Taalonderwijs aan meertalige kinderen De behoefte van de leerkracht Linda van Giersbergen, leerkracht basisschool De Vossenberg, Schijndel Als er gesproken wordt over meertaligheid, heeft dit vaak een negatieve lading. In de dagelijkse onderwijspraktijk wordt steeds vaker geconcludeerd dat deze kinderen de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheersen. Regelmatig hoor je dan ook hoe het lesgeven aan meertalige kinderen wordt ervaren. Meertaligheid van leerlingen wordt vaak beschouwd als een struikelblok en geassocieerd met een onderwijsachterstand. Ook de communicatie met ouders wordt als moeilijk en moeizaam ervaren. Dagelijks vragen we ons als leerkrachten af of we op een verantwoorde manier onderwijs bieden aan deze leerlingen. Eén ding is zeker, het feit dat meertalige leerlingen je school bezoeken, betekent iets voor het handelen van de leerkracht. In de toekomst op een verantwoorde manier resultaatgericht werken met meertalige kinderen, wie wil dit nou niet… Waaraan moet je onderwijs voldoen maar vooral welke behoeften hebben de leerkrachten nu eigenlijk? Welke behoefte hebben leerkrachten als het gaat om taalonderwijs aan meertalige kinderen? Om antwoord te krijgen op bovenstaande vraag, heb ik er voor gekozen om leerkrachten te interviewen. Met deze interviews wil ik duidelijk krijgen welke behoefte leerkrachten hebben als het om het taalonderwijs aan meertalige leerlingen gaat. De leerkrachten geven aan behoefte te hebben aan: 1. kennis van meertaligheid, 2. begeleiding van meertalige leerlingen en 3. contact met de ouders van meertalige leerlingen. De meerderheid van de onderzoeksgroep geeft aan nog een behoefte te hebben. Het gaat dan over 4. het omschrijven van een duidelijke visie op het taalonderwijs aan meertalige leerlingen. Kennis Kennis van meertaligheid. De wensen van de leerkrachten als het gaat om de kennis van meertaligheid, gaan over de verschillende aanpakken die er zijn, over de cognitieve ontwikkeling en de sociaal emotionele ontwikkeling van meertalige leerlingen. Verschillende aanpakken Wat is nu eigenlijk de beste aanpak, om op school een tweede taal te leren? Dit is geen vraag waar een eenduidig antwoord op te geven is. Je hebt te maken met verschillen tussen meertalige leerlingen en verschillende aspecten van taalvaardigheid. Er bestaat niet één methode die het beste is. Er zijn verschillende didactische benaderingen. Grammaticale-vertaalbenadering In deze vorm van onderwijs staat het vertalen van schriftelijke teksten, met een nadruk op grammaticale regels en het leren van losse woorden uit lijsten, centraal. Kinderen leren bij deze benadering niet hoe ze moeten spreken en luisteren en zich in alledaagse situaties te redden. Audiolinguale benadering Bij deze benadering ligt de nadruk op de mondelinge taalvaardigheid. Door het leren van standaardzinnen en deze als een patroon in te slijpen, leren leerlingen de Nederlandse taal. Deze zinnetjes komen onnatuurlijk over en er is geen aandacht voor de opbouw van de woordenschat. Receptieve benadering In deze benadering staat voorop dat de leerlingen eerst de receptieve vaardigheden moeten ontwikkelen in de Nederlandse taal. Dit maakt dat dit geen totaalbenadering is, er komen namelijk alleen receptieve vaardigheden aan de orde. Handelingspsychologische benadering Deze benadering legt de nadruk op de werkvormen en oefeningen die het meest gunstig zijn voor het onthouden van de leerstof. Om goed te kunnen onthouden, moeten leerlingen allerlei handelingen verrichten met de te leren elementen. Een voorbeeld hiervan is het uitvoeren van werkwoorden zoals lopen en huppelen. Dit zorgt