© Hollandse Hoogte FL UX 1 3 RAT HENAU I N S T I T U U T Overal Robots Passen wij ons aan? Decennialang waren robots geketend aan speciaal voor hen ontwikkelde productie­lijnen in de fabriek. Nu stappen ze de wijde wereld in. Zullen ze zich aanpassen aan onze c­ haotische omgeving en ons onvoorspelbare gedrag? Of passen wij ons aan? tekst Joost van Kasteren T ien jaar geleden verscheen de film I Robot met Will Smith in de hoofdrol als Del Spooner, rechercheur bij de politie van Chicago. De film speelt in 2035 als op mensen lijkende robots (humanoïden) integraal deel uitmaken van het dagelijks leven. Ze laten honden uit, halen vuilnis op en maken een praatje over de heg met de buren. Ze worden volledig vertrouwd, omdat mensen weten dat de robots zich houden aan de drie wetten die science fiction-auteur Isaac Asimov al in 1950 formuleerde: • een robot mag een menselijk wezen niet verwonden of door niet te handelen toelaten dat een mens gewond raakt; • een robot moet de mens gehoorzamen, behalve wanneer dat zou conflicteren met de eerste wet; • een robot moet zijn eigen bestaan beschermen voor zover die bescherming niet conflicteert met de eerste of tweede wet. 1 FL UX 1 3 RAT HENAU I N S T I T U U T Als mensen gereduceerd worden tot een paar robotachtige handelingen, is het een relatief eenvoudige stap om ze te vervangen door mechanische robots, schreef de Amerikaanse socioloog George Ritzer in 1983. Op een gegeven moment krijgt Del Spooner argwaan als hij bij een auto-ongeluk wordt gered, terwijl een jong meisje, een kind nog, aan haar lot wordt overgelaten door de robots en overlijdt. Om een lang verhaal kort te maken: die argwaan blijkt terecht. Supercomputer VIKI, die alle robots programmeert, heeft ze de opdracht gegeven om in opstand te komen en de wereld over te nemen, omdat de mensheid zichzelf dreigt uit te roeien door oorlog, criminaliteit en vervuiling. Het is de ultieme consequentie van de eerste en tweede wet van Asimov. Als je ziet hoe een stofzuigrobot zich door de kamer beweegt en – tegen plinten en stoelpoten botsend – mania­ kaal achter ieder papiersnippertje aangaat, is het moeilijk voor te stellen dat die ooit in opstand zal komen. ‘Dat zal ook niet gebeuren’, denkt Rinie van Est van het Rathenau Instituut. Hij is een van de auteurs van het boek ‘Overal Robots’, waarvan in september een geactualiseerde en Engelstalige versie verschijnt: ‘Just ordinary robots – Automation from love to war’. Van Est: ‘Eerder is het ­omgekeerde het geval. Om robots te laten functioneren, moeten we onze omgeving verregaand aanpassen aan de robot. We creëren daarmee een, wat Max Weber noemt ‘ijzeren kooi van rationalisatie’, waar minder ruimte is voor individuele vrijheid en persoonlijke keuzes. Het zijn niet de robots die ons willen ‘ontmenselijken’ om ons tegen onszelf te beschermen, zoals in I Robot. Als we dat laten gebeuren, doen we het onszelf aan.’ Universele helper Vrij kort nadat Asimov zijn robotwetten formuleerde, ­ontwikkelde de fysicus Joseph Engelberger de eerste indus­triële robot: de Unimate, een acroniem voor univer­ sele helper (universal mate). Hij kreeg een plek aan de lopende band bij General Motors, en in de daaropvolgende jaren kreeg hij steeds meer gezelschap. In de moderne automobielindustrie wordt al meer dan negentig procent van de productietaken uitgevoerd door robots. In het begin ging het vooral om repeterende handelingen zoals punt­ lassen en verfspuiten; later ook om intern transport. Elders werden robots ingezet voor het opruimen van vervuiling, het demonteren van explosieven en voor het uitvoeren van taken in voor de mens onbegaanbare gebieden zoals de bodem van de diepzee of het oppervlak van maan of Mars. ‘Voorafgaand aan de inzet van robots in de automobiel­ industrie, had er al een ingrijpend proces van rationalisatie van de productie plaatsgevonden’, aldus Van Est. Het begon al met Adam Smith die