UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar 2010 – 2011 VOGELBILHARZIOSE ALS ZOÖNOSE (‘SWIMMER’S ITCH’) door Karolien BERGEN Promoter : Prof. Dr. Claerebout Literatuurstudie in het kader van de Masterproef De auteur en de promotor geven de toelating deze studie als geheel voor consultatie beschikbaar te stellen voor persoonlijk gebruik. Elk ander gebruik valt onder de beperkingen van het auteursrecht, in het bijzonder met betrekking tot de verplichting de bron uitdrukkelijk te vermelden bij het aanhalen van gegevens uit deze studie. Het auteursrecht betreffende de gegevens vermeld in deze studie berust bij de promotor. Het auteursrecht beperkt zich tot de wijze waarop de auteur de problematiek van het onderwerp heeft benaderd en neergeschreven. De auteur respecteert daarbij het oorspronkelijke auteursrecht van de individueel geciteerde studies en eventueel bijhorende documentatie, zoals tabellen en figuren. De auteur en de promotor zijn niet verantwoordelijk voor de behandelingen en eventuele doseringen die in deze studie geciteerd en beschreven zijn. VOORWOORD Graag wil ik van deze gelegenheid gebruik maken om iedereen te bedanken die op de één of andere manier heeft bijgedragen tot het ontstaan van deze masterproef. Dit is in de eerste plaats natuurlijk Prof. Dr. Claerebout. Hij bood mij de mogelijkheid om een masterproef te schrijven over vogelbilharziose en stond ten allen tijde klaar voor uitleg en tips. Ik wil hem bedanken voor de talrijke verbeteringen en de kritische kijk op het verloop van deze masterproef. Eveneens gaat mijn grote dank uit naar mijn ouders die mij de kans hebben gegeven om verder te studeren. Zonder hun onvoorwaardelijke steun zou het maken van deze masterproef niet zo vanzelfsprekend zijn geweest. Tot slot wil ook graag mijn vrienden bedanken voor al hun aanmoedigingen en het grote vertrouwen in mij. INHOUDSOPGAVE Samenvatting.................................................................................................................................. p.1 1. Inleiding...................................................................................................................................... p.2 2. Literatuuroverzicht...................................................................................................................... p.3 2.1. Het toenemende belang van swimmer’s itch….................................................................. p.3 2.2. Classificatie van vogel schistosomen................................................................................. p.3 2.3. Ontwikkelingscyclus........................................................................................................... p.4 2.3.1. Algemene levenscyclus........................................................................................... p.4 2.3.2. Parasiet – tussengastheer interactie....................................................................... p.6 2.3.2.1. Herkenning en penetratie van de tussengastheer.....................................p.6 2.3.2.2. Transformatie en migratie in de tussengastheer....................................... p.7 2.3.2.3. Gevolgen van een infectie voor de tussengastheer.................................. p.8 2.3.2.4. De immuunrespons van de tussengastheer................................. ............ p.8 2.3.3. Parasiet – eindgastheer interactie........................................................................... p.9 2.3.3.1. Herkenning en penetratie van de eindgastheer........................................ p.9 2.3.3.2. Transformatie en migratie in de eindgastheer........................................... p.12 2.3.3.3. Verschil tussen primaire en herhaalde infecties in de eindgastheer......... p.13 2.4. Epidemiologie..................................................................................................................... p.15 2.4.1. Verspreiding van vogel schistosomen..................................................................... p.15 2.4.2. Transmissie dynamiek in de tussengastheer.......................................................... p.15 2.4.3. Factoren die het risico op swimmer’s itch vergroten............................................... p.16 2.5. Ziektebeeld en behandeling............................................................................................... p.17 2.6. Diagnose en differentiaaldiagnose..................................................................................... p.18 2.7. Controle en preventie......................................................................................................... p.20 2.7.1. Controle van swimmer’s icth................................................................................... p.20 2.7.1.1. Controle van de tussengastheer............................................................... p.20 2.7.1.2. Controle van de natuurlijke eindgastheer................................................. p.21 2.7.2. Preventie van swimmer’s itch................................................................................. p.22 2.8. Bespreking......................................................................................................................... p.24 3. Literatuurlijst............................................................................................................................... p.26 SAMENVATTING EN TREFWOORDEN Swimmer’s itch wordt veroorzaakt door cercariën van vogel schistosomen die in de humane huid binnendringen tijdens het zwemmen. Deze cercariën worden in grote hoeveelheden vrijgesteld door waterslakken die optreden als tussengastheer en zullen nadien wilde vogels infecteren. Deze wilde vogels zijn de natuurlijke eindgastheer van vogel schistosomen waarin ze zullen migreren naar hun finale lokalisatie waar ze volwassen worden. Door de gelijkaardige lipiden samenstelling van de huid van mensen en watervogels kunnen cercariën accidenteel ook de humane huid penetreren. Dit gaat gepaard met een allergische ontstekingsreactie die beschreven wordt als cercariën dermatitis of swimmer’s itch. In de niet natuurlijke gastheer is de cylcus van vogel schistosomen echter doodlopend. Men heeft lange tijd aangenomen dat alle cercariën afsterven in de huid maar recente studies tonen aan dat in sommige gevallen cercariën toch kunnen migreren in zoogdieren. Dit is voornamelijk het geval bij primaire infecties aangezien de ontstekingsreactie die ontstaat in de huid na penetratie niet sterk genoeg is om de migratie van de parasiet te voorkomen. Deze migratie kan leiden tot weefselschade en gepaard gaan met long-, lever- en darmletsels bij infectie met viscerale schistosomen of neurologische letsels bij infectie met nasale schistosomen. Het risico op cercariën dermatitis is groter bij langdurig zwemmen tijdens de ochtend, wanneer er een hoge luchtdruk heerst en bij warme weersomstandigheden. De controle van deze ziekte is gericht op het doorbreken van de transmissie van de parasiet. Men probeert de slakken te bestrijden en hun habitat te verstoren door middel van diverse chemische, biologische en mechanische methoden. Al deze methoden vertonen echter belangrijke nadelen of zijn zeer arbeidsintensief. Een beter alternatief bestaat uit de behandeling van geïnfecteerde watervogels met praziquantel. De laatste jaren wordt er veel onderzoek gedaan naar preventieve maatregelen zoals topicale preparaten die de penetratie van cercariën voorkomen. De wereldwijde distributie en de kans op migratie in zoogdieren zorgen ervoor dat cercariën dermatitis beschouwd wordt als een snel evoluerend gezondheidsprobleem. Key words: Vogel schistosomen – Zoönose – Cercariën dermatitis – Migratie – Emerging disease 1. INLEIDING Swimmer’s itch of cercariën dermatitis is een ziekte die met uitzondering van Antarctica wereldwijd voorkomt. Het is een allergische ontstekingsreactie die ontstaat wanneer cercariën van vogel schistosomen binnendringen in de huid van mensen. Deze Schistosoma species hebben een indirecte levenscyclus met waterslakken als tussengastheer en wilde vogels als eindgastheer. Naargelang het species leven de volwassen wormen in de mesenteriale bloedvaten (viscerale schistosomen) of in de neusholte (nasale schistosomen) van de eindgastheer. In Europa wordt de aandoening voornamelijk veroorzaakt door vogel schistosomen behorende tot het genus Trichobilharzia. Cercariën parasiteren de wilde vogels door vasthechting en penetratie van hun huid. De chemische signalen die het vasthechtingsproces stimuleren bestaan uit cholesterol en ceramiden. Het penetratieproces wordt gestimuleerd door vrije vetzuren. Aangezien deze lipiden ook deel uitmaken van de huid van zoogdieren kunnen cercariën accidenteel ook zoogdieren parasiteren. In deze niet natuurlijke gastheren zullen de parasieten echter niet ontwikkelen tot volwassen wormen. Ze zullen afsterven op verschillende tijdstippen na infectie. De laatste jaren wordt cercariën dermatitis in Europa als een snel evoluerend gezondheidsprobleem beschouwd. Men noemt het ook wel eens een “emerging disease”. Dit is onder andere te wijten aan een toename van het aantal infecties in recreatiemeren. Vroeger dacht men dat alle cercariën in de huid van zoogdieren werden afgedood. Verschillende studies hebben echter aangetoond dat vogel schistosomen net zoals in de natuurlijke eindgastheer kunnen migreren in zoogdieren. Dit is voornamelijk het geval bij primaire infecties. Deze migratie doorheen de weefsels van de gastheer kan schade veroorzaken en ontstekingsreacties induceren. Zo kan de migratie van nasale schistosomen via het centrale zenuwstelsel gepaard gaan met het ontstaan van neurologische symptomen. Deze vaststellingen leidden tot een grotere aandacht voor cercariën dermatitis en een toenemend aantal studies. In deze literatuurstudie wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste bevindingen uit de literatuur van de voorbije jaren met het oog op de preventie en controle van cercariën dermatitis. 2 2. 2.1. LITERATUUROVERZICHT HET TOENEMENDE BELANG VAN SWIMMER’S ITCH Swimmer’s itch of cercariën dermatitis is een acute dermatitis die veroorzaakt wordt door het in de huid binnendringen van cercariën van vogel schistosomen. Deze Schistosoma species hebben wilde watervogels als eindgastheer maar kunnen accidenteel ook zoogdieren parasiteren. Dit resulteert in een ontstekingsreactie op de plaats van infectie (Kourilová et al., 2004). In Europa wordt de ziekte voornamelijk veroorzaakt door parasieten behorende tot het genus Trichobilharzia (Wulff et al., 2007). Vroeger was swimmer’s itch vooral bekend als een beroepsziekte van vissers en rijsttelers (Matsumura et al., 1983). De laatste jaren nam de aandacht voor deze ziekte sterk toe en wordt cercariën dermatitis als een snel evoluerend gezondheidsprobleem in Europa beschouwd (de Gentile et al., 1996). Dit komt enerzijds door het toenemende aantal uitbraken bij zwemmers in recreatiemeren. Wanneer toeristen deze meren gaan mijden, kan dit erge economische gevolgen hebben (Leighton et al., 2000). Anderzijds is uit verschillende studies gebleken dat niet alle cercariën afsterven in de huid van de niet specifieke gastheer. Deze parasieten zouden kunnen migreren doorheen de viscera en het zenuwstelsel van de gastheer en op deze manier verschillende pathologiën veroorzaken (Horák et al., 2002). 2.2. CLASSIFICATIE VAN VOGEL SCHISTOSOMEN De familie Schistosomatidae behoort tot de klasse van de Trematoda (zuigwormen) en bestaat uit 14 genera waarvan de verschillende species medisch en diergeneeskundig belang hebben (Lockyer et al., 2003). Trichobilharzia is het grootse genus binnen de Schistosomatidae en omvat meer dan 40 verschillende species. Deze verschillende species kunnen ingedeeld worden in 2 groepen: de viscerale schistosomen die in de viscerale organen van de gastheer leven en de nasale schistosomen die leven ter hoogte van de nasale mucosa van de gastheer (Horák et al., 2002). De classificatie van vogel schistosomen is nog niet volledig uitgeklaard en wordt bemoeilijkt door verschillende factoren. Zo werd in het verleden vaak een beroep gedaan op verkeerde morfologische kenmerken. Dit leidde tot verkeerde en onvolledige identificaties van bepaalde species. Het is ook moeilijk om intacte volwassen wormen uit de vogels te isoleren. Verder wordt de classificatie nog bemoeilijkt door de onvolledige kennis van de ontwikkelingscycli van de verschillende soorten. Hierdoor kan men de larvale stadia niet steeds linken aan de volwassen wormen die in de vogels worden teruggevonden (Brant en Loker, 2009). 3 Vroeger werd de morfologie van de volwassen schistosomen als belangrijkste diagnostisch criterium aanzien. Aangezien verschillende species dezelfde morfologische eigenschappen kunnen hebben maar wel verschillende ontwikkelingscycli kan deze theorie tot verkeerde identificaties leiden. Elke beschrijving van een nieuw species zal dus naast de morfologie van de volwassen wormen ook andere diagnostische criteria moeten bevatten. Tot deze diagnostische criteria behoren de morfologie van de verschillende ontwikkelingsstadia (ei, miracidium, cercariën), de gastheerspecificiteit (zowel tussengastheer als eindgastheer) en orgaanspecificiteit in vogels (Horák et al., 2002). Tegenwoordig worden ook moleculaire technieken waaronder DNA sequencing gebruikt om de classificatie van vogel schistosomen nader te onderzoeken (Lockyer et al., 2003). De fylogenetische relatie van verschillende species werd onderzocht op basis van de sequentie van 5 genen: 18S en 28S rDNA, internal transcribed spacer region 1 en 2 (ITS-1 en ITS-2) en mitochondriaal cytochroom oxidase I (Lockyer et al., 2003 en Brant en Loker, 2009). Trichobilharzia ocellata wordt beschouwd als de belangrijkste oorzaak van cercariën dermatitis in Europa. La Valette (1855) was de eerste die het larvale stadium (cercariën) van dit type species beschreef. Hij isoleerde dit larvale stadium uit zijn tussengastheer, de poelslak Lymnaea stagnalis, en benoemde het als Cercaria ocellata. Uit sequentie analyse van de ITS regio bleek dat de nucleotide sequentie van de Europese species Trichobilharzia ocellata en Trichobilharzia szidati voor meer dan 99% identiek is. Deze 2 species vertonen ook gelijkenissen in de morfologie van de eieren en cercariën en hebben dezelfde tussengastheer. Beide species zijn identiek en er wordt sterk aangeraden om de naam T. ocellata te vervangen door T. szidati (Rudolfová et al., 2005). In dit literatuuroverzicht zal er om verwarring te vermijden gewerkt worden met de naam T. szidati. 2.3. 2.3.1. ONTWIKKELINGSCYCLUS Algemene levenscyclus Trichobilharzia species hebben een indirecte levenscyclus met waterslakken als tussengastheer en wilde vogels als eindgastheer (Figuur 1). Accidenteel kunnen ook zoogdieren als eindgastheer optreden. Bij zoogdieren is de cyclus echter doodlopend. Naargelang het species leven de volwassen wormen in de mesenteriale bloedvaten (vb. T. szidati en T. franki) of in de neusholte (vb. T. regenti en T. arcuata) van de eindgastheer (Horák et al., 2002). De prepatente periode varieert van 3 tot 10 weken en is onder andere afhankelijk van de temperatuur. 4 Fig. 1 : De ontwikkelingscyclus van T. szidati (uit Sluiters, 2004) De volwassen bevruchte vrouwelijke wormen bevatten 1 ei. Viscerale schistosomen deponeren het ei in de circulatie van de eindgastheer waarna het terecht komt in het darmlumen en met de feces wordt uitgescheiden. De migratie van het ei van vogel schistosomen is nog niet volledig opgehelderd. Wood en Bacha (1983) bestudeerden de darmen van kippen die geïnfecteerd werden met de vogel schistosoom Austrobilharzia variglandis. De volwassen A. variglandis deponeert haar ei ter hoogte van de venen van de darmmucosa waarna het ei doorheen het bindweefsel van de lamina propria migreert naar het darmlumen. Deze migratie wordt mogelijk gemaakt door de granulomateuze ontsteking als reactie op de aanwezigheid van het ei, proteasen geproduceerd door het ei en spiercontracties als gevolg van een hyperplasie van de gladde spieren van de darm. De maturatie van het ei gebeurt in de eindgastheer en het vrijgestelde ei bevat reeds een volledig ontwikkeld miracidium. Wanneer het ei in contact komt met water wordt het miracidium vrijgesteld. Nasale schistosomen deponeren hun ei ter hoogte van de nasale mucosa. In tegenstelling tot de viscerale schistosomen wordt het miracidium reeds vrijgesteld uit het ei in de eindgastheer (Horák et al., 2002). Het miracidium gaat in het water actief zwemmend op zoek naar de geschikte waterslak als tussengastheer. De verschillende soorten Trichobilharzia vertonen een nauwe gastheerspecificiteit waarbij de ontwikkeling slechts optreedt in 1 of een beperkt aantal sterk verwante slakkensoorten. Wanneer het miracidium een geschikte tussengastheer gevonden heeft, penetreert het de voet van de slak en ontwikkelt tot een primaire sporocyst. Uit deze primaire sporocyst ontstaan secundaire sporocysten die migreren naar de hepatopancreas van de slak. Uiteindelijk ontstaan duizenden cercariën in de slak die onder gunstige omstandigheden van temperatuur en licht worden vrijgesteld in het water (Chamot et al., 1998). 