ervoor dat leerlingen woorden beter kunnen onthouden. Dit is net als de receptieve benadering geen totaalbenadering. Communicatieve benadering De nadruk ligt hierbij op het aanbieden van de leerstof in een zo natuurlijk mogelijke context. Je moet hierbij denken aan vertellingen, verhalen, versjes of in dialoog. Met dit als uitgangspunt worden woorden, taalregels en -vormen voor het taalgebruik aangeleerd. Als ik vanuit deze benaderingen ga kijken wat dit voor de praktijk betekent, denk ik dat het volgende belangrijk is. Er zijn verschillende taalvaardigheidsaspecten. Deze verschillende aspecten vragen om een verschillende benadering. Hiervoor kun je verschillende werkvormen en oefeningen inzetten. Om te zorgen voor een optimale taalontwikkeling, dienen al deze benaderingen terug te komen in de lessen. Er wordt dan rekening gehouden met verschillende leerstijlen, verschillende taalvaardigheidsaspecten en afwisselende werkvormen. Cognitieve- en sociaal emotionele ontwikkeling Om een kind goed te kunnen begeleiden, is het nodig te weten wat meertaligheid inhoudt. Meertaligheid bestaat uit verschillende aspecten. Ik heb het dan over het cognitieve aspect en het sociaal/ culturele aspect. Cognitief aspect Het cognitieve aspect zegt iets over het leerproces. De tweede taalverwerving is een wezenlijk onderdeel van het leerproces van meertalige leerlingen. Ik vind dit voor deze leerlingen dan ook het belangrijkste cognitieve aspect. Zij moeten namelijk de tweede taal leren om te kunnen communiceren met hun omgeving. Daarnaast is het de sleutel tot sociale integratie. Als het gaat om het cognitieve aspect, ga ik me dus richten op de taalverwerving. In het verleden zijn er verschillende opvattingen geweest over de verwerving van de tweede taal. Deze opvattingen hebben geleid tot de inzichten die we heden ten dage nog gebruiken. In de volgende paragrafen maak ik gebruik van de theorie van Appel, Kuiken en Vermeer (1994). Imitatie en transfer Tot in de jaren zeventig gingen veel mensen ervan uit dat taalleerders door imitatie en reïnforcement 1 een groot aantal verschillende bouwstenen verwierven. Door oefening en bekrachtiging uit hun omgeving, leren ze snel en als vanzelf die bouwstenen met elkaar te combineren. Aangenomen werd dat de invloed van hun eerste taal op de tweede taal zeer groot was. Voor het onderwijzen van de tweede taal leverde een vergelijkend onderzoek van de eerste en de tweede taal een groot aantal verschillen op. Die verschillen werden als leerproblemen gezien en moesten dus onderwezen worden. Deze opvatting wordt daarom ook wel aangeduid als de interferentiehypothese 2 . Bovengenoemde opvatting over de verwerving van de tweede taal hield niet lang stand. Creatieve constructie en ontwikkelingsvolgorde Door de bezwaren tegen de interferentiehypothese stonden niet langer de imitatie en de moedertaal van de tweede taalleerder in de belangstelling, maar de creatieve vermogens van de taalleerder zelf en de overeenkomsten tussen de eerste- en de tweede taalverwerving. In het taalgebruik van taalleerders met een verschillende eerste taalachtergrond, maar ook in dat van moedertaalleerders van die taal, bleken dezelfde ‘afwijkingen van de norm’ voor te komen. De afwijkingen in de Nederlandse taal komen voort uit de pogingen om de regels van de Nederlands taal te ontdekken. Ze zijn niet toevallig. Deze tussenstappen blijken systematisch en voorspelbaar te zijn. Hierin verschillen de processen van eerste- en tweede taalverwerving niet van elkaar: het zijn universele processen. Deze opvatting noemt men daarom ook wel de universalistische taalverwervingshypothese. Gezien vanuit