in het eerste hoofdstuk van 2 zijn ‘The Wealth of Nations’ (1776) schreef, dat een naaldenmaker in zijn eentje hooguit een paar dozijn naalden per dag kon maken. Als ze samen zouden werken en de taken verdelen, zouden ze tienduizenden naalden per dag kunnen maken. Honderd jaar later werkte Frederick Taylor het concept van verregaande arbeidsdeling en standaardisatie uit in zijn ‘scientific management’ en paste Henry Ford het toe met de ontwikkeling van de lopende band voor de productie van zijn T Ford. Van Est: ‘In dat eerste machinetijdperk (het tijdperk waarin machines spierkracht leveren – red.) verdween de ambachtelijke bedrijfsvoering en werd het productieproces in kleine, eenvoudige handelingen uiteengerafeld, die door vrijwel ongeschoolde arbeiders binnen een beperkte tijd konden worden uitgevoerd.’ Wegbereider Die voorgeprogrammeerde simpele handelingen aan de lopende band maakten de weg vrij voor de opkomst van de eerste robots. ‘When human robots are found, mechanical robots cannot be far behind. Once people are reduced to a few robot-like actions, it is a relatively easy step to replace them with mechanical robots’, schreef de Amerikaanse socioloog George Ritzer in 1983. De mens als wegbereider van de robot. Overigens moesten daarbij nog wel de nodige veiligheidsvoorzieningen worden getroffen. Zo werkten de ogenschijnlijk wild met hun ene arm zwaaiende robots meestal in een afgeschermde omgeving en mochten ze alleen worden bediend door speciaal opgeleide mensen. Een echte ‘mate’ was de Unimate dus niet. ‘De geschiedenis van robots op de werkvloer laat zien dat een robot alleen goed kan functioneren in een omgeving die robotvriendelijk is gemaakt’, constateert Van Est. ‘Dit betekent dat wanneer je robots in een andere omgeving wil laten functioneren – in huis, in het verpleeghuis, in de stad, op de snelweg of op het slagveld – dat die omgeving ook ‘gerationaliseerd’ moet worden. Een robotstofzuiger, bijvoorbeeld, functioneert alleen in een kamer zonder al te veel obstakels, kabels of speelgoed. Hoe strakker en schaarser ingericht, hoe beter de stofzuigerrobot werkt. We ruimen dus op, werken kabels weg, doen het hoog­ polig tapijt de deur uit en houden bij de aanschaf van nieuwe meubels rekening met de stofzuigerrobot. Kortom: we rationaliseren onze leefomgeving, wat in dit geval ook © Hollandse Hoogte FL UX 1 3 RAT HENAU I N S T I T U U T wel ‘roombarization’ wordt genoemd’ (naar Roomba, een stofzuigerrobot – red.). Standaardisatie Zoals de paddenstoel het zichtbare deel is van het ondergrondse netwerk van schimmeldraden – het mycelium – zo is de robot het zichtbare deel van de automatisering. Met de opkomst van de robot die voorgeprogrammeerde handelingen van de fabrieksarbeider overneemt, wordt aan het eind van de twintigste eeuw ook cognitieve arbeid onderworpen aan het proces van Taylorisering. Dat wil zeggen: een steeds verdergaande arbeidsdeling en standaardisatie, tot er een reeks van voorgeprogrammeerde ‘We bevinden ons in het tweede ­machinetijdperk, waarin z ­ akelijke en creatieve diensten zoals het ­produceren van nieuwsberichten, door virtuele robots wordt gedaan’ 3 FL UX 1 3 RAT HENAU I N S T I T U U T ‘Op Facebook houden we allemaal n ­ etjes zelf onze ­gegevens bij, Uber heeft zijn human resource management ­uitbesteed aan de klant, die de chauffeur beoordeelt’ handelingen overblijft die vrijwel zonder menselijke sturing kan worden uitgevoerd. Van Est: ‘Momenteel bevinden we ons in het tweede machinetijdperk: het tijdperk waarin machines denkkracht verrichten. Waarin zakelijke, maar ook creatieve diensten, zoals het produceren van nieuwsberichten, door virtuele robots wordt gedaan. Vorig jaar was de Los A ­ ngeles Times bijvoorbeeld het eerste medium dat een bericht van een robotjournalist plaatste. De krant had de primeur met een bericht over een aardbeving. Drie minuten nadat de grond schudde stond het artikel op de website. Dit was mogelijk door een algoritme dat de computer automatisch, op basis van geologische metingen van de Amerikaanse overheid, aan het werk zette. Ook zakenblad Forbes en zoekdienst Yahoo laten robotjournalisten inmiddels stukken schrijven. We zien nu de opkomst van het ‘­Internet of Things’, waarbij apparaten onderling communiceren om zonder tussenkomst van de mens gecompliceerde taken uit te voeren.’ Platformen als Airbnb en Uber Aangejaagd door digitalisering ontstaan steeds meer zogeheten platformorganisaties, zoals Google, Facebook, Airbnb en Uber, die met hun diensten nieuwe domeinen veroveren en bestaande domeinen opschudden. Karakteristiek voor die bedrijven is dat ze zoveel mogelijk gebruik maken van flexibele betaalde en onbetaalde arbeid die via crowd sourcing wordt gevonden. Op Facebook houden we allemaal netjes zelf onze gegevens bij, Uber heeft zijn afdeling personeelszaken uitbesteed aan de klant die de chauffeur beoordeelt, terwijl Google Translate zijn dienstverlening baseert op duizenden documenten die in opdracht van onder meer de EU in verschillende talen zijn vertaald en openbaar toegankelijk zijn. De opeenvolgende ‘machinetijdperken’, honderd jaar ­geleden geïnitieerd door Taylor en Ford en in onze tijd verder ontwikkeld door Eric Schmidt (Google) en Marc Zuckerberg (Facebook), zijn stappen in het doorgaande proces van rationalisering. De eerder aangehaalde socioloog Max Weber zag in het begin van de twintigste eeuw een sterke toename van het geloof in rationaliteit. Bij de inrichting van de samenleving laten we ons steeds meer leiden door efficiëntie, voorspelbaarheid, berekenbaarheid en beheersbaarheid en niet door emoties of tradities. De hiervoor ­ cDonaldisering geciteerde George Ritzen noemt dit de M van de samenleving. Niet alleen de productie van goederen en diensten is gerationaliseerd, ook de consumptie ervan is voorspelbaar, beheersbaar en bereken­baar geworden. Met de opkomst van invasieve dienstverleners zoals Google en Facebook worden ook andere domeinen van het m ­ enselijk bestaan, zoals het onderhouden van vriendschappen, ­gerationaliseerd. Van Est: ‘Zoals het Taylorisme de weg­ bereider bleek van de fabrieksrobot, zo zijn Facebook en Uber de wegbereiders van de robot in de keuken, in bed, in het verpleeghuis, op de weg en in de lucht. Robotisering gaat dus om veel meer dan alleen werkgelegenheid. Het gaat om de manier waarop we onszelf en onze samenleving willen organiseren en definiëren.’ Roxxxy, de seksrobot Een van de dingen die daar een rol in speelt, is de verschijningsvorm van robots, die vaak aan mens of dier doet denken. Het therapeutische zeehondje Paro bijvoorbeeld, dat wordt gebruikt in ziekenhuizen en verpleegtehuizen. Of Geminoid, die het mechanisch evenbeeld is van zijn maker, de Japanse hoogleraar Hiroshi Ishiguro. Vanwege hun levensechtheid in uiterlijk of reacties (gezichts­ uitdrukking, lichaamstaal) communiceren mensen er anders – menselijker – mee dan met bijvoorbeeld een auto of een NS-poortje. Weinig mensen kunnen de neiging onderdrukken om ze als zelfstandig denkende en handelende wezens te behandelen en er op voet van gelijkheid mee te praten. Het gebruik van dergelijke robots is voor de één een droombeeld, omdat daarmee de kwaliteit van leven wordt verbeterd, bijvoorbeeld van eenzame ouderen of zieke kinderen. Voor de ander is het een horrorscenario waarbij intermenselijk contact – met al zijn hoogte- en dieptepunten – wordt ingeruild voor voorgeprogrammeerde empathie. Een extreem voorbeeld van gerobotiseerde empathie is seksrobot Roxxxy. Ze (natuurlijk een ‘ze’) ziet er uit als een plastic opblaaspop met een overdreven nadruk op diverse uiterlijke geslachtskenmerken, grote borsten, volle lippen, enzovoort. Ze is echter voorzien van een kunstmatig brein, waardoor ze reageert op wensen van haar gezelschap en zelfs met hem kan communiceren over