versie 1 oktober 2013 Koppenlands Een speciale variëteit van het Korterlands betreft de krantenkop. Het is een bekend genre dat iedereen kent. Dat men koppen in kranten afkort ligt voor de hand. De krant wil dat de lezer een bepaald bericht leest en zet daarom een pakkende tekst boven het artikel, en wel zo dat het opvalt. Daarvoor zijn twee grafische middelen. Grote letters oftewel een groot font, en vette letters of bold. Het gevolg daarvan is dat de krant niet goed hele zinnen boven een artikel kan zetten. Daar is te weinig ruimte voor. De tekst moet dus worden ingekort. Of zoals de NRC-­‐Ombudsman het in 2011 als kop boven een artikel formuleert: Koppen maken is de kunst om kort en krachtig te knallen Hoewel deze k-­‐kop niet echt kort en krachtig is, geeft het goed weer waar de koppenmaker naar op zoek is. De lezer van de krant moet naar het artikel getrokken worden met een tekst die de aandacht trekt. Uit onderzoek naar het lezen van de krant blijkt dat de lezers eerst de koppen op een pagina scannen voordat ze een artikel selecteren om te lezen. Het is dus belangrijk dat de kop direct de aandacht trekt. Daarvoor zijn vette, grote letters een belangrijk middel, maar het gaat uiteindelijk om de boodschap die met deze grote, vette letters wordt uitgedrukt. Ook daarom is het belangrijk om onopvallende, weinig betekenende woorden weg te laten. We kunnen gemakkelijk vaststellen dat lidwoorden en hulpwerkwoorden geen favoriete woorden zijn van koppenmakers. Neem bijvoorbeeld de kop (Het Parool, 17 april 2012, voorpagina, voorbeeld toevoegen): Bezoek Turkse president zwaar beveiligd De bijpassende Nederlandse zin is: Het bezoek van de Turkse president is zwaar beveiligd. Weggelaten zijn twee lidwoorden (het en de), een voorzetsel (van) en een hulpwerkwoord (is). Uitgaande van de typografie in de krant was er best ruimte geweest voor zeker twee van deze woordjes, of met een iets kleiner lettertype zelfs voor alle vier. De keuze voor weglating wordt niet alleen gemaakt op basis van de aanwezige ruimte, gekoppeld aan de grootte van de letters. Kennelijk acht men de dichtheid van de informatie een belangrijk aspect om lezers naar het artikel onder de kop te trekken. Lidwoorden en hulpwerkwoorden verminderen de hoeveelheid betekenis per letter. Het lijkt de bedoeling te zijn om de kern van de boodschap vorm te geven met zo min mogelijk tekst. 1 Het Nederlands van krantenkoppen, of het Koppenlands, heeft dus niet alleen een eigen vorm (wat is er weg?) maar ook een eigen betekenis (hoe verdicht je betekenis?), en heeft daarmee veel weg van een taal. Een taal die weliswaar afgeleid is van het Nederlands, maar die zijn eigen regels kent. In dit hoofdstuk zullen we vooral aandacht besteden aan de vormkant. Het lidwoord weg Een van de meest frequente slachtoffers van de koppensneller is het lidwoord. Een voorbeeld uit de krant staat hieronder. (1) Verbod op eten van spier berust op een misverstand Het verbod op het eten van een spier berust op een misverstand Drie van de vier lidwoorden zijn verdwenen, en er was niets op tegen geweest om ook het vierde lidwoord (een) weg te laten. Het lijkt er op dat lidwoorden vrij willekeurig kunnen worden weggelaten. Toch is dat niet zo. Ik zal dat aan een simpel voorbeeld illustreren. Ik heb de kop in (2b) aangetroffen in de krant. Als we de lidwoorden willekeurig toevoegen of weglaten blijkt dat één van de vier mogelijkheden niet erg geschikt is als krantenkop. (2) a. Crisis of niet, haven boekt record b. Crisis of niet, haven boekt een record (NRC Handelsblad) c. *Crisis of niet, de haven boekt record d. Crisis of niet, de haven boekt een record (2d) is een gewone Nederlandse zin, en die reken ik niet tot het Koppenlands. Natuurlijk komt Nederlands veel voor in krantenkoppen, maar waar het hier om gaat zijn koppen met een afwijkende vorm. De Koppenlandse zinnen (2a) en (2b) lijken prima, waarbij (2a) mijn voorkeur heeft. Dat komt omdat in (2a) het principe van minimale hoeveelheid tekst (zie vorige paragraaf) en dus maximale dichtheid van betekenis wordt gevolgd. Maar desalniettemin is (2b) prima, ondanks het feit dat een nauwelijks