Zelfstandige naamwoorden werkwoorden overige woorden de beker de foto het fototoestel het geluid het gezicht het haar de hand de handdoek de hoed het hoofd de kam de knie de lip de mond de nek de neus het oog het oor de slurf afdrogen erop doen eruit zien fluisteren horen huppelen lachen liggen niezen passen ruiken spoelen stampen stinken struikelen tandenpoetsen wassen (zich) bah! blij boos dicht (ogen) helemaal lekker mmm! mooi niet om de beurt open (ogen) vies/vuil waar wel zacht (geluid) de spiegel de stem de tand(en) de tandenborstel de tanndpasta de traan de vinger het washandje het water