2. Overkoepelende eisen vakdidactische competentie. Deze tabel vormt een aanvulling op de generieke beschrijving van de vakdidactische competentie. Onderwerpen worden aangescherpt/bijgesteld en uitgewerkt voor jaar 1, 2 en 3 door de individuele opleidingen en staan voor de opleiding Engels onder punt 3 uitgewerkt per leerjaar. Onderwijs1.1 Leerdoelen voorbereiding Een lesplan voor Engels bevat een beschrijving van: 1.1 Leerdoelen voor Moderne Vreemde Talen (MVT) zijn gericht op taalsystemen (grammatica, woordenschat, fonologie, taalfuncties), taalvaardigheden (spreken, schrijven, luisteren, lezen) of taalstrategieën (receptief – lezen/luisteren of productiefschrijven/spreken). Bij het formuleren van een leerdoel voor MVT worden ook taalproducten (presentatie, interview, brochure, aanzichtkaart) en/of teksttypes (brochure, brief, verslag) beschreven die in de les behandeld worden. 1.2 1.1 Beschrijving taalleerbehoeftes van leerlingen met een Taalleerbehoeftes indicatie van taalniveau volgens het ERK, taalachtergronden van de leerlingen, taalkennis en sterkte en zwakte analyse van de leerlingen in relatie tot de beoogde taalleerdoelen. 1.3. 1.3. Werkvormen bij de MVT bieden leerlingen de kans om de Werkvormen leerdoelen (m.b.t. taalsystemen, taalvaardigheden en taalleerstrategieen) te bereiken en zijn uitgelijnd. Een voorbeeld van een uitgelijnd taalleerdoel en activiteit: Doel (receptief taalstrategie): Leerlingen weten hoe ze kunnen letten op herkenbare woorden om specifieke informatie uit een luistertekst te halen. Activiteit: leerlingen oefenen met klokkijken, en luisteren vervolgens naar een TV programma aankondiging om de tijd van het programma te noteren. Een voorbeeld van een niet uitgelijnd activiteit: Doel: Leerlingen weten hoe ze kunnen letten op herkenbare woorden om specifieke informatie uit een luistertekst te halen. Activiteit: Leerlingen oefenen met klokkijken en lezen vervolgens mee met de tekst naar een TV programma aankondiging om de tijd van het programma te noteren. 1.4 Materialen Bij het selecteren van materiaal voor een MVT-les wordt ervoor gezorgd dat het niveau van de taal in aangeboden teksten (geschreven en gesproken) geschikt is voor het niveau van de leerlingen. Taalmateriaal wordt zo authentiek mogelijk aangeboden. De taal in het materiaal is accuraat (bv. spelling, grammatica bij geschreven teksten, uitspraak, klemtonen bij gesproken teksten) Het taalaanbod in het materiaal is gevarieerd (gesproken en 1.5 Lesfasen 1.6 Gebruik van doeltaal als voertaal 1.7. Vakjargon 1.8 Verwachte taalproblemen voor leerlingen 1.9 Evaluatie-fase geschreven, formeel, informeel) en realistisch. Het materiaal geeft een reëel, gevarieerd beeld van de verschillende culturen waar de taal gebruikt wordt. MVT lessen worden gestructureerd volgens verschillende aanpakken (bv. taakgericht (TBL), inductief, deductief, voor-, tijdens-, na-activiteiten of uitleg, oefen, toepas (PPP)). 1.6 Doeltaal = voertaal Bij de MVT wordt de doeltaal als communicatiemiddel gebruikt in de les door leerlingen en docenten. Bij de lesvoorbereiding legt de docent vast welke ondersteuning hij gaat gebruiken dmv plannen voor het gebruik van het boord, uitlegstrategieën, voorbeelden van voorwerpen of beelden van voorwerpen, bewuste aanpassing van woordkeuze, spreektempo enz. 1.7. Vakjargon Taal terminologie wordt juist toegepast in de lesplan; uitleg voor leerlingen wordt gepland en zonodig aangepast aan het taalniveau en schoolniveau van de leerlingen. In lesplannen voor MVT wordt voorbereid op veelvoorkomende transferproblemen (van de 1e talen van de leerlingen) d.m.v. vergelijkingen tussen talen. Veel voorkomende problemen met taalsystemen, vaardigheden of strategieën worden geanticipeerd en aanpassingen voorgesteld. Voorbeelden van vaak gemaakte fouten: Spelling: vaak zeggen/ schrijven leerlingen ‘wich*’ ipv ‘which’ – de lesplan bevat een spelletje om leerlingen erop te attenderen dat er twee ‘h’s’ zijn in ‘which’. Uitspraak: leerlingen spreken vaak het woord ‘analysis’ verkeerd uit Voorbeelden van transferproblemen: Leerlingen met Nederlands als 1e taal zeggen “I have seen* a funny film last