betekenis toevoegt. Anders ligt het bij (2c). Het is deze kop die gevoelsmatig niet in aanmerking komt als krantenkop. Dat geef ik aan met een asterisk (*) om te kennen te geven dat de krantenkop incorrect is. Kennelijk heb ik intuïties over de vorm van krantenkoppen. Ik heb nooit geleerd heb dat een kop als (2c) beter niet als krantenkop kan worden gebruikt. Ik heb nooit zelf krantenkoppen gemaakt en ik heb er nooit les in gehad. Hoe weet ik dan dat (2c) slechter is dan (2b)? Ik heb veel krantenkoppen gelezen in mijn leven en waarschijnlijk zelden of nooit een kop van het type (2c) onder ogen gekegen, maar dat betekent nog niet dat ik zou weten dat die kop minder goed zou zijn. Het is niet erg waarschijnlijk dat mijn hoofd een telraam bevat dat bijhoudt of een lidwoord al dan niet voorkomt in krantenkoppen, en zo ja, op welke plaats. De gedachte dat ik onbewust heb vastgesteld dat koppen van het type in (2c) niet voorkomen en dus minder goed zouden zijn, is behoorlijk onwaarschijnlijk. Hoe zit het dan wel? In het licht van krantenkoppen van het type in (2c) is het ook niet erg waarschijnlijk dat Koppenlands uit een serie simpele, praktische afspraken bestaat om krantenkoppen te 2 maken. Zoals bijvoorbeeld: 'in krantenkoppen kan je lidwoorden weglaten'. Het scenario zou dan zijn: op de redactie van een krant leer je aan de hand van regels hoe het moet, en als lezer kan je dan vrij simpel vaststellen dat lidwoorden vaak ontbreken in koppen. Maar als dat zo is, hoe weet ik als in Koppenlands ongeschoolde lezer dan dat je een lidwoord niet altijd mag weglaten? Waarom heeft die lezer oordelen over goede en minder goede krantenkoppen? Mijn informanten zeiden bij confrontatie met rijtjes als in (2) hierboven en (3) hieronder dat de c-­‐koppen 'niet goed voelden'. Maar waar komt dat gevoel dan vandaan? En hoe zit dat gevoel in elkaar? Het is in elk geval een zeer consistent gevoel, want niemand had moeite met de koppen in (2a) en (3a). En (2b) en (3b) vond men misschien niet optimaal, maar wel mogelijk. (3) a. Man bijt hond b. Man bijt een hond c. *Een man bijt hond d. Een man bijt een hond Maar iedereen vond (2c) en (3c) slecht of in elk geval de slechtste van het rijtje. Je vindt ook in bestaande krantenkoppen teksten van het type (2a)/(3a) en (2b)/(3b) volop terug (zie kader). In dit hoofdstuk gaat het mij om de systematische gevoelens of intuïties. Allereerst is het zaak om de systematiek in kaart te brengen. Voor krantenkoppen is daar nog nauwelijks onderzoek naar gedaan. En daarna komt de vraag hoe het kan dat wij die systematiek onbewust beheersen. De vraag is dan: waar komt ons gevoel voor Koppenlands vandaan. Rampmachinist belde met zijn conducteur Bewijs in zedenzaak deugt niet Vergadering over de grachtengordel Schoonzus kroonprins in opspraak om pistool Baby niet naar de crèche Spullen Shaffy naar UvA Koppenlandse grammatica In de generatieve taalkunde, de taalkunde waarvan de amerikaanse geleerde Noam Chomsky de PI – principal investigator – is, is het gebruikelijk om een analyse te baseren op oordelen over daartoe geconstrueerde zinnen. De gedachte daarachter is dat wij in ons hoofd een grammatica hebben die ons in staat stelt om zinnen te produceren, maar ook om over zinnen te oordelen. Dat is belangrijk want ongrammaticale zinnen kom je in de werkelijkheid niet veel tegen. Wij weten dat een zin als *Een man een krant leest niet een grammaticale zin is van het Nederlands. Niet omdat we die zin nog nooit hebben aangetroffen, maar omdat onze grammatica ons vertelt dat er iets mis is. En dat is belangrijke informatie over de eigenschappen van de grammatica in ons hoofd. Met dit soort informatie is de taalkundige in staat om die grammatica te construeren. 