5 De vrijgekomen cercariën zwemmen naar de oppervlakkige waterlagen en gaan op zoek naar een geschikte eindgastheer. Ze penetreren de huid van de vogel waarna ze volwassen worden. De viscerale schistosomen migreren via de bloedbaan naar de mesenteriale bloedvaten. De nasale schistosomen migreren via het centrale zenuwstelsel naar de neusholte (Sluiters, 2004). Wanneer accidenteel zoogdieren gepenetreerd worden als eindgastheer is de cyclus doodlopend. De cercariën zullen niet ontwikkelen tot volwassen wormen (Chamot et al., 1998). Het binnendringen van de cercariën in de huid van mensen leidt tot het ontstaan van een allergische ontstekingsreactie, cercariën dermatitis. 2.3.2. Parasiet – tussengastheer interactie 2.3.2.1. Herkenning en penetratie van de tussengastheer Verschillende soorten waterslakken treden op als tussengastheer voor vogel schistosomen. Niet alle slakken vormen geschikte tussengastheren. Vogel schistosomen vertonen een nauwe specificiteit in relatie tot hun tussengastheer en ontwikkelen slechts in 1 slak species of een beperkt aantal nauw verwante species. In Europa zijn vooral slakken van het genus Lymnaea (poelslakken) belangrijk voor de transmissie van de parasiet. In Frankrijk gebruikt T. szidati de slakken Lymnaea ovata en Lymnaea stagnalis als voornaamste tussengastheren (de Gentile et al., 1996). In Nederland ziet men vooral infecties van Lymnaea stagnalis, Radix auricularia en Radix ovata (Sluiters, 2004). De waterslakken zijn obligate tussengastheren en voorzien de verschillende larvale stadia van nutriënten en andere factoren nodig voor differentiatie en vermenigvuldiging (Haas, 2003). De parasiet kan het immuunsysteem, metabolisme en endocriene systeem van de specifieke tussengastheer op verschillende manieren manipuleren. In niet specifieke tussengasteren kan de parasiet niet verder ontwikkelen door een tekort aan nutriënten, slechte pH omstandigheden of een aanval van het immuunsysteem van de slak. Sommige slakkensoorten zijn ook natuurlijk resistent tegen schistosomen (Horák et al., 2002). Nadat de miracidia zijn vrijgekomen uit de eieren moeten ze een geschikte tussengastheer vinden. Miracidia kunnen zich niet voeden en bezitten slechts genoeg energie om ongeveer 20 uur te overleven bij een temperatuur van 20°C. Het is dus zeer belangrijk om zo snel mogelijk een geschikte tussengastheer te vinden. Wanneer de miracidia vrijkomen uit de eieren gaan ze zich snel verspreiden door op een lineaire manier te zwemmen. Op basis van licht, temperatuur en zwaartekracht kunnen ze de mircohabitat waar de slakken leven lokaliseren. Hertel et al. (2006) toonden aan dat T. szidati miracidia in een watertank onmiddellijk onder het wateroppervlak zwommen en een voorkeur hadden voor de perifere zones van de tank. Aangezien waterslakken zich voornamelijk ter hoogte van het wateroppervlak en de kusten bevinden zal dit zwempatroon de kans op het ontmoeten van een geschikte tussengastheer vergroten. Na deze verspreidingsfase naar de mircohabitat van de slakken zullen de miracidia hun geschikte tussengastheer herkennen door te reageren op chemische stoffen die door de slakken worden vrijgesteld. De verschillende secretie- en excretieproducten die door de 6 slak worden vrijgegeven, vormen een actieve zone rondom de slak. De miracidia worden specifiek aangetrokken door macromoleculaire glycoproteïnen. Men noemt deze moleculen ‘miracidia-attracting glycoproteins (MAGs)’. De sacharideketens van deze molecule zijn gelinkt aan een kern proteïne door een O-glycoside binding via serine en N-acetyl-galactosamine. De specificiteit van de molecule wordt bepaald door het koolhydraat gedeelte. Miracidia maken hiervan gebruik om een onderscheid te maken tussen geschikte en niet geschikte tussengastheren (Kalbe et al., 1997). Wanneer miracidia de actieve zone rondom een geschikte tussengastheer waarnemen, zullen ze hun zwempatroon wijzigen. In plaats van het voorgaande lineaire zwempatroon vertonen ze nu een sterke verandering van zwemrichting [toename van de ‘rate of change of direction (RCD)’] (Hertel et al., 2006). Wanneer de miracidia contact hebben gemaakt met een geschikte tussengastheer vertonen ze een aantal verschillende gedragspatronen. Ze zullen de slak herhaaldelijk ‘onderzoeken’, vasthechten en nadien penetreren. Deze gedragspatronen worden gestimuleerd door de macromoleculaire glycoconjugaten aanwezig in de mucus op de slak (Haas, 2003). Na de herkenning en vasthechting aan de tussengastheer zullen de miracidia de slak penetreren ter hoogte van de voet. De mechanismen die deze penetratie stimuleren zijn nog niet gekend. De penetratie gaat gepaard met pulserende bewegingen en het ledigen van de apicale klieren van de miracidia. Deze klieren bevatten proteolytische enzymen zoals peptidasen die de penetratie van het miracidium doorheen de huid van de slak bevorderen (Horák en Kolárová, 2005). 2.3.2.2. Transformatie en migratie in de tussengastheer De penetratie in de tussengastheer gaat gepaard met een aantal veranderingen in morfologie en metabolisme wanneer de miracidia transformeren in primaire sporocysten. De miracidia werpen hun gecilieerde platen af en vormen een nieuw tegument uitgaande van cytoplasmatische uitlopers van cellen onder de oppervlakkige spierlaag gelegen. Aangezien de gecilieerde platen herkend worden door het immuunsysteem van de slak vormt het afwerpen ervan een essentiële stap in de larvale ontwikkeling (Horák en Kolárová, 2005). Het nieuwe tegument bevordert de metabole uitwisseling tussen de parasiet en de slak. In tegenstelling tot de miracidia die een aeroob metabolisme bezitten, zijn de primaire sporocysten facultatief anaeroob. Hierdoor kunnen ze zich aanpassen aan verschillende omstandigheden in de tussengastheer (Tielens et al., 1992). De primaire sporocysten bevinden zich ter hoogte van de voet in de slak en kunnen ongeveer 4 dagen na infectie voor het eerst worden waargenomen. Uit de germinale cellen van de primaire sporocysten ontstaan secundaire sporocysten. Deze secundaire sporocysten komen ongeveer 12 dagen na infectie vrij uit de primaire sporocysten en migreren naar de hepatopancreas van de slak. In de secundaire sporocysten ontwikkelen germinale cellen tot cercariën die na maturatie de slak verlaten. Dit gebeurt ongeveer 25 dagen na infectie (Horák et al., 2002). De ontwikkeling van de verschillende larvale stadia in de slak is temperatuur afhankelijk en wordt versneld bij hogere temperatuur. Door de aseksuele vermenigvuldiging in de slak ontstaan uit 1 miracidium duizenden cercariën (Sluiters et al., 1980). 7 2.3.2.3. Gevolgen van een infectie voor de tussengastheer Vogel schistosomen kunnen het metabolisme en het neuroendocriene systeem van de tussengastheer op verschillende manieren manipuleren om hun eigen ontwikkeling te bevorderen. Geïnfecteerde slakken vertonen een hoger metabolisme en andere hoeveelheden van proteïnen, koolhydraten, stikstof en lipiden dan niet geïnfecteerde slakken (de Jong-Brink, 1995). Geparasiteerde slakken zijn enkele millimeters groter dan niet geïnfecteerde slakken. Dit gigantisme zorgt ervoor dat er genoeg plaats in de slak is voor de ontwikkeling van de verschillende larvale stadia (Sluiters et al., 1980). Vogel schistosomen beïnvloeden naast het metabolisme ook het neuroendocriene systeem van de slak. Bij infectie zullen ze de voortplanting van de slak onderdrukken zodat de energie die normaal hiervoor gebruikt wordt ter beschikking komt van de parasiet (Horák en Kolárová, 2005). Deze onderdrukking van de reproductie gebeurt op een indirecte manier. Wanneer de cercariën ontwikkelen, stellen ze een parasitaire factor vrij die de slak stimuleert tot de productie van schistosomin. Dit peptide zal de receptoren van verschillende vrouwelijke gonadotropines blokkeren waardoor geen eileg meer mogelijk is. Het blokkeert ook de elektrofysiologische activiteit van bepaalde neuroendocriene cellen die een rol spelen in de ovulatie en eileg. Ook de reuzengroei van de geïnfecteerde slakken zou ontstaan door de invloed van schistosomin op neuroendocriene cellen die de groei reguleren (Hordijk et al., 1991). Het schistosomin peptide wordt waarschijnlijk vrijgesteld door de haemocyten en de bindweefselcellen in de slak. De parasieten kunnen ook de transcriptie van verschillende neuropeptiden wijzigen. Bij infectie zal de transcriptie van genen die coderen voor FMRFamide-verwante peptiden worden opgedreven wat resulteert in een onderdrukking van het metabolisme, immuunsysteem en de voortplanting van de slak (Hoek et al., 2005). 2.3.2.4. De immuunrespons van de tussengastheer Slakken hebben geen verworven immuunsysteem en beschermen zich dus enkel via aangeboren responsen. Vogel schistosomen kunnen de immuunrespons van hun specifieke tussengastheer omzeilen. In een niet geschikte tussengastheer kunnen de vogel schistosomen niet overleven door een tekort aan essentiële nutriënten of worden ze geëlimineerd door het immuunsysteem van de gastheer (Horák en Kolárová, 2005). Verschillende celtypes komen tussen in de aangeboren immuunrespons van de slak maar enkel de haemocyten kunnen vrij bewegen doorheen de weefsels en in de hemolymfe. Deze haemocyten zijn de belangrijkste effectorcellen in de slak en hebben een gelijkaardige functie als de macrofagen in zoogdieren. Deze cellen staan in voor de fagocytose en intracellulaire afbraak van pathogenen (van der Knaap en Loker, 1990). De herkenning van pathogenen door haemocyten wordt gemedieerd door lectines. Deze lectines herkennen repetitieve koolhydraatketens op het celoppervlak van pathogenen en activeren zo het immuunsysteem van de slak. De lectines zijn de belangrijkste humorale factoren in 8 het imuunsysteem van de slak. Andere humorale componenten zijn aglutinines, antivirale en cytolytische factoren (Horák en van der Knaap, 1997). Vogel schistosomen kunnen zowel actief als passief het immuunsysteem van de specifieke tussengastheer beïnvloeden. Wanneer een miracidium transformeert tot een primaire sporocyst gaat dit gepaard met een wijziging van de koolhydraatketens op het oppervlak van de parasiet. Deze nieuwe koolhydraatketens worden niet als vreemd herkend door het immuunsysteem van de slak en lokken bijgevolg geen immuunrespons uit (Horák, 1995). De parasiet kan zich ook verborgen houden voor het immuunsysteem van de slak door de absorptie van epitopen van de gastheer op hun oppervlak. Een laatste voorbeeld van een passieve beïnvloeding van het immuunsysteem van de gastheer is de moleculaire mimicry. In dit geval brengt de parasiet moleculen tot expressie die een gelijkaardige samenstelling hebben als deze van de gastheer. Deze moleculen worden dus niet als lichaamsvreemd herkend door het immuunsysteem van de gastheer. Dissous en Capron (1995) toonden deze moleculaire mimicry aan voor tropomyosine epitopen in Schistosoma mansoni. Vogel schistosomen kunnen door de vrijstelling van secretie- en excretieproducten het immuunsysteem van de slak ook op een actieve manier beïnvloeden. T. szidati inhibeert de fagocytose, omkapseling en intracellulaire afbraak van pathogenen door haemocyten van Lymnaea stagnalis. Naast verschillende secretie- en excretieproducten zouden ook bepaalde koolhydraten op het oppervlak van de parasiet een rol spelen in de onderdrukking van de haemocyten (Nuñez en de Jong-Brink, 1997). Vogel schistosomen wijzigen ook de genexpressie van hun tussengastheer. Molluscan defence molecule (MDM) is een afweer proteïne dat de fagocytose door haemocyten bevordert. Bij infectie wordt het gen dat codeert voor MDM onderdrukt (Hoek et al., 1996). De expressie van het gen dat codeert voor het proteïne granularin wordt echter opgedreven bij infectie. Dit proteïne heeft twee verschillende functies. Granularin onderdrukt de fagocytose wanneer haemocyten behandeld worden met granularin voordat ze contact hebben met parasitaire epitopen. Wanneer de parasitaire epitopen behandeld worden met granularin, werkt het proteïne als een opsonine en bevordert het de fagocytose door haemocyten (Smit et al., 2004). Zowel MDM als granularin worden gevormd door de granulaire cellen in het bindweefsel van de hersenen. 2.3.3. Parasiet – eindgastheer interactie 2.3.3.1. Herkenning en penetratie van de eindgastheer De cercariën die vrijkomen uit de slak kunnen ongeveer 1 dag overleven bij een temperatuur van 24°C (Neuhaus, 1952a). Het is dus belangrijk dat deze cercariën zo snel mogelijk een geschikte eindgastheer vinden waarin ze verder kunnen ontwikkelen. Wanneer de cercariën de tussengastheer verlaten vertonen ze een complex zwemgedrag om zo snel mogelijk de microhabitat van de eindgastheer te bereiken (Figuur 2). Licht stimuli spelen een belangrijke rol in de herkenning van de gastheer. De cercariën bezitten 2 gepigmenteerde ocelli met lensachtige structuren en 3 niet gepigmenteerde rabdomeer fotoreceptoren (van de Roemer en Haas, 1984). Dankzij deze structuren 9 zijn cercariën heel gevoelig voor wijzigingen in de intensiteit en richting van het licht. Ze vertonen een positief fototactische en negatief geotactische oriëntatie en kunnen zowel voorwaarts als achterwaarts zwemmen. Wanneer de cercariën vrijkomen uit de slak nemen ze eerst een rusthouding aan net onder het wateroppervlak. In deze positie verbruiken ze weinig energie en reageren ze niet op aanraking of de stroming van het water. Wanneer er een schaduw valt over de rustende cercariën zullen ze hierop reageren met een voorwaarts zwempatroon. Ze zwemmen weg van de lichtbron, naar de diepere waterlagen, waardoor de kans stijgt om contact te maken met de poten van een watervogel. De schaduw induceert ook de vasthechting van de cercariën aan bepaalde substraten als reactie op warmte en chemische signalen. Wanneer de cercariën contact maken met een niet geschikt substraat zullen ze achterwaarts zwemmen naar de lichtbron toe (Feiler en Haas, 1988a). Fig. 2 : Belang van omgevings- en gastheerstimuli op het gedragspatroon van T. szidati bij de herkenning van de eindgastheer (uit Haas 2003) De cercariën worden niet even sterk aangetrokken door alle warme substraten. Ze kunnen hun voorkeurstemperatuur tot op 1°C nauwkeurig differentiëren. Feiler en Haas (1988b) identificeerden de chemische signalen die de aanhechting van de cercariën aan de huid van watervogels stimuleren. Deze chemische signalen bestaan uit de lipiden cholesterol en ceramiden. Men vindt deze lipiden ter hoogte van het stratum corneum van de klierloze poothuid van watervogels. Ze komen echter niet voor in de secreties van de uropygeale klier die worden verspreid over de veren. Hierdoor wordt vermeden dat de cercariën vasthechten ter hoogte van de veren en zullen ze bij voorkeur vasthechten ter hoogte van de huid van de vogels. Aangezien zowel ceramiden als cholesterol ook deel uitmaken van de huid van zoogdieren kunnen de cercariën de vasthechting aan deze huid niet vermijden. De vasthechting en penetratie van de huid van zoogdieren zal uiteindelijk leiden tot het ontstaan van cercariën dermatitis (Haas en van de Roemer, 1998). 