factsheet seksuele gezondheid van MSM (uitgave 2009)

advertisement
Sarphatistraat 35
postbus 15830
1001 NH Amsterdam
t 020 573 94 44
f 020 664 60 69
[email protected]
www.schorer.nl
factsheet seksuele gezondheid van MSM (uitgave 2009)
Verantwoording
Schorer wil de seksuele gezondheid van mannen die seks hebben met mannen (MSM) bevorderen.
Seksuele gezondheid betreft volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) zowel lichamelijke
gezondheid – zoals seksueel overdraagbare aandoeningen – als emotionele, psychische en sociale
gezondheid op het gebied van seksualiteit. Dit factsheet biedt actuele gegevens over de seksuele
1
gezondheid van MSM in Nederland in het kader van de hiv- en soa-preventie.
Aantal homo- en biseksuele mannen
2
In Nederland zijn naar schatting 300.000 homo- en biseksuele mannen. Dat is ongeveer 6% van de
mannelijke bevolking van 19 tot 69 jaar. Deze mannen noemen zichzelf homo- of biseksueel en zijn
consistent in hun seksuele voorkeur en gedrag . Maar ruim het dubbele aantal (13%) van de mannelijke
bevolking voelt zich (ook) aangetrokken tot mannen en 10% heeft ooit seks gehad met beide geslachten.
3
In de grote steden noemt 9% van de mannen zich homoseksueel, daarbuiten 3%.
Seksuele relaties en zoeken van sekspartners
Seksuele relaties. Een op de vijf MSM heeft alleen vaste partners, ruim eenderde heeft alleen losse
4
partners en eenderde heeft losse én vaste partners. MSM hebben gemiddeld meer dan tweemaal zoveel
(vaste en/of losse) sekspartners als mannen met alleen heteroseksuele contacten. MSM hadden
gemiddeld bijna zeven sekspartners in de laatste zes maanden, heteromannen drie sekspartners. De helft
van de MSM had in de laatste zes maanden meer dan vier sekspartners, tegen een op de vijf
5
heteromannen. In zijn hele leven heeft bijna eenderde van de MSM tussen de een en negen sekspartners
gehad, bijna eenderde 11 tot 50 en eenderde 51 tot 500 sekspartners. Bijna een op de tien MSM heeft
4
meer dan 500 sekspartners gehad, aldus Schorer Monitor in 2008.
Vindplaatsen. Meer dan 80% van de MSM zoekt sekspartners op internet en dit aandeel groeit nog steeds.
Homocafé’s (bijna 40%) en homosauna’s (ruim 30%) zijn ook belangrijke plekken om sekspartners te
vinden.Mannen plaatsen ook vaak persoonlijke profielen en berichten op internet. Andere belangrijke
vindplaatsen zijn: bij vrienden thuis, in cruising areas, op homofeesten, in darkrooms en in
4
seksbioscopen.
Veilig en onveilig seksueel gedrag
Sekstechnieken. Bijna driekwart van de homo- en biseksuele mannen heeft anale seks. Bijna de helft
daarvan zowel passief als actief, een kleine kwart alleen actief en 6% alleen passief. Een kwart van de
MSM heeft geen anale seks, maar gebruikt andere seksuele technieken. Bijna alle biseksuele mannen
3
hebben ook actieve vaginale seks. MSM met losse partners hebben iets vaker anale seks dan MSM met
4
een vaste partner.
Onbeschermde seks. MSM gebruiken bij anale seks vaker condooms dan heteromannen, zowel met vaste
3
als met losse partners. Ruim de helft van de MSM met uitsluitend een vaste partner en eenderde van de
4
MSM met losse partners heeft wel eens onbeschermde anale seks. Het landelijk gemiddelde ligt veel
hoger: 87% van de mannelijke bevolking (hetero-, bi- en homoseksuelen samen) heeft wel eens
3
onbeschermde anale seks. Onbeschermde anale seks met losse partners komt vaker voor bij MSM die
hiv-positief zijn, darkrooms bezoeken, drugs gebruiken voor of tijdens seks, een lager opleidingsniveau
4
hebben, geen vaste partner hebben en/of sekspartners zoeken op internet. Naarmate mannen vaker seks
6
hebben met dezelfde losse sekspartner kiezen ze vaker voor onbeschermde anale seks. Beide effecten
6,4
zijn sterker bij jongere mannen dan bij oudere mannen. Ook allochtone MSM gebruiken minder vaak
7
condooms, vooral bij seks met iemand uit de eigen subcultuur.