3 Als we ons uitsluitend zouden baseren op zinnen die we aangetroffen hebben in de werkelijkheid, dan kunnen we alleen iets zeggen over die zinnen, maar er zijn genoeg grammaticale zinnen die je zelden of nooit aantreft en ongrammaticale zinnen die je wel vindt. Het lijkt dus onwenselijk om de acceptabiliteit van een zin te laten bepalen door de vraag of die zin al dan niet is aangetroffen in een bepaalde verzameling zinnen, zelfs als die verzameling heel groot zou zijn. Als aanhanger van de generatieve taalkunde pas ik deze methode ook toe op het Koppenlands. We hebben gezien dat we intuïties hebben over de geschiktheid van koppen. Als dat zo is, dan moeten we ook in staat zijn om zelf koppen te maken en daarover te oordelen. En inderdaad, ik heb weinig moeite om krantenkoppen te verzinnen. Het Koppenlands dat ik zo verzin is in hoge mate gelijk aan het Koppenlands dat ik in de krant aantref. En over dat zelf verzonnen Koppenlands heb ik duidelijke intuïties. Die intuïties geven aan dat het verschil tussen (2a/b, 3a/b) en (2c, 3c) een telkens terugkerend feit is. Kijk naar de door mij bedachte voorbeelden in (4). (4) a. Aap drinkt blikje cola b. Aap drinkt een blikje cola c. *Een aap drinkt blikje cola d. Een aap drinkt een blikje cola De koppen in (4a) en (4b) zouden zo in de krant kunnen. Net als (2c/3c) lijkt ook (4c) niet geschikt als Koppenlandse uiting. Als we er vanuit gaan dat de onwelgevormdheid van (2c), (3c) en (4c) het gevolg is van de grammatica van het Koppenlands, dan moet er een regel zijn die deze uitingen uitsluit. De regel lijkt te zijn dat het onderwerp geen lidwoord mag hebben als het lijdend voorwerp ook geen lidwoord heeft (a vs c). Omgekeerd geldt dat kennelijk niet, want als het lijdend voorwerp wel een lidwoord heeft, dan maakt het kennelijk niet uit of het onderwerp al dan niet een lidwoord heeft (b en d). Mijn intuïties lijken dus gebaseerd op een taalkundige analyse van de zin waarin het onderscheid tussen onderwerp en voorwerp een cruciale rol speelt. Kennelijk beschik ik over een grammatica voor krantenkoppen die verband houdt met het gewone Nederlands en die mij informatie geeft op grond waarvan ik kan beslissen dat (c) minder goed is dan (a en b). Cruciaal daarbij lijkt het feit dat onderwerp en lijdend voorwerp zich verschillend gedragen. Deze asymmetrie tussen onderwerp en voorwerp is niet iets dat voor een taalkundige bijzonder verrassend is. Wij weten dat er allerlei verschillen bestaan tussen onderwerp en voorwerp die op dezelfde asymmetrie wijzen. Omdat dit geen grammaticaboek van het Nederlands is, moet u genoegen nemen met een enkel voorbeeld. In (5) is er een interpretatieverschil tussen (5a) waarin het onderwerp Jan de interpretatie van zijn kan bepalen, terwijl het lijdend voorwerp Jan dat niet kan in (5b). (5) a. Jan bijt zijn hond (het kan Jan's hond zijn die gebeten wordt door Jan) b. Zijn hond bijt Jan (het kan niet Jan's hond zijn die hem bijt) 4 Als u vroeger op school redekundig ontleden heeft gehad, dan weet u mogelijk nog dat al bij de eerste lessen de asymmetrie tussen onderwerp en lijdend voorwerp ter sprake kwam. Een zin viel uiteen in een onderwerp en een gezegde, en dat gezegde bestond dan vaak weer uit een werkwoord en een lijdend voorwerp. In schema: Zin Onderwerp Gezegde Werkwoord Lijdend voorwerp U ziet dat het onderwerp (het subject) een dominantere plaats in de zin inneemt dan het voorwerp (het object), wat ook blijkt dat uit het feit dat er veel zinnen zijn zonder lijdend voorwerp, maar niet of nauwelijks 'normale' zinnen zonder onderwerp. In de taalkunde zeggen we dat het onderwerp het lijdend voorwerp commandeert, maar dat dat omgekeerd niet het geval is. Dit gegeven is belangrijk om te begrijpen hoe onze krantenkopintuïtie in elkaar zit. De Z-­‐regel Laten we proberen de regel van het Koppenlands wat precieser formuleren. Stel dat we een zelfstandignaamwoordgroep met een weggelaten lidwoord – de typische krantenkoppenstijl zoals in (1) – [+Z] noemen. Deze term ontleen ik aan een artikel van mijn collega Tim Stowell van UCLA over 'Newspaper Headlines'. In de taal van Engelse krantenkoppen, door hem Headlinese genoemd, de Engelse tegenhanger van het Koppenlands, is de afwezigheid van het lidwoord ook een belangrijk kenmerk. Hij noemt dit kenmerk [+Z], met de Z van zero oftewel nul. Een zelfstandignaamwoordgroep met een weggelaten lidwoord is dus [+Z] en als het lidwoord in koppen aanwezig is, dan noemt hij het [–Z]. Zijn artikel is bedoeld voor een publiek van linguïsten en voor mijn doel hier wat