Rubriek Inventariseer alineanr 1 Strekking alinea Actieonderzoek wordt gesubsidieerd. Omdat het gemeenschapsgeld betreft moet daar door analyse van het proces verantwoording voor afgelegd worden. Kritische bevindingen De logica waarom actieonderzoek zou moeten leiden tot betere theoretische onderbouwing is afwezig. Normaliter behoort een verdieping in de theorie vooraf te gaan aan onderzoek. Zelfs onderzoek van de praktijk. Daarom maakt het niet vanzelfsprekende (of niet-logische)gedeelte geen deel uit van de links weergegeven data reductie. Er wordt nog geen onderzoeksvraag gecommuniceerd, maar de indruk wordt gewekt alsof er een maatschappelijk vraagstuk wordt onderzocht. Dat lijkt hoog gegrepen voor een scriptieonderzoek. . 2 De methode PLAT (Persoonlijk Leer en Actietheorie) is gebruikt om de percepties van leerproces en resultaten van LIO’s in actieonderzoek te analyseren 3 Veertien LIO’s uit één academische opleidingsschool hielden driewekelijkse logboeken bij. 4 Doeloriëntaties en interpretaties van eigen bekwaamheid spelen een hoofdrol, naast cognities als selecteren, concretiseren en kritisch verwerken, plannen, en vakdidactiek. Het verwerken van feedback lijkt de belangrijkste affectieve leeractiviteit, en affectieve leeractiviteiten leiden tot leren doorvragen, flexibele opstelling en rekening leren houden met de wensen van anderen 5 6 Wat LIO’s aan resultaten rapporteren hangt af van de fase van het actieonderzoek waarin ze verkeren, Het is ongebruikelijk om te refereren in een abstract. Dat gebeurt alleen als het een replicatiestudie van een eerdere studie betreft. Weliswaar moet in een samenvatting duidelijk gemaakt worden op welke manier het onderzoek verankerd is in de literatuur, maar in de samenvatting dient dat niet door verwijzingen te gebeuren (met uitzondering van de replicatiestudies). Nog steeds ontbreekt de centrale onderzoeksvraag. Het doel uit 1 lijkt weinig te corresponderen met wat men heeft gedaan (een casestudy). De aard van het onderzoek (de case-study) wordt niet beschreven. De formuleringen zijn omslachtig. Ook nu wordt veelvuldig geciteerd. Nog steeds is de onderzoeksvraag niet duidelijk, noch de aard van het onderzoek. In deze alinea bevindt zich ook nog een aanvullend deel van de methoden: codering van logboeken. De software die is gebruikt voor de coderingen is eerder genoemd maar irrelevant; de coderingsmethodiek is relevant maar niet geëxpliciteerd. Het is niet duidelijk wat de auteur bedoelt met ‘driewekelijkse logboeken’. Omdat nog steeds de onderzoeksvraag niet duidelijk is en de coderingsmethode niet is beschreven, vallen hier ineens wat resultaten uit de lucht. Omdat nog steeds de onderzoeksvraag niet duidelijk is en de coderingsmethode niet werd beschreven, vallen nu ook affectieve leerresultaten uit de lucht. Onduidelijk is waarom feedback verwerken een affectieve leeractiviteit is, en tevens waarom inspanning als een affectieve leeractiviteit is gecategoriseerd (terwijl de literatuur inspanning schaart onder metacognities). Alleen het radicaal behaviorisme kan inspanning nog wel eens zien als een ‘motivatie’, maar erkent in principe motivaties (als Black Box) niet. Het is zeer verwarrend dat er bij resultaten wordt gesproken over leerdoelen uitgedrukt in nummers. De vraag blijft dan wat er aan de hand is met nummers die niet beschreven Selecteer 1 7 LIO’s lijken daadwerkelijk een PLAT te hanteren, waar vooral metacognities en cognities uit voortkomen, en in mindere mate affectieve factoren, terwijl sommige leerdoelen een rol blijven spelen gedurende het gehele leerproces en andere leerdoelen vooral een rol spelen in bepaalde fasen van het actieonderzoek. 