10 Nadat de cercariën contact hebben gemaakt met het huidoppervlak van een potentiële eindgastheer vertonen ze een aantal verschillende gedragspatronen. Deze gedragspatronen bestaan uit (1) vasthechting aan de gastheer, (2) verlengen van het contact met de gastheer, (3) kruipen naar een geschikte ingangsplaats en (4) penetratie van het tegument. Elk van deze complexe processen wordt gestimuleerd door verschillende signalen van de gastheer (Haas, 2003). Na de vasthechting aan de gastheer volgt een periode van ongeveer 8 seconden waarin de cercariën kruipen naar een geschikte ingangsplaats. Haas en van de Roemer (1998) toonden aan dat al deze ingangsplaatsen zich bevinden in huidrimpels of rond de openingen van haarfollikels. Wanneer de kruipende cercariën een geschikte ingangsplaats gevonden hebben, starten ze de penetratie. De penetrerende cercariën hebben een stimulerend effect op de nog kruipende cercariën die hierdoor ook op dezelfde plaats beginnen te penetreren. Deze penetratie zou gestimuleerd worden door bepaalde stoffen afkomstig van de huid die worden vrijgesteld door de penetrerende cercariën. De penetratie start met de vasthechting van de cercariën aan het huidoppervlak door middel van de orale zuignap. Door contractie en elongatie van de zuignap en door de mechanische werking van stekels aanwezig ter hoogte van de hoofdregio creëren de cercariën een ingangspoort in de huid van de gastheer. Tussen het achterlijf en de staart van de cercariën bevindt zich een circulaire spierlaag. Bij de penetratie zal deze sfincter contraheren waardoor de staart afgeworpen wordt. De cercariën induceren lysis van het stratum corneum van de huid door de vrijstelling van proteolytische enzymen uit hun acetabulaire klieren (Haas en van de Roemer, 1998). De samenstelling van deze secreties is nog niet volledig opgehelderd. Verschillende proteïnen die waarschijnlijk een rol spelen bij de penetratie werden reeds aangetoond in secreties en homogenaten van cercariën. Elastase is een serine proteinase met een moleculair gewicht van 30 kDa dat door Bahgat en Ruppel (2002) werd aangetoond in secreties van cercariën. Dit serine proteinase vertoont een trypsineachtige werking. Horák et al (1997) toonden een lectine met een moleculair gewicht van 50 kDa aan in de postacetabulaire klier van T. szidati. Dit lectine bindt specifiek aan glycosomanioglycanen, β-1,3-glucan en lactulose en zou betrokken zijn bij de herkenning van bindweefsel van de gastheer en de activatie van effectormoleculen die door de parasiet worden gesecreteerd. Mikes et al. (2005) identificeerden 2 cysteïne peptidasen met een moleculair gewicht van 31 kDa en 33 kDa in de secreties van cercariën van T. szidati en T. regenti. Al deze proteolytische enzymen zullen de huid van de gastheer lyseren. Deze lysis samen met herhaalde contracties en elongaties van het lichaam van de parasiet zorgen ervoor dat de cercariën doorheen de ingangspoort geduwd worden. Het hele penetratieproces duurt gemiddeld 4 minuten. De snelste penetratie die Haas en van de Roemer (1998) vaststelden duurde slechts 83 seconden. Na penetratie bevinden de cercariën zich eerst parallel onder het stratum corneum vooraleer ze zich verder bewegen naar de diepere lagen van de huid. Haas en van de Roemer (1998) toonden aan dat het penetratieproces gestimuleerd wordt door vrije vetzuren. Cholesterol en ceramide die het contact van de cercariën met de gastheer stimuleren hebben geen effect op het penetratieproces. Menselijke huid bevat echter meer vrije vetzuren dan de huid van watervogels. Hierdoor zullen de vrije vetzuren in de menselijke huid de penetratie van cercariën sterker stimuleren waardoor swimmer’s itch kan ontstaan. 11 2.3.3.2. Transformatie en migratie in de eindgastheer Na de penetratie zullen de cercariën transformeren tot schistosomula. Deze transformatie gaat gepaard met metabole en morfologische wijzigingen. Transformerende cercariën werpen hun glycocalyx af. Dit gaat gepaard met het verlies van oppervlakte antigenen en zorgt ervoor dat de schistosomula niet worden aangevallen door het complement systeem. Er wordt een nieuwe dubbele membraan gevormd die de glycocalyx vervangt. Deze dubbele membraan beschermt de schistosomula tegen diverse immuunreacties (Horák et al., 1998). De transformatie van cercariën tot schistosomula treedt zowel op in de natuurlijke eindgastheer (watervogels) als in de niet natuurlijke eindgastheer (zoogdieren). De cercariën produceren eicosanoïden die een bijkomende rol spelen in het ontwijken van het immuunsysteem van de eindgastheer. De prostaglandines, leukotriënen en hydroxyeicosatetranoic zuren werken vasodilaterend. Ze inhiberen de superoxide productie door humane neutrofielen en hebben hierdoor een immunosuppressieve functie (Nevhutalu et al, 1993). Aangezien de schistosomula moeten binnendringen in bloedvaten of perifere zenuwen is het belangrijk dat zij na hun transformatie migreren naar de diepere huidlagen. Hiervoor baseren de schistosomula zich zowel op licht- als chemische stimuli. Ze bewegen zich in de richting van een concentratiegradiënt van D-glucose en L-arginine. Bij de herkenning van de eindgastheer zijn de cercariën positief fototactisch. Grabe en Haas (2004) toonden aan dat de cercariën na hun transformatie tot schistosomula negatief fototactisch zijn. Hierdoor verwijderen ze zich weg van de lichtbron naar de diepere huidlagen. Na de transformatie zullen de schistosomula de huid verlaten en migreren naar hun finale lokalisatie in de eindgastheer waar ze volwassen worden. De viscerale schistosomen migreren via de bloedbaan naar de mesenteriale en portale bloedvaten. De nasale schistosomen migreren via het centrale zenuwstelsel naar de neusholte (Sluiters, 2004). De migratie gebeurt op dezelfde manier in de natuurlijk en de niet natuurlijke eindgastheer. Basch (1991) beschreef de migratieroute van de viscerale schistosomula. “De viscerale schistosomula dringen binnen in de lymfevaten of venen en migreren via het rechterhart naar de longen. Vanuit de longen komen ze via het linkerhart in de systemische circulatie terecht waarna ze verder migreren naar hun finale lokalisatie.” Deze finale lokalisaties zijn meestal de portale of intestinale venen. Één tot 2 dagen na de penetratie van de huid migreren de schistosomula naar de longen waar ze 4 tot 16 dagen blijven. Aangezien de longen een belangrijke barrière vormen, zijn niet alle schistosomula in staat tot invasie van de longen. In de lever van niet natuurlijke gastheren vindt men zelden vogel schistosomen (Haas en Pietsch, 1991). De nasale schistosomen volgen een andere migratieroute. Zij dringen binnen in de perifere zenuwen en migreren via het ruggenmerg en de hersenen naar de neusholte (Horák et al, 1999). Hrádková en Horák (2002) detecteerden schistosomula in de perifere zenuwen 1 tot 1,5 dag na infectie. 2 tot 15 dagen na infectie waren de schistosomula aanwezig in het ruggenmerg en 12 tot 18 dagen na infectie konden ze worden aangetoond in de hersenen. Vanaf de 14e dag na infectie zag men volwassen schistosomen in de neusholte. 12 Blazová en Horák (2005) toonden aan dat de ontwikkeling van de schistosomula van T. regenti trager verloopt in de niet natuurlijke gastheer dan in de natuurlijke gastheer. Zowel de groei als de maturatie werden vertraagd. De voortplantingsorganen en de darm ontwikkelden enkel volledig in de natuurlijke eindgastheer. Men veronderstelt dat deze vertraagde ontwikkeling te wijten is aan de afwijkende nutritionele factoren en immuunreacties in de niet natuurlijke gastheer. De verschillende oorzaken zijn echter nog niet volledig opgehelderd. De parasieten ontwikkelen dus niet tot volwassen wormen in de niet natuurlijke gastheer en sterven op verschillende tijdstippen na de infectie af (Chamot et al., 1998). De migratie van de schistosomula doorheen de weefsels van de eindgastheer kan schade veroorzaken en ontstekingsreacties induceren. Infectie met viscerale schistosomen kan leiden tot longcomplicaties zoals haemorrhagie, ontsteking en atelectase (McMullen en Beaver, 1945). In de lever kunnen de schistosomen een granulaire ontsteking en abcedatie van het leverweefsel veroorzaken (Pence en Rhodes, 1982). Darmletsels ontstaan door immuunreacties veroorzaakt door de aanwezigheid van eieren (Horák et al., 2002). Als gevolg van de migratie via het centrale zenuwstelsel kunnen zelfs een klein aantal nasale schistosomen erge pathologische letsels veroorzaken. Kolárová et al. (2001) toonden de parasieten aan in weefselsneden van de meningen en in de witte en grijze stof van de hersenen en het ruggenmerg. De aanwezigheid van de schistosomen ging gepaard met een eosinofiele ontsteking en dystrofische en necrotische veranderingen van de neuronen. De neurologische letsels zouden het gevolg zijn van enerzijds de directe mechanische schade die de migratie van de schistosomula veroorzaakt en anderzijds de secreties van de nasale schistosomen. Deze secreties lokken een immuunreactie bij de gastheer uit en zouden neurotoxines kunnen bevatten. Door deze pathologische letsels wordt de normale neurologische functie gestoord. Dit kan leiden tot poot/beenverlamming en oriëntatie- en evenwichtsstoornissen. De aanwezigheid van eieren en volwassen schistosomen in de neusholte kan leiden tot haemorrhagiën en petechiën (Horák et al., 1999). 2.3.3.3. Verschil tussen primaire en herhaalde infecties in de eindgastheer De pathologische letsels die ontstaan na penetratie van de huid door de parasiet worden bepaald door de gevoeligheid van de eindgastheer. Bij een primaire infectie is de ontstekingsreactie die ontstaat in de huid na penetratie niet sterk genoeg om de migratie van de schistosomula te voorkomen. Bij herhaalde infecties is de immuunrespons van de gastheer veel krachtiger wat leidt tot een verhoogd weerhouden van de parasiet ter hoogte van de huid en een verminderde migratie (Horák et al., 2002). Vroeger dacht men dat alle vogel schistosomen in de huid van zoogdieren afgedood werden. Uit verschillende studies is gebleken dat bij primaire infecties schistosomula net zoals in de natuurlijke gastheer kunnen migreren in zoogdieren. Er werden onder andere schistosomula aangetoond in de longen, lever en andere organen van muizen, apen, hamsters en konijnen (Olivier, 1953). Kourilová et al. (2004) toonden aan dat de immuunrespons bij een primaire infectie van muizen met T. regenti niet sterk genoeg was om de migratie doorheen het centrale zenuwstelsel te voorkomen. Bij de vijfde infectie werden steeds meer parasieten weerhouden ter hoogte van de huid. Pas na tien infecties was de immuunrespons sterk genoeg om alle parasieten in de huid te elimineren. Horák en Kolárová 13 (2000) zagen eveneens dat het aantal long schistosomula van T. szidati afnam naarmate het contact tussen de parasiet en de muis toenam. De immuunrespons die ontstaat als reactie op de parasieten in de huid bestaat uit antilichamen gericht tegen de koolhydraten van de glycocalyx van de cercariën. Na de penetratie zullen de cercariën snel transformeren tot schistosomula wat gepaard gaat met het afwerpen van de glycocalyx. De antilichamen geproduceerd tijdens de immuunrespons reageren niet met deze schistosomula waardoor ze hun migratie kunnen verder zetten (Horák en Kolárová, 2001). Kourilová et al. (2004) toonden aan dat er geen duidelijke immuunrespons ontstaat bij een primaire infectie van immunodeficiënte muizen met T. regenti. Zowel de aangeboren als de adaptieve immuniteit zijn belangrijk om de migratie van de parasiet te voorkomen. De immunodeficiënte muizen in de studie van Kourilová et al. (2004) bezaten geen T- en B-lymfocyten waardoor de parasieten niet konden worden vernietigd ter hoogte van de huid. Men zag een hoger aantal parasieten migreren naar het centrale zenuwstelsel in vergelijking met immunocompetente muizen. Bij herinfectie nam het aantal parasieten ter hoogte van het centrale zenuwstelsel verder toe wat leidde tot erge neurologische symptomen. Kourilová et al. (2004) toonden aan dat de immuunrespons bij de infectie van zoogdieren bestaat uit een onmiddellijke type I overgevoeligheidsreactie en een late fase van huidontsteking. Primaire infectie van muizen met T. regenti leidt binnen de 6 uur tot een ontstekingsreactie in de huid. Deze ontstekingsreactie gaat gepaard met de tijdelijke vrijstelling van de acute fase cytokines IL-1β en IL-6 en de geleidelijk toenemende vrijstelling van IL-12. Bij herhaalde infecties zien we echter binnen het uur een toename van IL-4 en IL-10. 48 uur na infectie dalen deze cytokines opnieuw in aantal. Penetratie van de cercariën in de huid gaat gepaard met een influx van neutrofielen, macrofagen, CD4+ lymfocyten en mastcellen. Veel van deze mastcellen degranuleren waardoor histamine vrijkomt. Kourilová et al. (2004) toonden in hun studie aan dat het aantal mastcellen en de histamine productie veel groter is in huidbiopten van muizen die 4 keer geïnfecteerd werden in vergelijking met primaire infecties. Bij een primaire infectie produceren de antigeen-gestimuleerde lymfocyten een gemengde Th1/Th2 respons met hoge aantallen IFN- γ . Bij herhaalde infecties verkrijgt men een Th2 respons die gedomineerd wordt door IL-4 en IL-5. Deze Th2 polarisatie wordt ook weerspiegeld in de antistoffen van het serum. Bij herhaalde infecties ziet men verhoogde aantallen van IgG1 en IgE. 14 2.4. 2.4.1. EPIDEMIOLOGIE Verspreiding van vogel schistosomen Cercariën dermatitis is een ziekte die met uitzondering van Antarctica wereldwijd voorkomt. Vogel schistosomen kunnen zowel in koude, gematigde als tropische klimaten overleven (de Gentile et al., 1996). Men kan de parasieten terugvinden in zoetwater, brakwater en zeewater (Cort, 1950). In Europa wordt cercariën dermatitis voornamelijk veroorzaakt door vogel schistosomen die behoren tot het genus Trichobilharzia. De larvale ontwikkeling van deze parasieten vindt plaats in zoetwater biotopen (Horák en Kolárová, 2001). Ideale biotopen worden gevormd door plaatsen waar watervogels die als eindgastheer optreden en slakken die als tussengastheer optreden samen voorkomen. De ziekte is sterk verspreid langsheen de belangrijkste migratieroutes van trekvogels. Of trekvogels op deze manier parasitaire soorten kunnen introduceren in nieuwe geografische gebieden dient nog verder onderzocht te worden (Horák et al., 2002). Vroeger was swimmer’s itch vooral bekend in Azië als een beroepsziekte van vissers en rijsttelers (Matsumura et al., 1983). De laatste jaren steeg de aandacht voor deze ziekte sterk wat leidde tot een toenemend aantal studies in Europa en Amerika. De ziekte werd onder andere aangetoond in Zwitserland (Chamot et al., 1998), Noorden Zuid-Amerika (Verbrugge et al., 2004 en Brant en Loker, 2009), Frankrijk (de Gentile et al., 1996), Ijsland (Skírnisson et al., 2009), Iran (Farahnak en Essalat, 2003) en Nederland (Leenen et al., 2007 en Schets et al., 2009). 