te technisch, maar één van de belangrijkste principes in dat verhaal is dat in Headlinese [+Z] niet gecommandeerd mag worden door [–Z]. Dat is ook voor de verklaring van de onacceptabiliteit van (2c) en (3c) precies de conditie die we nodig hebben voor het Koppenlands. Ik formuleer dit principe in (6). (6) [–Z] mag [+Z] niet commanderen. Om dit principe te illustreren hieronder nog een keer de man-­‐bijt-­‐hond-­‐zin. (7) a. Man[+Z] bijt hond[+Z] b. Man[+Z] bijt een hond[–Z] c. *Een man[–Z] bijt hond[+Z] d. Een man[–Z] bijt een hond[–Z] Gegeven de subject-­‐object-­‐asymmetrie geldt dat [–Z] wel [+Z] commandeert in (7c), maar niet in (7b). 5 Als we aannemen dat (6) een grammaticaal principe is van de Koppenlandse variëteit van het Korterlands, dan verwachten we dat het zich ook laat gelden in andere gevallen waar (6) van toepassing is. Dat lijkt ook inderdaad zo te zijn. Predikaatsnomen Als er sprake is van een predikaatsnomen, ook wel een zelfstandignaamwoordsgroep in een naamwoordelijk gezegde genoemd in de traditionele ontleding, dan is er sprake van dezelfde asymmetrie tussen onderwerp en naamwoordelijk deel van het gezegde. Ook dan lijkt (6) van toepassing. De kop in (8a) kan vervangen worden door (8b), maar niet door (8c), terwijl (8d) de bijpassende Nederlandse zin is. (8) a. Kernenergie is boosdoener [+Z] > [+Z] b. Kernenergie is de boosdoener [+Z] > [–Z] c. *De kernenergie is boosdoener [–Z] > [+Z] d. De kernernergie is de boosdoener [–Z] > [–Z] Voorzetselvoorwerp Wat voor het lijdend voorwerp geldt, geldt ook voor het voorzetselvoorwerp. We zagen hierboven al een voorbeeld. Dat voorbeeld komt terug in het onderstaande rijtje in (9b). Het gaat hier weliswaar om een bezittelijk voornaamwoord en niet een om een lidwoord dat het voorzetselvoorwerp inleidt, maar dat maakt voor principe (6) niets uit. In beide gevallen leidt weglating tot het kenmerk [+Z]. (9) a. Rampmachinist belde met conducteur b. Rampmachinist belde met zijn conducteur c. *De rampmachinst belde met conducteur d. De rampmachinst belde met zijn conducteur Bepaling van het gezegde Ook als [+Z] deel is van een bepaling van het gezegde geldt dat het onderwerp niet het kenmerk [–Z] mag hebben. Dit zien we in een voorbeeld van een kop uit de Wetenschapsbijlage van NRC Handelsblad: Ook moderne mens klimt als chimpansee. Beide zelfstandignaamwoordgroepen hebben een weggelaten lidwoord en zijn hier dus van het type [+Z]. Ook van deze zin kunnen we weer hetzelfde rijtje geven, met de overtreding in zin (10c). (10) a. Ook moderne mens klimt als chimpansee [+Z] > [+Z] b. Ook moderne mens klimt als een chimpansee [+Z] > [–Z] c. *Ook de moderne mens klimt als chimpansee [–Z] > [+Z] d. Ook de moderne mens klimt als een chimpansee [–Z] > [–Z] Bijvoeglijke bepaling Zoals er een asymmetrie bestaat tussen onderwerp en gezegde bestaat er een vergelijkbare asymmetrie binnen zelfstandignaamwoordgroepen, die ik vanaf nu volgens de taalkundige traditie NP (Noun Phrase) ga noemen. Laten we uitgaan van de volgende krantenkop uit NRC Handelsblad. 6 Senaat verwerpt verbod rituele slacht De Senaat verwerpt het verbod van de rituele slacht In een woordgroep als het verbod van de rituele slacht is van de rituele slacht een bepaling ingeleid door het voorzetsel van. Die voorzetselgroep noemen we PP, van Prepositional Phrase. Structureel staat het verbod (NP1) hoger in de structuur dan de rituele slacht (NP2) en is de commandeer-­‐relatie van toepassing. De structuur is zoiets als in (11). Hier commandeert NP1 de NP2 die in de PP zit opgesloten. (11) NP NP1 PP het verbod P NP2 van de rituele slacht De weergave in (11) is, enigszins versimpeld, de structuur die in de grammatica aan de groep het verbod van de rituele slacht wordt toegekend. Als we nu kijken naar de Koppenlandse mogelijkheden, dan vinden we een situatie die sterk lijkt op die van de vorige voorbeelden. (12) a. verbod van rituele slacht [+Z] > [+Z] b. verbod van de rituele slacht [+Z] > [–Z] c. *het verbod van rituele slacht [–Z] > [+Z] d. het verbod van de rituele slacht [–Z] > [–Z] Nog een voorbeeld uit de krant is de kop Eigen risico in de zorg. Het