Passen wij ons aan? - Rathenau Instituut

advertisement
© Hollandse Hoogte
FL UX 1 3 RAT HENAU I N S T I T U U T
Overal Robots
Passen wij ons aan?
Decennialang waren robots geketend aan speciaal voor hen ontwikkelde productie­lijnen in
de fabriek. Nu stappen ze de wijde wereld in. Zullen ze zich aanpassen aan onze c­ haotische
omgeving en ons onvoorspelbare gedrag? Of passen wij ons aan?
tekst Joost van Kasteren
T
ien jaar geleden verscheen de film I Robot met Will
Smith in de hoofdrol als Del Spooner, rechercheur
bij de politie van Chicago. De film speelt in 2035 als
op mensen lijkende robots (humanoïden) integraal deel
uitmaken van het dagelijks leven. Ze laten honden uit,
halen vuilnis op en maken een praatje over de heg met
de buren. Ze worden volledig vertrouwd, omdat mensen
weten dat de robots zich houden aan de drie wetten die
science fiction-auteur Isaac Asimov al in 1950 formuleerde:
• een robot mag een menselijk wezen niet verwonden of
door niet te handelen toelaten dat een mens gewond
raakt;
• een robot moet de mens gehoorzamen, behalve wanneer
dat zou conflicteren met de eerste wet;
• een robot moet zijn eigen bestaan beschermen voor
zover die bescherming niet conflicteert met de eerste of
tweede wet.
1
FL UX 1 3 RAT HENAU I N S T I T U U T
Als mensen gereduceerd worden tot een paar robotachtige handelingen, is het een relatief eenvoudige stap om ze te vervangen door
mechanische robots, schreef de Amerikaanse socioloog George Ritzer in 1983.
Op een gegeven moment krijgt Del Spooner argwaan als
hij bij een auto-ongeluk wordt gered, terwijl een jong
meisje, een kind nog, aan haar lot wordt overgelaten door
de robots en overlijdt. Om een lang verhaal kort te maken:
die argwaan blijkt terecht. Supercomputer VIKI, die alle
robots programmeert, heeft ze de opdracht gegeven om in
opstand te komen en de wereld over te nemen, omdat de
mensheid zichzelf dreigt uit te roeien door oorlog, criminaliteit en vervuiling. Het is de ultieme consequentie van de
eerste en tweede wet van Asimov.
Als je ziet hoe een stofzuigrobot zich door de kamer
beweegt en – tegen plinten en stoelpoten botsend – mania­
kaal achter ieder papiersnippertje aangaat, is het moeilijk
voor te stellen dat die ooit in opstand zal komen. ‘Dat zal
ook niet gebeuren’, denkt Rinie van Est van het Rathenau
Instituut. Hij is een van de auteurs van het boek ‘Overal
Robots’, waarvan in september een geactualiseerde en
Engelstalige versie verschijnt: ‘Just ordinary robots –
Automation from love to war’. Van Est: ‘Eerder is het
­omgekeerde het geval. Om robots te laten functioneren,
moeten we onze omgeving verregaand aanpassen aan de
robot. We creëren daarmee een, wat Max Weber noemt
‘ijzeren kooi van rationalisatie’, waar minder ruimte is voor
individuele vrijheid en persoonlijke keuzes. Het zijn niet
de robots die ons willen ‘ontmenselijken’ om ons tegen
onszelf te beschermen, zoals in I Robot. Als we dat laten
gebeuren, doen we het onszelf aan.’
Universele helper
Vrij kort nadat Asimov zijn robotwetten formuleerde,
­ontwikkelde de fysicus Joseph Engelberger de eerste
indus­triële robot: de Unimate, een acroniem voor univer­
sele helper (universal mate). Hij kreeg een plek aan de
lopende band bij General Motors, en in de daaropvolgende
jaren kreeg hij steeds meer gezelschap. In de moderne
automobielindustrie wordt al meer dan negentig procent
van de productietaken uitgevoerd door robots. In het begin
ging het vooral om repeterende handelingen zoals punt­
lassen en verfspuiten; later ook om intern transport. Elders
werden robots ingezet voor het opruimen van vervuiling,
het demonteren van explosieven en voor het uitvoeren
van taken in voor de mens onbegaanbare gebieden zoals de
bodem van de diepzee of het oppervlak van maan of Mars.
