PRO ARCHIA POETA Inleiding Italië, 90 voor Christus. Rome vecht

advertisement
PRO ARCHIA POETA
Inleiding
Italië, 90 voor Christus. Rome vecht tegen zijn vrienden (de Bondgenotenoorlog (91-88 v.C.)). De
Italische bondgenoten (socii) hebben altijd de lasten van Romes veroveringen gedragen, maar delen
veel minder in de lusten en komen in opstand : ze eisen het Romeinse burgerrecht voor hun
inwoners. Rome geeft toe : door de Lex Julia (90), aangevuld met de Lex Plautia Papiria (89) krijgen
de burgers van de civitates foederatae, de bondgenoten van Rome, onder bepaalde voorwaarden,
het Romeinse burgerrecht (Civitas Romana).
Van deze maatregel geniet ook Archias, een Grieks dichter, die al ruim een decennium in Rome
woont als huisdichter van de machtige clan van de Luculli van de gens Licinia. Door adoptie is hij lid
geworden van de familie van de Luculli en hierdoor neemt hij nu ook de naam over van zijn
beschermheer, Lucius Licinius Lucullus. Vanaf nu heet Archias voluit Aulus Licinius Archias.
In 62 v.C. wordt Archias aangeklaagd door een zekere Grattius op grond van de lex Papia. Inhoud van
de beschuldiging : Archias zou zich wederrechterlijk het Romeinse burgerrecht hebben toegeëigend.
De dichter roept de hulp in van de bekendste strafpleiter van Rome, Cicero, op dat ogenblik op het
hoogtepunt van zijn macht. Het jaar daarvoor had deze afgerekend met Catilina, die geprobeerd had
een staatsgreep te plegen. Cicero werd door het volk aanzien als de redder van het vaderland.
Archias, die in deze redevoering voorgesteld wordt als een leermeester van Cicero, had Cicero
beloofd een lofdicht te schrijven - in het Grieks ! - over zijn consulaat en de samenzwering van
Catilina. Een reden te meer voor Cicero om zijn client te verdedigen.
Werd Archias vrijgesproken ? Dat weten we niet met zekerheid, maar men neemt aan de Cicero het
proces heeft gewonnen. Heeft Archias zijn lofdicht geschreven ? Wellicht niet. Uit armoe heeft Cicero
het dan maar zelf gedaan, in het Latijn uiteraard.
Wie is Archias ?
Archias werd geboren in Antiochië in Syrië (nu Turkije) en begint al op jonge leeftijd een bestaan als
professioneel rondreizend dichter-improvisator. Op zijn naam zijn in de Anthologia Graeca een aantal
gedichten bewaard gebleven. In de Oudheid was hij, als we Cicero mogen geloven, een gevierd
dichter. In 102 v.C. verhuist hij naar Rome en wordt er opgenomen door de Luculli en aangenomen
als huisdichter. Met zijn beschermheer reist hij naar Sicilië en bij zijn terugkeer doet hij, aldus Cicero,
de stad Heraclea aan, een Griekse kolonie en civitas foederata in de golf van Tarente. De inwoners
van Heraclea verlenen hem het burgerrecht en in 89 v.C verkrijgt hij op grond van de Lex Plautia
Papiria ook het Romeinse burgerrecht. In 62 wordt hij aangeklaagd en dreigt hij zijn burgerrecht te
verliezen.
juridische achtergrond
De lex Julia (90) geeft aan alle burgers van bondgenoten (civitates foederatae) in Italië, die in de
Bondgenotenoorlog de wapens niet hadden opgenomen tegen Rome, het Romeinse burgerrecht.
De Lex Plautia Papiria (89) is een aanvulling en uitbreiding van deze wet. Iedere inwoner van een
stad (municipium) in Italië kan het Romeinse burgerrecht krijgen, als drie voorwaarden vervuld zijn :
- de aanvrager moet op het moment van de aanvraag het burgerrecht hebben in een Civitas
Foederata.
- hij moet een vaste verblijfplaats hebben in Italië.
- hij moet binnen de 60 dagen na het in voege treden van deze wet een aanvraag indienen bij
de praetor in Rome.
Omdat deze wet aanleiding gaf tot veel misbruik, werd in 65 v.C. de Lex Papia de Peregrinis
aangenomen. Deze wet stipuleert dat iedere Romein die het burgerrecht op illegale wijze verkregen
heeft moet verbannen worden. Op grond van deze wet wordt Archias aangeklaagd. Archias dreigt
dus niet allen verbannen te worden, hij zal vanzelfsprekend ook het burgerrecht verliezen.
De aanklager, Grattius, beschuldigt Archias van fraude :
- Archias is nooit ingeschreven geweest als burger van Heraclea. Er bestaan geen registers om
dat te bewijzen.
- de naam Archias komt niet voor op de officiële censuslijsten
de verdediging van Cicero
Cicero besteedt relatief weinig tijd aan het juridische aspect van zijn argumentatie. Het eerste
argument weerlegt hij door te zeggen dat de registers van Heraclea "jammer genoeg" in een brand
verloren zijn gegaan in de onlusten tijdens de burgeroorlog. Maar hij heeft wel een aantal burgers
van Heraclea die kunnen getuigen dat Archias wel degelijk het burgerrecht had.