Serosorteren en specifieke netwerken. Van de hiv-positieve MSM doet 15 tot 30% aan serosorteren: zij
hebben alleen onbeschermde anale seks met partners die dezelfde serostatus hebben als zijzelf. Ook hiv8, 6, 9
negatieve MSM doen soms aan serosorteren.
In bepaalde seksueel actieve netwerken hebben MSM
5
de laatste jaren steeds meer onbeschermde seks. Een klein aantal MSM heeft daar heel veel partners en
1
seksuele contacten en vaak ook meerdere seksuele partners tegelijkertijd. Bovendien communiceren
MSM weinig over hun serostatus. Dat geeft een relatief veel grotere kans op besmetting en verspreiding
7
van hiv en soa.
Hiv. Ongeveer 3% van de MSM in Nederland zijn hiv-positief (9.500 tot 10.000 mannen). In Amsterdam en
10
Rotterdam is het percentage hoger, in Amsterdam waarschijnlijk 10 tot 15%. Jaarlijks raakt 1 à 2% van
de hiv-negatieve MSM met hiv geïnfecteerd. De laatste jaren stijgt het aandeel MSM onder de
gediagnosticeerde patiënten. In 2007 waren er ruim 660 nieuwe hiv-diagnoses door homoseksueel contact
10
bij mannen, dat is bijna 70% van het totale aantal nieuwe hiv-infecties in Nederland. MSM hebben 25
.5
maal zo vaak hiv als heteromannen
Soa. MSM hebben relatief veel vaker soa dan heteroseksuele mannen. MSM vormden in soacentra in
5
2007 70% van alle gonorroe-diagnoses bij mannen en 90% van de syfilis-diagnoses bij mannen. Bij hivpositieve MSM wordt drie tot vier maal zo vaak een soa gerapporteerd als bij hiv-negatieve en niet-geteste
11
2
MSM. Bij hiv-positieve MSM is steeds vaker sprake van co-infecties (door onbeschermde seks). Sinds
5
eind jaren negentig neemt het totale aantal opgespoorde en behandelde soa in Nederland toe. Ook bij
4
MSM, hoewel de cijfers in 2007 en 2008 bij deze groep weer iets zijn gedaald.
Communicatie over seks. MSM communiceren soms weinig met elkaar over (beschermde) seks. Bijna
90% van de MSM met vaste partners heeft samen afspraken gemaakt over seks met derden, maar lang
niet alle mannen houden zich aan die afspraken. Ongeveer een op de vijf mannen die met hun vaste
partner een afspraak hebben gemaakt over (veilige) seks met losse partners komt die afspraak niet altijd
na. En een derde van de respondenten licht hun partner misschien of zeker niet in als ze zich niet aan de
4
afspraak houden. De meeste MSM zeggen voor de seks niets over de eigen hiv-status tegen nieuwe
14
losse sekspartners, ook niet als ze onbeschermde seks hebben. Veel MSM hebben te weinig
communicatieve vaardigheden om te onderhandelen over condoomgebruik en druk te weerstaan om
12
onbeschermde anale seks te hebben.
Drugs- en alcoholgebruik
13,14,15
In de homouitgaansscene komt drugs- en alcoholgebruik relatief vaak voor.
Meer dan de helft van
alle MSM gebruikt regelmatig drugs vlak voor of tijdens seks met losse partners, met name poppers,
viagra, hasj, XTC en GHB. Hiv-positieve respondenten gebruiken veel vaker drugs dan niet-geteste en hivnegatieve respondenten. Drugsgebruik geeft een groter risico op onbeschermde anale seks. Dit risico is
nog groter bij een combinatie van factoren, met name bij MSM die hiv-positief zijn én drugs gebruiken én
4
sekspartners via internet of in darkrooms zoeken.