‘Voorafgaand aan de inzet van robots in de automobiel­
industrie, had er al een ingrijpend proces van rationalisatie van de productie plaatsgevonden’, aldus Van Est. Het
begon al met Adam Smith die in het eerste hoofdstuk van
2
zijn ‘The Wealth of Nations’ (1776) schreef, dat een naaldenmaker in zijn eentje hooguit een paar dozijn naalden per
dag kon maken. Als ze samen zouden werken en de taken
verdelen, zouden ze tienduizenden naalden per dag kunnen maken. Honderd jaar later werkte Frederick Taylor het
concept van verregaande arbeidsdeling en standaardisatie
uit in zijn ‘scientific management’ en paste Henry Ford
het toe met de ontwikkeling van de lopende band voor de
productie van zijn T Ford. Van Est: ‘In dat eerste machinetijdperk (het tijdperk waarin machines spierkracht leveren
– red.) verdween de ambachtelijke bedrijfsvoering en werd
het productieproces in kleine, eenvoudige handelingen
uiteengerafeld, die door vrijwel ongeschoolde arbeiders
binnen een beperkte tijd konden worden uitgevoerd.’
Wegbereider
Die voorgeprogrammeerde simpele handelingen aan de
lopende band maakten de weg vrij voor de opkomst van de
eerste robots. ‘When human robots are found, mechanical
robots cannot be far behind. Once people are reduced to a
few robot-like actions, it is a relatively easy step to replace
them with mechanical robots’, schreef de Amerikaanse
socioloog George Ritzer in 1983. De mens als wegbereider
van de robot. Overigens moesten daarbij nog wel de nodige
veiligheidsvoorzieningen worden getroffen. Zo werkten
de ogenschijnlijk wild met hun ene arm zwaaiende robots
meestal in een afgeschermde omgeving en mochten ze
alleen worden bediend door speciaal opgeleide mensen.
Een echte ‘mate’ was de Unimate dus niet.
‘De geschiedenis van robots op de werkvloer laat zien dat
een robot alleen goed kan functioneren in een omgeving
die robotvriendelijk is gemaakt’, constateert Van Est. ‘Dit
betekent dat wanneer je robots in een andere omgeving
wil laten functioneren – in huis, in het verpleeghuis, in de
stad, op de snelweg of op het slagveld – dat die omgeving
ook ‘gerationaliseerd’ moet worden. Een robotstofzuiger,
bijvoorbeeld, functioneert alleen in een kamer zonder
al te veel obstakels, kabels of speelgoed. Hoe strakker en
schaarser ingericht, hoe beter de stofzuigerrobot werkt.
We ruimen dus op, werken kabels weg, doen het hoog­
polig tapijt de deur uit en houden bij de aanschaf van
nieuwe meubels rekening met de stofzuigerrobot. Kortom:
we rationaliseren onze leefomgeving, wat in dit geval ook
© Hollandse Hoogte
FL UX 1 3 RAT HENAU I N S T I T U U T
wel ‘roombarization’ wordt genoemd’ (naar Roomba, een
stofzuigerrobot – red.).
Standaardisatie
Zoals de paddenstoel het zichtbare deel is van het ondergrondse netwerk van schimmeldraden – het mycelium – zo
is de robot het zichtbare deel van de automatisering.
Met de opkomst van de robot die voorgeprogrammeerde
handelingen van de fabrieksarbeider overneemt, wordt
aan het eind van de twintigste eeuw ook cognitieve arbeid
onderworpen aan het proces van Taylorisering. Dat wil
zeggen: een steeds verdergaande arbeidsdeling en standaardisatie, tot er een reeks van voorgeprogrammeerde
‘We bevinden ons in het tweede
­machinetijdperk, waarin z
­ akelijke
en creatieve diensten zoals het
­produceren van nieuwsberichten,
door virtuele robots wordt gedaan’
3
FL UX 1 3 RAT HENAU I N S T I T U U T
‘Op Facebook houden we allemaal n
­ etjes zelf onze
­gegevens bij, Uber heeft zijn human resource management
­uitbesteed aan de klant, die de chauffeur beoordeelt’
handelingen overblijft die vrijwel zonder menselijke sturing kan worden uitgevoerd.