1-7 Het huidige onderzoek focust zich op percepties van LIO’s over leren en leerresultaten tijdens actieonderzoek uitgaand van hun PLAT. PLAT staat voor Persoonlijke Leer en Actietheorie. Het doel van de casestudie is het in kaart brengen van de wijze waarop de leeromgeving, waarin het actieonderzoek wordt uitgevoerd, optimaal kan worden ingericht. De centrale onderzoeksvraag is “Welke cognities, metacognities, en affectieve factoren spelen een rol in het gepercipieerde leerproces en welke leerresultaten van LIO’s komen voort uit doelen die ze zich hebben gesteld in actieonderzoek?”Veertien LIO’s, die actieonderzoek uitvoerden in een academische opleidingsschool, hielden logboeken bij van hun leeractiviteiten en resultaten. De logboeken werden driewekelijks geëvalueerd en gecodeerd op basis van bestaande coderingssystemen1. De resultaten wijzen uit dat doeloriëntaties en interpretaties van de eigen bekwaamheid een hoofdrol spelen, naast cognities als selecteren, concretiseren en kritisch verwerken, plannen, en vakdidactiek. De belangrijkste affectieve leeractiviteit is het verwerken van feedback. Affectieve leeractiviteiten leiden tot doorvragen, een flexibele opstelling en rekening houden met wensen van anderen. Meerdere leeractiviteiten die LIO’s ondernemen hangen af van de fase waarin het actieonderzoek verkeert. De resultaten van het onderzoek geven aan dat de door de LIO’s geformuleerde leerdoelen aansluiten bij de cursusdoelen. LIO’s lijken te werk te gaan vanuit een PLAT. Elke PLAT leidt vooral tot cognities en metacognities en in mindere mate affectieve factoren. Sommige worden, en waarom die noch als leerdoel noch als resultaat worden opgevoerd. Deze alinea misses point. De auteur verrast de lezer met leerdoelen, die volstrekt onbekend zijn aan de lezer. Bijgevolg zijn de conclusies niet te volgen. Er wordt een antwoord gegeven op een centrale onderzoeksvraag die niet helder is gecommuniceerd. De lezer kan dan ook niet vaststellen of er een vraag is beantwoord. Rapporteren of samenvatten wat er gedaan is, is iets anders dan een centrale onderzoeksvraag communiceren. Implicaties (voor de praktijk of vervolgonderzoek) blijven achterwege. De in de eerste alinea gecommuniceerde doelstelling om maatschappelijk relevant te zijn (verantwoording af te leggen over de gemaakte investering) blijft een groot vraagteken. Ze lijkt geen overeenstemming te vertonen met het feitelijke onderzoek, de aard van het onderzoek, met wat er feitelijk is onderzocht, en hoe. De auteur gebruikt 623 woorden. Dat zijn er 113 meer dan toegestaan is volgens de scriptiehandleiding. Uitgaand van de huidige samenvatting kan een duidelijker en beter samenhangend betoog in 305 woorden vervat worden, inclusief kernwoorden zoals actieonderzoek, academische opleidingsschool, leeromgeving, casestudie (Zie hiernaast). Opgemerkt moet worden dat de hiernaast weergegeven onderzoeksvraag afgeleid is van de huidige samenvatting. Het is nog niet duidelijk of dat overeenkomt met de feitelijke onderzoeksvraag. Wat de relatie is tussen de maatschappelijke relevantie (in de originele samenvatting) en het doel van het onderzoek is duister. Omdat de eerste zin het belangrijkste is, is de originele zin daarom geschrapt omdat ze een lezer volstrekt op het verkeerde been kan zetten. Wat incompleet is, zijn de gevolgen van de resultaten voor het inrichten van de leeromgeving (het doel) . Om dat te weten te komen zou het stuk gelezen moeten worden, maar er is niet aangegeven in de originele samenvatting dat implicaties voor de leeromgeving worden besproken. De vraag is dan of lezers de moeite gaan nemen om het stuk te lezen. Dat de auteur met de referenties