2.4.2. Transmissie dynamiek in de tussengastheer De aanwezigheid van de parasiet verandert doorheen het jaar. Deze dynamiek (Figuur 3) wordt onder andere veroorzaakt door de cyclische voortplanting van de parasiet en de verspreiding in de slakken. Lyaruu et al. (1977) volgden het verloop van 2 slakkenpopulaties (Lymnaea stagnalis en Radix ovata) in Nederland. De slakken die in het voorjaar en de zomer voorkomen hebben een groot volume en geven grote aantallen cercariën af. Deze slakken werden in het voorgaande jaar geïnfecteerd en overwinterden in aggregaten van honderden en duizenden slakken ter hoogte van de bodem van het meer. Wanneer in het voorjaar (april en mei) de temperatuur stijgt boven de 10°C zullen de slakken hun overwinteringsplaats verlaten. Omstreeks het einde van de maand mei bevinden de waterslakken zich ter hoogte van het wateroppervlak (Sindermann, 1960). Wanneer de temperatuur van het water verder stijgt, zullen de schistosomen zich verder ontwikkelen in de slakken. De ontwikkeling van de parasieten in de slakken is immers temperatuurafhankelijk (Sluiters, 2004). Wanneer de infectie patent wordt, zullen de cercariën vrijkomen uit de slakken en watervogels infecteren. Deze cercariën kunnen zowel residente vogels als vogels die terugkeren van hun broedplaatsen in de winter infecteren (McMullen en Beaver,1945). Na ongeveer 2 weken komen de eieren in het water terecht. De miracidia die hieruit ontstaan zullen nieuwe slakken infecteren. De oude generatie slakken sterft op het einde van de zomer. De miracidia die de jonge generatie slakken geïnfecteerd hebben in het voorjaar en de vroege zomer ontwikkelen verder. In de tweede helft van de zomer zullen de cercariën vrijkomen uit deze jonge slakken. Aangezien deze jonge generatie slakken kleiner is dan de eerste generatie zullen zij minder cercariën afgeven. Omstreeks september en oktober migreren de slakken naar de bodem 15 waar ze overwinteren. Wanneer de temperatuur in het voorjaar stijgt, zal deze slakkenpopulatie zorgen voor een grote productie van cercariën in het voorjaar en de zomer en herhaalt de cyclus zich (Lyaruu et al., 1977). Fig. 3 : Transmissie dynamiek van Trichobilharizia in de tijd (uit Sluiters, 2004) 2.4.3. Factoren die het risico op swimmer’s itch vergroten Verschillende studies hebben aangetoond dat een aantal factoren de kans op het verkrijgen van cercariën dermatitis vergroten. Chamot et al. (1998) voerden een studie uit bij 555 zwemmers in het Leman meer in Zwitserland. Zij kwamen tot de conclusie dat de kans op cercariën dermatitis en het aantal huidletsels beïnvloed wordt door de periode van de dag waarop gezwommen wordt, de tijd dat men zwemt, de luchtdruk en de maximale atmosferische temperatuur. Cercariën worden meestal vrijgesteld uit de slak in de ochtend. Mensen die ’s morgens gaan zwemmen hebben dan ook meer kans om geïnfecteerd te worden. Hoe langer iemand in het water verblijft hoe groter de kans dat cercariën contact kunnen maken met de huid. De verschillende weerparameters hebben een invloed op de fysische eigenschappen van het water en dus ook op het gedrag van de cercariën. Hoge temperatuur en hoge luchtdruk verhogen het risico op cercariën dermatitis. De temperatuur van het water moet immers hoog genoeg zijn opdat de cercariën kunnen ontwikkelen in de slak (Horák et al., 2002). Skírnisson et al. (2009) verwachten in de toekomst een toename van het aantal infecties in Ijsland door het gecombineerde effect van de klimaatopwarming en de hoge densiteit van watervogels ter hoogte van de zoetwatermeren. Slakken verkiezen ondiep water met begroeide of zanderige bodems als biotoop. Water- en oeverplanten en sessiele algen op deze planten en de waterbodem vormen belangrijke foerageerplaatsen voor de slakken. Ter hoogte van dit ondiep water zal de slakkenpopulatie het grootst zijn waardoor hier de cercariën zullen accumuleren en de kans op infectie 16 zeer hoog is (Verbrugge et al., 2004). Aangezien eutrofiëring leidt tot een toename van het aantal algen en waterplanten zal dit ook leiden tot een toename van de waterslakken (Lindblade, 1998). Eutrofiëring van meren gecombineerd met een intensief gebruik door watervogels en mensen verhoogt sterk de kans op infectie. De laatste jaren worden steeds meer vijvers en meren aangelegd door de mens. Dit leidt tot een toename in het aantal residente eenden en ganzen. (Brant en Loker, 2009). Leeftijd en geslacht hebben geen invloed op het verkrijgen van de ziekte. Men kan onderling wel verschillen in de gevoeligheid voor infectie. Mensen die in het verleden reeds geïnfecteerd werden vertonen sterkere huidreacties bij herinfectie (Verbrugge et al., 2004). De kans op het verkrijgen van cercarïen dermatitis is het grootst op plaatsen waar zowel watervogels, slakken als mensen samen voorkomen. 2.5. ZIEKTEBEELD EN BEHANDELING Wanneer cercariën de huid van zoogdieren penetreren geeft dit aanleiding tot een allergische reactie. Deze reactie treedt op bij verschillende zoogdieren maar werd het best bestudeerd bij de mens. Bij penetratie ontstaat binnen de 4 tot 20 minuten een prikkelend of jeukend gevoel dat ongeveer 1 uur aanhoudt. Hierna ontstaan maculae die meestal na enkele uren en soms na enkele dagen a verdwijnen. Af en toe ontstaan urticaria of diffuus erythema gedurende de eerste uren van infectie (Horák en Kolárová, 2001).b 10 tot 15 uur na infectie ontstaan papulae ter hoogte van de penetratieplaatsen.c Dit gaat gepaard met hevige jeuk (Verburgge et al., 2004). Soms ontstaan purpurae en 2 tot 3 dagen na infectie kunnen er zich vesikels vormen ter hoogte van de papulae. d Genezing verloopt spontaan en duurt gemiddeld 2 weken. Ongeveer 10 dagen na infectie zijn de papulae verdwenen (Horák et al., 2002). Door de intense jeuk kunnen echter krabletsels ontstaan waardoor de papulae secundair geïnfecteerd kunnen worden. Dit leidt tot het ontstaan van pustules en vertraagt de genezing.e _____________________ a b Een macula of vlek is een niet verheven kleurverandering van de huid die kleiner is dan 1cm (Declercq, 2009). Een urtica is een indrukbare verhevenheid door dermaal oedeem. Erytheem is een rode kleurverandering van de huid als gevolg van een vaatverwijding (Declercq, 2009). c d Een papel is een vastaanvoelende verhevenheid van de huid die kleiner is dan 1cm (Declercq, 2009). Een purpura is een paarsrode vlek als gevolg van een bloeding in de huid. Een vesikel is een klein blaasje gevuld met heldere vloeistof dat kleiner is dan 1cm (Declercq, 2009). e Een pustel is een blaasje gevuld met ontstekingscellen (Declercq, 2009). 17 De intensiteit van de cercariën dermatitis is afhankelijk van het aantal voorgaande infecties. Hoe meer infecties een persoon heeft doorgemaakt, hoe meer uitgesproken de ontstekingsreactie zal zijn. Een primaire infectie gaat gepaard met een eerder milde huidreactie (Chamot et al., 1998). Meestal ontstaan enkel maculae. Als er toch papulae ontstaan zijn deze klein en onopvallend. Bij gesensibiliseerde personen geven de cercariën aanleiding tot het ontstaan van grotere papulae met vesikels, erythema en oedeem (Horák et al., 2002). Wanneer gesensibiliseerde personen een zeer sterke infectie doormaken kan dit gepaard gaan met algemene symptomen zoals koorts, zwelling van de lokale lymfeknopen, oedeem, hoofdpijn, misselijkheid en diarree (Horák en Kolárová, 2001). Zoals eerder vermeld werd kunnen vogel schistosomen ook migreren in zoogdieren. Bij een primaire infectie is de ontstekingsreactie die ontstaat in de huid na penetratie vaak niet sterk genoeg om de migratie van de schistosomula te voorkomen. Deze migratie brengt schade toe aan de weefsels van de gastheer. Viscerale schistosomen kunnen aanleiding geven tot pathologiën van de longen, lever en darm (Horák et al, 2002). Nasale schistosomen kunnen tijdens hun migratie in muizen schade toebrengen aan het centrale zenuwstelsel met neurologische symptomen zoals poot/beenverlamming en oriëntatiestoornissen tot gevolg (Kourilová et al., 2004). De schade en symptomen die ontstaan als gevolg van migratie dienen bij de mens nog verder onderzocht te worden (Horák en Kolárová, 2001). Kourilová et al. (2004) toonden in een studie met immunodeficiënte muizen aan dat zowel de aangeboren als adaptieve immuunrespons belangrijk zijn om migratie van de parasieten te voorkomen. Mensen met immunodeficiëntie ziekten zoals AIDS en bij orgaantransplantaties hebben dus een hoger gezondheidsrisico bij infectie met vogel schistosomen. De behandeling van cercariën dermatitis gebeurt enkel symptomatisch. Antiprurigineuse middelen kunnen lokaal op de huid worden aangebracht om de jeuk te verminderen. Bij erge infecties kan men gebruik maken van antihistaminica en milde corticosteroïden (Horák en Kolárová, 2001). 2.6. DIAGNOSE EN DIFFERENTIAALDIAGNOSE De diagnose wordt meestal gesteld op basis van klinische en epidemiologische gegevens. Uit de anamnese moet steeds blijken dat er een recent contact met natuurlijk water is geweest. Letsels ontstaan enkel op plaatsen waar de huid in contact is geweest met het water (Verbrugge et al., 2004). Men ziet voornamelijk maculopapulaire huidletsels ter hoogte van de benen, voorarmen en handrug gepaard gaande met jeuk. Wanneer men in groepsverband heeft gezwommen ontstaan de symptomen meestal bij meerdere personen. Differentiaal diagnostisch is het belangrijk om een onderscheid te maken tussen cercariën dermatitis, insectenbeten (vlooien, muggen), zonne-uitslag, contact dermatitis, dermatitis van bacteriële oorsprong en blootstelling aan toxische unicellulaire algen of chemische verontreiniging (de Gentile et al., 1996 en Hoeffler, 1977). 18 Om de juiste diagnose te stellen kan men naast de klinische en epidemiologische gegevens ook gebruik maken van parasitaire en immunologische methoden. Wanneer men na de penetratie een huidbiopt neemt ter hoogte van de letsels kan men de parasiet hierin aantonen (Figuur 4). Aangezien de parasiet snel migreert vanuit de huid naar zijn finale lokalisatie is de werkzaamheid van deze test beperkt tot 48-72 uur na de penetratie (Haas en van de Roemer, 1998). Fig. 4 : Histologisch beeld van T. szidati cercariën na penetratie van het stratum corneum (uit Haas en van de Roemer, 1998) Er werden ook huidtesten ontwikkeld op basis van antigenen. Deze antigenen worden verkregen door homogenisatie van cercariën of volwassen vogel schistosomen. Wanneer men deze antigenen injecteert ontstaat bij geïnfecteerde mensen erythema. Deze testen zijn echter niet specifiek en gevoelig genoeg voor het stellen van een definitieve diagnose (Macfarlane, 1949). Men kan ook gebruik maken van antilichamen voor het stellen van de diagnose. Men kan antilichamen detecteren specifiek gericht tegen cercariën antigenen. Kolárová et al. (1994) toonden met behulp van IFAT (indirect fluorescent antibody test) en ELISA (enzyme-linked immunosorbent assay) anti-T. szidati antilichamen aan die geproduceerd werden in muizen. Deze test is gevoeliger dan de huidtest gebaseerd op antigenen maar is niet specifiek genoeg om een onderscheid te maken tussen humane en vogel schistosomen (Horák et al., 2002). Men kan ook antilichamen aantonen die gericht zijn tegen darm geassocieerde antigenen van ontwikkelende en volwassen schistosomen. Kourilová en Kolárová (2002) toonden met behulp van IFAT anti-T. regenti antilichamen aan die geproduceerd werden in eenden en muizen. Deze test is wel specifiek genoeg om een onderscheid te maken tussen humane en vogel schistosomen. Of deze diagnostische testen op basis van antilichamen ook bruikbaar zijn voor mensen dient nog verder onderzocht te worden. 19 2.7. 2.7.1. CONTROLE EN PREVENTIE Controle van swimmer’s itch De controle van cercariën dermatitis kan zowel gericht zijn op de tussengastheer als de eindgastheer. De volledige bestrijding van de ziekte is zeer moeilijk maar door middel van efficiënte controle maatregelen kan men de omvang van het probleem aanzienlijk verminderen. 2.7.1.1. Controle van de tussengastheer Door het bestrijden van de slakken of het voorkomen van de voortplanting ervan kan men de transmissie van de parasiet doorbreken. Hiervoor worden zowel chemische, biologische als mechanische methoden toegepast. Verschillende mollusciciden werden de laatste jaren uitgeprobeerd voor het bestrijden van de slakken. Veel van deze producten bevatten koper componenten. Het gebruik van mollusciciden is omstreden aangezien ze weinig specifiek zijn en niet steeds het beoogde resultaat veroorzaken. Wanneer men een meer behandelt met kopersulfaat dan kan dit koper neerslaan onder de vorm van kopercarbonaat. Deze stof is toxisch voor verschillende aquatische organismen (Blankespoor en Reimink, 1991). Slakken zouden na verloop van tijd resistent worden voor kopersulfaat (Blankespoor et al., 1985). Tegenwoordig is niclosamide het meest gebruikte product om de slakkenpopulatie te controleren. Niclosamide is werkzaam tegenover alle levensstadia van de slak en larven van vogel schistosomen. Het is niet toxisch voor mensen, gewassen en gedomesticeerde dieren maar wel voor vissen (Perret en Whitfield, 1996). Wanneer men een bepaald gebied behandelt met mollusciciden dan leidt dit niet steeds tot een significante daling van het aantal ziektegevallen. Dit is niet steeds te wijten aan een niet efficiënte werking van het molluscicide. Cort (1950) beschreef in een studie de “cercariën drift”. De behandeling van een bepaald gebied met mollusciciden leidt tot een efficiënte bestrijding van de slakken in dit gebied. Onder invloed van de wind kunnen bepaalde stromingen op het water ontstaan die cercariën van niet behandelde gebieden drijven naar de behandelde gebieden. Aangezien na een behandeling met mollusciciden de overlevende slakken snel het gebied herkoloniseren kunnen deze slakken geïnfecteerd worden door de cercariën. Door de toepassing van biologisch beheer probeert men eveneens om cercariën dermatitis te controleren. Een studie over het uitzetten van slaketende vissen zoals zeelt en blankvoorn leverde echter teleurstellende resultaten op (van Donk en Collé, 1988). Deze vissen eten alleen de kleinere slakken en eieren op maar het zijn vooral de grote slakken die besmet zijn met de parasiet. Ook het uitzetten van graskaper om de groei van waterplanten te remmen had negatieve effecten. Van Donk en Collé (1988) toonden aan dat onder invloed van deze vissen bijna alle waterplanten zullen verdwijnen waardoor er niet genoeg voedingstoffen meer beschikbaar zijn voor het fytoplankton. Men heeft ook geprobeerd om parasieten te introduceren die de larven van vogel schistosomen in de slak aanvallen of er mee in competitie treden. De larven van het genus Echinostoma zijn predatoren van de larven van vogel schistomen die in dezelfde slak kunnen overleven (Lim en Heyneman, 1972). 20 Door middel van mechanische methoden wil men de habitat van de slakken verstoren of de slakken verwijderen. Men kan de slakken onder andere verwijderen door het gebruik van netten. Dit is zeer arbeidsintensief maar wel doeltreffend. Er zijn 2 perioden wanneer men de slakken moet verwijderen. Een eerste keer tijdens de prepatent periode in het voorjaar en een tweede keer tijdens de prepatent periode van de slakken van de volgende generatie (Sluiters, 2004). Leighton et al. (2000) bestudeerden het effect van het mechanisch verstoren van de habitat van de slakken. Ze maakten hiervoor gebruik van een steenhark die de keien op de waterbodem optilde en omdraaide. In het eerste geval monteerden ze de hark aan een tractor. De tractor kon de habitat verstoren tot op een diepte van 1m en een afstand van maximum 20m van de kust. In het tweede geval werd de steenhark gemonteerd aan een boot. Dit leidde tot een verstoring van de habitat tot een diepte van 3m en een afstand van maximum 30m van de kust. Beide typen leidden tot een daling van de slakkenpopulatie met ongeveer 96 tot 99% in de behandelde gebieden. De steenhark vernietigde zowel de slakken als de eieren. Door het omdraaien van de keien werden de eieren ook blootgesteld aan predatoren en de algen, protozoa en andere voedingsbestanddelen aanwezig op de keien voor de slak verwijderd. Kleine meren of rivieren kunnen tijdelijk drooggelegd worden. Men kan de modder verwijderen en de bodem bedekken met een nieuwe laag rivierzand (Kolárová et al., 1989). 2.7.1.2. Controle van de natuurlijke eindgastheer Één van de controle mogelijkheden bestaat uit de behandeling van watervogels met anthelmintica. Praziquantel is een anthelminiticum dat zeer effectief is voor de behandeling van geïnfecteerde vogels (Blankespoor en Reimink, 1991). Müller et al. (1993) toonden aan dat een dosis van 22,5 mg per vogel per dag gedurende 1 week tijdens de prepatent periode voldoende is om de ontwikkeling van de schistosomen te stoppen. Er werden geen miracidia meer vrijgesteld. De behandeling van de vogels met praziquantel is vrij goedkoop en heeft in tegenstelling tot de behandeling van slakken met kopersulfaat geen negatieve invloed op het milieu (Blankespoor en Reimink, 1991). Het voorkomen dat de vogels contact hebben met geïnfecteerd water wordt ook toegepast als controle maatregel. Men zal hiervoor de broedplaatsen op en in de nabijheid van het water verwijderen. De vogels worden op deze manier gedwongen om een broedplaats verder van de kust te zoeken waardoor de kans op faecale contaminatie van het water daalt. Wanneer er minder eieren met de faeces in het water terecht komen zullen er ook minder slakken geïnfecteerd worden (Leighton et al., 2000). 