Van Est: ‘Momenteel bevinden we ons in het tweede
machinetijdperk: het tijdperk waarin machines denkkracht
verrichten. Waarin zakelijke, maar ook creatieve diensten,
zoals het produceren van nieuwsberichten, door virtuele
robots wordt gedaan. Vorig jaar was de Los A
­ ngeles Times
bijvoorbeeld het eerste medium dat een bericht van een
robotjournalist plaatste. De krant had de primeur met een
bericht over een aardbeving. Drie minuten nadat de grond
schudde stond het artikel op de website. Dit was mogelijk
door een algoritme dat de computer automatisch, op basis
van geologische metingen van de Amerikaanse overheid,
aan het werk zette. Ook zakenblad Forbes en zoekdienst
Yahoo laten robotjournalisten inmiddels stukken schrijven. We zien nu de opkomst van het ‘­Internet of Things’,
waarbij apparaten onderling communiceren om zonder
tussenkomst van de mens gecompliceerde taken uit te
voeren.’
Platformen als Airbnb en Uber
Aangejaagd door digitalisering ontstaan steeds meer
zogeheten platformorganisaties, zoals Google, Facebook,
Airbnb en Uber, die met hun diensten nieuwe domeinen
veroveren en bestaande domeinen opschudden. Karakteristiek voor die bedrijven is dat ze zoveel mogelijk gebruik
maken van flexibele betaalde en onbetaalde arbeid die
via crowd sourcing wordt gevonden. Op Facebook houden we allemaal netjes zelf onze gegevens bij, Uber heeft
zijn afdeling personeelszaken uitbesteed aan de klant die
de chauffeur beoordeelt, terwijl Google Translate zijn
dienstverlening baseert op duizenden documenten die in
opdracht van onder meer de EU in verschillende talen zijn
vertaald en openbaar toegankelijk zijn.
De opeenvolgende ‘machinetijdperken’, honderd jaar
­geleden geïnitieerd door Taylor en Ford en in onze tijd verder ontwikkeld door Eric Schmidt (Google) en Marc Zuckerberg (Facebook), zijn stappen in het doorgaande proces
van rationalisering. De eerder aangehaalde socioloog Max
Weber zag in het begin van de twintigste eeuw een sterke
toename van het geloof in rationaliteit. Bij de inrichting
van de samenleving laten we ons steeds meer leiden door
efficiëntie, voorspelbaarheid, berekenbaarheid en beheersbaarheid en niet door emoties of tradities. De hiervoor
­ cDonaldisering
geciteerde George Ritzen noemt dit de M
van de samenleving. Niet alleen de productie van goederen
en diensten is gerationaliseerd, ook de consumptie ervan is
voorspelbaar, beheersbaar en bereken­baar geworden. Met
de opkomst van invasieve dienstverleners zoals Google en
Facebook worden ook andere domeinen van het m
­ enselijk
bestaan, zoals het onderhouden van vriendschappen,
­gerationaliseerd. Van Est: ‘Zoals het Taylorisme de weg­
bereider bleek van de fabrieksrobot, zo zijn Facebook en
Uber de wegbereiders van de robot in de keuken, in bed, in
het verpleeghuis, op de weg en in de lucht. Robotisering
gaat dus om veel meer dan alleen werkgelegenheid. Het
gaat om de manier waarop we onszelf en onze samenleving
willen organiseren en definiëren.’
Roxxxy, de seksrobot
Een van de dingen die daar een rol in speelt, is de verschijningsvorm van robots, die vaak aan mens of dier doet
denken. Het therapeutische zeehondje Paro bijvoorbeeld,
dat wordt gebruikt in ziekenhuizen en verpleegtehuizen.
Of Geminoid, die het mechanisch evenbeeld is van zijn
maker, de Japanse hoogleraar Hiroshi Ishiguro. Vanwege
hun levensechtheid in uiterlijk of reacties (gezichts­
uitdrukking, lichaamstaal) communiceren mensen er
anders – menselijker – mee dan met bijvoorbeeld een auto
of een NS-poortje. Weinig mensen kunnen de neiging
onderdrukken om ze als zelfstandig denkende en handelende wezens te behandelen en er op voet van gelijkheid
mee te praten. Het gebruik van dergelijke robots is voor
de één een droombeeld, omdat daarmee de kwaliteit van
leven wordt verbeterd, bijvoorbeeld van eenzame ouderen
of zieke kinderen. Voor de ander is het een horrorscenario
waarbij intermenselijk contact – met al zijn hoogte- en
dieptepunten – wordt ingeruild voor voorgeprogrammeerde empathie.