night” (ik heb gisteren een grappige film gezien) ipv I saw a funny film last night . Leerlingen met Turks als 1e taal zeggen “My sister doctor” omdat Turks geen werkwoord ‘zijn’ gebruikt. Een MVT lesplan bevat een evaluatie-fase waarin het bereiken van de leerdoelen wordt getoetst. Leerdoelen, activiteiten en evaluatie moeten op elkaar aansluiten (uitgelijn zijn). Wel uitgelijnd: Doel: leerlingen kunnen gesproken routebeschrijvingen vragen en geven. Activiteiten: routebeschrijvingen voor bekende attracties in Londen vragen en geven aan de hand van stadsplannen met verschillende informatie. Evaluatie: leerlingen gebruikte relevante woorden, met accuraat uitspraak, klemtoon en intonatie, en waarnodig maakte gebruik van compenserende strategieën Niet uitgelijnd: Doel: leerlingen kunnen gesproken routebeschrijvingen vragen en geven. Activiteiten: leerlingen maken geschreven invul oefeningen in het werkboek Evaluatie: spellingtoets van hoofdstuk woordenschat 2. Onderwijs- 2.1 Begin les uitvoering 2.2 Einde les 2.3 Uitleg 2.4 Instructies 2.5 Interactie 2.6 Taalgebruik 2.7 Gebruik doeltaal 2.8 Aandacht voor taalfouten 2.9 Didactisch repertoire Het begin van een MVT les maakt de context waarin de behandelde taalsystemen, vaardigheden of strategieën nuttig zijn voor leerlingen duidelijk en betrekt de leerlingen actief bij het onderwerp. Aan het einde van een MVT les kunnen leerlingen zelf aangeven welk taalsystemen, vaardigheden of strategieën aan bod zijn gekomen in de les. Uitleg in de MVT les kan over taalsystemen of taalstrategieën gaan. Bij de uitleg komt de context waarin de taal gebruikt gaat worden altijd aan bod. Bij het geven van instructies in de MVT les past de docent zijn taalgebruik aan aan het taalniveau van de leerlingen. Er worden voorbeelden gebruikt om instructies helder te maken. De MVT docent geeft altijd de context van taalgebruik aan. Leerlingen weten wat ze gaan doen, hoe ze het gaan doen, welk taal ze daarbij gaan gebruiken, wat ze moeten doen als ze een vraag hebben en wat het doel van de activiteit is. Interactie in een MVT-les vindt plaats in de doeltaal. Leerlingen zijn vaak zelf aan het spreken of aan het schrijven in de doeltaal. De docent beperkt de tijd die hij zelf aan het woord is. Er vinden zowel docent-leerlingen interacties plaats als leerling-leerling interacties. De docent geeft leerlingen tijd om taaluitingen voor te bereiden. Leerlingen gebruiken de doeltaal zowel om over taal te praten als met elkaar te communiceren. De docent moedigt leerlingen met meertalige achtergronden aan om meerder talen in te zetten om de doeltaal te leren. Taalgebruik van de MVT docent wordt aangepast aan het taalniveau van de leerlingen. De MVT docent spreekt de MVT op een correcte wijze en is een goed model voor leerlingen in uitspraak, woordkeuze en accuraatheid. Waarnodig kan de MVT docent gebruik maken van een scala van strategieën om leerlingen te laten begrijpen wat hi zegt (beelden, gesten, spreek tempo, woordkeuze) De MVT docent moedigt leerlingen aan om gebruik te maken van de doeltaal, en geeft ondersteuning hierbij aan leerlingen (via spiekbriefjes, woordenboeken in de klas, aanwijzingen op het boord, posters aan de muur enz). Tijdens de les besteedt de MVT docent aandacht aan veelgemaakte taalfouten van leerlingen op een gepaste moment. Feedback is begrijpelijk voor de leerlingen en ze weten welk taalvorm juist is en waarom. Werkvormen in de MVT les moedigen leerlingen aan om de doeltaal te gebruiken voor communicatieve doeleinden. De docent zet een scala van strategieën in om te voorkomen dat leerlingen overgaan naar het gebruik van Nederlands. Docenten bieden ondersteuning aan leerlingen bij het gebruik van de doeltaal (zie boven). De docent corrigeert leerlingen die de doeltaal niet gebruiken. 3. Onderwijs- 3.1 Formatief evaluatie (voortgang van leerlingen met het leren van de taal) De MVT docent evalueert taalonderwijs tijdens lessen door het bereiken van de taalleerdoelen te expliciteren en leerlingen te betrekken bij het evalueren of de doelen zijn bereikt. Bij uitleg over taal monitort de MVT docent het begrip van leerlingen door gebruik van vragen en voorbeelden. 