Het alcoholgebruik van druggebruikers is bovendien gemiddeld drie glazen per avond hoger dan van nietdruggebruikers. Van alle stimulerende middelen liggen de gebruikscijfers het hoogst bij bezoekers van
13
hippe en/of homocafé’s, beduidend hoger dus dan op plaatsen waar vooral hetero’s komen. Het
6,9,4
In bepaalde delen van de homoscene worden veel drugs
drugsgebruik bij MSM lijkt toe te nemen.
gebruikt als stimuleringsmiddel voor seks. Er zijn specifieke groepen hardcore-MSM die vaak chrystal
gebruiken (voor meer uithoudingsvermogen in seks) in combinatie met GHB (voor ontspanning). Dat leidt
vaak tot ontremmende, grensverleggende en onbeschermde seks. Ook Viagra en andere erectiepillen
worden in bepaalde groepen veel gebruikt, al dan niet in combinatie met andere drugs.Viagra dient ook
13
om tijdelijke impotentie ten gevolge van alcohol en coke op te heffen.
Psychosociale gezondheid
Angst- en stemmingsstoornissen en andere klachten. De psychische gezondheid van MSM is slechter dan
die van heteromannen. MSM hebben drie- tot zevenmaal zoveel last van angst- en stemmingsstoornissen:
van de homomannen had 39% ooit een stemmingsstoornis, tegen 13% van de heteromannen.
16,17,18
Homomannen hebben ook vaker angststoornissen.
Jonge MSM scoren relatief hoog wat betreft
14,15
19
depressie en angststoornissen,
net als hiv-positieve MSM. Homomannen hebben vaker dan bi- of
3
heteromannen lichamelijke klachten als hoofdpijn, moeheid en slapeloosheid. Homoseksuele mannen
gebruiken meer alcohol en drugs, roken vaker, zoeken vaker medische hulp en doen meer
20
zelfmoordpogingen.
2
(Zelf)acceptatie en minority stress. De slechtere psychische gezondheid wordt mogelijk veroorzaakt door
stress vanwege afwijzing van de homoseksuele leefstijl door de sociale omgeving (minority stress). De
minority stress van homoseksuelen is gecompliceerder dan die van andere sociale minderheden. Ten
eerste omdat zij meestal ook door hun familie niet worden gesteund in hun positie, en ten tweede omdat
homoseksualiteit minder zichtbaar is dan bijvoorbeeld etniciteit. Daardoor herkennen MSM elkaar
20
bijvoorbeeld op school niet en staan ze er vaker alleen voor.
Ook een gebrek aan acceptatie van de homoseksuele identiteit in de jeugd door ouders en omgeving
21
(narcistische krenkingen) kan een rol spelen (narcistische krenkingen). Ruim de helft van de
17
homomannen zegt in de jeugd emotioneel verwaarloosd te zijn. Met name MSM met een islamitische
22
achtergrond hebben te maken met afwijzing en soms ook met bedreiging en geweld door hun familie.
Die afwijzing geldt ook voor andere streng-religieuze milieu’s. Dat leidt onder meer tot gevoelens van
eenzaamheid, gebrek aan eigenwaarde, schaamte en schuld, met name bij MSM afkomstig uit streng22
religieuze milieu’s. In seksuele contacten en relaties zoeken MSM later vaak compensatie voor vroegere
21
psychische tekorten. Deze enorme behoefte aan compensatie leidt ook vaak tot riskant seksueel gedrag.
De psychische gezondheid van MSM hangt sterk samen met de (zelf)acceptatie van de homo- of
biseksuele gevoelens. Hoe minder MSM deze gevoelens accepteren, hoe minder zelfvertrouwen en hoe
hoger de score op depressiviteit. Hoe meer MSM zich op school of werk gediscrimineerd voelen, hoe
14
hoger de scores op depressie en angst en hoe minder zelfvertrouwen.
3,23
Geweld. MSM zijn vaker het slachtoffer geweest van seksueel geweld dan heteromannen.
