Inhoudsopgave - NMEWijzer.nl

advertisement
Bruno de Kluizenaar
Groep 7 en 8
Handleiding voor
leerkrachten
Duincentrum De Zandwaaier
Nationaal Park Zuid-Kennemerland
Beknopt overzicht handleiding en algemene opmerkingen
Doelgroep:
Groep 7 en 8 van het basisonderwijs.
Doel :
Kinderen ontdekken door middel van een spel, welke dieren en planten er in het Duinbos voorkomen en welke
relaties zij met elkaar hebben.
Lesactiviteiten :
1. Voorbereiding
- Op school
- Bij de Zandwaaier
2. Activiteiten bij De Zandwaaier
3. Verwerking achteraf op school
4. Invullen van het evaluatieformulier
Duur activiteit:
De activiteit duurt ongeveer 1,5 uur en speelt zicht geheel buiten af.
Houd rekening met goede buitenkleding en -schoeisel voor de kinderen.
Materialenlijst
Twee kisten met daarin:




draaiboek
labels
schepjes
touw om klos
Modellen van:
 3 paddestoelen
 pissebedden op hout
 2 slakken






3 houten konijnen
3 houten muizen
2 houten eekhoorns
1 koolmees
1 roodborst
1 buizerd















3 bloemen
3 bijen
1 meeuw
1 specht
1 nestkast
1 bijenkorf
1 frietbakje
1 vos
1 zon
2 vlinders
1 rups
5 spinnen
5 vliegen
2 houten uilen
1 duizendpoot
Routebeschrijving:
Het Duincentrum ligt aan het begin van de Zeeweg (N200). U rijdt richting Zandvoort/Bloemendaal aan Zee
als u uit de richting van Haarlem/Overveen komt. Komt u vanuit Zandvoort/ Bloemendaal aan Zee, dan rijdt u
in tegengestelde richting, dus richting Overveen/Haarlem. Bij ingang Koevlak (waar ’t Wed is) kunt u de auto
parkeren, en veilig oversteken bij de verkeerslichten.
NB: Om gratis te parkeren kunt u van te voren, of vooraf op de dag zelf, uitrijkaarten ophalen aan de balie
van Duincentrum De Zandwaaier aan de Zeeweg te Overveen. De inrijkaarten trekt u bij de slagboom van
het parkeerterrein uit de automaat. Openingstijden Duincentrum De Zandwaaier:
Winter: 1 november t/m 31 maart: di t/m zo van 12-17 uur
Zomer : 1 april t/m 31 okt: di t/m zo van 10-17 uur.
Maandags gesloten!
1
Handleiding
Inleiding
Bruno de Kluizenaar woont in een eenvoudige hut in de duinen. Op een nacht gebeurt er iets raars. De
dieren van het duinbos zijn hun geheugen kwijt. Ze weten niet meer, wat ze moeten eten of waar ze wonen.
Voor raad komen ze bij Bruno. Bruno wordt echter dag en nacht lastig gevallen en bedenkt hier een
oplossing voor. Hij bouwt ”Bruno’s Biorama”, een enorm bouwwerk met voorbeelden van planten en dieren
die aan elkaar gekoppeld zijn d.m.v. gekleurde draden. Zo kunnen de dieren zelf zien wat ze moeten eten en
waar ze moeten wonen. Het Biorama is dus een weergave van het voedselweb, dat in de natuur tussen
dieren en planten bestaat. De kinderen ontdekken, dat de verschillende planten en dieren in de duinen veel
met elkaar te maken hebben.
Bij het Duincentrum De Zandwaaier maken de kinderen Bruno’s Biorama na.
Lespakket
1. Voorbereiding:
Op school
- In de klas wordt het verhaal Bruno’s Biorama gelezen. (bijlage 1)
- U bespreekt met de leerlingen de volgende vragen:
. Hoe ziet Bruno eruit?
. Hoe ziet de hut van Bruno eruit?
. Verzin een voorbeeld van een dier dat iets te maken heeft met een ander dier of plant (schrijf de
voorbeelden op het bord)
. Wat stellen jullie je voor bij een Biorama?
. Hoe zouden we zelf een Biorama kunnen bouwen?