21 2.7.2. Preventie van swimmer’s itch Preventief is het voldoende om niet te baden of te zwemmen in water waarin cercariën voorkomen. Door het verzamelen en onderzoeken van slakken kan men bepalen of het water besmet is. De slakken worden in het laboratorium enkele uren onder een lamp geplaatst. Als gevolg van deze lichtstimulus worden de cercariën vrijgesteld waarna men ze kan identificeren aan de hand van microscopisch onderzoek (Sluiters et al., 1980). Dit onderzoek vergt de nodige ervaring en is zeer arbeidsintensief. Wanneer er geen slakken aanwezig zijn zal men een monster van het water onderzoeken. De parasiet kan zowel door microscopisch onderzoek als door moleculair onderzoek worden aangetoond (Schets et al., 2009). De waarschuwing om niet te zwemmen wordt echter vaak niet nageleefd en is ook economisch niet haalbaar in recreatiedomeinen. Er werden daarom verschillende studies uitgevoerd naar andere preventieve maatregelen (Kourilová et al., 2004). Wanneer er contact heeft plaatsgevonden met gecontamineerd water moet men zo snel mogelijk de huid droog wrijven bij het verlaten van het water. Op deze manier kan men de penetratie van cercariën voorkomen. Het gebruik van beschermende kledij zoals lange broeken en heuplaarzen staat ter discussie. Het kan de penetratie van cercariën voorkomen maar wanneer er in deze kledij water terecht komt dat nadien langdurig stil staat kan het de penetratie van cercariën bevorderen (Kourilová et al., 2004). Er werd de laatste jaren zeer veel onderzoek gedaan naar preparaten die men lokaal op de huid kan aanbrengen ter preventie van cercariën penetratie. Wulff et al. (2007) toonden aan dat niclosamide, dodecanoic acid en de insecticiden N,N-diethyl-m-toluamide (DEET), 1-(1-methyl-propoxycarbonyl)-2(2-hydroxyethyl)piperidine (KBR 3023) en ethyl butylacetylaminopropionaat (IR 3535) de penetratie van cercariën volledig inhiberen. De meeste van deze producten bleken echter niet waterresistent. Volledige bescherming werd enkel bereikt met 2 producten namelijk 0,05% niclosamide en Safe TM Sea . Niclosamide vermindert de motaliteit van de cercariën drastisch en heeft een zwak lethaal effect. In een concentratie van 0,1% is het zowel werkzaam tegen vogel als humane schistosomen. Safe SeaTM is een commercieel product dat gebruikt wordt als bescherming tegen inktvissen. Het heeft geen lethaal effect maar vermindert de motaliteit van de cercariën en verhoogt de staartafwerping. Safe SeaTM is echter niet werkzaam tegen humane schistosomen. Wulff et al. (2007) raden het gebruik van niclosamide als preventieve methode aan. Niclosamide kan aan lage dosis toegediend worden onder de vorm van lotions. Andrews et al. (1982) hebben de toxicologie van niclosamide uitgebreid onderzocht. De stof bleek zeer veilig en veroorzaakte geen huidirritatie of andere overgevoeligheidsreacties. Het is relatief goedkoop en kan gemakkelijk bereid worden door de apotheker. N,N-diethyl-m-toluamide (DEET) is een insectwerend middel dat eveneens toxisch is voor cercariën van humane schistosomen. Door de stof te incorporeren in liposomen ontstaat het LipoDEET dat waterresistent is en eveneens gebruikt kan worden ter preventie van cercariën dermatitis (Ramaswamy et al., 2003). 22 Naples et al. (2005) onderzochten het effect van het toedienen van de olie van rood cederhout aan het water. De olie werd samen met het surfactant Tween 80 toegediend ter hoogte van de oppervlakkige waterlagen van een experimentele testopzet in het laboratorium. Wanneer cercariën van humane schistosomen worden blootgesteld aan deze stoffen stierven ze snel. Of de olie ook werkzaam is onder natuurlijke omstandigheden en tegen de cercariën van vogel schistosomen en wat de effecten zijn op het milieu dient nog verder onderzocht te worden. 23 2.8. BESPREKING Sinds het onderkennen van het belang van cercariën dermatitis als gezondheids- en economisch probleem bij optreden in toeristische gebieden nam het aantal studies naar deze zoönose sterk toe. Toch ontbreken er nog heel wat gegevens die kunnen bijdragen tot een efficiënte controle en preventie van deze aandoening. Een juiste classificatie van vogel schistosomen is belangrijk voor de studie van species specifiek gedrag. Vogel schistosomen vertonen immers een nauwe specificiteit in relatie tot hun tussengastheer. In het verleden baseerde men zich vaak op verkeerde of een te beperkt aantal morfologische kenmerken wat leidde tot onvolledige en verkeerde identificaties van species (Horák et al., 2002). Trichobilharzia is het grootste genus binnen de familie van de Schistosomatidae en vormt de belangrijkste oorzaak van cercariën dermatitis in Europa. T. ocellata en T. szidati worden in de literatuur vaak beschreven als 2 aparte species. Een recente studie op basis van sequentie analyse toonde echter aan dat beide species identiek zijn en de naam T. ocellata best vervangen wordt door T. szidati (Rudolfová et al., 2005). Dit toont aan dat er nog veel onderzoek gebaseerd op verschillende diagnostische criteria nodig is om de volledige classificatie van vogel schistosomen op te helderen. Uit verschillende studies is gebleken dat schistosomula in tegenstelling tot wat vroeger gedacht werd wel kunnen migreren in zoogdieren. Na experimentele infectie van muizen, apen, hamsters en konijnen kon men schistosomula aantonen in de longen en de lever van deze dieren (Olivier, 1953). Al deze studies naar de migratie van vogel schistosomen in niet natuurlijke gastheren beperken zich tot kleine zoogdieren die voornamelijk in laboratoriumomstandigheden worden gehouden. Of vogel schistosomen ook migreren in mensen is niet bekend. In de toekomst moeten dus voornamelijk studies worden uitgevoerd naar de pathologische gevolgen van humane infecties. Hierbij is de ontwikkeling van sensitieve en specifieke diagnostische testen van belang. Momenteel lijken de testen gebaseerd op de detectie van antilichamen specifiek gericht tegen cercariën antigenen het meest geschikt. Deze werking van de testen werd tot nu toe slechts bestudeerd bij muizen (Kolárová et al., 1994) en bij eenden en muizen (Kourilová en Kolárová, 2002). Of deze testen ook kunnen toegepast worden voor het diagnosticeren van humane infecties dient verder onderzocht te worden. Door de toenemende aandacht voor cercariën dermatitis ontstonden er in verschillende landen studies naar de verspreiding van de ziekte. In deze studies wordt vaak gebruik gemaakt van vragenlijsten die moeten ingevuld worden door de deelnemers van het onderzoek. Op deze lijsten vindt men onder andere gegevens terug over het tijdstip, de duur en de manier van zwemmen, het optreden van lesies,… . Deze manier van onderzoek is echter weinig sensitief en specifiek (Chamot et al., 1998). Zo worden milde en primaire infecties vaak ondergediagnosticeerd omdat de huidreactie minder uitgesproken is. Mensen die al eerder geïnfecteerd werden vertonen een meer uitgesproken huidreactie en zullen de ziekte sneller herkennen en het probleem zwaarder beoordelen (Bij de Vaate A., 2008). Sommige deelnemers verwarren de symptomen van cercariën dermatitis met deze die optreden bij een bacteriële dermatitis of contact dermatitis. Bij de studie van Lake Leman in Genève bleek het deelnemersaantal gedurende het verloop van de studie af te nemen (Chamot et al., 1998). 24 Voornamelijk mensen die enkel gehoord hadden over cercariën dermatitis maar er nog nooit mee in contact waren gekomen haakten vroegtijdig af. Dit alles heeft een negatieve weerslag op de accuraatheid van de resultaten van de studie. In de toekomst verwacht men een toename van het aantal gevallen van cercariën dermatitis. Dit is onder andere te wijten aan de veranderende ecologische omstandigheden en de toename van het aantal residente vogels door de aanleg van vijvers en meren (Brant en Loker, 2009). Een goede controle en preventie van cercariën dermatitis is dus noodzakelijk. De meeste controlemaatregelen die tot nu toe werden onderzocht hebben belangrijke nadelen of zijn zeer arbeidsintensief. Om een effectieve controle van cercariën dermatitis te ontwikkelen is het belangrijk om het verloop van de levenscyclus van vogel schistosomen te kennen. Dit leidde tot een groot aantal studies waarvan sommige resultaten misschien kunnen gebruikt worden voor de controle van deze ziekte. Miracidia vinden hun geschikte tussengastheer door te reageren op ‘miracidia-attracting glycoproteins’ die worden vrijgesteld door de slak (Kalbe et al., 2006). Het gebruik van slakattractantia die de chemoreceptoren van de miracidia blokkeren of verzadigen biedt een potentiële mogelijkheid voor de controle van cercariën dermatitis. Meer onderzoek hiernaar is echter noodzakelijk (Haas, 2003). Haas en van de Roemer (1998) toonden aan dat de vrije vetzuren die de penetratie van T. szidati cercariën in eenden stimuleren eveneens de transformatie van het tegument stimuleren die belangrijk is voor het ontwijken van het immuunsysteem van de gastheer. Er dient nog verder onderzocht te worden of het toedienen van vrije vetzuur analogen aan water geïnfecteerd met Trichobilharzia een rol kan spelen in de controle van cercariën dermatitis. De preventie van cercariën dermatitis heeft zich tot nu toe voornamelijk geconcentreerd op de ontwikkeling van topicale preparaten die waterresistent zijn en werken tegen humane en vogel schistosomen zoals niclosamide (Wulff et al., 2007) en lipoDEET (Ramaswamy et al., 2003). Men vraagt zich echter af of mensen bereid zijn om telkens hun hele lichaam in te smeren met deze stoffen wanneer ze in contact komen met het water. Wanneer deze bereidwilligheid er niet is kan dit leiden tot aanzienlijke economische schade wanneer deze toeristische gebieden gemeden worden. Men ging daarom op zoek naar alternatieven voor de topicale formuleringen. Naples et al. (2005) onderzochten het effect van het toedienen van de olie van rood cederhout aan water in een experimentele testopzet. Of deze olie ook effectief werkzaam is tegen vogel schistosomen onder natuurlijke omstandigheden en of er nog andere mogelijkheden zijn voor de preventie van cercariën dermatitis dient nog verder onderzocht te worden. 25 3. LITERATUURLIJST 1. Andrews P., Thyssen J., Lorke D. (1982). The biology and toxicology of molluscicides, Bayluscide. Pharmacology and Therapeutics 19: 245-295. 2. Bahgat M., Ruppel A. (2002). Biochemical comparison of the serine protease (elastase) activities in cercarial secretions from Trichobilharzia ocellata and Schistosoma mansoni. Parasitology Research 88, 495-500. 3. Basch P.F. (1991). Schistosomes: development, reproduction and host relations. Oxford University Press, New York, Oxford, p. 1-248. 4. Blankespoor H.D., Cameron S.C., Cairins J.Jr. (1985). Resistance of pulmonate snail populations to repeated treatments of copper sulfate. Environmental Management 9, 455-458. 5. Blankespoor H.D., Reimink R.L. (1991). The control of swimmer’s itch in Michigan; past, present and future. Michigan Academician 24, 7-23. 6. Bij de Vaate A. (2008). Voorstel voor het maken van een risicoschatting voor het oplopen van zwemmersjeuk bij baders. Waterfauna Hydrobiologisch Adviesbureau, Lelystad, rapportnummer 2008/06, 15 pp. 7. Blazová K., Horák P. (2005). Trichobilharzia regenti: The developmental differences in natural and abnormal hosts. Parasitology International 54, 167-172. 8. Brant S.V., Loker E.S. (2009). Schistosomes in the southwest United States and their potential for causing cercarial dermatitis or “swimmer’s itch”. Journal of Helminthology 83 (2), 191-198. 9. Chamot E., Toscani L., Rougemont A. (1998). Public health importance and risk factors for cercarial dermatitis associated with swimming in Lake Leman at Geneva, Switzerland. Epidemiology and Infection 120, 305-314. 10. Cort W.W. (1950). Studies on schistosome dermatitis. XI. Status of knowledge after more than twenty years. American Journal of Hygiene 52, 251-307. (“Vermeld in: Brant S.V., Loker E.S. (2009). Schistosomes in the southwest United States and their potential for causing cercarial dermatitis or “swimmer’s itch”. Journal of Helminthology 83 (2), 191-198.”) 11. Declercq J. (2009). Inleiding tot de dermatologie van gezelschapsdieren. Cursus Faculteit Diergeneeskunde, Gent, p. 5-7. 12. de Gentile L., Picot H., Bourdeau P., Bardet R., Kerjan A., Piriou M., Le Guennic A., BayssadeDufour C., Chabasse D., Mott K.E. (1996). La dermatite cercarienne en Europe: un problème de santé publique nouveau? Bulletin de l’Organisation modiale de la Santé 74 (2), 159-163. 13. De Jong-Brink M. (1995). How schistosomes profit from the stress responses they elicit in their hosts. Advances in Parasitology 35, 177-256. 14. Dissous C., Capron A. (1995). Convergent evolution of tropomyosin epitopes. Parasitology Today 11 (2), 45-46. 15. Farahnak A., Esselat M. (2003). A study on cercarial dermatitis in Khuzestan province, south western Iran. BMC Public Health 7, 3-35. 16. Feiler W., Haas W. (1988a). Host-finding in Trichobilharzia ocellata cercariae: swimming and attachment to the host. Parasitology 96, 493-505. 17. Feiler W., Haas W. (1988b). Trichobilharzia ocellata: chemical stimuli of duck skin for cercarial attachment. Parasitology 96, 507-517. 26 18. Grabe K., Haas W. (2004). Navigation within host tissues: cercariae orientate towards dark after penetration. Parasitology Research 93, 111-113. 19. Haas W., Pietsch U. (1991). Migration of Trichobilharzia ocellata schistosomula in the duck and in the abnormal murine host. Parasitology Research 77, 642-644. 20. Haas W., van de Roemer A. (1998). Invasion of the vertebrate skin by cercariae of Trichobilharzia ocellata: penetration processes and stimulating host signals. Parasitology Research 84, 787-795. 21. Haas W. (2003). Parasitic worms: strategies of host finding, recognition and invasion. Zoology 106, 349-364. 22. Hertel J., Holweg A., Haberl B., Kalbe M., Haas W. (2006). Snail odour-clouds: spreading and contribution to the transmission success of Trichobilharzia ocellata (Trematoda, Digenea) miracidia. Oecologia 147, 173-180. 23. Hoeffler D.F. (1977). Swimmer’s itch (cercarial dermatitis). Cutis 19, 464-466. 24. Hoek R.M., Smit A.B., Frings H., Vink J.M., de Jong-Brink M., Geraerts W.P.M. (1996). A new Igsuperfamily member, molluscan defence molecule (MDM) from Lymnaea stagnalis, is downregulated during parasitosis. European Journal of Immunology 26, 939-944. 25. Hoek R.M., Li K.W., van Minnen J., Lodder J.C., de Jong-Brink M., Smit A.B., van Kesteren R.E. (2005). LFRFamides: a novel family of parasitation-induced-RFamide neuropeptides that inhibit the activity of neuroendocrine cells in Lymnaea stagnalis. Journal of neurochemistry 92, 10731080. 26. Horák P. (1995). Developmentally regulated expression of surface carbohydrate residues on larval stages of the avian schistosome Trichobilharzia szidati. Folia Parasitologica 42, 255-265. 27. Horák P., Grubhoffer L., Mikes L., Tichá M. (1997). Lectins of Trichobilharzia szidati cercariae. Parasite 1, 255-265. 28. Horák P., van der Knaap W.P.W. (1997). Lectins in snail-trematode immune interactions: a review. Folia Parasitologica 44, 161-172. 29. Horák P. Kovár L., Kolárová L., Nebesárová J. (1998). Cercaria-schistosomulum surface transformation of Trichobilharzia szidati and its putative immunological impact. Parasitology 116, 139-147. 30. Horák P., Dvorák J., Kolárová L., Trefil L. (1999). Trichobilharzia regenti, a pathogen of the avian and mammalian central nervous system. Parasitology 119, 577-581. 31. Horák P., Kolárová L. (2000). Survival of bird schistosomes in mammalian lungs. International Journal for Parasitology 30, 65-68. 32. Horák P., Kolárová L. (2001). Bird schistosomes: do they die in mammalian skin? Trends in Parasitology 17 (2), 66-69. 33. Horák P., Kolárová L., Adema C.M. (2002). Biology of the schistosome genus Trichobilharzia. Advances in Parasitology 52, 156-233. 34. Horák P., Kolárová L. (2005). Molluscan and vertebrate immune responses tot bird schistosomes. Parasite Immunology 27, 247-255. 35. Horák P., Mikes L., Rudolfová J., Kolárová L. (2008). Penetration of Trichobilharzia cercariae into mammals: dangerous or negligible event? Parasite 15, 299-303. 27 36. Hordijk P.L., Schallig H.D.F.H., Ebberink R.H.M., de Jong-Brink M., Joosse J. (1991). Primary structure and origin of schistosomin, an anti-gonadotropic neuropeptide of the pond snail Lymnaea stagnalis. Biochemical Journal 279, 837-842. 