Een extreem voorbeeld van gerobotiseerde empathie is
seksrobot Roxxxy. Ze (natuurlijk een ‘ze’) ziet er uit als een
plastic opblaaspop met een overdreven nadruk op diverse
uiterlijke geslachtskenmerken, grote borsten, volle lippen,
enzovoort. Ze is echter voorzien van een kunstmatig brein,
waardoor ze reageert op wensen van haar gezelschap en
zelfs met hem kan communiceren over andere dingen dan
louter seks. Je kunt zeggen dat Roxxxy intiem menselijk
contact de-humaniseert. Maar aan de andere kant zou een
4
FL UX 1 3 RAT HENAU I N S T I T U U T
seksrobot wel een rol kunnen spelen in de seksuele opvoeding en misschien zelfs prostitutie met al zijn uitwassen,
zoals mensenhandel, onderdrukking en geweld, gedeeltelijk kunnen vervangen.
Autonome robots?
Kenmerkend voor robots is ook dat ze een zekere mate van
autonomie hebben. Bij de allereerste robots was die autonomie nog beperkt tot het uitvoeren van een reeks voorgeprogrammeerde handelingen aan de lopende band. Als
robots de wijde wereld intrekken, dan zullen ze toch enigszins van zichzelf bewust moeten zijn. Al was het alleen
maar om te voorkomen dat ze omstanders per ongeluk een
muilpeer geven of zonder uit te kijken de straat oversteken.
In het boek Just ordinary robots, worden drie stadia van
autonomie onderscheiden, afhankelijk van de mate waarin
de mens de handelingen van de robot controleert. In het
eerste stadium zit de mens nog ‘in the loop’. Een voorbeeld
uit de zorg is telechirurgie, waarbij een chirurg op afstand
een robot bedient, die de operatie uitvoert. De robot fungeert hier als het verlengde van de chirurg; hij neemt zelf
geen beslissingen.
Het volgende stadium is de mens ‘on the loop’. De mens
beslist nog steeds, maar is voor zijn informatievoorziening
geheel afhankelijk van de robot. Tot op zekere hoogte is dat
ook bij de telechirurg het geval; hij moet afgaan op de visuele en tactiele informatie van de robot om de handelingen
van die robot aan te sturen. Maar de chirurg kan die informatie toetsen aan zijn eigen kennis en ervaring met patiënten. Heel anders is het voor de piloot van een bewapende
militaire drone. Die is nog nooit in het grensgebied van
Afghanistan en Pakistan geweest, maar wordt wel geacht
om daar – op het juiste moment en op het juiste
doel – raketten af te schieten om vanuit de lucht terroristen
uit te schakelen. De piloot is voor zijn informatievoorziening totaal afhankelijk van zijn vliegende robot.
Het probleem wordt nog gecompliceerder door de algoritmen die zijn ontwikkeld voor deze vorm van oorlogsvoering. Zo worden terroristen opgespoord aan de hand van
het signaal van hun mobiele telefoon. De piloot, ver weg
op een luchtmachtbasis in de Verenigde Staten, krijgt het
signaal dat een bepaalde terrorist op een bepaalde locatie
is gesignaleerd. Hij brengt de drone in stelling, checkt of
er niet teveel collateral damage (lees: burgerdoden) wordt
aangericht, en vuurt de raket af. Maar voor hetzelfde geld is
de gezochte terrorist elders, en is het zijn neefje van zes die
met de telefoon zit te spelen.
Onbedoelde gevolgen
Het probleem van de onbedoelde gevolgen wordt g­ roter
als de mens helemaal ‘out of the loop’ is en de robot
geheel zelfstandig beslissingen neemt. Als het gaat om
het stofzuigen van de kamer (linksom of rechtsom), zal
dat weinig problemen opleveren. Misschien leidt dat tot
De onttovering van de wereld
De Duitse socioloog Max
Weber (1864 – 1920) schreef
dat er in de moderne wes­
terse, gerationaliseerde
wereld geen plek meer is
voor magische en onbere­
kenbare machten. Volgens
Weber werden de wereld
en de natuur onttoverd
door de wetenschap, die
ervan uit gaat dat alles, ook
wat we nog niet begrijpen,
rationeel valt te verklaren.
De empirische wetenschap,
het kapitalisme, het formele
recht en de moderne staat
en bureaucratie – worden
volgens Weber gekenmerkt
door rationalisering: door
berekening en beheersing,
en bepalen ook steeds
meer het wereldbeeld en
dagelijks leven. Volgens
Weber leidt dit tot een
zingevingsprobleem: in een
onttoverde wereld moet
de mens zelf zin geven aan
zijn handelen en zijn er
geen publieke, algemeen
erkende waarden meer. Het
gevolg is volgens Weber
het verlangen naar nieuwe
betovering. De onttovering
van de wereld en de utopi­
sche verleiding liggen dicht
bij elkaar.