- In bijlage 7 vindt u informatie over teken. We raden u aan deze goed door te lezen.
Bij de Zandwaaier
Bij aankomst bij het Duincentrum De Zandwaaier haalt u bij de balie de kisten met het benodigde
materiaal op. Hier verwijst men u ook naar de plek waar het Biorama gebouwd wordt. U loopt met de
kinderen naar deze plek.
2. Activiteiten vanuit De Zandwaaier.
- Bouwen van Bruno’s hut en het Duinbos
Aangekomen op de afgesproken plek, bouwen de kinderen Bruno’s hut en maken ze vervolgens
het Duinbos door het plaatsen van takken in de grond. Eventueel kunnen ze nog een klein
konijnenhol graven of van takjes of gras een vogelnest bouwen en dat in de “bomen” plaatsen.
- Plaatsen van planten en dieren in het Duinbos.
De kisten gaan open en de kinderen zetten de planten, dieren en allerlei voorwerpen in het
landschap (bijlage 2).
- Hangen van labels aan de planten en dieren.
De labels worden aan de planten en dieren gehangen. Op de labels staat, welke betekenis de
planten en dieren voor elkaar hebben (bijlage 3).
- Afsluiting Biorama
Als het Biorama klaar is, gaan de leerlingen bij de planten en dieren staan.
De kinderen lezen de labels voor. Zo hoort iedereen over de betekenis van planten en dieren voor
elkaar. De leerkracht controleert met behulp van een lijst (bijlage 3) of de labels goed hangen.
Hierna ruimen de kinderen de planten, dieren en labels op en breken de hut en het duinbos op.
- Voedselweb-spel
Als afsluiting gaan de kinderen in een kring staan. De leerkracht heeft een klos met touw en begint:
“Ik ben een roodborst en ik eet een vlinder”. Een kind is een vlinder en de klos touw wordt afgerold
naar de vlinder. De vlinder eet nectar uit een bloem. De bloem wordt ook gegeten door een schaap
enzovoorts. Als alle leerlingen een stuk touw in handen hebben is samen een voedselweb
gemaakt.
Tot slot wordt het touw opgerold en in de kist opgeborgen. De kisten worden teruggebracht naar de
balie.
2
3. Verwerking op school
Met het knipblad + een groot vel papier maken de kinderen een eigen voedselweb (bijlage 4).
In bijlage 5 staan de juiste relaties tussen de dieren en planten.
4.Evaluatieformulier invullen
Het formulier (bijlage 6) bestaat uit een gedeelte dat u samen met de leerlingen invult en een gedeelte
bestemd voor u als leerkracht. We stellen het op prijs, als u het evaluatieformulier ingevuld terug wilt
sturen naar:
IVN / V&E – NPZK
Antwoordnummer 510
1900 WB Castricum
3
Bijlage 1
Bruno’s Biorama
Midden in het Duinbos staat een vreemd bouwwerk met een klein mannetje er naast. Op een spandoek
staat: “Bruno’s Biorama”. Hij lijkt reuze trots te zijn op het bouwsel, maar om hem heen zitten alle dieren
elkaar achterna. De buizerd stort zich op de muis en de vos grijpt een konijn. De haren vliegen in het rond!
Hoe is het toch zover gekomen?
Op een dag gebeurde er in het Duinbos iets waardoor alle dieren hun geheugen kwijt waren. Hoe ze ook
zochten, ze konden het niet meer terugvinden. Ze wisten niet meer wat ze moesten eten, waar ze zich
konden verschuilen of hoe ze een mannetje of vrouwtje konden versieren. Kortom alle dieren liepen als
dwazen rond.
In die tijd leefde, in een klein houten huisje, Bruno de Kluizenaar. Bruno was een wijs man en de dieren
kwamen bij hem met hun problemen. Maar sinds de dieren hun geheugen kwijt waren, had Bruno het wel
héél druk. Niet alleen overdag kwamen de dieren om raad vragen, maar ook ‘s nachts klopten ze op zijn
deur. Sinds de gebeurtenis had hij geen nacht meer ongestoord kunnen slapen.
Er moest iets gebeuren, zo kon het niet langer.
De dieren waren ondertussen ook ongelukkig. De muis bijvoorbeeld at al dagen gras, ook had hij de
bladeren van de struiken geprobeerd en zelfs zand. Maar er was niets wat de muis echt lekker vond. De
muis had dus vaak honger.