3.2 Summatief (voortgang van leerlingen met het leren van de taal) 3.3 Procesgericht (professionele ontwikkeling van de MVTdocent) De MVT docent maakt gebruik van valide, betrouwbare toetsen dmv een scala van toetsvormen. Taalvaardigheden, kennis van taalsystemen en gebruik van taalstrategieën worden allemaal getoetst. De MVT docent gebruikt recente inzichten in taalverwerving om zijn taalonderwijs te evalueren. Hij maakt juist gebruik van relevante terminologie en refereert aan gangbare vakdidactische teksten om zijn praktijk te evalueren. Hij onderbouwt evaluaties van zijn lespraktijk met voorbeelden uit lessen en theorieën. Sterke en zwakken punten in zijn lessen worden juist aangeduid en met gebruik van input van de opleiding systematisch verantwoord. Een vakdidactisch evaluatie van MVT onderwijs beschrijft problemen leerlingen hebben gehad met het aangeboden materiaal, werkvormen, en het bereiken van de taalleerdoelen. Doeltaalgebruik van de leerlingen en de docent worden geëvalueerd. Verbeterpunten met betrekking tot het onderwijzen van de doeltaal worden geformuleerd in relatie tot Taalleerdoelen Materiaalkeuze Werkvormen 3. Uitwerking vakdidactische competentie Engels per opleidingsjaar. De vakdidactische competentie voor de opleiding ENGELS is hier gespecificeerd voor jaar 1, 2 en 3. Bij de tweedegraadsopleidingen wordt ervan uitgegaan dat de vakdidactische competentie op het niveau van onderwijs geven binnen klassenverband aan het eind van jaar 3 volledig beheerst wordt. Om de oriënterende functie van de propedeuse jaar van ENGELS te kunnen waarborgen worden de vakdidactische competenties van studenten in jaar 1 afgeleid van de beoordelingscriteria voor de vakdidactische competenties in jaar 2 en 3. Onderwijsvoorbereidi ng Doelen Jaar 1 Jaar 2 Jaar 3 Formuleert taalleerdoelen gericht op wat leerlingen moeten kunnen (niet op wat leerlingen moeten ‘kennen’ of ‘weten’) in de doeltaal. Zie jaar 1, en bovendien: Zie jaar 1 en 2, en bovendien: Geformuleerde taalleerdoelen sluiten volledig aan bij de objectieven en gedeeltelijke bij subjectieve (korte termijn) taalleerbehoeftes van de leerlingen. Geformuleerde doelen sluiten volledig aan bij de lange termijn objectieve en subjectieve taalleerbehoeftes van de leerlingen Zie jaar 1. Plan heeft betrekking op doelen als boven omschreven. Bovendien: Maakt een plan voor didactisch doordacht onderwijs: uitgaand van de doelen worden die middelen gekozen die dienstbaar zijn om de doelen te bereiken. Formuleert doelen afgeleid van relevante aspecten van taalonderwijs – vaardigheden, strategieën, taalsystemen. Plan Maakt een uitvoerbaar lesplan gerelateerd aan geformuleerde doelen: kiest een lesbegin, lesmateriaal en werkvormen die het bereiken van de doelen aantoonbaar ondersteunen. Neemt in het plan werkwijzen op om na te gaan of de gestelde doelen bereikt zijn. Het plan bevat strategieën waarmee wordt nagegaan of de gestelde doelen bereikt zijn. Onderwijsuitvoering Begin Gebruikt aan het begin van de les een ‘instap’ die de functie heeft van voorkennismobilisator of aandachtstrekker. Kan verschillende vormen van motiverende, oriënterende en voorkennisactiveren de instappen hanteren. Legt verband tussen de instap en het taalaspect die in de les centraal staat. Uitleg Legt abstracte taalbegrippen uit (vooral vocabulaire): Door bij de uitleg te beginnen vanuit een concrete situatie en zo toe te werken naar een omschrijving. Voorziet abstracte taalbegrippen (vooral vocabulaire) adequaat van concrete voorbeelden. Interactie Bouwt uitleg in dialoogvorm op. Interactie vindt plaats in de doeltaal. De docent beperkt de tijd die hij zelf aan het woord is en laat leerlingen zelf vaak aan het Zie jaar 2. Bovendien: De gekozen instap maakt duidelijk aan leerlingen wanneer zij het behandelde taalaspect nodig zullen hebben. Zie jaar 1. Bovendien: Zie jaar 1 en 2. Bovendien: Laat leerlingen tijdens uitleg van taalbegrippen (zoals grammatica en vocabulaire) Onderscheid declaratieve en procedurele taalkennis (van taalsystemen en taalleerstrategieën ). verbanden leggen tussen de verschillende talen die in de klas bekend