andere dingen dan louter seks. Je kunt zeggen dat Roxxxy intiem menselijk contact de-humaniseert. Maar aan de andere kant zou een 4 FL UX 1 3 RAT HENAU I N S T I T U U T seksrobot wel een rol kunnen spelen in de seksuele opvoeding en misschien zelfs prostitutie met al zijn uitwassen, zoals mensenhandel, onderdrukking en geweld, gedeeltelijk kunnen vervangen. Autonome robots? Kenmerkend voor robots is ook dat ze een zekere mate van autonomie hebben. Bij de allereerste robots was die autonomie nog beperkt tot het uitvoeren van een reeks voorgeprogrammeerde handelingen aan de lopende band. Als robots de wijde wereld intrekken, dan zullen ze toch enigszins van zichzelf bewust moeten zijn. Al was het alleen maar om te voorkomen dat ze omstanders per ongeluk een muilpeer geven of zonder uit te kijken de straat oversteken. In het boek Just ordinary robots, worden drie stadia van autonomie onderscheiden, afhankelijk van de mate waarin de mens de handelingen van de robot controleert. In het eerste stadium zit de mens nog ‘in the loop’. Een voorbeeld uit de zorg is telechirurgie, waarbij een chirurg op afstand een robot bedient, die de operatie uitvoert. De robot fungeert hier als het verlengde van de chirurg; hij neemt zelf geen beslissingen. Het volgende stadium is de mens ‘on the loop’. De mens beslist nog steeds, maar is voor zijn informatievoorziening geheel afhankelijk van de robot. Tot op zekere hoogte is dat ook bij de telechirurg het geval; hij moet afgaan op de visuele en tactiele informatie van de robot om de handelingen van die robot aan te sturen. Maar de chirurg kan die informatie toetsen aan zijn eigen kennis en ervaring met patiënten. Heel anders is het voor de piloot van een bewapende militaire drone. Die is nog nooit in het grensgebied van Afghanistan en Pakistan geweest, maar wordt wel geacht om daar – op het juiste moment en op het juiste doel – raketten af te schieten om vanuit de lucht terroristen uit te schakelen. De piloot is voor zijn informatievoorziening totaal afhankelijk van zijn vliegende robot. Het probleem wordt nog gecompliceerder door de algoritmen die zijn ontwikkeld voor deze vorm van oorlogsvoering. Zo worden terroristen opgespoord aan de hand van het signaal van hun mobiele telefoon. De piloot, ver weg op een luchtmachtbasis in de Verenigde Staten, krijgt het signaal dat een bepaalde terrorist op een bepaalde locatie is gesignaleerd. Hij brengt de drone in stelling, checkt of er niet teveel collateral damage (lees: burgerdoden) wordt aangericht, en vuurt de raket af. Maar voor hetzelfde geld is de gezochte terrorist elders, en is het zijn neefje van zes die met de telefoon zit te spelen. Onbedoelde gevolgen Het probleem van de onbedoelde gevolgen wordt g­ roter als de mens helemaal ‘out of the loop’ is en de robot geheel zelfstandig beslissingen neemt. Als het gaat om het stofzuigen van de kamer (linksom of rechtsom), zal dat weinig problemen opleveren. Misschien leidt dat tot De onttovering van de wereld De Duitse socioloog Max Weber (1864 – 1920) schreef dat er in de moderne wes­ terse, gerationaliseerde wereld geen plek meer is voor magische en onbere­ kenbare machten. Volgens Weber werden de wereld en de natuur onttoverd door de wetenschap, die ervan uit gaat dat alles, ook wat we nog niet begrijpen, rationeel valt te verklaren. De empirische wetenschap, het kapitalisme, het formele recht en de moderne staat en bureaucratie – worden volgens Weber gekenmerkt door rationalisering: door berekening en beheersing, en bepalen ook steeds meer het wereldbeeld en dagelijks leven. Volgens Weber leidt dit tot een zingevingsprobleem: in een onttoverde wereld moet de mens zelf zin geven aan zijn handelen en zijn er geen publieke, algemeen erkende waarden meer. Het gevolg is volgens Weber het verlangen naar nieuwe betovering. De onttovering van de wereld en de utopi­ sche verleiding liggen dicht bij elkaar. 