5
FL UX 1 3 RAT HENAU I N S T I T U U T
een geschrokken kat, of een verwarde haardos, zoals een
op de grond slapende Zuid-Koreaanse vrouw ondervond
wier haar door een stofzuigrobot werd opgezogen. Anders
wordt het bij wapensystemen, inclusief drones, die vuren
zonder dat een mens de trekker overhaalt. In Zuid-Korea
bijvoorbeeld bewaken robots die kunnen doden, de grens
met Noord- Korea. De verschillende stadia van autonomie (in-, on- en out-of-the-loop) roepen vragen op over
verantwoordelijkheden en daarmee impliciet over de
menselijke a­ utonomie in de omgang met die systemen.
Voor de chirurg die op afstand opereert met een robot is
het duidelijk: hij is verantwoordelijk. Mocht hij een fout
maken, bijvoorbeeld omdat de tactiele informatie niet
goed is teruggekoppeld, dan kan hij de leverancier van
de apparatuur aansprakelijk stellen, maar zelf blijft hij
eerstverantwoordelijke.
Hetzelfde geldt voor de automobilist die zijn cruise control
inschakelt. Als hij met te hoge snelheid een bocht neemt
en iemand aanrijdt, ligt de verantwoordelijkheid bij hem,
ook al omdat het vrij eenvoudig is om de cruise control uit
schakelen (tikje op een van de pedalen). Naarmate de auto
steeds meer taken overneemt, komt de vraag op waar de
autonomie van de bestuurder – en zijn verantwoordelijkheid – ophoudt, en die van de autofabrikant begint. De
grens is niet eenvoudig te trekken. Want naarmate de auto
meer zelf doet, nemen de taken van de bestuurder af en is
hij misschien minder alert. Of is hij verleerd om zonder
parkeerondersteuning in te parkeren, of om zonder
Tomtom te navigeren.
Van Est: ‘De norm in de regelgeving gaat uit van de perfecte bestuurder. Dankzij de technische ondersteuning
van de chauffeur door intelligente systemen komt die
norm steeds hoger te liggen. Je kunt niet meer zeggen
dat je niet wist dat het glad was: je boordcomputer of
‘Niet alleen de productie van
goederen en diensten is gerationali­
seerd, ook de consumptie ervan is
­voorspelbaar, b
­ eheersbaar en
berekenbaar g
­ eworden’
de matrixborden langs de weg hebben je allang gewaarschuwd. Maar tegelijkertijd nemen de alertheid en rijvaardigheid van de bestuurder af door die technische
ondersteuning. Denk maar aan de automobilist die op de
trappen naar een ­fietsenkelder strandde, omdat zijn navigatiesysteem aangaf dat hij zijn bestemming had bereikt. Zo
wordt het dus steeds lastiger voor een bestuurder om te
voldoen aan de norm van de perfecte bestuurder.’
Ontmenselijking
De inzet van robots voor intieme taken, zoals het verschonen van kinderen of het wassen van ouderen, maar ook
het gebruik van robots om tegenstanders te doden, roept
de vraag op wat dat betekent voor ons menszijn. Worden
we ‘ontmenselijkt’? Niet omdat de robots zich daartoe
gedwongen voelen, zoals in de film I Robot, maar omdat
we ons niet realiseren wat de ultieme consequenties kunnen zijn van robotisering en – meer in het algemeen – de
rationalisering van onze leefomgeving en intermenselijke
relaties.
Het begrip menselijke waardigheid wordt meestal verbonden met de rechten van de mens, zoals het recht op
zelf­beschikking, privacy en lichamelijke en geestelijke
integriteit. Maar volgens Van Est moeten we dit breder
zien. Menselijke waardigheid heeft ook te maken met wat
hij ‘menselijke duurzaamheid’ noemt: het behoud van het
vermogen om mens te zijn. De filosofe Martha Nussbaum
heeft het in dit verband over functionele capaciteiten –
zoals zintuigelijke ervaringen beleven, verbeeldingskracht,
denk- en redeneervermogen – die de mens tot mens
maken.