Nu was hij onderweg naar Bruno voor advies. Bruno had hem al eerder geholpen om een huis te zoeken. Bij
het huisje aangekomen zag de muis dat Bruno druk aan het werk was. Overal lag hout en er stonden potten
verf in allerlei kleuren.
“Wat ben je aan het doen?”, vroeg de muis.
“Ik heb geen tijd. Kom morgenavond maar terug,dan krijg je antwoorden op al je vragen.” Bruno ging door
met zijn werk zonder ook maar een blik te werpen op de muis.
Nog even bleef de muis naar Bruno kijken, misschien had hij dadelijk nog tijd.
Maar nee… na een uur gaf hij het op en ging hij terug naar zijn familie.
Onderweg kwam hij het konijn en de vos tegen. Hij vertelde wat er gebeurd was. De vos en het konijn
geloofden de muis niet en gingen zelf kijken.
Echter, ook voor hen had Bruno geen tijd. Ook zij moesten morgenavond maar terugkomen voor de
antwoorden op al hun vragen.
Dat Bruno zich raar gedroeg, ging als een lopend vuurtje door het Duinbos. Ze waren wel blij met het
nieuws, dat de dieren morgenavond antwoorden op al hun vragen zouden krijgen.
De nieuwsgierigste dieren bekeken Bruno vanachter de struiken. Bruno werkte de hele nacht door.
De volgende ochtend waren de dieren een beetje onrustig. Ze konden bijna niet wachten tot Bruno weer tijd
had om hun advies te geven. De muis was namelijk niet de enige die honger had in het Duinbos.
Tegen de schemering was het dan zover. Alle dieren van het Duinbos verzamelden zich bij het huisje. Voor
het huisje stond iets groots, dat verborgen was onder een gigantisch kleed. De dieren werden nog
nieuwsgieriger.
“Beste dieren van het Duinbos”, zei Bruno plechtig, “al enige tijd komen jullie met allerlei vragen naar mij toe.
Nu wordt het tijd, dat jullie zelf antwoorden vinden op jullie vragen. Ik onthul hierbij Bruno’s Biorama”. Met
een officieel gebaar gaf Bruno een ruk aan het grote kleed.
Onder het kleed kwamen modellen van alle dieren van het Duinbos tevoorschijn. Een houten vogel in een
nest, een konijn voor een hol, een muisje bij struiken. Alle dieren waren aanwezig. Aan elke plant of dier hing
een kaartje met een tekst, bijvoorbeeld “Het liefst jaag ik op konijnen of muizen” of “de botten van mijn prooi
vind je terug in mijn braakballen”. Met open monden stonden de dieren naar het bouwwerk te kijken.
De muis keek naar zijn evenbeeld. “Soms eet ik een hapje paddestoel” stond erop. Snel rende hij naar de
dichtstbijzijnde paddestoel en begon er heerlijk van te smullen. Hij had eventjes niet gelet op wat de andere
4
dieren intussen deden. De buizerd las haar kaartje: “Ik jaag op konijnen en muizen”. Aha… dacht de buizerd.
Dreigend zweefde hij boven de gulzige muis, die niks in de gaten had. Langzamerhand begonnen de dieren
nu te begrijpen wat het bouwwerk betekende. Ze begonnen alle kanten op te rennen, te vliegen en te
huppen. Elk dier probeerde de ander te vangen, of te zorgen dat hij niet werd gevangen.
Bruno keek tevreden naar het schouwspel. Het was weer net als vroeger! Hij verheugde zich zeer op zijn
nachtrust.
En de dieren? Die leefden misschien niet zo lang, maar wel gelukkig omdat iedereen nu weer at wat hij eten
moest.
5
Bijlage 2
Planten en dieren
De volgende planten en dieren kunnen in het Biorama worden geplaatst.
























3 paddestoelen
1 pissebed op hout
2 slakken
3 houten konijnen
3 houten muizen
2 houten eekhoorns
1 koolmees
1 roodborst
1 buizerd
3 bloemen
3 bijen
1 meeuw
1 specht
1 nestkast
1 bijenkorf
1 frietbakje
1 vos
1 zon
2 vlinders
1 rups
5 spinnen
5 vliegen
2 houten uilen
1 duizendpoot
Ter plekke liggen materialen klaar om een hut te bouwen en een duinbos na te maken.