Het tweede argument weerlegt hij door te zeggen dat Archias "toevallig" telkens in het buitenland
was op het ogenblik dat de censuslijsten werden opgesteld. Dat verklaart dan waarom zijn naam op
de officiële lijsten ontbreekt.
Bovendien betoogt Cicero dat de naam van Archias wél voorkomt in de registers van de praetor Q.
Metellus, een zwak argument als men weet dat Metellus tot de politieke fractie van Lucullus
behoort.
De juridische positie van Archias is dus erg zwak. Als Cicero dit proces wil winnen, zal hij uit een
ander vaatje moeten tappen. Daarom leidt hij de aandacht van de juryleden en de toeschouwers
handig weg van de strikt juridische argumentatie en snijdt een nieuw onderwerp aan dat hem zal
toelaten de emoties van zijn publiek gemakkelijker te bespelen. Het grootste deel van de
bewijsvoering is een pleidooi voor humanitas, de algemene, culturele en menselijke vorming, en de
studie van de literatuur en niet in het minst voor Cicero zelf. Door de aandacht te verleggen van het
strikt juridische naar de persoon van Cicero zelf, die op dat ogenblik in Rome nog immens populair
was, slaagt hij erin de toeschouwers en de rechters naar zijn hand te zetten.
Zo houdt hij een redevoering in een redevoering. Het is vooral deze lofrede voor humanitas die deze
rede zo uniek maakt. Dit pleidooi is wellicht de meeste aangrijpend lofrede uit de Oudheid voor
intellectuele vorming en literatuur.
politieke achtergrond
Ondanks zijn grote populariteit, te danken aan zijn kordate optreden tegen Catilina, besefte Cicero
dat hij op politiek vlak geïsoleerd was geraakt. Vele populares, die heimelijk Catilina gesteund
hadden, wilden hem zo snel mogelijk politiek monddood maken. Hun wraak zou niet lang uitblijven.
De optimates die hem toch maar als een parvenu beschouwden, maar niettemin handig gebruik
hadden gemaakt van zijn retorische en politieke vaardigheden om Catilina te elimineren, lieten hem
nu als een blok vallen. Met deze redevoering probeert hij terug in de gunst te raken van enkele
machtige politici, die het licht in mekaars ogen niet gunnen : de clan van de Luculli en Pompeius.
L. Licinius Lucullus, beschermheer van Archias, speelde een gewichtige rol in de Romeinse politiek
van de 1ste eeuw v.C. In 73 had hij van de senaat het commando gekregen in de 3de oorlog tegen
Mithridates van Pontus. Zijn politieke tegenstrever Pompeius was er evenwel in geslaagd een wet te
doen aanvaarden (de Lex Manilia) die hem uitgebreide volmachten gaf. Hierdoor werd Lucullus
teruggeroepen van Pontus, waar hij aan de winnende hand was, om plaats te ruimen voor Pompeius.
Pompeius zou er wellicht niet in geslaagd zijn de Lex Manilia te laten goedkeuren zonder de hulp van
Cicero, die in een redevoering voor de volksvergadering de ambities van Pompeius verdedigd had. In
63 werd Lucullus teruggeroepen en hetzelfde jaar nog kreeg hij van de senaat een triomftocht en
publiceerde zijn huisdichter Archias een lofdicht (Mithridaticum) over de heldendaden van zijn
patronus. In 62 diende Grattius een klacht in tegen Archias. Deze aanklacht was georkestreerd door
de entourage van Pompeius en had als enige bedoeling de politieke fractie van de Luculli te treffen.
Met de Pro Archia waagde Cicero zich in een politiek wespennest, tussen twee rivaliserende politieke
fracties in : de Pompejanen en Lucullus met zijn aanhang. Voorzichtig balancerend tussen beide in,
probeerde Cicero zijn eigen politiek vel te redden.
Zowel bij Pompeius als Lucullus had Cicero een en ander goed te maken. De relatie Cicero-Pompeius
was een complexe kwestie : enkele maanden daarvoor nog had Cicero met succes L. Licinius Murena,
van de clan van de Luculli, verdedigd tegen de aanvallen van Pompeius. Bovendien had Pompeius in
63, tijdens het consulaat van Cicero, geprobeerd zich door de senaat te laten uitroepen als dictator
om het gevaar van Catilina af te wenden. Cicero, die natuurlijk de eer voor zich opeiste, had hem dit
belet. Op alle mogelijke manieren had Pompeius vervolgens via tussenpersonen geprobeerd Cicero
zoveel mogelijk te dwarsbomen, zonder resultaat evenwel.
De onderlinge verstandhouding tussen Cicero en Lucullus was ook al niet vlekkeloos. De redevoering
die Cicero gehouden had om Pompeius door de Lex Manilia volmachten te bezorgen, had bij de
Luculli veel kwaad bloed gezet.
