Werkfiche Hygiëne van de moordenaar (1992) Inhoud Een 83-jarige schrijver krijgt te horen dat hij terminaal ziek is. Aangezien het om eens schrijver van formaat gaat willen journalisten van over de hele wereld een laatste interview afnemen. Slechts enkelen worden geselecteerd. De man is een echte misantroop en sarcast en hij slaagt er telkens opnieuw in om zijn interviewers weg te jagen. De laatste en enige vrouwelijke journaliste kent de romans van de schrijver beduidend goed en ze probeert op een sublieme manier aan te tonen dat zijn laatste roman een autobiografisch werk is. In dit boek vermoordt de protagonist zijn nichtje Léopoldine als ze haar eerste menstruatie krijgt. Het verhaal krijgt een bizarre wending als de journaliste op het eind het recht in eigen handen neemt. In het fragment zien we een voorbeeld van de manier waarop de schrijver zijn interviewers aanpakt. Tekstfragment (p. 12) De journalist wist dat hij een voor de zwaarlijvige schrijver belangrijk onderwerp had aangesneden. ‘Ja, ik herinner me dat ik tijdens die jaren heel slecht gegeten heb.’ ‘Ziet u wel!’ ‘Maar ik zag niet echt af. Ik hield al wel van veel eten, maar ik was nog geen echte fijnproever. Bovendien beschikte ik over een immense voorraad sigaren.’ ‘Wanneer werd u dan fijnproever?’ ‘Toen ik ophield met schrijven. Tevoren had ik daar de tijd niet voor.’ ‘En waarom hield u op met schrijven?’ ‘Op mijn negenenvijftigste verjaardag merkte ik dat ik uitgeschreven was.’ ‘Waaraan merkte u dat?’ ‘Dat weet ik niet. Het was alsof ik ineens in de overgang was gekomen. Ik heb mijn laatste roman nooit afgewerkt. Dat is goed zo: een geslaagd schrijver moet, om geloofwaardig te blijven, nog een onvoltooid werk hebben liggen. Anders wordt hij als een prulschrijver beschouwd.’ ‘U had dus zesendertig jaar lang onafgebroken geschreven en van de ene dag op de andere schreef u geen woord meer?’ ‘Inderdaad.’ ‘Wat voerde u de volgende vierentwintig jaar dan uit?’ ‘Zoals ik al zei, ik werd fijnproever.’ ‘Was dat dan een volledige dagtaak?’ ‘Laten we liever zeggen “een volledig menu”.’ ‘En daarbuiten?’ ‘Lekker eten vergt veel tijd, weet u. Daarbuiten voerde ik niet veel uit. Ik herlas de klassieken. O ja, ik schafte me ook een televisie aan.’ ‘Kijkt u dan graag naar de tv?’ ‘Naar de reclamespotjes, dat is alles. Reclamespotjes, daar ben ik dol op.’ ‘En de andere programma’s interesseren u niet?’ ‘Nee, voor de rest heb ik een hekel aan de tv.’ ‘Wat vreemd. De voorbije vierentwintig jaar hebt u uitsluitend gegeten en voor de buis gezeten?’ ‘Nee, ook geslapen, gerookt en af en toe wat gelezen.’ Uittreksel uit Klasse voor leraren – De eerste lijn - Communicatie Wat? Communicatie is geen proces van actie en reactie maar van interactie, van wederzijdse en gelijktijdige beïnvloeding. We beïnvloeden en worden beïnvloed. Meestal zijn we ons wel sterk bewust van de invloed die anderen op ons hebben, maar zeer weinig van de invloed die wijzelf hebben op de anderen. Goede communicatie zorgt ervoor dat informatie wordt uitgewisseld zodanig dat betrokkenen niet alleen een beter inzicht verwerven in wat er wordt gecommuniceerd, maar ook een open relatie behouden en groter respect voor elkaar krijgen. Hoe? Vier niveaus Bij elke communicatie gaat het om uitwisselen van informatie: de inhoud. Tegelijkertijd tonen de gesprekspartners hoe ze hun onderlinge relatie beleven. Ze interpreteren wat de andere doorgeeft en er ontstaat een vorm van waardering. Communicatie verloopt over vier niveaus: Inhoudsniveau: de eerste functie van communicatie is doorgeven van informatie. Hoe helderder je de boodschap brengt, hoe groter de kans dat de communicatie (schoolreglement, rapport, brief, slecht nieuws) lukt. Relatieniveau: de wijze waarop iemand een inhoud communiceert, toont hoe hij naar zichzelf, de boodschap en de ontvanger kijkt. Het relatie- en inhoudsniveau zijn onafscheidelijk verbonden. We gebruiken vooral non-verbale signalen om onze relatie duidelijk te maken. Perceptieniveau: iedereen geeft betekenis aan wat hij waarneemt. Iedereen heeft daarvoor zijn referentiekader (gezinsregels, opvoedingswaarden, culturele en sociale normen). Afhankelijk van onze achtergrond en ervaringen, van onze regels en gewoonten selecteren en interpreteren we verschillend. Wat de ene leerkracht een levendig geïnteresseerd kind vindt, noemt de ander een lastpak. Communicatieproblemen ontstaan als we denken dat iedereen hetzelfde ziet als wij, als we niet (willen) weten dat er ook een andere werkelijkheid kan bestaan dan de onze. Elkaars referentiekader aftasten is dus belangrijk. Goede communicatie begint bij 'Begrijp ik voldoende hoe de anderen naar deze feiten kijken'. Waarderingsniveau: waardering heeft te maken met het gevoel dat je erkend wordt. Elk mens heeft het fundamenteel recht om aanvaard te worden zoals hij is met al zijn gebreken en kwaliteiten. Wat moet een leerling met uitspraken als «Je bent te dom om te helpen donderen» of «Kijk wat je nu weer gedaan hebt»? Communicatie lukt pas als de gesprekspartners zich erkend voelen. Meer dan woorden Een mens communiceert niet enkel digitaal: via woorden of tekens. Gesproken taal wordt altijd begeleid door analoge taal (gebaren, mimiek, volume, snelheid, stemkleur en afstand lichaamstaal). Analoge taal bevindt zich op het relatieniveau, digitale taal op het inhoudsniveau. Analoge taal (nonverbaal gedrag) is niet eenduidig. Wat betekent het als iemand geeuwt in de klas? Non-verbaal gedrag is vaak geloofwaardiger. Als een leerkracht bijvoorbeeld tegen een leerling snauwt: «Maar ik heb helemaal niets tegen jou», dan is de kans groot dat de leerling veeleer de afwijzing dan de goedkeuring begrijpt. Levensvraag ‘Wat zijn de voorwaarden om met een ander tot een goed gesprek te komen?’ Verwerking Vraag 1: Wat gebeurt er tijdens het communicatieproces? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Vraag 2: Leg met je eigen woorden uit dat woorden alleen niet volstaan om tot een goed gesprek te komen. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Vraag 3: Geef een concreet voorbeeld uit je eigen leefwereld dat aantoont dat communicatie wel eens verkeerd kan lopen. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Vraag 4: Wat is volgens jou de meest voorkomende oorzaak van ‘slechte communicatie’? Wie is hier verantwoordelijk voor? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Conclusie bij de levensvraag: ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………