6
Bijlage 3
Labels
De volgende labels bevinden zich in een van de kisten. In cursief is aangegeven bij welk attribuut of
attributen het label gehangen kan worden. Achter de labeltekst staat de oplossing.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15
16
17.
18.
19.
20.
21.
22
23.
24.
25.
26.
27.
28
29.
30.
31.
32.
33.
34.
35.
36.
37.
38.
39.
40.
41.
42.
De muis mag graag een hapje van mij nemen. (paddestoel)
Ik ruim het afval in de natuur op. (paddestoel) (pissebed)
Op een donkere vochtige plek voel ik mij thuis. (pissebed)
Natuurafval is voor mij een lekker hapje. (pissebed) (paddestoel)
Veel vogels proberen mij uit mijn huisje te halen. (slak)
Ik eet het liefst groene sappige blaadjes. (slak)
Voor veel vleeseters ben ik een heerlijke maaltijd. (konijn)
Ik knaag graag aan planten. (konijn)
Ik woon in een hol. (konijn) (vos) (muis)
Soms neem ik als maaltijd een hapje paddestoel. (muis)
Je vindt mijn botten vaak terug in uilenballen. (muis)
Mijn holletje graaf ik onder de grond. (muis)
Ik eet het liefst noten en zaden. (eekhoorn)(muis)
Mijn huis is in een holte van een boom. (eekhoorn)
Ik maak graag mijn nestje in een holle boom of een nestkastje. (koolmees)
Ik lust graag zaden. (koolmees) (muis)
Ik lust graag insecten. (roodborstje)
Ik maak mijn nest in een boom. (roodborstje) (buizerd)
Het liefst jaag ik op konijnen en muizen. (buizerd) (uil) (vos)
Ik lever nectar en stuifmeel aan bijen. (bloem)
Vlinders mogen mij graag bezoeken om mijn nectar. (bloem)
Ik zorg voor de bestuiving van bloemen. (bij) (vlinder)
Ik ben voedsel voor een insecteneter. (bij) (vlieg)
Ik verzamel honing in een korf. (bij)
Ik eet van het afval van de mens. (meeuw)
Ik hak met mijn snavel een huis in een boom. (specht)
Mensen hebben mij gemaakt om vogels aan een huis te helpen. (nestkastje)
Bijen maken in mij honing. (bijenkorf)
In mij wonen het konijn, de vos en de muis. (hol)
In mij wonen bijen. (bijenkorf)
Ik lust graag planteneters. (vos)
Ik zorg ervoor dat groene bladeren zuurstof kunnen maken (zon)
Ik zorg voor warmte. (zon)
Ik lever zuurstof voor de dieren. (boom) (bloem)
Ik ontvang koolzuurgas van de dieren.(boom) (bloem)
In mij bouwen sommige dieren hun huis. (boom) (nest) (bijenkast)
Ik hou van een lekker groen blaadje. (rups)
Ik woon op een blad. (rups)
Ik bouw een web om insecten te vangen. (spin)
Ik eet het liefst uitwerpselen. (vliegen)
Ik woon in een boom. (uil) (roodborstje) (buizerd) (eekhoorn) (specht)
De botten van mijn prooi vind je terug in mijn braakballen (uil)
7
Knipblad Biorama
Bijlage 4
Knip de dieren en planten uit en maak op een groot vel een eigen Biorama of voedselweb. Teken gekleurde
lijnen tussen de planten en de dieren die met elkaar te maken hebben.
1
8
Bijlage 5
Oplossingen voedselweb/Biorama
De uil eet de muis en het konijn.
De valk eet de muis en het konijn.
De vos eet de muis en het konijn.
Het konijn eet het gras en de bloem.
De muis eet het graan
De vlinder eet de honing uit de bloem
De bij eet de honing uit de bloem
Gras, bloem en graan zijn planten. Ze halen hun voedsel uit de grond en hebben zonlicht nodig om te
groeien.