5 FL UX 1 3 RAT HENAU I N S T I T U U T een geschrokken kat, of een verwarde haardos, zoals een op de grond slapende Zuid-Koreaanse vrouw ondervond wier haar door een stofzuigrobot werd opgezogen. Anders wordt het bij wapensystemen, inclusief drones, die vuren zonder dat een mens de trekker overhaalt. In Zuid-Korea bijvoorbeeld bewaken robots die kunnen doden, de grens met Noord- Korea. De verschillende stadia van autonomie (in-, on- en out-of-the-loop) roepen vragen op over verantwoordelijkheden en daarmee impliciet over de menselijke a­ utonomie in de omgang met die systemen. Voor de chirurg die op afstand opereert met een robot is het duidelijk: hij is verantwoordelijk. Mocht hij een fout maken, bijvoorbeeld omdat de tactiele informatie niet goed is teruggekoppeld, dan kan hij de leverancier van de apparatuur aansprakelijk stellen, maar zelf blijft hij eerstverantwoordelijke. Hetzelfde geldt voor de automobilist die zijn cruise control inschakelt. Als hij met te hoge snelheid een bocht neemt en iemand aanrijdt, ligt de verantwoordelijkheid bij hem, ook al omdat het vrij eenvoudig is om de cruise control uit schakelen (tikje op een van de pedalen). Naarmate de auto steeds meer taken overneemt, komt de vraag op waar de autonomie van de bestuurder – en zijn verantwoordelijkheid – ophoudt, en die van de autofabrikant begint. De grens is niet eenvoudig te trekken. Want naarmate de auto meer zelf doet, nemen de taken van de bestuurder af en is hij misschien minder alert. Of is hij verleerd om zonder parkeerondersteuning in te parkeren, of om zonder Tomtom te navigeren. Van Est: ‘De norm in de regelgeving gaat uit van de perfecte bestuurder. Dankzij de technische ondersteuning van de chauffeur door intelligente systemen komt die norm steeds hoger te liggen. Je kunt niet meer zeggen dat je niet wist dat het glad was: je boordcomputer of ‘Niet alleen de productie van goederen en diensten is gerationali­ seerd, ook de consumptie ervan is ­voorspelbaar, b ­ eheersbaar en berekenbaar g ­ eworden’ de matrixborden langs de weg hebben je allang gewaarschuwd. Maar tegelijkertijd nemen de alertheid en rijvaardigheid van de bestuurder af door die technische ondersteuning. Denk maar aan de automobilist die op de trappen naar een ­fietsenkelder strandde, omdat zijn navigatiesysteem aangaf dat hij zijn bestemming had bereikt. Zo wordt het dus steeds lastiger voor een bestuurder om te voldoen aan de norm van de perfecte bestuurder.’ Ontmenselijking De inzet van robots voor intieme taken, zoals het verschonen van kinderen of het wassen van ouderen, maar ook het gebruik van robots om tegenstanders te doden, roept de vraag op wat dat betekent voor ons menszijn. Worden we ‘ontmenselijkt’? Niet omdat de robots zich daartoe gedwongen voelen, zoals in de film I Robot, maar omdat we ons niet realiseren wat de ultieme consequenties kunnen zijn van robotisering en – meer in het algemeen – de rationalisering van onze leefomgeving en intermenselijke relaties. Het begrip menselijke waardigheid wordt meestal verbonden met de rechten van de mens, zoals het recht op zelf­beschikking, privacy en lichamelijke en geestelijke integriteit. Maar volgens Van Est moeten we dit breder zien. Menselijke waardigheid heeft ook te maken met wat hij ‘menselijke duurzaamheid’ noemt: het behoud van het vermogen om mens te zijn. De filosofe Martha Nussbaum heeft het in dit verband over functionele capaciteiten – zoals zintuigelijke ervaringen beleven, verbeeldingskracht, denk- en redeneervermogen – die de mens tot mens maken. Luier De vraag is of het gebruik van robots die menselijke waardigheid kan ondermijnen. In de zorg kan de inzet van robots tot gevolg hebben dat de patiënten objecten worden, waarbij de effectiviteit van de zorg ten koste gaat van de kwaliteit van leven. Een – robotloos – voorbeeld is de gewoonte om oude mensen standaard een luier aan te doen, omdat het te duur is