verwijst naar coderingssystemen bleek pas uit de scriptie zelf. PLAT werd gebruikt als coderingssysteem om leeropbrengsten te evalueren. De onderzoeksvraag bleek te luiden: “Welke persoonlijke leer- en actietheorie (PLAT) hebben studenten, welke leeractiviteiten voeren ze uit voor het leren uitvoeren van actieonderzoek en wat zijn de leerresultaten van LIO’s in een leeromgeving die ontworpen is om actieonderzoek te stimuleren”? factoren spelen een rol gedurende het gehele actieonderzoek; andere factoren komen alleen op de voorgrond in specifieke fasen van het actieonderzoek. 3. Concludeer 1-7 De conclusies in een samenvatting zijn doorgaans niet te verifiëren. Niet alleen omdat hier de onderzoeksvraag niet gecommuniceerd is, maar ook omdat nadere details van de analyses nodig zijn, die niet gerapporteerd worden in een samenvatting. Niettemin lijken de logica en de kwaliteit van deze scriptiesamenvatting duidelijk voor verbetering vatbaar. Het originele stuk is gelezen om meer duidelijkheid te krijgen in het feitelijk uitgevoerde onderzoek. 4. Structureer 1-7 Het huidige onderzoek focust zich op het in kaart brengen van persoonlijke leer en actietheorieën (PLAT), en percepties van leraren in opleiding (LIO’s) over leren en leerresultaten tijdens actieonderzoek. Volgens de literatuur geeft een PLAT richting aan het leergedrag. Het doel van de casestudie is het verkrijgen van inzicht in de wijze waarop de leeromgeving, waarin het actieonderzoek wordt uitgevoerd, optimaal kan worden ingericht. De centrale onderzoeksvraag is “Welke PLATs hebben LIO’s, welke leeractiviteiten voeren ze uit om zich te bekwamen in actieonderzoek in een speciaal daarvoor ingerichte omgeving, en wat zijn de door de LIO’s gepercipieerde leerresultaten”? Veertien LIO’s, die actieonderzoek uitvoerden in een academische opleidingsschool, hielden logboeken bij van hun PLATs, leeractiviteiten en resultaten. De logboeken werden driewekelijks geëvalueerd en gecodeerd op basis van bestaande coderingssystemen. De resultaten lijken erop te wijzen dat doeloriëntaties en interpretaties van de eigen bekwaamheid een hoofdrol spelen in de PLATs, naast cognities als selecteren, concretiseren en kritisch verwerken, metacognities zoals plannen, en vakinhoudelijke Het onderwerp wordt niet duidelijk gecommuniceerd. Er worden verschillende doelstellingen (maatschappelijk en leeromgeving) gecommuniceerd die niet terugkomen in de analyses, conclusies of implicaties. De centrale onderzoeksvraag blijkt (na het lezen van het originele stuk) dusdanig geformuleerd dat ze niet te herkennen is als de onderzoeksvraag die feitelijk is gesteld. Beschrijven wat er is gedaan is iets anders dan een onderzoeksvraag formuleren. De methoden worden versnipperd en incompleet weergegeven. De resultaten zijn ambigu en incompleet omdat de onderzoeksvraag onhandig was geformuleerd. Wat betekent het bijvoorbeeld dat sommige factoren een rol spelen gedurende het gehele actieonderzoek, en andere alleen in specifieke fasen? Tot slot blijft de relatie met de leeromgeving onbelicht, net als de maatschappelijke relevantie van het onderzoek. Een inhoudelijk meer accurate samenvatting van 364 woorden, aangevuld met relevante informatie uit de originele scriptie, is hier links gegeven. De alternatieve samenvatting is nog ruim onder het toegestane aantal van 500 woorden en is beter in overeenstemming met de inhoud van de scriptie. Wat er aan de samenvatting gedaan zou kunnen worden is weergegeven in punt 3, kolom 4, wat aangevuld kan worden met: -Duidelijker zinsconstructies; -Accurate rapportage; - Een meer tentatieve toon -Voorkomen van cirkelredeneringen Er lijken in de opzet van het onderzoek