2
Bijlage 6
Evaluatieformulier ‘Bruno de Kluizenaar’- groep 7 en 8
Evaluatieformulier
S.v.p. invullen en opsturen naar:
IVN/ V&E – NPZK
Antwoordnummer 510
1900 WB Castricum
1) Op welke datum en tijdstip vond de excursie plaats? .........../............./ 20….. om .............uur
2) Wat zijn uw gegevens?
Schoolnaam:
Groep :
Straat:
Telefoon:
Plaats:
3) Voldeed het toegezonden informatiepakket? Ja / Nee, omdat ......................................................
.............................................................................................................................................................
…………………………………………………………………………………………………………………..
4) Heeft u de excursie op school met de leerlingen voorbereid Zo ja, hoe dan en zo nee, waarom niet?
............................................................................................................................................................
...........................................................................................................................................................
5) Voldeed de excursie aan uw verwachtingen?
Ja
/ Neen
6) Welk rapportcijfer zou u aan de excursie als geheel willen geven?
..................
7) Heeft u zich aan zaken gestoord? Nee / Ja, welke .....................................................................
............................................................................................................................................................
8) Welk onderdeel sprak u het meeste aan en welk onderdeel het minst? ......................................
........................................................................................................................................... ................
………………………………………………………………………………………………………………….
3
9) Wilt u uw mening geven over de volgende punten? Omcirkel het goede antwoord en vul eventueel aan.
ontvangst en kennismaking:
tijdsduur (1,5 a 2 uur):
kwaliteit van materialen:
afwisseling in programma:
activiteiten onderweg:
afstemming op niveau leerlingen:
afsluiting:
goed
goed
goed
goed
goed
goed
goed
matig
matig
matig
matig
matig
matig
matig
slecht
slecht
slecht
slecht
slecht
slecht
slecht
10) Heeft er verwerking achteraf plaatsgevonden? Zo ja hoe dan en nee waarom niet?
.............................................................................................................................................................
.............................................................................................................................................................
11) Heeft u nog opmerkingen en tips voor verbetering van de excursie?
.............................................................................................................................................................
............................................................................................................................................................
Wat vonden de kinderen ervan?
12) Wat vonden ze van de uitnodigingsbrief?
…………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………
13) Wat vonden ze het leukste onderdeel van de les?
…………………………………………………………………………………………………………………
14) Wat vinden ze dat ze hebben geleerd?
…………………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………………….
Bedankt voor uw medewerking en graag tot ziens !
4
Bijlage 7
Geniet van de natuur……maar pas op voor teken !!
Vakantietijd en mooi weer: het zijn ideale omstandigheden om van de natuur te genieten. Helaas zijn deze
gebieden ook favoriet bij teken. Een beet van dit kleine beestje kan vervelende gevolgen hebben, zoals de Lymeziekte.
Een teek is een kleine spinachtige parasiet die zich vastdraait om bloed te zuigen uit zijn "gastheer". De beestjes zitten
hoog in de takken van (loof)bomen, in lage struiken, begroeiing en gras en laten zich vallen zodra er een warmbloedig
dier of mens langskomt. Dan kruipt de teek naar een plekje om zich vol te zuigen met bloed. Teken zijn terug te vinden
op de vreemdste plaatsen, van een huidplooi achter het oor tot in de navel! Om te controleren of u een "verstekeling"
heeft meegenomen, kunt u bij thuiskomst uw kleren uitschudden tegen een witte achtergrond en uw lichaam
nauwkeurig inspecteren.
Ixodes ricinus is de meest voorkomende teek in Nederland. Het is een “drie gastheren teek”, wat wil zeggen dat hij in
elk van zijn drie ontwikkelingsstadia een nieuwe gastheer zoekt. Uit het eitje van de teek komt de larve. De larve zoekt
een muis (gastheer 1) en zuigt bloed. Wanneer de muis besmet is met Borrelia burgdorferi, de bacterie die de ziekte van
Lyme veroorzaakt, wordt ook de larve via het bloed besmet. De larve laat los en vervelt tot nimf. De nimf zoekt weer
een gastheer (gastheer 2). Dit kan weer een muis zijn maar ook een groter zoogdier of de mens. Bij het bloedzuigen kan
hij zijn tweede gastheer besmetten met Borrelia burgdorferi via zijn speeksel dat hij in het wondje brengt. De nimf laat
weer los en vervelt waarna het volwassen stadium wordt bereikt. In dit volwassen stadium kunnen mannetjes en
vrouwtjes worden onderscheiden. De volwassen teken zoeken opnieuw een gastheer (gastheer 3) maar alleen het
vrouwtje zuigt bloed. Het mannetje speelt daarom geen rol bij het overbrengen van ziekten.
