Hans - WordPress.com

advertisement
Deze oriënteringsfase hoort bij een les over verhoudingen van de oppervlakte/inhoud van
gelijkvormige figuren/ lichamen bij schaalveranderingen.
Elke leerling krijgt één enveloppe (1,2,3 of 4) met daarin identieke figuren, maar met een
verschillende grootte. Ze moeten de kleine figuren in de grote figuur leggen en dan een verband
zoeken tussen de oppervlakte van die kleine figuur en die van de grote figuur.
Enveloppe1: een gelijkzijdige driehoek (figuur 1) en negen kleine gelijkzijdige driehoeken (figuur
die samen in de grote driehoek passen.
Enveloppe 2: een grote rechthoek (figuur 1) en 4 kleine rechthoeken (figuur 2) die samen in de
grote rechthoek passen.
Enveloppe 3: een groot vierkant (figuur 1) en 4 kleine vierkanten (figuur 2) die samen in het grote
vierkant passen.
Enveloppe 4: een groot parallellogram (figuur 1) en 9 kleine parallellogrammen (figuur 2) die
samen in het grote parallellogram passen.
Dit gaat over driehoeken.
Je speel memory in groepjes van 2 personen. Speciaal is dat je nu drie kaartjes moet omdraaien die
bij elkaar horen.
Middelloodlijn
Zwaartelijn
Deellijn
Hoogtelijn
Rechte door het
midden van een
zijde en loodrecht
op de drager van
die zijde
Rechte door een
hoekpunt en door
het midden van
de overstaande
zijde
Rechte door een
hoekpunt die de
hoek in twee
even grote
hoeken deelt
Loodlijn vanuit
een hoekpunt
naar de drager
van de
overstaande zijde
Gelijkbenige
driehoek
Gelijkzijdige
driehoek
Minstens 2 zijden
even lang
Rechthoekige
driehoek
Basishoeken gelijk
Alle hoeken 60°
3 even lange
zijden
Rechthoekszijden
en schuine zijde
Scherphoekige
driehoek
3 scherpe hoeken
Stomphoekige
driehoek
1 stompe hoek en
2 scherpe hoeken
Download