Toetsmodule hoofdstuk 7: Vlakke figuren

advertisement
Pienter 1ASO
Toetsmodule hoofdstuk 7
Toetsmodule hoofdstuk 7: Vlakke figuren
1) Teken een cirkel c ( M , 4 cm ).
Teken in cirkel c : - een koorde [AB] van 6 cm lang
- de middellijn AC
- de middelpuntshoek B M̂ C
Meet nu nauwkeurig met graadboog en meetlat en vul aan :
|BC| = ……..
M Â B = ………
B M̂ C = ………
2) Wat is fout ? Maak de zinnen correct.
- Koorde AB bevindt zich in een cirkel
met centrum C.
- De diameter van deze cirkel is gelijk
aan tweemaal [AC].
- AC en BC zijn stralen van de cirkel.
3) Teken een lijnstuk [AB] met lengte 4 cm. Kleur alle punten die minstens
3 cm van A en hoogstens 2 cm van B liggen.
Uitgeverij Van In
1
Pienter 1ASO
Toetsmodule hoofdstuk 7
4) Vul in met  of  :
D ….. c ( A , [AB] )
B ….. c ( C , 3 cm )
A ….. c ( B , |BD| )
Controleer de antwoorden met een
passer.
Vul aan : C  c ( B , ….. )
A  c ( ….. , 4 cm )
5) Welk soort driehoek(-en) verkrijgen we als we volgende vierhoeken
doorknippen volgens een diagonaal ? Vermeld alle mogelijkheden.
a) een rechthoek:
.............................................................................................................
b) een ruit:
.............................................................................................................
c) een vierkant:
.............................................................................................................
d) een parallellogram:
.............................................................................................................
e) een rechthoekig trapezium:
.............................................................................................................
f) een vlieger:
.............................................................................................................
6) Waar (W) of niet waar (NW) ? Onderzoek m.b.v. een tekening !
a) Elk parallellogram met ten minste 1 rechte hoek is een rechthoek.
b) Elk trapezium met tenminste 2 rechte hoeken is een rechthoek.
c) Een parallellogram waarvan de zijden even lang zijn is een ruit.
d) Een trapezium met 4 gelijke zijden is een parallellogram.
e) Een trapezium heeft geen gelijke zijden.
Uitgeverij Van In
2
Pienter 1ASO
Toetsmodule hoofdstuk 7
7) Teken een gelijkbenige driehoek ABC met tophoek  = 36 ° en |AB| = 5 cm
Bereken : B̂ = ……
Ĉ = ……
Meet : |BC| = …….
8) Teken driehoek BAF met |BA| = 5 cm , B̂ = 45 ° en F̂ = 75 °.
Meet nauwkeurig en vul aan : |BF| = ……
|AF| = ……
9) Bereken de grootte van de aangeduide hoeken. (Niet meten !)
Uitgeverij Van In
3
Pienter 1ASO
Toetsmodule hoofdstuk 7
10) In driehoek ABC is AH een hoogtelijn, BM een zwaartelijn, CS de deellijn van
hoek Ĉ en EF de middelloodlijn van [BC].
Vul de juiste benaming in voor volgende merkwaardige lijnen:
a) in driehoek ABC is AE een ..................................
b) in driehoek ACH is AH een ..................................
c) in driehoek BMC is EF een ..................................
d) in driehoek CHW is WE een ................................
e) in driehoek ACH is HM een .................................
f) in driehoek CEA is CW een .................................
g) in driehoek FHC is FE een ..................................
h) in driehoek BMC is ME een .................................
11) Teken een driehoek ABC, zodanig dat rechten a, b en c de drie hoogtelijnen
zijn.
Uitgeverij Van In
4
Download