Spanje Prehistorie In de tijd van de beroemde grotschilderingen in Lascaux, Frankrijk, leefden er soortgelijke "kunstenaars" in de omgeving van de havenstad Santander. Zij schiepen de al even beroemde schilderingen in de grotten van Altamira (een replica ervan is nog steeds te bezichtigen), die enkele kleinere broertjes hebben in Puente Viesgo, en eveneens in Cantabrië . In Atapuerca, in de buurt van de hoofdstad Burgos, werden de oudste fossielen van de mens in Europa ontdekt. "Kannibalen" van ongeveer 1.000.000 jaar terug en "el hombre antecessor" van zo'n 300.000 jaar terug (bron: Casa de Flandes). Galicië is de regio van de cultuur der "castreños". Er zijn in dit land ook grote dolmen te vinden en resten van Keltische druïdencultussen. De Basken kwamen opzetten en verspreidden zich over het gebied van het huidige Baskenland tot aan Guadalajara in Zuid-Spanje. Er waren handelsgroepen van hen die in Europa uitwaaierden en namen gaven aan vele rivieren, te herkennen aan hun namen waarin "ur" (Baskisch: water) voorkomt. Er ontstond een mengvorm van Kelten en Iberiërs: "los celtíberos". In het Parque Natural Internacional Arribes del Duero van zowel Zamora, Salamanca als Portugal zijn vele resten van "verracos", "castros", "estelas", bruggen, bronnen en dolmen van deze bevolkingsgroep te zien. Tartessus De eerste beschaving die zich vestigde in Andalusië na de Neanderthalers en de vroege Homo Sapiens (Cro-Magnonmens) was de Fenicische. Toch troffen die een reeds wat ontwikkelde Iberische cultuur aan, gegroeid uit neolithische stammen. Dit was het mythische koninkrijk Tartessus. Er trad ook vermenging op met Grieken die vooral het noord-oosten van Spanje koloniseerden en met Kelten. Tartessus werd vernietigd door Carthago rond 500 v.Chr. De Carthagers breidden hun invloed langzaam uit over vooral Zuid-Spanje. Romeinse periode Met de Punische Oorlogen kwamen de Romeinen in 206 v.Chr. in Spanje, onder leiding van Scipio Africanus. Ze veroverden het en deelden het in in provincies. Het totale Iberische schiereiland kende uiteindelijk drie provincies: Bética met Sevilla (huidige naam), Hispania met Tarragona (huidige naam) en Lusitania met Mérida (huidige naam) als hoofdplaatsen. De belangrijkste provincie was Baetica, ontstaan uit Hispania Ulterior. Deze provincie werd zeer rijk. Julius Caesar werd in 61 v.Chr. gouverneur van Hispania Ulterior. Scipio stichtte in 206 v.Chr. eveneens de stad Itálica. Deze stad bracht onder andere de keizers Trajanus en Hadrianus voort, wat gepaard ging met een stevige Spaanse vertegenwoordiging in de Romeinse Senaat. Spanje zou drie keizers leveren. Toch was de hoofdstad Corduba, het latere Córdoba. Visigoten Door de Volksverhuizing en de daaropvolgende instorting van het Romeinse rijk kwamen de Visigoten in Spanje aan de macht. Hun hoofdstad was Toledo. Hier is een Visigotisch museum te vinden in een museumkerk in Mérida. Van die tijd zijn weinig sporen meer te zien: wat resten in Toledo, een half kerkje in Burgos (Quintanilla de las Viñas), een icoon van een kerkje in Palencia (Baños de Cerrato, het kerkje van San Juan Bautista uit 661) en een pracht van een heropgebouwde iglesia uit Almendra in Zamora (San Pedro de la Nave in Campillo). Moren De historische inval van de Moren (Spaans: "Moros") in 711 via Tarifa en Gibraltar, op verzoek van enkele twistzieke Visigotische heersers nota bene, konden de Visigoten dan ook niet weerstaan. Zij waren te verdeeld en hadden geen steun bij de bevolking. Ze werden zelf nog teveel als vreemde overheersers beschouwd. Zeven jaar later, toen het schiereiland al voor een groot deel onder de voet gelopen was, starten de christenvorsten een tegenoffensief - de reconquista - waarmee aanvankelijke successen werden geboekt in Covadonga, Asturië. De strijd zou duren tot in 1492. In die strijd zouden de partijen jarenlang in gewapende en betaalde vrede (taksen) met elkaar leven en wisselende bondgenootschappen sluiten. Zo zouden er Moren aan de zijde van de legendarische El Cid Campeador (geboren in Vivar bij Burgos) strijden tegen Moren en christenen. In het noorden ontstonden verscheidene christelijke staten: Aragón, Navarra, León, en later ook Castilië en Portugal. Door huwelijken werden deze staten verenigd, tot tenslotte de overgebleven twee, Castilië en Aragon, door het huwelijk van Ferdinand II van Aragon met Isabella I van Castilië samengingen in het koninkrijk Spanje. De bezetting door de Moren duurde bijna 7 eeuwen. Zij voerden de islam in en er ontwikkelde zich een Moors-Spaanse cultuur van het allerhoogste wereldniveau. Sevilla, Córdoba en Granada groeiden uit tot wereldsteden. Door een uitgekiend bewateringssysteem bloeide de landbouw. De bloeitijd van de Moren lag tussen 926 en 1030 onder heersers als kalief Abd Er Rahman en Al-Mansoer, die als regent optrad voor kalief Hisham II. De reconquista door de christenen was een langdurig proces. In 1212 werden de Moren verslagen in de Slag bij Las Navas de Tolosa. Ferdinand III van Castilië wist in 1236 Sevilla en in 1248 Córdoba te veroveren. Na die tijd was het met de bloeiperiode van het Moorse rijk gedaan en waren de Moren in het defensief. Maar door onderlinge verdeeldheid aan christelijke kant eindigde de reconquista pas met de val van Granada op 2 januari 1492 t.g.v. de belegering door de Reyes Católicos. Deze datum wordt vaak beschouwd als de eigenlijke vereniging van Spanje. Kort hierna tekenden Ferdinand II van Aragón en Isabella het zogenoemde Verdrijvingsedict, waarin alle Joden werden gedwongen zich te bekeren tot het christendom of het land, met achterlating van hun goud, zilver en geld, te verlaten. In 1499 werden de moslims eveneens tot bekering of vertrek gedwongen. Inmiddels had Spanje zich, in navolging tot Portugal, op de ontdekkingsreizen gestort. Christoffel Columbus ontdekte in Spaanse dienst Amerika. Door de vrede waren er talloze werkloze soldaten achtergebleven, die nu geen middel van bestaan meer hadden. Velen besloten zeevaarder of conquistador te worden. De ontdekkingsreizigers en zeevaarders hadden dan ook geen moeite manschappen te vinden.