Met name
allochtone MSM hebben relatief vaak te maken met dwang binnen relaties; dit hangt vaak samen met
cultureel bepaalde ideeën over homoseksualiteit: de actieve, macho-partner ‘mag’ de feminiene, passieve
24
partner ‘nemen’, ook onder dwang. Feminiene MSM hebben ook vaker te maken met homofobie (voor
25
gek gezet worden, uitgescholden, bedreigd) en voelen zich vaker alleen en depressief.
Problemen met de seksuele identiteit. 17% van de homo- en biseksuele mannen zou liever (helemaal)
hetero zijn als ze konden kiezen: bij de homomannen is dit ruim 10%, bij de bi-mannen 20%. 11% zegt
3
regelmatig problemen te hebben met de eigen homo- of biseksuele gevoelens. In de homoscene zijn
problemen met de seksuele identiteit vaak taboe: je hoort geen enkel probleem meer te hebben met je
homo-zijn. Verinnerlijkte homonegativiteit kan vervolgens leiden tot extreem en/of onbeschermd
(seks)gedrag en tot psychische klachten. Niet-westerse en gelovige MSM hebben relatief vaak problemen
met hun seksuele identiteit. Soms hebben ze heel onveilige seks, omdat ze hun homoseksuele gevoelens
26
verdringen.
Overmatig seksueel verlangen. MSM kampen relatief vaak met een overmatig seksueel verlangen – vaker
dan heteroseksuele mannen. Ze zoeken veel seksprikkels en hebben soms het gevoel daarover geen
3
controle te hebben (seksverslaving). Ze zijn bijvoorbeeld verslaafd aan chat- of sekssites en willen telkens
weer nieuwe seksuele contacten leggen. Doordat verzadiging optreedt zoeken ze soms ook steeds
sterkere prikkels, zoals SM, fetisjen en/of drugs. Dit lijkt onder andere te maken te hebben met een lage
26
zelfacceptatie van de homoseksuele gevoelens.
Psychosociale problemen van hiv-positieve MSM. Schaamte- en schuldgevoelens over de hiv-besmetting
leiden bij mannen met hiv regelmatig tot stoornissen van het seksueel verlangen of functioneren,
bijvoorbeeld erectiestoornissen. Andere oorzaken hiervoor kunnen zijn: verlies van lichamelijke
aantrekkelijkheid, bijwerkingen van medicijnen, de angst om een risico te zijn voor anderen en problemen
27
binnen de relatie. Uit diverse onderzoeken blijkt dat 25% tot 80% van de hiv-positieve MSM
19
erectiestoornissen heeft. Hiv-positief zijn geeft ook een grotere kans op spanning, stress en
28,19
Een op de drie hiv-positieven in Nederland houdt zijn besmetting voor familie en
depressiviteit.
vrienden verborgen uit angst voor negatieve reacties. Tegenover collega‘s houdt 65% de seropositieve
29
status verborgen. Woede over de hiv-status en de daarmee gepaard gaande sociale uitsluiting binnen de
homoscene kan leiden tot onveilig seksgedrag. Bovendien ervaren hiv-positieve MSM vaak sociale druk
28
van (hiv-positieve en hiv-negatieve) sekspartners om onbeschermde seks te hebben.
3
Intimiteitsproblemen. MSM vinden het vaak lastig hun homoseksuele relaties vorm te geven, omdat er
gebrek is aan goede rolmodellen zoals hetero’s die in overvloed hebben. MSM hebben vaker zorgen of
3
stress over hun relaties dan heteromannen. MSM hebben binnen vaste relaties met name vaak moeite
27,30
en lijken dit nogal eens te compenseren met veel losse en soms riskante seks met
met intimiteit
21
anderen. Nogal wat homomannen worstelen ook met het taboe binnen de homoscene op monogame
relaties; de norm is heel veel (losse) sekscontacten hebben. Veel MSM voelen zich ook onder druk gezet
26, 30
door de norm om seksueel te presteren.