Luier
De vraag is of het gebruik van robots die menselijke
waardigheid kan ondermijnen. In de zorg kan de inzet
van robots tot gevolg hebben dat de patiënten objecten
worden, waarbij de effectiviteit van de zorg ten koste gaat
van de kwaliteit van leven. Een – robotloos – voorbeeld is
de gewoonte om oude mensen standaard een luier aan te
doen, omdat het te duur is om ze een paar keer per dag naar
het toilet te begeleiden. Het gebruik van drones kan ertoe
leiden dat zowel soldaten als burgers worden ontmenselijkt; het slagveld wordt een computerspelletje als Grand
Theft Auto, waarbij je extra punten krijgt naarmate je meer
6
FL UX 1 3 RAT HENAU I N S T I T U U T
Pittige vragen
Bij de verschijning van Overal
Robots – Automa­ti­sering van de
liefde tot de dood (2012) advi­
seerde het Rathenau Instituut
beleids­makers een doordachte
beleids­visie te ontwikkelen om
robotica mee in de gewenste
richting te sturen. Robotica gaat
immers gepaard met talloze
pittige vragen over bijvoorbeeld
wenselijkheid en aansprake­
lijkheid. Het instituut pleitte
ervoor relevante wetgeving en
aansprakelijkheidsregelingen
op orde te brengen, en na te
denken over de vele ethische
vragen en privacykwesties.
Ook adviseerde het instituut
de Nederlandse regering om te
streven naar een internationaal
verbod op autonome bewapende
robots. Autorobots zouden
juist verplicht moeten worden,
omdat robotica de Nederlandse
verkeersveiligheid drastisch kan
verbeteren. Als we robots in de
‘obstakels’ (lees: mensen) uit de weg ruimt. Nu is het al niet
bijzonder goed gesteld met de humaniteit op het slagveld,
maar door de afstand te vergroten, zou je dat mogelijkerwijs nog versterken.
Discussie
Robotisering zou ook de cognitieve en sociale vaardig­
heden van mensen kunnen ondermijnen. We noemden al
het voorbeeld van de chauffeur die als gevolg van intelli­
gente systemen minder alert is en ook steeds minder in
staat is om zijn voertuig te hanteren als een of meer hulpsystemen uitvallen. Maar de omgang met robots kan er ook
toe leiden dat we sociale vaardigheden zoals het omgaan
met teleurstellingen of met afwijzing, verliezen. Of dat
we geen ruzie meer kunnen maken om het daarna weer
goed te maken. Of dat we sexrobot Roxxxy werkelijk gaan
beschouwen als een ‘True Companion’ – niet toevallig de
naam van het bedrijf dat haar ontwikkelde.
Het debat over de sociale en morele aspecten van robotisering zouden we, volgens Van Est, moeten voeren tegen
de achtergrond van de rationalisering van de samenleving.
‘We moeten zien te vermijden dat we robotsystemen bouwen die ons in een keurslijf van efficiency dwingen’, zegt
hij, de ‘ijzeren kooi van rationalisatie’ waar Weber het over
had. Daarom gaat de discussie over robotisering niet alleen
over robots. Maar vooral ook over de vraag wat voor soort
samenleving we willen hebben: een technocratie of een
mensvriendelijke wereld?’
zorg willen, moet de politiek
snel aandacht besteden aan de
gevolgen van slimme robottech­
nologieën in de leefomgeving:
welke taken willen we wel, en
welke juist niet door robots laten
verrichten?
Welke nieuwe vaardigheden eist
dit van verzorgers en patiënten?
Denk bij robots in de zorg ook
na over privacy- en aanspra­
kelijkheidskwesties, aldus het
instituut.
Meer lezen?
Just Ordinary Robots – Automation from Love to War, L. Royakkers &
R. van Est (Routledge 2015)
Overal Robots – L. Royakkers en R. van Est – Uitgeverij Boom i.s.m. Rathenau
Instituut (2012)
De kracht van platformen – M. Kreijveld, J. Deuten en R. van Est (red.)
Vakmedianet i.s.m. Rathenau Instituut (2014)
Tem de robotauto – Het Bericht, 2 p. Rathenau Instituut (2014)
Werken aan de robotsamenleving: Visies en inzichten uit de wetenschap
over de relatie technologie en werkgelegenheid – R. Van Est & L. Kool
(red.) Rathenau Instituut (2015)
Nieuwsgierig naar de hele Flux? Klik hier.
Gratis abonnement? Klik hier.
Rinie van Est is onderzoekcoördinator
en trendcatcher bij de afdeling Technology
Assessment van het Rathenau Instituut.
Hij is natuurkundige en politicoloog
en houdt zich bezig met de politiek van
nieuwe technologieën: van nanotechnologie, robotica en persuasieve technologie
tot klimaatengineering en energie. Rinie
doceert ook aan de subfaculteit Technische Innovatie Wetenschappen van de TU
Eindhoven.
7
Download