pursues intensive exchange and communication in national and international collaborations.’ De onderzoeksgroep Physics of Devices heeft zowel apparatuur om zonnecellen te maken als apparatuur om deze door te meten. Het rendement van de door hen gemaakte zonnecellen meten ze daar op dezelfde manier als in dit experiment. Maar dat gebeurt dan wel met een betere meetopstelling: met een lamp die zonlicht precies namaakt in plaats van een bouwlamp, en met een geautomatiseerde computerregistratie van de I,U-karakterstiek in plaats van handmatig meten. Al hun apparatuur is samengebracht in het Utrecht Solar Energy Laboratory (USEL). Er staan daar drie machines om zonnecellen te maken: ASTER en PASTA voor cellen van 10 bij 10 cm en PILOT voor cellen van 30 bij 40 cm. Met twee andere machines, ATLAS en IRIS, is te bestuderen hoe de zonnecellen zich precies gedragen als ze gemaakt worden. Dit gebeurt met onder andere massaspectroscopie. Het onderzoek heeft tot nu toe geleid tot een productieproces voor goedkope zonnecellen van amorf silicium. Deze zonnecellen hebben een relatief laag rendement. Daarnaast wordt gewerkt aan het ontwikkelen van zonnecellen met een zo hoog mogelijk rendement. Eén manier om dat te doen is het op elkaar stapelen van verschillende cellen, die elk een ander gebied van het zonnespectrum voor hun rekening nemen. Informatie Meer informatie over het onderzoek aan zonnecellen bij het departement Natuur- en Sterrenkunde is te vinden in het artikel De toekomst is aan de zon uit het Ublad van 7 december 2006 (via de link op de experimentpagina Zonnecellen). Meer informatie over zonnecellen (artikelen, profielwerkstukken, opgaven enzovoort) is te vinden op: http://www.natuurkunde.nl > zoeken (zoekwoord: zonnecel)