Eetstoornissen en lichaamsbeeld. MSM hebben vaker eetstoornissen dan heteromannen, doordat ze
vaker ontevreden zijn over hun eigen lichaam dan heteromannen. Oorzaak is onder meer de grote sociale
druk vanuit de gay community om te voldoen aan het ideaalbeeld van slank én gespierd. Lichamelijke
aantrekkelijkheid wordt er heel belangrijk gevonden; heteromannen hebben veel minder te maken met
dergelijke sociale druk.Vooral mannen met overgewicht en mannen die niet breedgeschouderd en
31
gespierd zijn voelen zich ontevreden over zichzelf. Ook grote penissen worden in de gay scene
32
belangrijk gevonden. MSM zonder een grote penis hebben een lagere zelfwaardering. Door het belang
dat in de gay scene gehecht wordt aan uiterlijk zoeken MSM ook regelmatig hun toevlucht tot plastische
chirurgie, zoals liposucties, haar-, borst- en kuittransplantaties, oorcorrecties, antirimpelbehandelingen met
33
botox en vetoplossende preparaten.
Kennis en informatiezoekgedrag
MSM halen informatie over hiv en soa meestal van internet en verder uit homotijdschriften en folders. De
34
rol van internet wordt steeds groter, vooral bij MSM van 25 jaar en jonger. Meer dan 80% van hen haalt
informatie over soa en hiv van internet. MSM zijn zich bewust van de risico’s die ze lopen op een hiv15,4
Maar jonge MSM hebben minder kennis over hiv en soa dan
infectie en de noodzaak van veilig vrijen.
4
oudere. Jongere allochtone MSM worden met de bestaande interventies slecht bereikt. Hun kennis van
de risico’s van hiv en soa is relatief klein. Allochtone jonge MSM noemen zich vaak niet homoseksueel en
voelen zich daardoor niet aangesproken door preventiemateriaal dat gericht is op (autochtone)
homomannen. Bovendien hebben zij behoefte aan meer kennis en vaardigheden rond het kunnen maken
van eigen keuzes, zodat ze niet zwichten voor sociale of culturele en/of religieuze druk en nee durven
35
zeggen tegen onbeschermde of gedwongen seks.
Bronnen
1. Dit factsheet is gebaseerd op gegevens uit diverse grotere en kleinere onderzoeken. Voor veel onderwerpen die aan
de orde komen geldt dat nader onderzoek nodig is om de gegevens beter te kunnen onderbouwen.
2. Hiv en soa bij MSM in 2007. Factsheet (2008). Schorer.
3. Bakker, F. en I. Vanwesenbeeck (2006), Seksuele gezondheid in Nederland 2006. Rutgers Nisso Groep, Eburon
Delft
4. Hospers, H.J. e.a. (2008), Schorer Monitor 2008. Schorer en Universiteit Maastricht.
5. Broek, I.V.F van den e.a. (2008), Sexually transmitted infections including HIV, in the Netherlands in 2007. Nationale
Institute for Public Health and the Environment (RIVM)
6. Hospers, H.J. e.a (2006)., Schorer Monitor 2006. Schorer en Universiteit Maastricht.
7. Gras, M.J. e.a. (1999). HIV prevalence, sexual behaviour and sexual mixing patterns among migrants in Amsterdam,
the Netherlands. AIDS, 13, 1953-1962.
8. Hospers, H. (2003), Serostatus en onveilig vrijgedrag. Op basis van gegevens uit het Monitoronderzoek 2003 en
Chatonderzoek 2002, powerpointpresentatie, Schorer.
9. Hospers, H.J. e.a. (2007), Schorer Monitor 2007. Schorer en Universiteit Maastricht.
10. Gras, L. e.a. (2008), Report 2008. Monitoring of Human Immunodeficiency Virus (HIV) in the Netherlands.
Amsterdam, Stichting Hiv Monitoring.
11. Boer, I.M. de, e.a (2006), HIV and Sexually Transmitted Infections in the Netherlands in 2005. RIVM, 97.
12. Kesteren, N.M.C. van, Sexuality and sexual risk behavior among HIV-positive men who have sex with men.
Qualitative Health Research 2005, 15, 145-168.
13. Nabben, T. e.a. (2006), Antenne. Trends in alcohol, tabak en drugs bij jonge Amsterdammers 2005. Universiteit van
Amsterdam en Jellinek. Rozenberg Publishers, Amsterdam.