De beet van een teek is over het algemeen niet pijnlijk en de teek laat na verloop van tijd vanzelf weer los. Daardoor
wordt de beet vaak niet opgemerkt. Waarschijnlijk zijn de nimfen het belangrijkste voor het overbrengen van ziekten op
de mens.
De nimf heeft al een keer bloed gezogen en kan daardoor besmet zijn met Borrelia burgdorferi. Daarbij komt dat de
nimf erg klein is (± 1,5 mm), waardoor hij makkelijk over het hoofd wordt gezien. Het volwassen vrouwtje valt door
haar grootte veel beter op en zal dus sneller worden ontdekt en verwijderd. Niet alle teken zijn besmet met Borrelia
burgdorferi. In Nederland zijn besmettingspercentages van nimfen gevonden variërend van 0-20 %. Het percentage
besmette teken kan van plaats tot plaats en van jaar tot jaar sterk wisselen. Daarom zijn gegevens over het
besmettingspercentage slechts van beperkte waarde. De kans op Lyme-borreliose is erg klein wanneer teken binnen 24
uur én op de juiste manier worden verwijderd.
Verschillende stadia van de teek (nimf en volwassen exemplaren)
Nimf vastgezogen in de huid
5
Iedereen kan een tekenbeet oplopen, zowel mensen als dieren, maar dit hoeft geen reden te zijn om de
natuur te vermijden. Het dragen van huidbedekkende, goedsluitende kleding en hoofddeksels verkleint de
kans op tekenbezoek. Dichte begroeiing en struikgewas kunt u beter vermijden. De kans op besmetting met
de Lyme-ziekte blijft zeer beperkt als de teek binnen 24 uur op de juiste manier verwijderd wordt. Meteen bij
thuiskomst controleren dus, vooral bij de haargrens, liezen en oksels.
Gevaar voor Lyme-ziekte
Een deel van de teken is besmet met de Lyme-ziekte en kan deze besmetting overbrengen. Bij mensen kan de Lymeziekte in het ergste geval leiden tot ernstige aandoeningen in het zenuwstelsel. Om het bloed uit te kunnen zuigen, boort
de teek zich in de huid en laat zijn maaginhoud achter. Zo kan besmetting met de bacterie die de ziekte van Lyme
veroorzaakt ontstaan. Hoe langer de teek in de huid zit, hoe meer risico op besmetting! Het is dus belangrijk om de teek
zo snel mogelijk en in zijn geheel te verwijderen. Om besmetting te voorkomen, mag de teek niet kapot geknepen,
ingesmeerd of ontsmet worden. Ontsmet de plaats van de beet pas nadat de teek verwijderd is.
Teken zijn te verwijderen met de speciale Tick Remover (te koop bij apotheek, drogist en/of dierenarts).
Plaats deze zo dicht mogelijk op de huid in de "nek" van de teek en draai een aantal maal rond om de kop
los te krijgen. Trek het beestje er helemaal uit en ontsmet de wond met alcohol of iets dergelijks.
De ziekte is gelukkig in een vroeg stadium te herkennen. U moet vooral op de steekplek letten. Het is
normaal dat deze een beetje ontsteekt, maar dat moet snel weer wegtrekken. Als er een grotere rode vlek
ontstaat, ga dan zo snel mogelijk langs uw huisarts. Ook griepverschijnselen zoals hoofdpijn, vermoeidheid
en pijnlijke armen en benen kunnen horen bij de Lyme-ziekte. Koortsverschijnselen kunt u beter niet
onderdrukken met aspirine. Uw huisarts behandelt de Lyme-ziekte met een antibioticum. Als de ziekte in een
vroeg stadium behandeld wordt, kunnen de klachten goed behandeld en genezen worden.
Meer informatie:
Stichting SAAG (Samenwerkende Artsen- en Adviesorganisaties in de Gezondheidszorg): www.saag.nl
Nederlandse Vereniging voor Lyme patienten: www.lyme.nl
12
6
Download