37. Hrádková K., Horák P. (2002). Neurotropic behaviour of Trichobilharzia regenti in ducks and mice. Journal of Helminthology 76, 1-6. 38. Kalbe M., Haberl B. Haas W. (1997). Miracidial host-finding in Fasciola hepatica and Trichobilharzia ocellata is stimulated by species-specific glycoconjugates from the host-snail. Parasitology Research 83, 806-812. 39. Kolárová L., Gottwaldová V., Cechová D., Sevcová M. (1989). The occurrence of cercarial dermatitis in Central Bohemia. Zentralblatt für Hygiene und Umweltmedizin 189, 1-13. 40. Kolárová L., Sýkora J., Bah B.A. (1994). Serodiagnosis of cercarial dermatitis with antigens of Trichobilharzia szidati and schistosoma mansoni. Central European Journal of Public Health 2, 1922. 41. Kolárová L., Horák P., Cada F. (2001). Histopathology of CNS and nasal infetcions caused by Trichobilharzia regenti in vertebrates. Parasitology Research 87, 644-650. 42. Kourilová P., Kolárová L. (2002). Variations in immunofluorescent antibody response against Trichobilharzia and Schistosoma antigens in compatible and noncompatible hosts. Parasitology Research 88, 513-521. 43. Kourilová P., Hogg K.G., Kolárová L., Mountford A.P. (2004). Cercarial dermatitis caused by bird schistosomes comprises both immediate and late phase cutaneous hypersensitivity reactions? Journal of Immunology 172, 3766-3774. 44. Kourilová P., Syrucek M., Kolárová L. (2004). The severity of mouse pathologies caused by the bird schistosome Trichobilhariza regenti in relation to host immune status. Parasitology Research 93, 8-16. 45. La Valette de St. George A. (1855). Symbolae ad Trematodum Evolutionis Historiam. Dissertation Berolius. (“Vermeld in: Rudolfová J., Hampl V., Bayssade-Dufour C., Lockeyer A.E. Littlewood D.T.J., Horák P. (2005). Validity reassessment of Trichobilharzia species using Lymnaea stagnalis as the intermediate host. Parasitology Research 95, 79-89.”) 46. Leenen E.J.T.M., van Gorkum U., Holthuijsen S.R., Sondag-Schroots W.R.J.M., Ruiter H., Sluiters J.F. (2007). Onderzoek naar het voorkomen van en genomen maatregelen voor zwemmersjeuk in Nederland. Ongenummerd rapport in opdracht van RWS Waterdienst, Lelystad. (“Vermeld in: bij de Vaate A. (2008). Voorstel voor het maken van een risicoschatting voor het oplopen van zwemmersjeuk bij baders. Waterfauna Hydrobiologisch Adviesbureau, Lelystad, rapportnummer 06, 15pp.”) 47. Leighton B.J., Zervos S., Webster J.M. (2000). Ecological factors in schistosome transmission, and an environmentally benign methode for controlling snails in a recreational lake with a record of schistosome dermatitis. Parasitology International 49, 9-17. 48. Lim H.K., Heyneman D. (1972). Intramolluscan inter-trematode antagonism: a review of factors influencing the host-parasite system and its possible role in biological control. Advances in Parasitology 10, 191-268. 49. Lindblade K.A. (1998). The epidemiology of cercarial dermatitis and its association with limnological characteritics of a northern Michigan Lake. Journal of Parasitology 84, 19-23. 50. Lockyer A.E., Olson P.D., Ostergaard P., Rollinson D., Johnston D.A., Attwood S.W., Southgate V.R., Horák P., Snyder S.D., Le T.H., Agatsuma T., Mcmanus D.P., Carmichael A.C., Naem S., Littlewood D.T. (2003). The phylogeny of the Schistosomatidae based on three genes with emphasis on the interrelationships of Schistosoma Weinland, 1858. Parasitology 156, 203-224. 28 51. Lyaruu D.M., Bij De Vaate A., Gaasenbeek C.P.H., Over H.J., Sluiters J.F. (1977). Transmission ecology of schistosome dermatitis in the Netherlands. Tropical and Geographical medicine 29, 207. 52. Macfarlane W.V. (1949). Schistosome dermatitis in New Zealand. Part II. Pathology and immunology of cercarial lesions.. American Journal of Hygiene 50, 152-167. (“Vermeld in: Horák P., Kolárová L., Adema C.M. (2002). Biology of the schistosome genus Trichobilharzia. Advances in Parasitology 52, 156-233.”) 53. Matsumura T., Sawayama T., Nagata K., Mizuno F., Araki K., Iwamura N., Suzuki N. (1983). Avian schistosomiasis (paddy field dermatitis) in a rural city of Hyogo perfecture, Japan. Kobe Journal of Medical Sciences 29, 161-169. 54. McMullen D.B., Beaver P.C. (1945). Studies on schistosome dermatitis. IX. The life cycles of three dermatitis-producing schistosomes from birds and a discussion of the subfamily Bilharziellinae (Trematoda: Schistosomatidae). American Journal of Hygiene 42, 128-154. (“Vermeld in: Horák P., Kolárová L., Adema C.M. (2002). Biology of the schistosome genus Trichobilharzia. Advances in Parasitology 52, 156-233.”) 55. Mikes L;, Zídková L., Kasný M., Dvorák M., Horák P. (2005). In vitro stimulation of penetration gland emptying by Trichobilharzia szidati and T. regenti (Schistosomatidae) cercariae. Quantitative collection and partial characterization of the products. Parasitology Research 96, 230241. 56. Müller V., Kimmig P., Frank W. (1993). Die wirkung von praziquantel auf Trichobilharzia (Digenea, Schistosomatidae), einen verursacher von badedermatitis beim menschen. Applied Parasitology 64, 187-201. 57. Naples J.M., Shiff C., Halden R.U. (2005). Reduction of infectivity of schistosome cercariae by application of cercaricidal oil to water. Journal of Tropical Medicine and Hygiene 73 (5), 956-961. 58. Neuhaus W. (1952a). Biologie und entwicklung von Trichobilharzia szidati n. sp. (Trematoda, Schistosomatidae), einem erreger von dermatitis beim menschen. Zeitschrift für Parasitenkunde 15, 203-266. 59. Nevhutalu P.A., Salafsky B., Haas W., Conway T. (1993). Schistosoma mansoni and Trichobilharzia ocellata: comparison of secreted cercarial eicosanoids. Journal of Parasitology 79, 130-133. 60. Nuñez P.E., de Jong-Brink M. (1997). The suppressive excretory-secretory product of Trichobilharzia ocellata: a possible factor for determining compatibility in parasite-host interactions. Parasitology 115, 193-203. 61. Olivier L. (1953). Observations on the migrations of avian schistosomes in mammals previously unexposed to cercariae. Journal of Parasitology 39, 237-243. (“Vermeld in: Haas W., Pietsch U. (1991). Migration of Trichobilharzia ocellata schistosomula in the duck and in the abnormal murine host. Parasitology Research 77, 642-644.”) 62. Pence D.B., Rhodes M.J. (1982). Trichobilharzia physellae (Digenea: Schistomatidae) from endemic waterfowl on the High Plains of Texas. Journal of Wildlife Diseases 18, 69-74. 63. Perret S., Whitfield P.J. (1996). Currently available molluscicides. Parasitology Today 12, 156159. 64. Ramaswamy K., He Y., Salafsky B., Shibuya T. (2003). Topical application of DEET for schistosomiasis. Trends in Parasitology 19, 551-555. 65. Rudolfová J., Hampl V., Bayssade-Dufour C., Lockeyer A.E. Littlewood D.T.J., Horák P. (2005). Validity reassessment of Trichobilharzia species using Lymnaea stagnalis as the intermediate host. Parasitology Research 95, 79-89. 29 66. Schets F.M., Lodder W.J.., de Roda Husman A.M. (2009) Onderzoek van slakken en recreatiewater vullen elkaar aan bij problemen met zwemmersjeuk. Infectieziekten Bulletin 20 (1), 20-25. 67. Sindermann C.J. (1960). Ecological studies of marine dermatitis-producing schistosome larvae in northern New England. Ecology 41, 678-683. 68. Skírnisson K., Aldhoun J.A., Kolárová L. (2009). A review on swimmer’s itch and the occurence of bird schistosomes in Iceland. Journal of Helminthology 83, 165-171. 69. Sluiters J.F., Brussaard-Wust C.M., Meuleman E.A. (1980). The relationship between miracidial dose, production of cercariae, and reproductive activity of the host in the combination Trichobilharzia ocellata and Lymnaea stagnalis. Zeitschrift für Parasitenkunde 63, 13-26. 70. Sluiters J.F. (2004). Zwemmersjeuk en de mogelijkheid tot preventie. Infectieziekten Bulletin 15 (05), 184-189. 71. Smit A.B., de Jong-Brink M., Li K.W., Sassen M.M.J., Spijker S., van Elk R., Buijs S., van Minnen J., van Kesteren R.E. (2004). Granularin, a novel molluscan opsonin comprising a single vWF type C domain is up-regulated during parasitation. FASEB Journal Express 18, 845-847. 72. Tielens A.G.M., Horemans A.M.C., Dunnewijk R. van der Meer P., van de Bergh S.G. (1992). The facultative anaerobic energy metabolism of Schistosoma mansoni sporocysts. Molecular and Biochemical Parasitology 56, 49-58. 73. van de Roemer A., Haas W. (1984). Fine structure of a lens-covered photoreceptor in the cercaria of Trichobilharzia ocellata. Zeitschrift für Parasitenkunde 70, 391-394. 74. van der Knaap W.P.W., Loker E.S. (1990). Immune-mechanisms in trematode snail interactions. Parasitology Today 6, 175-182. 75. Van Donk E., Collé C. (1988). Cercariën-dermatitis, een mogelijke complicatie bij toepassing van actief biologisch beheer in zwemwateren. H2O 21, 696-699. 76. Verbrugge L.M., Rainey J.J., Reimink R.L., Blankespoor H.D. (2004). Prospective study of swimmer’s itch incidence and severity. Journal of Parasitology 90 (4), 697-704. 77. Wood L.M., Bacha W.J. Jr. (1983). Distribution of eggs and the host response in chickens infected with Austrobilharzia variglandis (Trematoda). Journal of Parasitology 69 (4), 682-688. 78. Wulff C., Haeberlein S., Haas W. (2007). Cream formulations protecting against cercarial dermatitis by Trichobilharzia. Parasitology Research 101, 91-97. 30 UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar 2010 – 2011 VERSLAG VAN DE DIERENARTSENSTAGE door Karolien BERGEN Stageverslag in het kader van de masterproef De auteur geeft de toelating deze studie als geheel voor consultatie beschikbaar te stellen voor persoonlijk gebruik. Elk ander gebruik valt onder de beperkingen van het auteursrecht, in het bijzonder met betrekking tot de verplichting de bron uitdrukkelijk te vermelden bij het aanhalen van gegevens uit deze studie. Het auteursrecht beperkt zich tot de wijze waarop de auteur de problematiek van het onderwerp heeft benaderd en neergeschreven. De auteur respecteert daarbij het oorspronkelijke auteursrecht van de individueel geciteerde studies en eventueel bijhorende documentatie, zoals tabellen en figuren. De auteur is niet verantwoordelijk voor de behandelingen en eventuele doseringen die in deze studie geciteerd en beschreven zijn. INHOUDSOPGAVE 1. Stage gezelschapsdieren................................................................................................... p.1 1.1. Logboek stage gezelschapsdieren............................................................................ p.1 1.2. Casuïstiek gezelschapsdieren................................................................................... p.8 1.3. Analyse van structuur en management praktijk gezelschapsdieren......................... p.13 2. Stage grote huisdieren....................................................................................................... p.14 2.1. Logboek stage grote huisdieren................................................................................ p.14 2.2. Casuïstiek grote huisdieren....................................................................................... p.17 2.3. Analyse van structuur en management praktijk grote huisdieren..............................p.20 3. Algemene reflectie.............................................................................................................. p.21 1. STAGE GEZELSCHAPSDIEREN 1.1. LOGBOEK STAGE GEZELSCHAPSDIEREN Datum Uur Aard consultatie / huis- / bedrijfsbezoek Opmerkingen 30/08/2010 08u30 Sterilisatie hond Operatie 30/08/2010 09u30 Kittens met diarree Behandeling diarree + hospitalisatie 30/08/2010 10u00 Hond vaccinatie Vaccinatie tegen hondenziekte, parvovirus, leptospirose en hepatitis 30/08/2010 10u15 Hond vaccinatie Vaccinatie tegen hondenziekte, parvovirus, leptospirose en hepatitis 30/08/2010 30/08/2010 10u30 11u30 Hond die slecht eet en ziet + zwalpende Behandeling zwelling hoofd achterpoten + RX hals en wervelkolom Kat met diarree en slecht eten Hospitalisatie + behandeling diarree + bloedafname 30/08/2010 12u00 Kat met abces onder oor Geen 30/08/2010 13u30 Afhalen hondenvoer Geen 30/08/2010 13u45 Hond met bijtwonde aan poot Geen 30/08/2010 14u15 Fret met diarree Behandeling diarree + ontwormen + vaccinatie 30/08/2010 14u45 Hond met indigestie Geen 30/08/2010 15u15 Hond met otitis Geen Datum Uur Aard consultatie / huis- / bedrijfsbezoek Opmerkingen 30/08/2010 16u00 Hond met dermatitis Geen 30/08/2010 16u45 Konijn met bloedende nagel Geen 30/08/2010 17u15 Kat met wonde t.h.v. achterhand Behandeling anaalklierabces 30/08/2010 17u45 Afhalen hondenvoer Geen 30/08/2010 18u00 Hond met conjunctivitis Behandeling conjunctivitis + vaccinatie tegen hondenziekte, parvovirus, leptospirose en hepatitis 30/08/2010 18u30 Konijn met doodgeboren jongen Geen 31/08/2010 08u30 Sterilisatie Kat Operatie 31/08/2010 09u30 Castratie hond Operatie 31/08/2010 10u00 Kittens met diarree en niezen Behandeling + hospitalisatie 31/08/2010 10u30 Hond met melkliertumor Operatie 31/08/2010 11u30 Kat die niet eet Behandeling + hospitalisatie 31/08/2010 13u00 Afhalen hondenvoer Geen 2 Datum Uur Aard consultatie / huis- / bedrijfsbezoek Opmerkingen 31/08/2010 13u15 Kat met diarree en veel drinken Behandeling diarree + bloedafname 31/08/2010 14u00 Afhalen kat Geen 31/08/2010 14u15 Hond aangereden Behandeling pootwonde 31/08/2010 15u00 Hond met dermatitis Geen 31/08/2010 15u30 Hond vaccinatie Vaccinatie tegen hondenziekte, parvovirus, leptospirose en hepatitis + behandeling tegen teken 31/08/2010 16u00 Afhalen hond Geen 31/08/2010 16u15 Afhalen hond Geen 31/08/2010 16u30 Vaccinatie 4 katten Vaccinatie tegen virale rhinotracheïtis, panleukopenie, leukemie en calicivirus 31/08/2010 17u30 Gezondheidscontrole kitten Gezondheidscontrole + vaccinatie tegen virale rhinotracheïtis, panleukopenie, leukemie en calicivirus 01/09/2010 08u30 Hond met navelbreuk en castratie Operatie 01/09/2010 09u30 Niezende kat Geen 01/09/2010 10u00 Hond met haarverlies Behandeling haarverlies + ontwormen + behandeling tegen vlooien 3 Datum Uur Aard consultatie / huis- / bedrijfsbezoek Opmerkingen 01/09/2010 10u30 Castratie hond Operatie 01/09/2010 11u30 Hond vaccinatie Vaccinatie tegen hondenziekte, parvovirus, leptospirose en hepatitis 01/09/2010 14u00 2 Honden vaccinatie Vaccinatie tegen hondenziekte, parvovirus, leptospirose en hepatitis 01/09/2010 14u30 Kat vaccinatie Vaccinatie tegen virale rhinotracheïtis, panleukopenie, leukemie en calicivirus 01/09/2010 15u00 Hond vaccinatie Vaccinatie tegen hondenziekte, parvovirus, leptospirose en hepatitis + ontwormen 01/09/2010 15u30 Kat met keelpijn Geen 01/09/2010 16u00 2 katten testen op FIV en FELV Testen + vaccinatie rabiës 01/09/2010 17u00 Kat vaccinatie Vaccinatie tegen virale rhinotracheïtis, panleukopenie, leukemie en calicivirus 01/09/2010 17u30 Hond en kat vaccinatie Vaccinatie hond tegen hondenziekte, parvovirus, leptospirose en hepatitis; Vaccinatie kat tegen virale rhinotracheïtis, panleukopenie, leukemie en calicivirus 01/09/2010 18u00 Gezondheidscontrole hond Geen 01/09/2010 18u30 Kittens met diarree Geen 4 Datum Uur Aard consultatie / huis- / bedrijfsbezoek Opmerkingen 01/09/2010 19u00 Hond die haren uittrekt Behandeling haaruitval + behandeling tegen vlooien + ontwormen 02/09/2010 08u30 Castratie kat Operatie 02/09/2010 09u00 Hond huid-en bloedonderzoek Onderzoek van lever-, nieren schildklierfunctie 02/09/2010 10u00 Sterilisatie hond Operatie 02/09/2010 11u00 4 Honden die rattenvergif hebben gegeten Geen 02/09/2010 12u00 Fret bloedname Geen 02/09/2010 14u00 Kat met diarree Geen 02/09/2010 14u30 Hond met haaruitval Behandeling haaruitval + ontwormen + behandeling tegen vlooien 02/09/2010 15u00 Hond die mankt Geen 02/09/2010 15u15 Hond vaccinatie Vaccinatie tegen hondenziekte, parvovirus, leptospirose en hepatitis 02/09/2010 15u30 Hond vaccinatie Vaccinatie tegen hondenziekte, parvovirus, leptospirose en hepatitis 02/09/2010 16u00 Kat bloedname Geen 5 Datum Uur Aard consultatie / huis- / bedrijfsbezoek Opmerkingen 02/09/2010 16u15 Kat met diarree Geen 02/09/2010 16u30 Hond die hoest Geen 02/09/2010 17u00 Hond nagels knippen en anaalklieren Geen ledigen 02/09/2010 17u30 