4
14. Franssens, D. e.a. (2007), Homojongenscohort Outcomes. Deelrapport 1. Universiteit Maastricht.
15. Franssens, D. e.a. (2008), Homojongenscohort Outcomes. Deelrapport 2. Universiteit Maastricht.
16. Sandfort, Th.G.M. e.a. (2002), Same-sex sexuality and quality of life: Findings from the Netherlands Mental Health
Survey and Incidence Study (NEMESIS). Archives of Sexual Behavior 32, 15-22.
17. Vollebergh, W. e.a. (2003), Psychische stoornissen in Nederland. Overzicht van de resultaten van Nemesis
(Netherlands Mental Health Survey and Incidence Study). Trimbos Instituut, Utrecht.
18. Hospers, H.J. (2006), Gewoon anders. Oratie leerstoel Experimentele gezondheidsspsychologie, in het bijzonder
met betrekking tot homoseksualiteit. Universiteit Maastricht.
19. Platteau, T. en J. van Lankveld (2005), Seksuele disfuncties bij homoseksuele mannen met hiv. Een
literatuurreview. Tijdschrift voor Seksuologie 29, 205-214.
20. Kuyper, L. en F. Bakker (2006), De houding ten opzichte van homoseksualiteit. Een beschrijvende literatuurstudie.
Rutgers Nisso Groep en Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag.
21. Maasen, T. (2002), Narcistische krenkingen. Psychotherapie voor homoseksuele mannen. Schorer.
22. Steinberger, R. (2001), Mannen uit islamitische landen en homovriendelijke hulpverlening. Tijdschrift voor
Seksuologie 25, 181-198.
23. Graaf, H. de e.a (2005), Seks onder je 25e. Seksuele gezondheid van jongeren in Nederland anno 2005. Rutgers
Nisso Groep en Soa Aids Nederland. Delft, Eburon.
24. Schippers, J. (2003), Gezonde homo- en lesboseksualiteit. Tijdschrift voor Seksuologie 27, 78-82.
25. Sandfort, T. (2005) , Homofobie: welk probleem? Wiens probleem? Tijdschrift voor Seksuologie 29, 11-18.
26. Moritz, V. (2009), psycholoog-seksuoloog bij PsyQ Amsterdam, telefonisch interview door M. Hilhorst, 2-2-2009.
27. Schippers, J. (1997), Liever mannen. Theorie en praktijk van de hulpverlening aan homoseksuele mannen. Schorer.
28. Kesteren, N. van e.a (2006), Hiv-preventie onder hiv-positieve mannen die seks hebben met mannen: onderzoek en
interventieontwikkeling. Factsheets. Universiteit Maastricht.
29. Stutterheim, S.E. e.a. (2008) HIV-Related Stigma in the Netherlands. Aids Fonds, Amsterdam.
30. Volle Maan communicatiebureau (2002), Gay Health Amsterdam. Hoe beleven Amsterdamse biseksuele en
homoseksuele jongens en mannen hun gezondheid en de gezondheidssupport? Amsterdam.
31. Hospers, H.J. en A. Jansen (2005), Why homosexuality is a risk factor for eating disorders in males. Journal of
Social and Clinical Psychology, 8, 1081-1087.
32. Woertman, L. e.a. (2005), Tevredenheid met het eigen lichaam en zelfwaardering van homoseksuele mannen:
maakt een grote(re) penis een man gelukkig? Tijdschrift voor Seksuologie 29, 181-188.
33. Nabben, T. e.a. (2008), Antenne. Trends in alcohol, tabak en drugs bij jonge Amsterdammers 2007. Universiteit van
Amsterdam en Jellinek. Rozenberg Publishers, Amsterdam.
34. Hospers., H.J. e.a. (2005) A new meeting place: chatting on the Internet, e-dating and sexual risk behaviour among
Dutch men who have sex with men. AIDS, 19 No 10.
35. Steenbakker, S. e.a. (2008), ‘Seks met een man maakt me nog geen homo’. Needs assessment onder mannen uit
etnisch-culturele minderheidsgroepen die (ook) seks hebben met mannen. Schorer, Amsterdam.
5
Download