inmiddels vertrouwde rijtje is: (13) a. eigen risico in zorg [+Z] > [+Z] b. eigen risico in de zorg [+Z] > [–Z] c. *het eigen risico in zorg [–Z] > [+Z] d. het eigen risico in de zorg [–Z] > [–Z] Om het wat complexer te maken kunnen we twee van de asymmetriën combineren. In NRC Handelsblad stond de kop Psychose na bevalling is afweerprobleem. Drie weggelaten lidwoorden in asymmetrische relaties: de relatie binnen het subject tussen psychose en bevalling en de relatie tussen het subject (psychose na bevalling) en het predikaatsnomen (afweerprobleem). Als (6) juist is, mag in geen van beide relaties [–Z] [+Z] commanderen. (14)a. Psychose na bevalling is afweerprobleem [+Z] > [+Z] & [+Z] > [+Z] b. Psychose na bevalling is een afweerprobleem [+Z] > [+Z] & [+Z] > [–Z] c. ?Psychose na een bevalling is afweerprobleem [+Z] > [–Z] & [+Z] > [+Z] d. *Een psychose na bevalling is afweerprobleem [–Z] > [+Z] & [–Z] > [+Z] 7 e. Psychose na een bevalling is een afweerprobleem [+Z] > [–Z] & [+Z] > [–Z] f. *Een psychose na bevalling is een afweerprobleem [–Z] > [+Z] & [–Z] > [–Z] g. *Een psychose na een bevalling is afweerprobleem [–Z] > [–Z] & [–Z] > [+Z] h Een psychose na een bevalling is een afweerprobleem [–Z] > [–Z] & [–Z] > [–Z] Het is wat ingewikkeld en oordelen zijn lastig bij zoveel subtiel verschillende mogelijkheden, maar mijn intuïties zijn vrij duidelijk in de verwerping van drie van de acht bovengegeven zinnen: de drie waarin [–Z] [+Z] commandeert: (14d), (14f) en (14g). Ik vind (14c) ook niet erg geschikt – daarom heb ik een vraagteken voor de zin gezet –, maar minder slecht dan de drie met een sterretje. Structuur of volgorde Je zou naar aanleiding van het bovenstaande een veel simpelere verklaring kunnen proberen te geven van de tot nu toe gepresenteerde Koppenlandse feiten: de eerste NP in een kop mag niet beginnen met een lidwoord. Uitzondering daarop is telkens het laatste voorbeeld van de bovengegeven rijtjes, maar daarvan zou je kunnen zeggen dat dat geen Koppenlands is, maar Nederlands, want uit die voorbeelden is niets weggelaten. Voor de rest is alles mogelijk. Dan hebben we helemaal niet een regel als (6) nodig en is de Koppenlandse grammatica van een nogal oppervlakkig soort. Ik had u natuurlijk niet op deze reis door de theorie meegenomen als dat de juiste generalisatie zou zijn. Ik ga u dan ook laten zien dat deze benadering niet een correcte regel van het Korterlands kan zijn. Neem de zelf verzonnen kop Jongen haalt bom uit rugzak. Ook hier zijn er weer zeven Koppenlandse mogelijke varianten en de corresponderende Nederlandse zin. (15) a. jongen haalt bom uit rugzak b. jongen haalt bom uit zijn rugzak c. *jongen haalt een bom uit rugzak d. *een jongen haalt bom uit rugzak e. *een jongen haalt een bom uit rugzak f. *een jongen haalt bom uit zijn rugzak g. jongen haalt een bom uit zijn rugzak h. een jongen haalt een bom uit zijn rugzak Volgens mij is (15c) een onwelgevormde krantenkop. Dat klopt ook met principe (6) want de tweede NP (een bom) is [–Z] en de derde (rugzak) is [+Z]. Als dat klopt dan ondersteunt dat de theoretische visie in (6) en weerlegt dat de visie dat koppen alleen ongrammaticaal zijn als de eerste NP een lidwoord heeft. Datzelfde kunnen we opmaken uit een ander zelf geconstrueerd geval, namelijk de kop Tijdens het WK verwaarloost man zijn vrouw. We hebben hier te maken met een vooropgeplaatste bepaling van tijd tijdens het WK. Ik ga dat hier niet gedetailleerd toelichten, maar duidelijk is wel dat de eerste woordgroep een lidwoord bevat. Volgens mij is er met deze kop weinig aan de hand en dus is een lineaire benadering van het lidwoordgedrag in krantenkoppen niet de juiste aanpak. Een vergelijkbaar punt kunnen we maken bij de koppen in (16). 