•
Inleiding
Rol van zenuwweefsel
– communicatienetwerk
• verspreid over gehele lichaam
• opname van prikkels
– uitwendige prikkels
» optisch
» acoestisch
» thermisch
» mechanisch
» chemisch
– inwendige prikkels
» chemisch
 licht
 geluid
 warmte - koude
 druk - trillingen
 reuk - smaak
 pijn
• geleiding van prikkels
– naar ruggenmerg
– naar integratiecentra
– naar effectororganen
 centraal zenuwstelsel
 spieren, zenuwen
• stockering en associatie
verwerking van prikkels
Neuron (vervolg)
• Algemene bouw
– onderdelen
• dendrieten
– ontvangen van prikkels
• perikaryon
– metabolisch cellichaam
• axon
– naar effectorcel
– types (op basis van bouw)
• multipolaire neuron
• bipolaire neuron
• pseudo-unipolair neuron
Neuron
• Oorsprong
– ectoderm
• centraal zenuwstelsel
– ependymcellen
• perifeer zenuwstelsel
– crista neuralis-cellen
Kardong (2000)
Neuron
– types (op basis van functie)
• afferent neuron
• efferent neuron
• motorisch neuron
• sensorisch neuron
• schakelneuron
spinaal ganglion
witte stof
dorsale wortel
zintuig-orgaan
effector-orgaan
grijze stof
ventrale wortel
Neuron (vervolg)
• Synapsen
– types synaptische contacten
1. axo-dendritische synaps
2. axo-somatische synaps
3. axo-axonische synaps
2
1
– prikkelgeleiding
• electrisch
– sneller
– via gap-junctions
– weinig aanwezig
» embryonaal
» hartspiercellen
» gladde spiercellen
• chemisch
– trager
– via neurotransmitters
3
Zenu-wim-puls
• Membraanpotentiaal
<
K+
Na+
– rustpotentiaal
• door ionenkanalen
– passieve ‘leak channels’ (vb. K+-kanaal)
– actieve kanalen (vb. Na+-K+-ATPase kanaal)
• ontstaan van electro-chemisch evenwicht
– chemisch equilibrium
» diffusie
– electrisch equilibrium
» + >< » + <> + , - <> • vergelijking van Nernst
– potentiaalverschil = -75 mV
Cl-
– actiepotentiaal
• zenuwimpuls
– verstoring van rustpotentiaal
– influx van Na+
» membraanpotentiaal gaat van –75 naar –65 mV
» induceert openen van spanningsgestuurde
Na+-kanalen
– volledige depolarisatie
» membraanpotentiaal naar +40 mV
» Na+-kanalen sluiten terug
K+
>
Na+
Zenuwimpuls (vervolg)
• Zenuwgeleiding
– passieve geleiding
• zoals electrische draad
• geen regulatie van ionenbalans
– aktieve geleiding
• via depolarisatie van membraanpotentiaal
– rustpotentiaal  actiepotentiaal
• regulatie van ionenbalans
– polarisatie  rustpotentiaal
– depolarisatie  actiepotentiaal
• nadeel
– verlies van signaal door ‘lekkage’ van ionen door celmembraan
 wordt opgelost door myelineschede die lekkages verhindert
Neuron (vervolg)
• Synaps bouw
– presynaptisch blaasje
• = telodendrion
• celmembraan verdikt
• synaptische vesikels
– lozing in synaptische spleet oiv
zenuwimpuls
– bevatten neurotransmitters
• niet-synaptische vesikels
– lozing buiten synapsspleet
– bevatten neuropeptiden
» via diffusie inwerking op dichtbij
gelegen neuronen
» endo(mo)rfines, enkephalines
– synaptische spleet
• 30-50 nm breed
– postsynaptisch membraan
• sterk verdikt celmembraan
– met talrijke verankeringsfilamenten
Neuron (vervolg)
• Neurotransmittors
– types
• aminozuren
– exciterend
» glutamaat
» aspartaat
– inhiberend
» glycine
» g-amino-butyric acid (GABA)
• monoamines
–
–
–
–
–
acetylcholine
adrenaline (= epinefrine)
noradenaline (= norepinefrine)
serotonine
dopamine
– werking
• lozing via synaptisch blaasjes  E geleverd door mitochondria
• binden op specifieke receptoren in postsynaptische membraan
 depolarisatie van postsynaptische celmembraan
• binden op specifieke receptoren in presynaptische membraan