Beeld het onderstaande werkwoord zonder geluid uit en laat je teamgenoten het woord raden: Beeld het onderstaande werkwoord zonder geluid uit en laat je teamgenoten het woord raden: “aaien” “tellen” Beeld het onderstaande werkwoord zonder geluid uit en laat je teamgenoten het woord raden: Beeld het onderstaande werkwoord zonder geluid uit en laat je teamgenoten het woord raden: “scheuren” “aaien” Beeld het onderstaande werkwoord zonder geluid uit en laat je teamgenoten het woord raden: Beeld het onderstaande werkwoord zonder geluid uit en laat je teamgenoten het woord raden: “dansen” “juichen” Beeld het onderstaande werkwoord zonder geluid uit en laat je teamgenoten het woord raden: Beeld het onderstaande werkwoord zonder geluid uit en laat je teamgenoten het woord raden: “zoenen” “knippen” Beeld het onderstaande werkwoord zonder geluid uit en laat je teamgenoten het woord raden: Beeld het onderstaande werkwoord zonder geluid uit en laat je teamgenoten het woord raden: “gapen” “fietsen” Beeld het onderstaande werkwoord zonder geluid uit en laat je teamgenoten het woord raden: Beeld het onderstaande werkwoord zonder geluid uit en laat je teamgenoten het woord raden: “blaffen” “jeuken” Beeld het onderstaande werkwoord zonder geluid uit en laat je teamgenoten het woord raden: Beeld het onderstaande werkwoord zonder geluid uit en laat je teamgenoten het woord raden: “klappen” “fluiten” Beeld het onderstaande werkwoord zonder geluid uit en laat je teamgenoten het woord raden: Beeld het onderstaande werkwoord zonder geluid uit en laat je teamgenoten het woord raden: “kletsen” “poetsen” Beeld het onderstaande werkwoord zonder geluid uit en laat je teamgenoten het woord raden: Beeld het onderstaande werkwoord zonder geluid uit en laat je teamgenoten het woord raden: “rekenen” “verven” Beeld het onderstaande werkwoord zonder geluid uit en laat je teamgenoten het woord raden: Beeld het onderstaande werkwoord zonder geluid uit en laat je teamgenoten het woord raden: “vissen” “denken” Beeld het onderstaande werkwoord zonder geluid uit en laat je teamgenoten het woord raden: Beeld het onderstaande werkwoord zonder geluid uit en laat je teamgenoten het woord raden: “zoeken” “lezen” Beeld het onderstaande werkwoord zonder geluid uit en laat je teamgenoten het woord raden: Beeld het onderstaande werkwoord zonder geluid uit en laat je teamgenoten het woord raden: “schrikken” “verstoppen” Hoeveel samenstellingen kunnen jullie in 1 minuut bedenken met het woord: Hoeveel samenstellingen kunnen jullie in 1 minuut bedenken met het woord: “brand” “water” Hoeveel samenstellingen kunnen jullie in 1 minuut bedenken met het woord: Hoeveel samenstellingen kunnen jullie in 1 minuut bedenken met het woord: “schoen” “auto” Hoeveel samenstellingen kunnen jullie in 1 minuut bedenken met het woord: Hoeveel samenstellingen kunnen jullie in 1 minuut bedenken met het woord: “sport” “chauffeur” Hoeveel samenstellingen kunnen jullie in 1 minuut bedenken met het woord: Hoeveel samenstellingen kunnen jullie in 1 minuut bedenken met het woord: “werk” “regen” Hoeveel samenstellingen kunnen jullie in 1 minuut bedenken met het woord: Hoeveel samenstellingen kunnen jullie in 1 minuut bedenken met het woord: “kleding” “voetbal” Hoeveel samenstellingen kunnen jullie in 1 minuut bedenken met het woord: Hoeveel samenstellingen kunnen jullie in 1 minuut bedenken met het woord: “school” “fruit”