8 (16) a. Koningin gaf legercommandant hoge onderscheiding b. Koningin gaf legercommandant een hoge onderscheiding c. *Koningin gaf de legercommandant hoge onderscheiding d. Koningin gaf de legercommandant een hoge onderscheiding Aangezien de eerste NP, het onderwerp Koningin geen lidwoord heeft, zou de lineaire verklaring voorspellen dat alle koppen in (16) goed zouden zijn. Dat is duidelijk niet het geval, want (16c) is aanzienlijk slechter dan (16a) en (16b). We zien dat een abstract principe als (6) de voorkeur krijgt boven een oppervlakkig principe als 'in het Koppenlands mag de eerste NP geen lidwoord hebben'. En gegeven dat (6) in structureel opzicht (notie commanderen) toch nodig is voor de grammatica van het Nederlands is dat zeker geen nadeel. We maken voor de grammatica van het Koppenlands gebruik van onbewuste principes die al deel uitmaken van onze mentale grammatica, en dat lijkt een economische keuze. Gebiedende wijs Ondersteuning voor deze visie komt uit de spreektaal. We treffen eigenlijk dezelfde situatie als boven aan in het Nederlands. In een recent artikel schrijft Gertjan Postma over bijzondere vormen van de gebiedende wijs in het Nederlands. In bepaalde gevallen kunnen subject en object worden weggelaten. Opvallend is dat het object alleen maar weggelaten kan worden als het subject afwezig is. In de situatie dat een docent een student een artikel ter bestudering overhandigt, kan hij/zij zeggen: (17) a. Bestudeer maar goed [+Z] commandeert [+Z] b. Bestudeer dat artikel maar goed [+Z] commandeert [-­‐Z] c. *Bestudeer jij maar goed [-­‐Z] commandeert [+Z] d. Bestudeer jij dat artikel maar goed [-­‐Z] commandeert [-­‐Z] In (17) verwijst [+Z] naar een weggelaten zinsdeel (onderwerp en/of voorwerp). Dat (17c) duidelijk een onjuiste gebiedende wijs is, suggereert dat in deze Nederlandse constructie iets vergelijkbaars plaats vindt als in het Koppenlands. Nog een voorbeeld. Als iemand bezig is om een huis op te ruimen en ongebruikte waardevolle spullen aantreft, kan de eigenaar van die spullen zeggen: (18) a. Verkoop maar [+Z] commandeert [+Z] b. Verkoop dat maar [+Z] commandeert [-­‐Z] c. *Verkoop jij maar [-­‐Z] commandeert [+Z] d. Verkoop jij dat maar [-­‐Z] commandeert [-­‐Z] Veelvoorkomend is de situatie bij het afrekenen in een restaurant waarbij fooi wordt gegeven: (19) a. Laat maar zitten b. Laat de rest maar zitten c. *Laat jij maar zitten d. Laat jij de rest maar zitten 9 Het weglaten van onderwerp en voorwerp in dit soort constructies verloopt dus langs dezelfde structurele lijnen als het weglaten van het lidwoord bij krantenkoppen. De mogelijkheid van weglating van subject en/of object maakt deel uit van onze mentale grammatica. Wij weten dat de patronen in (17) tot en met (19) zo zijn als ze zijn, zonder dat we dat hebben geleerd. Het zijn onze taalintuïties, die uiteindelijk een reflectie zijn van de taalkennis die in ons brein is opgeslagen. Deze taalkennis maakt gebruik van de asymmmetrie tussen subject en object. Maar als dat zo is, dan lijkt het ook niet zo vreemd dat in het Koppenlands, dat tenslotte ook gaat om weglating, hetzelfde systeem zichtbaar wordt. Het voorzetsel weg Ook voorzetsels vallen ten prooi aan de koppensneller. Niet alle voorzetsels kunnen verdwijnen, maar als ze vrij weinig betekenis toevoegen dan kunnen ze uit krantenkoppen worden weggelaten. Eerst maar een aantal voorbeelden uit de kranten. Vakbond boos over hoge inkomens zorgbestuurders De Vakbond is boos over de hoge inkomens van de zorgbestuurders Meerderheid raad voor fietstunnel onder Rijks Een meerderheid van de raad is voor een fietstunnel onder het Rijksmuseum Politie doodt hond bij inval woning De politie doodde een hond bij een inval in een woning Dengue-­‐alarm Honduras Er is een Dengue alarm in Honduras Het voorzetsel kan natuurlijk niet weg als de betekenis belangrijk is of als het gaat om vaste combinaties. Hieronder een paar voorbeelden van foute krantenkoppen. FOUTE KOPPEN Jongen legt bom tafel [op weggelaten] Rutte vertrekt Antillen [naar weggelaten] Kangoeroe bossen bij Arnhem [in weggelaten] Meer mensen griepgolf getroffen [door weggelaten] Aap dol blikje Coca-­‐Cola [op weggelaten] Tragiek en humor mooi balans [in weggelaten] VS zetten Brits debat over EU scherp [op weggelaten] Top 5000 goed 25,5 mld [voor weggelaten] Huizenkopers de watten gelegd [in weggelaten] Hoewel in al deze gevallen het weggelaten voorzetsel vrij gemakkelijk te construeren is, is het toch duidelijk dat er iets mis is met deze koppen in vergelijking met de