Wat met gepersonaliseerde geneeskunde? – Een voorbeschouwing

advertisement
Wat met gepersonaliseerde geneeskunde? – Een voorbeschouwing
De Europese Commissie omschrijft gepersonaliseerde geneeskunde als volgt:
‘Personal medicine refers to a medical model using molecular profiling for tailoring the right
therapeutic strategy for the right person at the right time, and/or to determine the
predisposition to disease and/or to deliver timely and targeted prevention’.
Deze definitie roept vragen en bedenkingen op:
1.Voorspelbaarheid van de genetische aanleg voor ziekten en beschikbaarheid van de
gepaste technieken voor vroegtijdige opsporing en behandeling.
Elk individu is een uniek genotype en fenotype dat op een geheel eigen wijze reageert op
een behandeling (chirurgisch, radiotherapie, medicinaal). De vragen die onmiddellijk rijzen
zijn o.m. wat is het gemiddelde genetisch patroon om als ‘normaal’ gezond beschouwd te
worden en wanneer komt iemand in de gevarenzone? Concreet betekent dit dat gespreid
over tientallen jaren bij een grote populatie vrijwilligers data zullen moeten gecollecteerd
worden om een beeld te krijgen van wat ‘the right person at the right time … to determine
the predisposition to diseases’ echt betekent. Verdere vraag is hoe men al deze gegevens
gaat beheren zonder inbreuk te plegen op de privacy van de betrokken personen.
Positief is dat de explosieve vooruitgang die in de vorige eeuw werd gemaakt op gebied
van micro-elektronica, fijnmechanica en computersturing al heel wat mogelijk maakt (PETen CT-scan voor vroegtijdige opsporing, sensorimplantaten voor continue meting van
hartslag, bloeddruk, glucoseconcentratie, slimme orthopedische implantaten). Maar volstaat
dit om echt op maat van de patiënt te kunnen werken?
2. Evolutie van het medische arsenaal voor preventie, behandeling en nazorg.
De medische zorg is sprongsgewijs geëvolueerd van een empirische geneeskunst met
‘gissen en missen’ naar een degelijk wetenschappelijk onderbouwde geneeskunde.
De vooruitgang in o.m. de heelkundige onderzoek- en behandelmethodes (van agressieve
chirurgie onder narcose met chloroform tot robot- en laserchirurgie via kijkbuisoperatie
onder lokale verdoving; van borstamputatie tot reconstructie, …) is enorm. Ondertussen is
ook de kennis van het menselijk genoom enerzijds, en van de biochemie, farmacologie en
immunologie anderzijds, toegenomen. Het gevolg is dat onderzoekscentra wereldwijd op
zoek zijn naar geneesmiddelen die selectief en specifiek inwerken op agressieve
ziekteverwekkers: virus, mutant van een specifiek gen (bv. het zogeheten KRAS-gen bij
alvleesklierkanker, darmkanker; de F508del-mutant van het mucoviscidose-gen).
Veelbelovend blijkt een combinatietherapie te zijn met een mix van bestaande
kankermedicijnen waarvan de verhoudingen aangepast worden aan de patiënt. Onderwerp
van onderzoek zijn ook middelen voor genetische reparatie en middelen voor versterking
van het immuunsysteem van de patiënt (de zogenaamde kankerimmunotherapie).
Een groot probleem blijft wel dat een medicijn dat op het ene orgaan of gezwel goed
inwerkt, op een zelfde soort gezwel in een ander lichaam meer nevenwerkingen vertoont
dan dat het curatief werkt. Zo zou bij Alzheimermedicatie slechts ongeveer 10 procent van
de behandelde patiënten echt baat hebben bij de behandeling.
3.Betaalbaarheid van het huidige systeem van gezondheidszorg en behoud van het
solidariteitsprincipe.
De gezondheidszorg in België is sinds het begin van de 20ste eeuw geëvolueerd van een
vorm van mantelzorg gebaseerd op zuivere liefdadigheid tot een breed uitgebouwde
organisatie van bijstand in solidariteit.
Onderzoek naar nieuwe medicijnen vereist een langdurige inzet van veel onderzoekers
alvorens resultaat wordt bereikt (tussen synthese van een nieuwe molecule en het op de
markt brengen als nieuw geneesmiddel verloopt 12-tot 15 jaar). Bovendien is er het nadeel
dat het soms ook slechts een heel beperkt aantal patiënten zal ten nutte komen (bv. de
groep van zeldzame ziekten). De investeringen in geneesmiddelenontwikkeling zijn enorm
en de terugverdiensten relatief beperkt. Een nieuw geneesmiddel op de markt brengen kost
gemiddeld één miljard euro; daarenboven is gemiddeld slechts één nieuw medicijn op drie
winstgevend. Deze hoge ontwikkelingskost heeft natuurlijk een grote weerslag op de
kostprijs van de verstrekte zorgen. De vraag rijst dan ook hoe lang de gezondheidszorg nog
betaalbaar zal blijven en of dit uiteindelijk tot ondergraving zal leiden van het
solidariteitsprincipe dat aan de basis ligt van het huidige systeem. Vooral wanneer uit
resultaten van recent onderzoek onder leiding van em.prof. Mark Elchardus (VUB) blijkt dat
een stijgend aantal Vlamingen wil besparen op terminale zieken, comapatiënten en 85plussers. Vraag is ook hoe de verzekeringsmaatschappijen zullen reageren wanneer het
ooit mogelijk wordt om vanuit eenieders genetisch profiel zijn of haar medische
voorbeschiktheid te gaan inschatten.
Camiel De Ranter
Download