Kat vaccinatie Vaccinatie tegen virale rhinotracheïtis, panleukopenie, leukemie en calicivirus 02/09/2010 17u45 Hond vaccinatie Vaccinatie tegen hondenziekte, parvovirus, leptospirose en hepatitis 02/09/2010 18u00 Hond met huidwonde Behandeling wonde + vaccinatie 02/09/2010 18u30 Hond met wonde Behandeling wonde + ledigen anaalklieren 02/09/2010 19u00 Kat vaccinatie Vaccinatie tegen virale rhinotracheïtis, panleukopenie, leukemie en calicivirus 03/092010 08u30 Hond sterilisatie Operatie 03/092010 10u00 7 Ratten castratie Operatie 03/092010 14u00 Hond bijtwonde Geen 03/092010 14u30 Kat vaccinatie Vaccinatie tegen virale rhinotracheïtis, panleukopenie, leukemie en calicivirus 6 Datum Uur Aard consultatie / huis- / bedrijfsbezoek Opmerkingen 03/092010 15u00 Hond vaccinatie Vaccinatie tegen hondenziekte, parvovirus, leptospirose en hepatitis + ontwormen 03/092010 15u30 2 Ratten met gezwel Geen 03/092010 16u00 Kat ontwormen Ontwormen + Vaccinatie tegen virale rhinotracheïtis, panleukopenie, leukemie en calicivirus 03/092010 16u30 Hond auto ongeval Behandeling pootwonde 03/092010 17u00 Hond perianaalklierontsteking Geen 03/092010 17u30 Kat vaccinatie Vaccinatie tegen virale rhinotracheïtis, panleukopenie, leukemie en calicivirus 03/092010 18u00 Konijn diarree Geen 03/092010 18u30 Hond vaccinatie + hoesten Vaccinatie tegen hondenziekte, parvovirus, leptospirose en hepatitis + RX voor tracheacolaps 03/092010 19u00 Kat vaccinatie Vaccinatie tegen virale rhinotracheïtis, panleukopenie, leukemie en calicivirus 7 1.2. CASUÏSTIEK GEZELSCHAPSDIEREN Otitis externa bij de hond Signalement Maltezer Luna; vrouwelijk intact en 9 jaar oud. Anamnese De hond krabt aan zijn linker oor en jankt wanneer de eigenaar naar het oor wil kijken. Bijkomende vragen: • Hoe lang vertoont de hond deze symptomen? Het dier vertoont de symptomen reeds 4 dagen. • Heeft u nog andere abnormale gedragingen of afwijkingen opgemerkt zoals schudden met de kop, scheef houden van de kop,… ? Wanneer de eigenaar het oor van de hond aanraakt, schudt deze nadien heftig met zijn kop. Het dier houdt de kop niet schuin. • Heeft de hond al eerder last gehad van een oorontsteking? Het is de eerste keer dat deze hond last heeft van een oorontsteking. • Vertoont de hond huidafwijkingen? Heeft de hond last van allergieën? Het dier vertoont geen huidaandoeningen of allergieën. • Werd de hond al behandeld? Heeft u het oor al proper gemaakt? Er werd nog geen behandeling ingesteld. Klinisch onderzoek Algemeen onderzoek: • Temperatuur: 38,5 °C • Pols: 80 / minuut • Ademhaling: 20 / minuut • Capillaire vullingstijd: < 2 seconden • Mucosae: normaal • Voedingstoestand: goed 8 Klinisch onderzoek van de oren: Beide oren werden onderzocht met behulp van een otoscoop. Het rechter oor vertoonde geen afwijkingen. Het linker oor was matig gezwollen en had een rode binnenzijde. Er was een uitvloei aanwezig bestaande uit bruinzwart verkleurde oorsmeer. Het oor had een stinkende geur. Met behulp van de otoscoop kon men vaststellen dat het trommelvlies intact was. Probleemlijst • Krabben aan het linker oor • Janken bij aanraking van het linker oor • Schudden van de kop na aanraking van het linker oor • Matige zwelling van het linker oor • Rode verkleuring van het epitheel van het linkeroor • Bruinzwarte uitvloei ter hoogte van het linker oor • Stinkende geur van het linker oor Differentiaal diagnose 1. Otitis externa Bij oorontstekingen bij de hond betreft het meestal otitis externa. Otitis externa is een ontsteking van de uitwendige gehoorgang. Verschillende bacteriën en fungi kunnen een rol spelen bij het ontstaan van otitis externa. Deze agentia zijn echter meestal secundair aan andere aandoeningen. Een overzicht van de predisponerende factoren, infectieuze en niet infectieuze agentia die een rol spelen bij otitis externa bij de hond vindt u in onderstaande tabel. 9 Primaire niet infectieuze oorzaken Primaire parasitaire aandoeningen - Ectoparasieten • Oormijt (Otodectes cynotis) • Oorteek (Otobius canis, soms Demodex) - Afwijkende keratinisatie van smeer- en talgklieren door bijvoorbeeld endocriene stoornissen • Hypothyroïdie • Hyperadrenocorticisme - Immuun-gemedieerde aandoeningen • Atopische dermatitis • Voedselallergie • Auto-immuunziekten zoals pemphigus foliaceus • Vreemd voorwerp zoals aren Secundaire pathogenen - Staphylococcus pseudointermedius Predisponerende factoren - Oorconformatie - Malassezia pachydermatis • Hangoren - Pseudomonas aeruginosa • Sterke haargroei in oorkanaal - Proteus spp. - Vochtig blijvend oorkanaal - (Escherichia coli)° - Immunodeficiëntie - (Streptococcus spp.)° - Metabole afwijkingen - (Enterococcus spp.)° - Iatrogeen - (Corynebacterium spp.)° • Katoenstaafjes - {Aspergillus spp.}°° • Irriterende producten - {Candida spp.}°° - Obstructie van het oorkanaal • Poliepen • Neoplasieën ( )° Verdwijnt meestal als andere kiemen onder controle zijn (Uit Pasmans, 2009) { }°° Zeldzaam 10 2. Otitis media Bij otitis media is er sprake van een ontsteking van het middenoor. Otits media kan op 3 verschillende manieren ontstaan. • Otitis externa Otitis media kan ontstaan uit een otitis externa bijvoorbeeld bij perforatie van het trommelvlies. • Tuba auditiva Otitis media kan echter ook veroorzaakt worden door een opklimmende infectie uit de keel die het middenoor bereikt via de tuba auditiva. • Hematogeen Bij jonge honden kan otitis media soms ontstaan als gevolg van een hematogene infecte met bijvoorbeeld Streptococcus canis. Dezelfde bacteriën en fungi die kunnen leiden tot otitis externa kunnen een rol spelen in het ontstaan van otitis media. Dieren die lijden aan een otitis media houden vrijwel steeds de kop schuin. Diagnose Het klinisch onderzoek van het linker oor toonde aan dat de letsels zich beperken tot de uitwendige gehoorgang. Er kon geen vreemd voorwerp in de gehoorgang worden aangetoond. Het trommelvlies was intact en het dier hield de kop niet schuin. Deze bevindingen doen ons besluiten tot de diagnose van otitis externa. Aangezien de hond deze symptomen pas sinds 4 dagen vertoont en het oor rood en pijnlijk is, gaat het om een acute ontsteking. Bij een chronische oorontsteking ziet men een sterke verdikking van de huid en kan het haar van de oorschelp verdwenen zijn. Behandeling Vooraleer een behandeling wordt ingesteld moet worden nagegaan of het trommelvlies intact is. Wanneer het trommelvlies niet intact is kan de medicatie in het middenoor terecht komen en leiden tot het ontstaan van neurologische symptomen. De behandeling van otits externa bestaat uit een lokale therapie. Het oor moet eerst gereinigd worden met een milde antiseptische oplossing. Hiervoor maakte men gebruik van het product Oto-aid®. Het product werd rechtstreeks in de gehoorgang gespoten waarna het oor gemasseerd werd. Hierdoor kwam de bruinzwarte oorsmeer geleidelijk los en kon het vuile exsudaat gedeeltelijk verwijderd worden. Het is belangrijk om de oren te reinigen vooraleer er zalf wordt aangebracht aangezien het exsudaat anders het epitheel afschermt van de zalf waardoor de zalf zijn werking niet goed kan uitvoeren. Nadat het oor gereinigd was werd er behandeld met het product Aurizon®. Dit is een commercieel preparaat dat de volgende samenstelling bezit: marbofloxacine (breed spectrum antibioticum), clotrimazol (breed spectrum antimycoticum, in het bijzonder werkzaam tegen 11 Malassezia pachydermatis) en dexamethasonacetaat (ontstekings- en jeukremmende werking). Het product moet gedurende 7 dagen worden toegediend aan een dosis van 10 druppels één keer per ® dag. Tot slot werd de hond behandeld met Frontline . Dit preparaat bevat als actieve bestanddeel fipronil en heeft een anti-parasitaire werking. Resultaat Na een therapie van 7 dagen was deze hond genezen. Indien de behandeling niet succesvol zou geweest zijn, kan men een swab uit het horizontaal oorkanaal nemen voor mycologisch en bacteriologisch onderzoek. De diagnose van Malassezia pachydermatis kan gesteld worden door middel van een gram- of snelle bloedkleuring. Men vindt op het uitstrijkje talrijke flesvormige gistcellen terug. Wanneer men bij bacteriologisch onderzoek een bacterie isoleert is het belangrijk om een antibiogram aan te leggen aangezien er veel antibioticumresistentie voorkomt. Dit is zeker het geval bij Staphylococcus pseudointermedius, Proteus spp. en Pseudomonas aeruginosa. Wanneer een hond veelvuldig leidt aan otitis externa kan geprobeerd worden om dit te verminderen door het preventief gebruik van de oorreiniger 2 tot 3 keer per week. Soms kan echter een operatief ingrijpen noodzakelijk zijn. Referenties Pasmans F. (2009). Bacteriële en mycotische ziekten bij de hond en kat. Cursus Faculteit Diergeneeskunde, Gent, p. 41-42. 12 1.3. ANALYSE VAN STRUCTUUR EN MANAGEMENT PRAKTIJK GEZELSCHAPSDIEREN Het betreft een groepspraktijk bestaande uit drie dierenartsen. De praktijk werd verschillende jaren geleden opgestart door de vader van de huidige eigenaar. Het betrof toen een eenmanspraktijk die voornamelijk gericht was op grote huisdieren (voornamelijk runderen). Later begon de praktijk zich meer en meer te specialiseren in gezelschapsdieren. Toen de praktijk werd overgenomen door de huidige eigenaar werd er volledig overgeschakeld op gezelschapsdieren. Enkele jaren later werd er een nieuwe dierenkliniek gebouwd en kwamen er twee dierenartsen bij. Momenteel werken er dus drie dierenartsen full time in de praktijk. Er wordt ook samengewerkt met een orthopedist en een dermatoloog. Deze samenwerking verloopt voornamelijk via het internet en de telefoon maar één keer om de drie weken komen de dermatoloog en de orthopedist naar de praktijk om spreekuur te houden. De orthopedist en dermatoloog voeren hun behandelingen en chirurgische ingrepen ter plaatse uit in de praktijk. Regelmatig begeleidt de praktijk stages van studenten dierenartsassistent en dierenzorg. Er zijn ook verschillende studenten diergeneeskunde die regelmatig de consultaties bijwonen. De praktijk maakt voor zijn administratie gebruik van het software programma ManitaVet. Met dit programma kan men gemakkelijk de informatie (anamnese, onderzoek, diagnose, behandeling, chirurgische ingrepen, medicatie,…) van alle consultaties van een bepaalde patiënt opzoeken. Hierdoor kunnen de verschillende dierenartsen overzichtelijk werken en kennen ze op elk moment de medische achtergrond van een bepaalde patiënt. Met dit programma kan men eveneens facturen opstellen van de consultaties alsook van de losse verkoop van voeding en medicatie. Ook rappelbrieven voor vaccinatie worden automatisch afgeprint door het programma. Consultaties in de praktijk gebeuren enkel volgens afspraak. Klanten kunnen telefonisch een afspraak maken of via de website van de praktijk. Aangezien in de praktijk constant twee dierenartsen aanwezig zijn wordt er om het kwartier een consultatie gepland. Hierdoor heeft elke dierenarts voor iedere patiënt gemiddeld een half uur tijd. Op afspraak worden er ook huisbezoeken uitgevoerd. Een gemiddelde werkweek in deze praktijk bedraagt ongeveer 60 uur. De praktijk is iedere werkdag open van 8u30 tot 19u en op zaterdag van 9u00 tot 12u. De operaties worden steeds ’s morgens uitgevoerd zodanig dat men het dier gedurende het verloop van de dag kan opvolgen. Met uitzondering van zaterdag zijn steeds minstens twee dierenartsen in de praktijk aanwezig. Een sterk punt van de praktijk is het feit dat één van de dierenartsen zich gespecialiseerd heeft in knaagdieren en exoten. Deze dierenarts is van Waalse origine waardoor de tweetaligheid van deze praktijk gewaarborgd is. Dit is een groot pluspunt aangezien de praktijk vrij dicht tegen de taalgrens gelokaliseerd is. De praktijk maakt samen met een aantal andere dierenartsen deel uit van een wachtdienst tijdens het weekend. Hierdoor worden klanten gedurende de volledige week verder geholpen. Er zijn weinig zwakke punten in deze praktijk. De praktijk heeft het wel zeer druk waardoor de dierenartsen zeer hard en lang moeten werken. 13 2. STAGE GROTE HUISDIEREN 2.1. LOGBOEK STAGE GROTE HUISDIEREN Datum Uur Aard consultatie / huis- / bedrijfsbezoek Opmerkingen 26/07/2010 08u00 Verlossing rund Keizersnede 26/07/2010 09u30 Schaap met longontsteking Geen 26/07/2010 10u30 Rund met post partum bloeding Behandeling post partum bloeding + bloedtransfusie 26/07/2010 14u00 Pony met koliek Geen 26/07/2010 15u30 2 runderen met ooginfectie Moraxella bovis infectie (ziekte van Houw) 26/07/2010 17u00 Afleveren medicatie Geen 26/07/2010 18u00 Rund met mastitis Geen 27/07/2010 08u00 Rund met schurft Geen 27/07/2010 10u00 Afhalen nageboorte rund Geen 27/07/2010 10u30 Kalf met diarree Geen 27/07/2010 13u00 Verlossing rund Keizersnede 27/07/2010 14u30 Rund met pootwonde Geen 14 Datum Uur Aard consultatie / huis- / bedrijfsbezoek Opmerkingen 27/07/2010 16u00 Verlossing rund Keizersnede 27/07/2010 17u45 Afleveren medicatie Geen 27/07/2010 18u15 Rund post partum endometrium prolaps Behandeling endometrium prolaps + plaatsing Bühner hechting 28/07/2010 08u00 Mankende stier Sedatie + klauwverzorging 28/07/2010 10u30 Onthoornen rund Geen 28/07/2010 13u00 Drachtigheidsdiagnose 16 runderen Geen 28/07/2010 16u00 Verlossing rund Natuurlijke geboorte 28/07/2010 17u00 Paard met hoefbevangenheid Geen 28/07/2010 18u30 Afleveren medicatie Geen 29/07/2010 08u00 Afleveren medicatie Afleveren medicatie + behandeling hond met vlooien 29/07/2010 08u30 Afleveren medicatie Geen 29/07/2010 09u00 Drachtigheidsdiagnose 25 runderen Geen 15 Datum Uur Aard consultatie / huis- / bedrijfsbezoek Opmerkingen 29/07/2010 13u00 Rund met endometritis Geen 29/07/2010 14u30 Klauwverzorging 2 runderen Klauwverzorging + behandeling dermatitis interdigitalis (stinkpoot) 29/07/2010 17u00 Verlossing rund Keizersnede 29/07/2010 18u30 Kalf met diaree Geen 16 2.2. CASUÏSTIEK GROTE HUISDIEREN Psoroptes schurft bij het rund Signalement Rund; vrouwelijk; Belgisch Wit Blauw vleesras; 2,5 jaar oud en 1 keer afgekalfd. Anamnese Het rund vertoont korstige huidletsels ter hoogte van de rug en staartbasis. Het dier is onrustig en schuurt de huid tot bloedens toe. Het dier liep samen met een ander rund gedurende een maand op de weide. Het andere rund vertoont ook een paar schurftletsels maar deze zijn veel minder uitgebreid. De dieren werden nog niet behandeld. Klinisch onderzoek • Temperatuur: 38,6 °C • Pols: 76 / minuut • Ademhaling: 30 / minuut • Capillaire vullingstijd: < 2 seconden • Voedingstoestand: goed Bij het klinisch onderzoek werden korstige huidletsels waargenomen ter hoogte van de schoftstreek en aan de staartbasis. Het dier was zeer onrustig en probeerde de huid voortdurend te likken en schuren. Probleemlijst • Korstige tot bloedende huidletsels ter hoogte van de rug en staartbasis • Onrust • Schuren van de huid 17 Differentiaal diagnose Schurft bij runderen kan worden veroorzaakt door 3 verschillende schurftmijten (Vercruysse, 2002). • Scarcoptes schurft Scarcoptes schurft wordt veroorzaakt door de “graafmijt” Scarcoptes scabiei. De letsels worden vooral veroorzaakt door de vrouwelijke mijten die in de opperhuid graven. De mijten hebben een voorkeur voor de dunbehaarde delen van het lichaam. We zien de letsels dan ook voornamelijk ter hoogte van kop en hals. Er ontstaat korstvorming en plooivorming van de huid. Als reactie op de secretiestoffen van de mijten in de graafgangen ontstaat er een sensibilisatie die gepaard gaat met zeer hevige jeuk. Scarcoptes schurft bij herkauwers is in België zeer zeldzaam geworden. • Chorioptes schurft Chorioptes schurft wordt bij runderen veroorzaakt door de mijt Chorioptes bovis. Chorioptes schurft komt zeer regelmatig voor maar is veel minder pathogeen dan Scarcoptes schurft en Psoroptes schurft. De letsels komen voornamelijk voor ter hoogte van de staartwortel, anaalstreek en achterpoten van het rund. De mijt leeft aan de huidoppervlakte waar ze zich voedt met huidschilfers. Als er jeuk voorkomt, is deze weinig opvallend. Men noemt deze vorm van schurft ook goedaardige schurft of pootschurft. • Psoroptes schurft Psoroptes bovis is de belangrijkste en meest voorkomende schurftmijt bij runderen. Psoroptes schurft vormt vooral een probleem bij runderen van het Belgisch Wit Blauw vleesras. Bij