deze visie gingen onderzoekers beschrijven welke ’tussenstappen’ tweede taalverwervers maakten en in welke volgorde ze bepaalde onderdelen van de tweede taal leerden. Het doel was om in het onderwijs aan te sluiten bij deze volgorde. De taalleerder stelt namelijk hypotheses op over de regels uit de taal die hij aangeboden krijgt. In de loop van het taalverwervingsproces worden die regels op grond van wat hij hoort in zijn omgeving steeds weer getoetst, bijgesteld en opnieuw gevormd. De taalverwerver is dus geen imitator, maar een creatieve bouwer aan de nieuwe taal. Vandaar dat het begrip creatieve constructie wordt gebruikt. Deze theorie is nader bekeken en er is geconcludeerd dat deze deels kloppend is. Taalleerders maken hypotheses om de taalregels te ontdekken. Dit doen zowel tweede taalverwervers als moedertaalsprekers. Hierin zijn de processen gelijk. De volgorde van ontwikkeling tussen tweedetaalverwervers en moedertaalsprekers bleek niet helemaal overeen te komen. Met name op het gebied van de uitspraak was er verschil. Klanken die wij in het Nederlands eenvoudig kunnen maken, bestaan niet altijd in een andere taal. Dit leverde op het gebied van klanken en uitspraak problemen op. Interactie en taalaanbod Uit het onderzoek naar de ontwikkelingsvolgordes in het taalverwervingsproces werd gaandeweg duidelijk hoe belangrijk de rol van de omgeving is voor tweede taalverwerving. De reactie van de omgeving op de gemaakte ’fouten’ is erg belangrijk. Door deze feedback is de taalleerder in staat hypotheses bij te stellen. Volgens de interactionele benadering speelt het taalaanbod van en interactie met de Nederlandstaligen dus een grote rol in het verwervingsproces van de tweede taal.De vraag hoe leerlingen een tweede taal verwerven, kan op grond van het voorgaande als volgt beantwoord worden. Leerlingen verwerven een tweede taal door actief te luisteren naar wat mensen in hun omgeving tegen hen en tegen elkaar zeggen. Op basis daarvan stellen ze hypotheses op over wat woorden in de tweede taal betekenen en hoe regels van die tweede taal in elkaar zitten. Bij het opstellen van die hypotheses is de structuur van de tweede taal bepalend. De fouten die leerlingen daarbij maken, komen vooral voort uit de moeilijkheidsgraad van de tweede taal. Of een taal moeilijk is om te leren, hangt voor een groot deel af van wat iemand gewend is (Nortier 2009,p.74). Sociaal emotioneel aspect Het sociaal-cultureel aspect zegt iets over hoe je als school omgaat met de identiteit van de leerling en zijn of haar ouders en de mate waarin je de leerling accepteert. Het zegt ook iets over de niet-talige factoren, maar dan meer vanuit een sociale en culturele context. Taal en identiteit Voor de gehele paragraaf maak ik gebruik van het boek ”De blik van de Yeti” door Vandenbroeck (2010) en de publicatie “Minderheden in Brussel sociopolitieke houdingen en gedragingen” door Ackaert en Deschouwer (1999). Taal maakt een belangrijk deel uit van onze identiteit. Dit is niet alleen omdat taal ons de mogelijkheid geeft tot communiceren of omdat we ons via taal kunnen identificeren met een bepaalde groep. Taal bepaalt ook onze houding tegenover de sociale werkelijkheid. Door middel van taal kunnen we de werkelijkheid rondom ons vorm geven en ordenen. Taal geeft ons de mogelijkheid te denken. Hetgeen we denken, wordt bepaald door taal. De manier waarop we dingen zien, hoe we over dingen denken, ons wereldbeeld wordt door taal bepaald. Daarom maakt taal deel uit van onze identiteit. Als je een taal niet beheerst, maakt dit je heel onzeker. Je kunt je gevoelens en wensen niet uiten. Taal laat je niet alleen