Deel 1 The Early Phase: The Emergence of History as a Professional Discipline 1 Classical Historicism as a Model for Historical Scholarship Voor de opkomst van de geschiedenis als een professionele discipline, bestonden er twee dominante tradities van geschiedschrijving: Een geleerde en antieke vorm Een literaire vorm De nieuwe vorm van geschiedenis stelde de geleerde kant ter discussie en bevrijdde het tevens van het oudheid-geconcentreerde uitgangspunt. Literaire kwaliteit bleef van belang. De nieuwe vorm van geschiedenis werd geboren uit publieke en politieke noodzaak om de uitkomsten van het historische onderzoek bekend te maken aan een publiek wiens bewustzijn gevormd moest worden en die op zoek was naar de eigen historische identiteit. Er dus sprake van een spanning tussen de professionele en de politieke functie van de geschiedenis. De basis hiervoor werd gelegd door de reorganisatie van het onderwijs in Pruisen. De universiteiten moesten zorgen voor ‘Bildung’, waarmee de basis werd gelegd voor toegewijde en opgeleide burgers. Voor veel hoge ambtenaren was dit de opleiding. Deze hervormingen waren niet democratisch. Er ontstond een grote kloof tussen het opgeleide ‘Bürgertum’ en de gewone bevolking. De universiteit moest wetenschap en opleiding De universiteit van Berlijn was een schoolvoorbeeld van de nieuwe universiteit. Leopold Ranke kwam naar deze universiteit en het was zijn doel om van geschiedenis een wetenschap te maken die door professionele geschiedkundigen moest worden beoefend. Voor Ranke was de kritische methode van groot belang. Van waardeoordelen moest de historicus zich verre houden. Daarentegen zag hij de geschiedenis wel als wetenschap die inzicht gaf in de zin van de menselijke wereld. Hier leek sprake te zijn van een continue spanning. Ranke zag staten als het resultaat van historische groei en Gods wil. De staat neemt in zijn geschiedschrijving dan ook een centrale plaats in. Voor hem was er geen sprake van een paradox. Ranke was in die tijd echter nog een uitzonderingsgeval. Het grootste deel van de geschiedkundigen schreef nog steeds voor een groot publiek en onder hen was er minder aandacht voor de kritische methode. Dit gold bijvoorbeeld in Frankrijk waar geschiedenis van groter belang omdat de afstand tussen historici en het volk nog veel kleiner was. Na 1848 in Duitsland en na 1870 in de rest van de westerse wereld, greep de professionalisering om zich heen. De dominantie van het Duitse model betekende de verschuiving van een brede culturele geschiedenis naar een smalle politieke geschiedenis. De rol van de staat hierin (die de universiteiten financierde) was groot. Overal leidde de professionalisering van de geschiedwetenschap tot een toenemende ideologisering van de geschiedschrijving. Deze nieuwe historische benadering werd ‘historisme’ genoemd. Het was niet alleen een geschiedenis theorie, maar een filosofie. Geschiedenis kon zin geven en de zin openbaarde zich enkel door de geschiedenis. Buiten Duitsland werden de basisprincipes overgenomen, maar wel onder heel andere politieke omstandigheden. Altijd was er echter sprake van een vernauwing van het onderzoeksonderwerp. Dit leidde aan het begin van de twintigste eeuw tot een crisis van het historisme. De geschiedwetenschap stond te ver af van de realiteit en had haar betekenis verloren. 2 The Crisis of Classical Historicism Aan het eind van de negentiende eeuw werd er steeds kritischer gekeken naar de basisveronderstellingen waarop de historiografie was gebaseerd. Men wilde hoofdzakelijk dat het onderzoeksonderwerp werd verbreed en er moest meer aandacht komen voor de rol van de samenleving, de economie en de cultuur. Het geschiedverhaal moest niet meer uitsluitend geconcentreerd zijn op de politiek, gebeurtenissen en personen. De geschiedenis moest sterker worden verbonden met de sociale wetenschappen. Er werd echter niet getwijfeld aan het professionele karakter van de geschiedenis en het feit dat geschiedenis een wetenschap was. Deze discussie kwam tot uitbarsting met Karl Lamprecht’s ‘Deutsche Geschichte’. Het was breed georiënteerd , maar ook vol fouten en speculatie. Volgens Lamprecht was de oude conceptie van geschiedenis gebaseerd op de aanwezigheid van historische krachten of ideeën die de geschiedenis samenhang gaan. Volgens zijn nieuwe conceptie kon de geschiedenis worden bestudeerd met behulp van de systematische sociale wetenschappen. Politieke motieven speelden ook een belangrijke rol in de kritieken. Zijn werk zou revolutionaire elementen bevatten omdat het de rol