hierboven gegeven voorbeelden. Het lijkt eigenlijk vooral makkelijk te zijn als het gaat om het van in bijvoeglijke bepalingen, zoals bij inkomen zorgbestuurders of verbod rituele slacht. Ook 10 het voorzetsel in van plaatsbepalingen kan wegvallen, zoals blijkt uit inval woning of alarm Honduras. Hoe deze beperking precies werkt, is mij niet duidelijk. Waarom is 'Kangoeroe bossen bij Arnhem' nu slechter dan 'Dengue-­‐alarm Honduras'? Wel kunnen we enigszins onnauwkeurig stellen dat de beperking op weglating betrekking heeft op de betekenis van voorzetsels. Hoe meer betekenis het voorzetsel heeft, hoe minder gemakkelijk het kan worden weggelaten. Ook de mate waarin het voorzetsel met andere woorden in de zin verbonden is, speelt een rol. Hoe vaster de combinatie, hoe slechter het voorzetsel kan verdwijnen. Vandaar dat we op in dol op of in in in de watten leggen niet kunnen weglaten. Maar is er ook nog iets anders aan de hand. Een bijzondere beperking op het weglaten van het voorzetsel is dat het voorzetsel uitsluitend weg kan als het daarop volgende lidwoord ook verdwijnt uit de kop. We zagen in (12), hier herhaald als (20), dat het verbod van de rituele slacht twee Koppenlandse varianten heeft, verbod van rituele slacht (20a) en verbod van de rituele slacht (20b). Alleen bij (20a) kan ook het voorzetsel wegblijven, zoals blijkt uit de koppen in (20a'-­‐d'). (20) a. verbod van rituele slacht a'. verbod rituele slacht b. verbod van de rituele slacht b'. *verbod de rituele slacht c. *het verbod van rituele slacht c'. *het verbod rituele slacht d. het verbod van de rituele slacht d'. *het verbod de rituele slacht Een nieuw voorbeeld laat dit nogmaals zien. Het gaat om een stukje uit de kop Inkomen directeur woningbouwvereniging hoger dan norm. (21) a. inkomen van directeur a'. inkomen directeur b. inkomen van de directeur b'. *inkomen de directeur c. *het inkomen van directeur c'. *het inkomen directeur d. het inkomen van de directeur d'. *het inkomen de directeur Dat (21c') en (21d') niet voorkomen is niet raar. (21d) is geen Koppenlands maar Nederlands en uit het Nederlands laat je geen voorzetsels op deze manier weg. (21c) was al ongrammaticaal, dus het weglaten van van maakt het alleen maar erger. Het cruciale verschil is dat tussen (21b) en (21b'). Als in (21a') van mag worden weggelaten, waarom dan ook niet in (21b'). De oordelen zijn ook niet subtiel. (21b') lijkt mij volledig onmogelijk. Waarom is dat? Ook hier lijkt een structurele conditie aan het werk te zijn. Als we de structuur van het inkomen van de directeur bekijken dan zijn er 4 woordgroepen, 3 NPs en een PP. (22) NP1 NP2 PP het inkomen P NP3 van de directeur 11 Laten we aan de argumentatie toevoegen dat een voorzetselgroep (PP) van het type [+Z] is als die geen voorzetsel heeft. In (20) en (21) zagen we dat een PP zonder voorzetsel – een [+Z] PP – alleen voorkomt als de NP3 ook [+Z] is. Laten we daarom aannemen dat een woordgroep van het type [+Z] geen woordgroepen van het type [–Z] mag bevatten, dan voorspellen we het volgende: • NP1 = [+Z] -­‐ inkomen directeur als NP1 [+Z] is dan moeten alle daaronder hangende woordgroepen – NP2, PP en NP3 – ook van het type [+Z] zijn. • NP2 = [+Z] -­‐ inkomen van de directeur als alleen NP2 [+Z] is, dan heeft alleen NP2 geen lidwoord. • PP = [+Z] -­‐ *het inkomen directeur als PP [+Z] is, dan zijn het voorzetsel en het lidwoord van NP3 afwezig; in dit geval wordt principe (6) overtreden want NP[-­‐Z] commandeert NP[+Z] • NP3 = [+Z] -­‐ *het inkomen van directeur als alleen NP3 [+Z] is, dan leidt dat eveneens tot een overtreding van principe (6) • NP2 & NP3 = [+Z] -­‐ inkomen van directeur als NP2 en NP3 [+Z] zijn, dan leidt dat tot een prima krantenkop • NP2 & PP = [+Z] -­‐ inkomen directeur als NP2 en PP [+Z] zijn, dan leidt dat tot een situatie die gelijk is aan de situatie dat NP1 [+Z] is (zie boven) De twee ongrammaticale gevallen – het inkomen directeur en het inkomen van directeur – vallen onder principe (6), want NP2[–Z] commandeert NP3[+Z]. Van belang is dat op deze manier inkomen van de directeur wel is af te leiden (alleen NP2 is [+Z]) maar inkomen