melkvee is de infectie meestal zelflimiterend. De mijten leven op de huid en hebben stekende monddelen waarmee ze lymfe opzuigen. Psoroptes mijten induceren een ontstekingsproces wat gepaard gaat met sterke jeuk. Letsels worden voornamelijk gezien ter hoogte van de dikbehaarde delen van het lichaam, van de schoft tot aan de staartbasis. Door de hevige jeuk gaan de dieren zich likken en schuren waardoor de huid sterk geïrriteerd raakt en secundaire infecties mogelijk zijn. Psoroptes schurft wordt ook vochtige schurft genoemd. Diagnose Uit het klinisch onderzoek bleek dat de schurftletsels zich voornamelijk ter hoogte van de schoftstreek, rug en staartbasis bevonden. De dieren vertoonden schuurletsels aan de staartbasis als gevolg van de intense jeuk. Op basis van deze klinische letsels besluiten we tot de diagnose van Psoroptes schurft. Het is steeds aan te raden om de klinische diagnose te bevestigen door een laboratoriumonderzoek (Vercruysse, 2008). Men neemt hiervoor een afkrabsel ter hoogte van de letsels. Het huidafkrabsel wordt bij voorkeur genomen aan de periferie van de letsels en voldoende diep. De korsten kunnen onmiddellijk of na KOH (4 à 10%) digestie onder de microscoop bekeken worden. De identificatie van 18 de mijten gebeurt op basis van de uitwendige morfologie. Scarcoptes mijten hebben een rond lichaam met korte pootjes en lange ambulacri. Chorioptes mijten hebben een ovaal lichaam, stompe monddelen en lange poten met een kort en niet geleed ambulacrum. Psoroptes mijten hebben een ovaal lichaam, spitse monddelen en lange poten met een lang en geleed ambulacrum. In dit geval werd de diagnose enkel gesteld op basis van het klinisch onderzoek. Er werd geen huidafkrabsel onderzocht aangezien de dierenarts geen microscoop ter beschikking had op de boerderij en de letsels duidelijk wezen op Psoroptes schurft. Behandeling Het beste resultaat wordt verkregen door herhaalde behandelingen met macrocyclische lactones. Er zijn verschillende geneesmiddelen beschikbaar op basis van ivermectine, doramectine, eprinomectine, moxidectine, amitraz of flumethrin die als pour-on of subcutaan worden toegediend. Bij de pour-on geneesmiddelen kan de opgenomen dosis meer variëren dan bij de injecteerbare geneesmiddelen. Dit rund werd subcutaan behandeld met Dectomax® (doramectine; 0,2 mg/kg). De korsten werden verwijderd en de haren werden weggeschoren van de schoftstreek tot aan de staartbasis. Het volledige dier werd behandeld met een 0,025% Taktic® oplossing (amitraz) met behulp van een sproeier. Er werden 2 behandelingen uitgevoerd met een interval van 10 dagen. Deze tweede behandeling is noodzakelijk om ook de mijten te doden die de eerste behandeling als eitje overleefd hebben. Aangezien vochtige stallen en een slecht dieet predisponerende factoren zijn voor het ontstaan van schurft is het belangrijk om de dieren droog te houden en een uitgebalanceerd rantsoen te voorzien. Resultaat Na ongeveer drie weken waren de huidletsels voldoende genezen zodat het rund weer op de weide kon geplaatst worden. Referenties Vercruysse J. (2002). Algemene parasitologie. Cursus Faculteit Diergeneeskunde, Gent, Deel 5 Arthropoden, p. 19-22. Vercruysse J. (2008). Parasitaire ziekten bij huisdieren. Cursus Faculteit Diergeneeskunde, Gent, Deel 2 Rund, p. 126-134. 19 2.3. ANALYSE VAN STRUCTUUR EN MANAGEMENT PRAKTIJK GROTE HUISDIEREN Deze praktijk werd opgestart als een eenmanspraktijk. Gedurende de daaropvolgende jaren nam het klantenbestand sterk toe waardoor een tweede dierenarts werd aangenomen. De praktijk werd omgevormd van een eenmanszaak naar een BVBA. Een viertal jaar later vervoegde nog een derde dierenarts de praktijk om de verhoogde werkdruk op te vangen. Momenteel betreft het dus een groepspraktijk bestaande uit drie dierenartsen. De praktijk richt zich voornamelijk op runderen. Op kleinere schaal wordt er ook met paarden en kleine herkauwers gewerkt. Eén van de dierenartsen is hierin immers gespecialiseerd. Een andere dierenarts houdt zich naast runderen ook bezig met de geneeskunde van gezelschapsdieren. Dit gebeurt echter wel op kleinere schaal dan de geneeskunde van grote huisdieren. Er wordt enkel gewerkt op afspraak. Klanten kunnen enkel telefonisch een afspraak maken. De praktijk beschikt niet over een website. Tijdens weekdagen zijn er steeds twee dierenartsen aan het werk. Tijdens het weekend is er slechts één dierenarts aan het werk en één dierenarts is steeds van wacht. Deze dierenarts kan op ieder moment opgeroepen worden wanneer de werkdruk te hoog is voor de andere dierenarts. De werkplanning wordt voornamelijk telefonisch geregeld. Klanten bellen naar het centrale nummer van de praktijk dat automatisch wordt doorgeschakeld naar de dierenartsen van dienst op dat ogenblik. In de mate van het mogelijke wordt er een dan afspraak gemaakt met de klant. Er wordt echter steeds voorrang gegeven aan dringende consultaties zoals bijvoorbeeld een verlossing. Hierdoor kunnen vooraf gemaakte afspraken niet steeds op het afgesproken uur nagekomen worden. Er wordt bij afspraken dus eerder gewerkt met een richtuur dan met een exact tijdstip. De praktijk maakt gebruik van het software programma Plexus voor het beheren van de administratie. In dit programma kunnen de drie verschillende dierenartsen vanop hun eigen computer de gegevens van de verschillende consultaties invoeren. Ze kunnen ook op ieder moment alle informatie over vroegere consultaties raadplegen. Hierdoor kan de praktijk zeer overzichtelijk werken en gaat er geen informatie verloren. Het programma wordt ook gebruikt voor het opstellen van de facturen. Dit staat onder de verantwoordelijkheid van de dierenarts die de praktijk heeft opgestart. Een gemiddelde werkweek in deze praktijk bedraagt ongeveer 80 uur. Een groot deel van deze tijd bestaat uit nachtwerk. De praktijk is dag en nacht bereikbaar wat een groot pluspunt is. Hierdoor moeten de dierenartsen echter zeer lang en hard werken. Ondanks het feit dat er met drie gewerkt wordt in deze praktijk blijft de werkdruk zeer hoog. De dierenartsen zijn ook vaak urenlang op de baan vooraleer ze een klant bereiken. Dit maakt het werk extra zwaar. Zeker tijdens het kalfseizoen zijn de hoge werkdruk en het vele nachtwerk zeer zwaar. 20 3. ALGEMENE REFLECTIE Dankzij beide stages verkreeg ik een realistisch beeld van hoe een dierenartsenpraktijk dagdagelijks werkt. In tegenstelling tot de kliniek wordt er hier voornamelijk eerste lijns diergeneeskunde toegepast. Wanneer men niet over de nodige praktische middelen of kennis beschikt om de patiënt verder te helpen wordt deze doorverwezen. Ik heb er voor gekozen om beide stages in een groepspraktijk te lopen. In beide praktijken was er een hoge werkdruk aanwezig waardoor het noodzakelijk is om met meerdere dierenartsen samen te werken. Door onder de vorm van een groepspraktijk te werken kan de werkdruk enigszins verminderd worden waardoor de dierenartsen nog een beetje vrije tijd overhouden. In beide praktijken waren zowel jonge als meer ervaren dierenartsen aan het werk. Hierdoor werden de jonge dierenartsen goed begeleid en konden ze steeds terecht bij een meer ervaren dierenarts wanneer een tweede mening noodzakelijk was. Een groepspraktijk lijkt mij dan ook de ideale formule om als pas afgestudeerde dierenarts te starten. Je kan altijd terugvallen op collega’s wanneer je twijfelt aan een diagnose of behandeling. Ook financieel is een groepspraktijk voor een beginnende dierenarts interessant. Je moet immers niet alleen voor alle zware investeringen opdraaien die noodzakelijk zijn om vandaag de dag een praktijk op te starten. Deze stages waren een zeer leerrijke ervaring. Het was voor mij de eerste kans om echt mee te draaien in een praktijk. Dankzij mijn begeleiders heb ik ook echt de kans gekregen om verschillende handelingen uit te voeren en moest ik niet enkel toekijken vanop de zijlijn. Zo leerde ik medicatie toedienen zowel oraal, parenteraal, intraveneus als intramusculair. Ik mocht ook bloed afnemen, katheters plaatsen, assisteren en hechten bij chirurgische ingrepen. Ook communicatieve vaardigheden bleken minstens even belangrijk dan praktische vaardigheden. Zeker in de gezelschapsdieren praktijk kom je in contact met allerlei verschillende mensen die er dikwijls zeer verschillende meningen op na houden. Het is soms een grote uitdaging om met al deze verschillende persoonlijkheden om te gaan. In de grote huisdieren praktijk speelde het economisch belang een zeer grote rol. Dierenartsen moeten voortdurend wikken en wegen tussen de noodzakelijke behandelingen en de kostprijs ervan. Grote huisdieren dierenartsen beschikken dan ook over een heel ander cliënteel dan dierenartsen die met gezelschapsdieren werken. Tijdens mijn stage heb ik ook ervaren dat de job van dierenarts veel meer inhoud dan louter het genezen van dieren. Zeker in de dierenartsenpraktijk met gezelschapsdieren nam de verkoop van voeding een belangrijke plaats in. Ook de dieren die in hospitalisatie blijven, moeten steeds verzorgd worden. Dit gebeurt zowel tussen de consultaties, tijdens de middag als na de consultaties. Hierdoor blijft er in praktijk weinig vrije tijd voor de dierenartsen over. Het verzorgen van de dieren in hospitalisatie betreft niet enkel het toedienen van medicatie, dwangvoederen en andere diergeneeskundige vaardigheden maar ook wandelen met de dieren en het kuisen van de hokken. Ook de reiniging en sterilisatie van de chirurgische instrumenten, het klaarmaken van de operatiekamer en opruimen van de consultatieruimten neemt veel tijd in. Naast de verzorging van de dieren neemt het afleveren van medicatie zeker bij de grote huisdieren 21 praktijk een groot deel van de tijd in. De dierenarts levert deze medicatie rechtstreeks bij de boer waardoor hij vaak lang onderweg is. Ook de administratie verzwaart het werk van de dierenarts aanzienlijk. Naast de informatie van de verschillende consultaties moet hij ook nog geneesmiddelenregisters bijhouden. De opmars van de verschillende software programma’s verlichten wel sterk het werk van de dierenarts. Hierdoor kunnen de verschillende dierenartsen op een overzichtelijke manier werken zonder dat er enige informatie verloren gaat. Men kan ook op iedere moment de informatie van voorgaande consultaties van een patiënt nakijken. Ook de facturatie verloopt via deze software programma’s veel eenvoudiger. Ik denk dat dergelijke software programma’s in de toekomst een noodzakelijke investering zijn wil een praktijk op een goede manier werken. Beide praktijken hebben een nauwe samenwerking met een laboratorium voor de analyse van bloedstalen, biopsieën,… . Een vertegenwoordiger van het laboratorium komt iedere dag de stalen ophalen in de praktijk met gezelschapsdieren. In de grote huisdieren praktijk worden deze stalen slechts eenmaal per week opgehaald. Wanneer er dringende stalen zijn, worden deze door de dierenarts zelf naar het laboratorium gebracht. De dierenartsen van de grote huisdieren praktijk verkrijgen de resultaten van het onderzoek via mail. In de praktijk met gezelschapsdieren worden de resultaten bekend gemaakt via een software programma waar de dierenartsen van verschillende praktijken kunnen inloggen. In beide praktijken stond veiligheid centraal. Zowel de veiligheid van de dierenarts als de klant werden zoveel mogelijk gewaarborgd. Uit de twee praktijkstages viel het mij op dat beide praktijken toch zeer anders functioneren. In de grote huisdieren praktijk neemt het economisch belang naast de geneeskunde een zeer belangrijke plaats in. Men moet constant de kostprijs van een behandeling afwegen tegenover het resultaat. Desalniettemin moeten deze dierenartsen toch ook grote investeringen doen wil men een moderne praktijk hebben. Zo is onder andere een echografie toestel voor het uitvoeren van een drachtigheidsdiagnose een noodzakelijke investering. Grote huisdieren dierenartsen moeten vaak grote afstanden afleggen met de auto om hun klanten te bereiken. Door de hoge tijdsdruk moeten deze afstanden zo snel mogelijk afgelegd worden. Dit samen met het vele nachtwerk in een praktijk met grote huisdieren maakt het werk extra zwaar. Ook fysiek is het werk in een praktijk met grote huisdieren zwaarder dan in een praktijk met gezelschapsdieren. In de runderpraktijk waarin ik stage liep, was het soms ook moeilijk om het werk te plannen. Vaak kunnen bestaande afspraken niet nagekomen worden omdat er onverwachts dringende consultaties tussenkomen. Zeker tijdens het kalfseizoen is het maken van de werkplanning een moeilijke opgave. Uit mijn ervaring tijdens deze stage denk ik dat het niet gemakkelijk is om als vrouw full time een grote huisdieren praktijk te leiden. Zeker wanneer men kinderen heeft, lijkt het me moeilijk om de zware werkdruk met een gezin te combineren. 22 In de praktijk met kleine huisdieren speelt het economisch belang een veel kleinere rol. Er wordt geprobeerd om zo efficiënt mogelijk te werken aan een eerlijke kostprijs. Soms worden er ook bepaalde tarieven opgemaakt voor bepaalde klanten. Wanneer men bijvoorbeeld een groot aantal ratten in één keer wil laten castreren, zal de kostprijs per rat lager liggen dan wanneer men slechts 1 rat wil laten castreren. In de praktijk waar ik stage liep, wordt er standaard 10% korting gegeven op de aankoop van voeding. Doordat een kleine huisdieren praktijk geen of weinig nachtwerk verricht, is de werkdruk er lager dan in een grote huisdieren praktijken. Desalniettemin bestaat de werkweek er gemiddeld uit 60 uur. Naast het afwerken van de consultaties wordt er ook nog veel tijd besteed aan de dieren in hospitalisatie, het opruimen van de consultatieruimten en het klaarmaken van de operatiekamer. Ondanks de lange werkweek vond ik het werk in een kleine huisdieren praktijk minder zwaar dan in een grote huisdieren praktijk. In de kleine huisdieren praktijk waren er immers minder dringende oproepen waardoor het werk beter gepland kon worden. Er zijn ook zeer weinig huisbezoeken waardoor men veel minder onderweg is dan in een grote huisdieren praktijk. Toen ik aan de studie diergeneeskunde begon, was ik ervan overtuigd om optie rund te kiezen. Gaandeweg ben ik echter op dat besluit teruggekomen. Door gedurende het weekend mee te lopen met een dierenarts en ook nu weer door deze stage heb ik snel ondervonden dat een runderpraktijk zeer moeilijk te combineren valt met een gezin. Er is zeer weinig ruimte voor vrije tijd, veel nachtwerk en vooral het gebrek aan de mogelijkheid om het werk te plannen maakt het volgens mij moeilijk om deze job als vrouw te combineren met een gezin in de toekomst. Ondertussen ben ik wel overtuigd om optie gezelschapsdieren te kiezen. Ook deze stage bevestigde dat idee. Toch blijft de diergeneeskunde bij runderen mij boeien. In mijn vrije tijd ga ik dan ook geregeld mee op pad met een dierenarts van een runderpraktijk om toch dingen bij te leren. Graag zou ik in de toekomst aan de slag gaan in een groepspraktijk gezelschapsdieren. Ik denk dat dit de ideale formule is voor een beginnende dierenarts met weinig ervaring. Of ik later een eigen praktijk zou willen opstarten, weet ik nog niet. Ik denk dat het beter is om eerst veel ervaring op te doen zowel in de praktische diergeneeskundige handelingen als in de normale werking van een praktijk. Uit deze stages heb ik immers kunnen besluiten dat men nog zeer veel moet bijleren nadat men afgestudeerd is. Deze stages hebben me er dan ook toe aangezet om ieder weekend en soms gedurende de week de consultaties bij mijn dierenarts bij te wonen. Uit deze reële situaties kan men immers het meeste bijleren. Ook de vele investeringen die men moet doen, maken het moeilijk om als jonge dierenarts een eigen praktijk op te starten. De combinatie van zware investeringen en het gebrek aan ervaring zorgen ervoor dat vele jonge dierenartsen een groepspraktijk verkiezen. Mijn twijfel om te kiezen voor optie rund of gezelschapsdieren had ook veel te maken met de huidige werkgelegenheid. Er zijn momenteel zeer veel dierenartsen die optie gezelschapsdieren kiezen waardoor de kans op een job veel lager wordt. Toch denk ik dat men best die keuze maakt waar men zich het beste bij voelt ondanks de werkgelegenheid. 23