denken over de werkelijkheid, maar ook over ons zelf. Taal bepaalt niet alleen ons wereldbeeld maar ook ons zelfbeeld. Zoals we zonder taal niet over de werkelijkheid kunnen denken, kunnen we zonder taal ook niet over ons zelf denken (vandenbroeck, 2010,p.172). De manier waarop anderen naar jouw moedertaal kijken, heeft zeker weerslag op de manier waarop je over jezelf denkt. Gekoppeld aan de dagelijkse praktijk, betekent dit dat het belangrijk is om ervoor te zorgen dat je als leerkracht je klas duidelijk geordend en gestructureerd inricht. Dit zorgt voor minder onzekerheid en biedt een meertalig kind veiligheid waarop hij kan terugvallen. Door steeds meer onzekerheden weg te nemen, komt een leerling steeds meer tot ontwikkeling. Meertaligheid en identiteit Hierboven geef ik aan dat taal en identiteit met elkaar verbonden zijn. Er zijn wetenschappers die stellen dat taal aan identiteit verbonden is en dus meertaligheid aan een meervoudige identiteit. Als we taal zien als middel tot identificatie met een bepaalde groep, dan kunnen mensen die verschillende talen spreken zich identificeren met verschillende groepen. Volgens Michel Vandenbroeck is het voor een leerling niet moeilijk om met verschillende identiteiten om te gaan. Het is zelfs vanzelfsprekend; iedereen heeft verschillende identiteiten. Omgaan met verschillende identiteiten daarentegen, is wel moeilijk wanneer de ene groep waartoe je behoort van de andere een lage gevoelswaarde meekrijgt. Met dit in mijn achterhoofd ben ik anders gaan kijken naar meertaligheid in het onderwijs. Nu ik weet dat een moedertaal zo’n groot deel uitmaakt van je identiteit en je zelfbeeld, is het accepteren en als volwaardig zien van een moedertaal van groot belang voor het onderwijs. Dit beperkt voor de leerling de kans op een negatief zelfbeeld en/of een identiteitscrisis. Begeleiding van meertalige leerlingen en contact met ouders van meertalige leerlingen Over de begeleiding en het contact met ouders van meertalige leerlingen kan ik kort zijn. Collega’s geven aan extra begeleiding zowel binnen als buiten de klas prettig te vinden. Als het gaat om het contact met ouders zijn de ervaringen positief, toch blijft bij de leerkrachten de twijfel of de ouders de leerkracht wel hebben begrepen. Zeker als het gaat om complexere gesprekken, vinden de leerkrachten het prettig als het contact intensiever is. Ze geven aan hiervoor graag gebruik te maken van een tolk. Visie op meertaligheid De inhoud en de organisatie van het onderwijs zijn van grote invloed op de leerprestaties. Op een ’goede’ school behalen leerlingen betere scores. Een kenmerk van het taalonderwijs op een ’goede’ school is een planmatige aanpak van de inhoud en organisatie van het onderwijs. Deze planmatige aanpak staat omschreven in een schoolwerkplan en vertelt precies hoe er omgegaan wordt met het onderwijs aan meertalige leerlingen en aan welke doelen het onderwijs dient te voldoen. Om een goede visie op het taalonderwijs aan meertalige leerlingen te ontwikkelen, is het van belang te weten welke meertalige situaties er zijn en welke meertalige situaties er zich op school voordoen. Meertalige situaties Er bestaan verschillende meertalige situaties. Als eerste bestaat er een onderscheid tussen additieve en substractieve meertaligheid. Daarnaast wordt ook onderscheid gemaakt tussen successieve en simultane taalverwerving. De volgende informatie is gebaseerd op Gillis en Schaerlaekens (2000) Additieve en subtractieve meertaligheid In de additieve vorm vindt de meertalige ontwikkeling zodanig plaats dat beide talen en beide culturen positieve elementen aandragen ten behoeve