wat cirkelredeneringen te spelen, die in de verdere uitvoering van het onderzoek door blijven werken. . Sommige resultaten zijn daardoor wat erg voor de hand liggend en minder informatief in relatie tot het doel van het onderzoek. De relaties met het inrichten van de leeromgeving zijn te vaag in het origineel om factoren zoals vakdidactiek. De belangrijkste affectieve leeractiviteit is het verwerken van feedback. Affectieve leeractiviteiten leiden tot doorvragen, een flexibele opstelling en rekening houden met wensen van anderen. Meerdere leeractiviteiten die LIO’s ondernemen hangen af van de fase waarin het actieonderzoek verkeert. De resultaten van het onderzoek suggereren dat de door de LIO’s gerapporteerde leerresultaten aansluiten bij de cursusdoelen. LIO’s lijken te werk te gaan vanuit een PLAT, waarin leer en prestatiedoelen richtinggevend zijn gedurende het gehele proces van actieonderzoek. In de collegefase lijkt de PLAT vooral tot metacognities te leiden en gedurende de intervisieperiode vooral tot cognities. In beide fasen in mindere mate tot het realiseren van affectieve doelen. LIO’s lijken vooral in eerste instantie gefocust op het worden van een goede vakleraar, maar er zijn vooralsnog weinig aanwijzingen dat ze actieonderzoek hebben geïnternaliseerd als duurzame professionaliseringsstrategie. helder in de samenvatting op te kunnen nemen. Hetzelfde geldt voor de maatschappelijke relevantie. Beide aspecten worden gekoppeld aan een advies om ‘vervolgonderzoek te doen’, wat eerder een excuus lijkt voor zwaktepunten in het eigen onderzoek dan een steekhoudend argument voor vervolgonderzoek. De vraag rijst dan of de kandidaat er zelf van heeft geleerd. De scriptiekandidaat had zich wellicht beter op de kwalitatieve (inhoudelijke) kant van de coderingen in de vorm van representatieve citaten kunnen richten in plaats van op de kwantitatieve kant, gezien het zeer beperkte aantal participanten. Het ligt dan voor de hand dat ook de beschikbare data beperkt zullen zijn. Daardoor neemt de invloed van de situationeel bepaalde steekproef op de data nog eens toe. Het rapporteren van percentages is dan weinig zinvol. Een grounded theory codering zou waarschijnlijk tot het identificeren van meer betekenisvolle patronen hebben geleid dan het gebruik van de huidige vooraf gedefinieerde codeersystemen. De door de kandidaat toegekende codes zijn bovendien niet vergezeld van een gerapporteerde interbeoordelaarsbetrouwbaarheid. De resultaten in de studie zijn daardoor ongecontroleerd en subjectief. Er is geen evidentie van intersubjectiviteit. In de opzet van het onderzoek zou het rapporteren van een interbeoordelaarsbetrouwbaarheid een voorwaarde moeten zijn, en in de uitvoering van het onderzoek zou er pas een GO voor de data-analyse gegeven moeten worden na het rapporteren en inzichtelijk maken van de bewijzen voor intersubjectiviteit. De kandidaat zou op de voorhand moeten overwegen wie er in zijn of haar leeromgeving in aanmerking zou kunnen komen voor de rol van medecodeur, en een toezegging daarvan moeten overleggen bij het indienen van het scriptieontwerp. Als er voor een grounded theory benadering gekozen is kan de kandidaat de rapportages van de tot stand gekomen codes (en daarbij behorende citaten) met de begeleider communiceren, zodat de begeleider zijn of haar fiat (of feedback) kan geven. Studentlicenties voor het gebruik van Atlas-ti zouden door het onderwijsbiedend instituut kunnen worden gefaciliteerd. In de scriptieontwerpfase is een zorgvuldig beargumenteerde selectie van het coderingssysteem van groot belang voor de kwaliteit van het uitgevoerde onderzoek en het leerproces van de kandidaat.