zijn. Verbind taalvorm, taalfunctie en betekenis. Bouwt uitleg in dialoogvorm op. Stelt weinig of geen ‘weet’-vragen, maar richt zich op vragen die leerlingen meenemen in het denkproces: vragen naar beweegredenen, goed of minder goed oplossingen voor een taalprobleem. Besteedt aandacht aan de wijze waarop leerlingen onafhankelijke taalleerders kunnen worden. Zie jaar 2, en bovendien: Beperkt uitleg over taal tot een minimum en laat leerlingen zelf veel spreken en schrijven in de doeltaal. Besteedt aandacht aan wijzen waarop taal geleerd wordt. Didactisch repertoire woord. Er vinden zowel docent-leerlingen interacties plaats als leerling-leerling interacties. Geeft niet op alle vragen meteen antwoord, maar zet leerlingen ertoe aan zelf over mogelijke antwoorden na te denken en ernaar op zoek te gaan. De docent geeft leerlingen tijd om taaluitingen voor te bereiden. Leerlingen gebruiken de doeltaal zowel om over taal te praten als met elkaar te communiceren. De docent moedigt leerlingen met meertalige achtergronden aan om meerder talen in te zetten om de doeltaal te leren. Hanteert enkele basale didactische werkvormen voor MVT, zoals PPP: Hanteert naast basale werkvormen (zie jaar 1) meer geavanceerde en een variatie aan werkvormen, zoals PPP en/of TBL: Zie jaar 1 en 2. Bovendien: Gekozen werkvormen moedigen leerlingen aan om de doeltaal te gebruiken voor communicatieve doeleinden. Opdrachten in tweetallen, groepsopdrachten (met aandacht voor verschillende rollen in een groep). De docent zet een scala van strategieën in om te voorkomen dat leerlingen overgaan naar het gebruik van Is aantoonbaar op zoek naar uitbreiding van zijn didactisch repertoire met bijvoorbeeld CBL of CLIL. Probeert nieuwe, zelf ontworpen onderwijsaanpakk en uit, evalueert deze en komt tot bijgestelde plannen. Biedt ondersteuning aan leerlingen bij het gebruik van de Onderwijsevaluatie Formatief Summatief Nederlands. doeltaal (zie jaar 2). Corrigeert leerlingen die de doeltaal niet gebruiken. Bij uitleg over taal monitort de MVT docent het begrip van leerlingen door gebruik van vragen en voorbeelden. Zie jaar 1. Bovendien: Zie jaar 1 en 2. Bovendien: Gaat met leerlingen na wat er nodig is om bepaalde taalleerdoelen te bereiken en controleert samen met hen in hoeverre ze in staat zijn de gewenste vorderingen te boeken. Kijkt bestaande toetsopdrachten na die aansluiten bij de relevante ERK niveaus, met behulp van een antwoordmodel. Zie jaar 1. Bovendien: Formuleert toetsopdrachten met behulp van een Evalueert taalonderwijs tijdens lessen door het bereiken van de taalleerdoelen te expliciteren en leerlingen te betrekken bij het evalueren of de doelen zijn bereikt. een scala van toetsvormen. Zie jaar 1 en 2. Bovendien: Taalvaardigheden, kennis van taalsystemen en gebruik van taalstrategieën worden allemaal getoetst. Beheerst naast klassieke toetsopdrachten ook andere evaluatiemiddelen zoals een variatie van talige producten, gerelateerd aan het ERK. Procesgeric ht Evalueert of het onderwijsleerproc es naar wens is verlopen, en heeft daarbij voorlopig vooral aandacht voor de eigen rol Evalueert het onderwijsleerproces vanuit het perspectief van de leerlingen: hebben zij geleerd wat de Evalueert het onderwijsleerproc es op onderzoekende wijze met vragen naar de oorzaken als leraar. Gebruikt recente inzichten in taalverwerving om zijn taalonderwijs te evalueren. Hij maakt juist gebruik van relevante terminologie en refereert aan gangbare vakdidactische teksten om zijn praktijk te evalueren. Hij onderbouwt evaluaties van zijn lespraktijk met voorbeelden uit lessen en theorieën. bedoeling was? Beschrijft problemen leerlingen hebben gehad met het aangeboden materiaal, werkvormen, en het bereiken van de taalleerdoelen. Doeltaalgebruik van de leerlingen en de docent worden geëvalueerd. van successen en falen, met het oog op conclusies voor verbeteringen Sterke en zwakken punten in zijn lessen worden juist aangeduid en met gebruik van input van de opleiding systematisch verantwoord. Verbeterpunten met betrekking tot het onderwijzen van de doeltaal worden geformuleerd in relatie tot Taalleerdoelen Materiaalkeuze Werkvormen