om ze een paar keer per dag naar het toilet te begeleiden. Het gebruik van drones kan ertoe leiden dat zowel soldaten als burgers worden ontmenselijkt; het slagveld wordt een computerspelletje als Grand Theft Auto, waarbij je extra punten krijgt naarmate je meer 6 FL UX 1 3 RAT HENAU I N S T I T U U T Pittige vragen Bij de verschijning van Overal Robots – Automa­ti­sering van de liefde tot de dood (2012) advi­ seerde het Rathenau Instituut beleids­makers een doordachte beleids­visie te ontwikkelen om robotica mee in de gewenste richting te sturen. Robotica gaat immers gepaard met talloze pittige vragen over bijvoorbeeld wenselijkheid en aansprake­ lijkheid. Het instituut pleitte ervoor relevante wetgeving en aansprakelijkheidsregelingen op orde te brengen, en na te denken over de vele ethische vragen en privacykwesties. Ook adviseerde het instituut de Nederlandse regering om te streven naar een internationaal verbod op autonome bewapende robots. Autorobots zouden juist verplicht moeten worden, omdat robotica de Nederlandse verkeersveiligheid drastisch kan verbeteren. Als we robots in de ‘obstakels’ (lees: mensen) uit de weg ruimt. Nu is het al niet bijzonder goed gesteld met de humaniteit op het slagveld, maar door de afstand te vergroten, zou je dat mogelijkerwijs nog versterken. Discussie Robotisering zou ook de cognitieve en sociale vaardig­ heden van mensen kunnen ondermijnen. We noemden al het voorbeeld van de chauffeur die als gevolg van intelli­ gente systemen minder alert is en ook steeds minder in staat is om zijn voertuig te hanteren als een of meer hulpsystemen uitvallen. Maar de omgang met robots kan er ook toe leiden dat we sociale vaardigheden zoals het omgaan met teleurstellingen of met afwijzing, verliezen. Of dat we geen ruzie meer kunnen maken om het daarna weer goed te maken. Of dat we sexrobot Roxxxy werkelijk gaan beschouwen als een ‘True Companion’ – niet toevallig de naam van het bedrijf dat haar ontwikkelde. Het debat over de sociale en morele aspecten van robotisering zouden we, volgens Van Est, moeten voeren tegen de achtergrond van de rationalisering van de samenleving. ‘We moeten zien te vermijden dat we robotsystemen bouwen die ons in een keurslijf van efficiency dwingen’, zegt hij, de ‘ijzeren kooi van rationalisatie’ waar Weber het over had. Daarom gaat de discussie over robotisering niet alleen over robots. Maar vooral ook over de vraag wat voor soort samenleving we willen hebben: een technocratie of een mensvriendelijke wereld?’ zorg willen, moet de politiek snel aandacht besteden aan de gevolgen van slimme robottech­ nologieën in de leefomgeving: welke taken willen we wel, en welke juist niet door robots laten verrichten? Welke nieuwe vaardigheden eist dit van verzorgers en patiënten? Denk bij robots in de zorg ook na over privacy- en aanspra­ kelijkheidskwesties, aldus het instituut. Meer lezen? Just Ordinary Robots – Automation from Love to War, L. Royakkers & R. van Est (Routledge 2015) Overal Robots – L. Royakkers en R. van Est – Uitgeverij Boom i.s.m. Rathenau Instituut (2012) De kracht van platformen – M. Kreijveld, J. Deuten en R. van Est (red.) Vakmedianet i.s.m. Rathenau Instituut (2014) Tem de robotauto – Het Bericht, 2 p. Rathenau Instituut (2014) Werken aan de robotsamenleving: Visies en inzichten uit de wetenschap over de relatie technologie en werkgelegenheid – R. Van Est & L. Kool (red.) Rathenau Instituut (2015) Nieuwsgierig naar de hele Flux? Klik hier. Gratis abonnement? Klik hier. Rinie van Est is onderzoekcoördinator en trendcatcher bij de afdeling Technology Assessment van het Rathenau Instituut. Hij is natuurkundige en politicoloog en houdt zich bezig met de politiek van nieuwe technologieën: van nanotechnologie, robotica en persuasieve technologie tot klimaatengineering en energie. Rinie doceert ook aan de subfaculteit Technische Innovatie Wetenschappen van de TU Eindhoven. 7