van de ontwikkeling van een leerling. Het leren van een tweede taal is geen bedreiging voor of vervanging van de eerste taal. Zij identificeert zich met beide groepen en heeft positieve attitudes tegenover beide groepen. Er vindt geen verlies van de eigen cultuur plaats. De subtractieve vorm is minder rooskleuring. De meertaligheid ontstaat niet wanneer twee talen elkaar aanvullen, maar wanneer twee talen strijden met elkaar. De leerling wordt volledig ondergedompeld in de tweede taal, wat gepaard gaat met verwaarlozing van de eerste taal, de moedertaal. Men geeft de moedertaal op ten voordele van de tweede taal. Maar er gaat meer verloren dan enkel de moedertaal: er is een verlies van eigen cultuur. De meertalige identificeert zich niet meer met de oorspronkelijke groep. Simultane en successieve taalverwerving Er is sprake van simultane taalverwerving wanneer twee of meer talen vanaf het begin worden aangeboden aan het kind. Beide ouders hebben een verschillende moedertaal. Meestal is het zo dat één ouder een minderheidstaal spreekt en de andere de meerderheidstaal. Kinderen uit deze gezinnen worden meestal met beide talen tegelijk opgevoed. Elke ouder spreekt in de eigen moedertaal tegen het kind. Zo leert het kind beide talen tegelijk. Successieve taalverwerving vindt plaats wanneer de tweede taal pas wordt aangeboden als de eerste taal al tot een redelijk niveau is verworven. Deze vorm van meertaligheid komt vaak voor in gezinnen van allochtone afkomst, wanneer beide ouders emigreren naar een ander land. Vaak kennen deze ouders de taal van het land nog niet en communiceren zodoende in de eigen taal met hun kinderen. Pas wanneer de kinderen naar school of de kinderopvang gaan, komen ze in contact met de plaatselijke taal, de meerderheidstaal Nederlands. Zij verwerven de landstaal dus rond hun derde levensjaar. Gezinnen in de eerste opvoedingssituatie hebben vaak een keuze. Ze kunnen de keuze maken hun kind/kinderen wel of niet meertalig op te voeden. In de tweede opvoedingssituatie is geen keuze. De meertaligheid is noodgedwongen. De moedertaal is het enige communicatiemiddel met de ouders. Als je weet welke meertalige situaties zich bij jullie op school voordoen, kun je je onderwijs beter afstemmen op meertalige leerlingen. Je krijgt een beter inzicht in de mogelijkheden van meertalige leerlingen. In mijn omgeving zijn de meeste kinderen successief tweetalig. Ze komen pas in aanraking met de Nederlandse taal als ze naar school of naar de kinderopvang gaan. Vaak spreken ze noch thuis, noch met vrienden de Nederlandse taal. De school is de plaats waar het kind Nederlands leert. Wat kun je doen verbeteren? om het taalonderwijs aan meertalige leerlingen te Om het taalonderwijs aan meertalige leerlingen op scholen te verbeteren zijn volgende zaken van belang: - Verschillende werkvormen en oefeningen inzetten, - Vergroten van de kennis als het gaat om verschillende aanpakken, (didactische benaderingen), - Vergroten van de kennis als het gaat om de cognitieve en sociaal emotionele ontwikkeling van meertalige leerlingen, - Optimaliseren van de begeleiding aan meertalige leerlingen binnen of buiten de klas, - Op zoek gaan naar een tolk die intensieve gesprekken met ouders kan vertalen, - De ouders van meertalige leerlingen meer betrekken bij het onderwijs. - 1 Een planmatige aanpak voor ons taalonderwijs aan meertalige leerlingen opstellen en deze beschrijven in het schoolwerkplan, Bekrachtiging van taaluitingen. Bekrachtigen kunnen uitingen zijn als: goed zo of dat heb je goed gezegd. 2 Het ten onrechte toepassen van bepaalde regels op een taal die bij een andere taal behoren.