van de staat niet centraal stelde. De totale verwerping van Lamprecht kwam grotendeels door de homogeniteit in de Duitse historische wereld. Dit zorgde ervoor dat Lamprecht geïsoleerd bleef en dat de opkomst van de sociale geschiedenis lang werd tegengehouden. In Frankrijk en de Verenigde Staten waren historici opener ten aanzien van de steeds hechter wordende band tussen historiografie en de sociale wetenschappen. Er ontstond echter geen paradigma. Ondanks alle verschillen bleven alle historici zichzelf zien als professionele historici en de geschiedenis zelf als een wetenschap. Ze waren nog steeds overtuigt van de kwaliteit van de westerse samenleving en de opwaartse beweging van de geschiedenis. 3 Economic and Social History in Germany and the Beginnings of Historical Sociology Een vroege poging om om te gaan met de problemen van de industrialisatie kwam van de ‘Jongere historische school voor nationale economie’, waartoe onder andere Gustav von Schmoller behoorde. Zij waren niet van mening dat de economie werd bepaald door wiskundige wetmatigheden, maar dat het alleen maar kan worden begrepen in een kader van waarden en instituties van een natie of volk. Ook dichtten zij de staat een centrale rol toe en waren ze van mening dat archiefmateriaal de basis moest zijn van historisch onderzoek. Er miste echter een beschouwing van hun theoretische en methodologische grondbeginselen en dit zorgde voor een toenemende ontevredenheid onder jonge sociale historici. Zij probeerden een methodologie uit te werken voor de ‘mens of cultuurwetenschappen’ om de betekenis van menselijke handelingen te begrijpen. Verder was het van belang voor de wetenschapper om zich in te leven en te ervaren. Er kwam veel kritiek op deze intuïtieve manier van onderzoek. Max Weber was van mening dat concepten noodzakelijk waren om onderzoek te structureren. Hij pleitte dan ook voor een sociologie die de samenleving moest begrijpen. Begrijpen betekende in dit geval echter ook uit kunnen leggen. De grens tussen geschiedenis en sociologie werd door Weber veel minder strak gezien als tegenwoordig en toentertijd. De staat moest minder centraal worden gesteld en er moest waardenvrij onderzoek worden gedaan. Hiervoor is de methodologie van belang, dit kan zorgen voor objectiviteit. Weber gelooft dus nog steeds in de mogelijkheid tot objectiviteit in het onderzoek en in een (lineaire) samenhang in de geschiedenis. 4 American Traditions of Social History De evolutionaire conceptie van de geschiedenis en de samenleving domineerde ook in de Engelssprekende wereld. Doordat er echter meer openheid was in de samenleving, leefde er minder de behoefte om gebeurtenissen uitgebreid te analyseren. In de Verenigde Staten had men behoefte aan een methode die correspondeerde met de moderne samenleving en ook meer aandacht moest hebben voor deze samenleving. De ‘New History’ stroming was zich meer bewust van de verschillen in deze samenleving, maar ook van de elementen die zorgden voor een nationaal gevoel. Hun relatie met de sociale wetenschappen was veel losser, ze waren niet op zoek naar wetmatigheden in de vooruitgang van de samenleving. In de Koude Oorlog ontstond er een nieuwe nationale consensus. Amerika zag zichzelf als een klasseloze samenleving, vrij van ideologische conflicten. In toenemende mate werden kwantitatieve methoden in de geschiedschrijving geïntroduceerd. Dit droeg bij aan de claim dat sociale wetenschappen echte wetenschappelijke disciplines waren. De kwantitatieve methode verankerde zich sterk in de economische geschiedenis. Het idee dat geschiedenis enkel wetenschap kon zijn als de bevindingen in kwantitatieve vorm werden geformuleerd, werd steeds sterker. Er ontstond een soort ‘sociale wetenschappen geschiedenis’. Het belangrijkste voorbeeld hiervan is de ‘New Economic History’. Hun onderzoek was gebaseerd op een aantal basisveronderstellingen: Er wetten voor economisch gedrag. Allerlei omstandigheden werken op deze wetmatigheden in, maar ze kunnen wel dienen als economisch model. De kapitalistische economie wordt gekarakteriseerd door constante groei die in alle moderne en moderniserende landen dezelfde vormen aanneemt. Economische modernisering lijdt tot politieke modernisering. De kwantitatieve methode kan worden toegepast op zowel economische, als sociale processen. Uit verschillende onderzoeken bleek echter hoe moeilijk het was om kwalitatieve informatie om te zetten in kwantitatieve informatie. Bovendien bleek opnieuw hoe moeilijk het was om objectieve en waardevrije geschiedenis te schrijven.