de directeur niet. Het voorzetsel kan alleen verdwijnen als PP [+Z] is, maar uit de aanname dat [+Z] geen [–Z] mag bevatten, volgt dat een weggelaten voorzetsel automatisch leidt tot de weglating van het lidwoord van het object van het voorzetsel. We stuiten nu dus op een tweede principe van de grammatica van het Koppenlands. Een [+Z] woordgroep mag geen [–Z] woordgroep bevatten. Dit is geformuleerd in (22). (22) [+Z] domineert [–Z] niet Intuïtief gesproken kan je zeggen dat een Koppenlandse woordgroep ook helemaal Koppenlands moet zijn. Koppenlands wordt getypeerd door weglating, oftewel [+Z]. Eens [+Z], altijd [+Z]. Natuurlijk is de vraag of PP wel [+Z] kan zijn afhankelijk van betekenis, want zoals we zagen kan het voorzetsel vaak niet worden weggelaten om onafhankelijke redenen. In dat geval speelt (22) geen rol. Verder lijkt het er op dat hoe meer een structuur [+Z] is, hoe beter die is in het Koppenlands. Inkomen directeur is een stuk Koppenlandser dan Inkomen van de directeur. Ook dit kunnen we vastleggen in de grammatica. De Koppenlandse grammatica bestaat nu dus uit drie principes: A geef voorkeur aan [+Z] B [–Z] commandeert [+Z] niet C [+Z] domineert [–Z] niet 12 Hoewel dit verre van precies geformaliseerd is, geeft dit een idee van de manier waarop een stukje van deze grammatica er uit zou kunnen zien. De exacte formalisering laat ik achterwege. Wel is duidelijk dat de principes die nodig zijn om de weglating van lidwoorden en voorzetsels te beregelen zich bedienen van dezelfde structurele begrippen die we ook tegenkomen in de grammatica van het Nederlands, zoals commanderen en domineren. Het enige echt Koppenlandse is de voorkeur voor [+Z], maar weglating is dan ook precies het meest opvallende verschil tussen Nederlands en Koppenlands. 13 DE ONDERSTAANDE TEKST BESTAAT UIT LOSSE OPMERKINGEN MOGELIJK TIJDENS HET WERKCOLLEGE VERDER UIT TE WERKEN Werkwoord weg Naast lidwoorden en voorzetsels kunnen ook werkwoorden afwezig zijn in het Koppenlands. Het gaat vooral om hulpwerkwoorden, en vooral het koppelwerkwoord zijn is veel afwezig. Concurrentie op spoor nodig Hond dood, vrouw weg en nog straf ook Meerderheid raad voor fietstunnel onder Rijks Hulpwerkwoord van de lijdende vorm: Huizenkopers in de watten gelegd Koerdische activistes doodgeschoten in Parijs GAAN: Wielrenner Westra definitief naar Astana KOMEN Hotel tussen AMC en snelweg A2 Rem op hotel in kantoor HEBBEN: Nooit gewonnen, toch bekende Fries Veel ambitie en twee rechterhanden 14 Flectie Gedood meisje zwanger (het gedode meisje was zwanger) Tegenwoordige / verleden tijd Assange vlucht [vluchtte/is gevlucht] de ambassade van Ecuador in De Senaat verwerpt [verwierp/heeft verworpen] het verbod van de rituele slacht De Politie doodt [doodde/heeft gedood] een hond bij een inval in een woning Blanc prijst [prees] Ibrahimovic VERLEDEN TIJD De Commissarissen deden niets [terug in de tijd, vgl "doen niets"] Deelwoord Vestia is gered van een faillisement Een Neergeschoten man is gisteren overleden Het Playmobilpopoje is nu beschermd Oude landkaarten worden geveild bij De Eland Mandela is ontslagen uit het ziekenhuis Infinitief (onderwerp ook weg) De favorieten weten hoe [zij] de eenheid te [moeten] bewaren Bewoners kunnen Meepraten over de plannen voor de binnenstad Hoe je Wilde paddestoelen moet eten Je moet Altijd blijven ageren ANDERE GEVALLEN Er zit een Kangoeroe in de bossen bij Arnhem Trams en treinen moeten samen werken in de spits De tentoonstelling brengt Een ode aan de anonieme huisvlijt De favorieten weten hoe [zij] de eenheid te [moeten] bewaren 15 AANHALINGSTEKENS 'Beperkt de partneralimentatie tot vijf jaar' [zegt X] 'De Voetbalcompetities van de voormalige Sovjet-­‐Unie moeten fuseren' [vindt X] DUBBELE PUNT: o.a. vinden / zeggen SP: fonds raadsverslag De SP vindt dat er een fonds moet komen voor het raadsverslag Dijsselbloem: regels hypotheken niet soepeler Minister Dijsselbloem vindt dat de regels voor hypotheken niet soepeler moeten worden Partijen VS: geen akkoord op tijd Politieke Partijen in de VS zeggen dat er geen akkoord komt op tijd Het Eigen risico in de zorg: wordt 350 euro 16