Cicero probeert nu door de verdediging van Archias in de gunst te komen van Lucullus. Anderzijds
probeert hij terug steun te krijgen van Pompeius door hem in de Pro Archia voor te stellen als het
boegbeeld van de Romeinse politiek. Cicero voelt de hete adem van de populares in zijn nek en zoekt
nu steun bij de machtigste politicus van dat ogenblik : Pompeius. Tegelijk probeert hij ook de steun
van de machtige Luculli te winnen. Hij beseft dat hij alle hulp kan gebruiken. Ondertussen laat hij niet
na zichzelf in het zonnetje te zetten en hoopt hij dat Archias hem zal vereeuwigen in een epos.
Dat Cicero in de Pro Archia de aandacht van de rechters zo weet om te buigen van een kwestie van
burgerrecht naar een uitgebreide politieke, persoonlijke en culturele verantwoording van zichzelf, is
een ware tour de force.
het proces
Een politiek geïnspireerde rechtszaak als die tegen Archias moet een waar massaspektakel zijn
geweest. De aangeklaagde verscheen - ongetwijfeld vuil en armoedig uitgedost - voor een speciale
strafrechtbank (quaestio) die werd voorgezeten door een praetor, in dit geval niemand meer of
minder dan Quintus Cicero, jawel, broer van... De praetor werd in zijn taak bijgestaan door bijzitters,
klerken en deurwaarders. Daarnaast was er een volksjury : die bestond uit 50 tot 75 burgers, die
allen waren gekozen uit de bevoorrechte stand van senatoren, ridders en de zgn. tribuni aerarii
(schatbewaarders, aanzienlijke plebejers) Processen werden in het oude Rome gewoonlijk
afgehandeld in open lucht op het Forum, vaak voor tempels of in basilicae, waar spreekgestoeltes
stonden opgesteld ; vaak vonden meerdere processen tegelijk plaats. Naast de voorzitter, zijn
assistenten en de juryleden namen nog andere personen aan een rechtszaak deel. Er waren uiteraard
de aanklagers en de aangeklaagde(n) met hun advocaten, hun vrienden en clienten, en hun getuigen.
Verder werden er ook altijd professionele laudiceni of handenklappers van de partij en kwamen er
geregeld nieuwsgierige mensen opdagen : toevallige voorbijgangers, leergierige retoricastudenten of
integendeel verstokte habitués, die geen gelegenheid voorbij lieten gaan om zich te amuseren. Het
Forum was niet alleen het politieke en juridische hart van Rome, het was ook dé plaats bij uitstek
voor grootschalig vertier en vertoon.
En dat was precies wat een redenaar als Cicero in petto had. Zijn verdediging van Archias zou
vandaag de dag zonder enige twijfel een theatrale indruk op ons maken. Een redevoering en plein
public, zeker van iemand als Cicero, was een totaalspektakel met hoge amusementswaarde. De
Romeinen waren kenners van deze attracties en genoten ervan.
Een antieke redenaar moest in erg lastige omstandigheden spreken : hij richtte zich tot een groot
publiek, maar moest het daarbij zonder microfoon of camera stellen. Bovendien dreigde hij
voortdurend te worden overstemd door "straatlawaai", het geluid van andere strafpleiters in andere
nabijgelegen tribunalen, het goed- of afkeurende geroep en handgeklap van de toehoorders.
Een redevoering was een interactief gebeuren : het publiek ging als het ware in dialoog met de
redenaar - een situatie die enigszins te vergelijken is met de soms woelige debatten in het Britse
Lagerhuis.
In een dergelijke situatie was het voor de Romeinse redenaar absoluut noodzakelijk de inhoudelijke
en emotionele boodschap van zijn pleidooi krachtig te onderstrepen. Door middel van een
aangepaste intonatie, een uitgekiende ritmiek en een oordeelkundig gebruik van visuele
hulpmiddelen, in het bijzonder van lichaamstaal. Niet toevallig ontwikkelden de Romeinen een
uitgebreide code voor stemmodulaties en lichaamshoudingen en -gebaren. Een beschrijving hiervan
vinden we in het werk van de beroemde leermeester in de welsprekendheid, Quintilianus. Een goede
redenaar was ook een goed acteur.
structuur
exordium (§ 1-3)
- inleiding : waarom Cicero Archias verdedigt : uit dankbaarheid ; aankondigen van de argumentatio
extra causam.
propositio (§ 4a)
- aankondiging van de argumenten
a. Archias is een Romeins burger. (§7-11)
b. Moest hij geen Romeins burger zijn, dan verdiende hij het toch. (§12-30)
narratio (§4b-7)
- uiteenzetting van de feiten
Wie is Archias ? Hoe is hij in Rome terechtgekomen ?
argumentatio (§8-30)
- argumentatie met juridische (de causa) en andere (extra causam) argumenten.
- de causa (§8-11)
juridische argumenten : neemt de vorm aan van een refutatio : een weerlegging van de
argumenten van de aanklager
- extra causam (§12-30)
lofrede op de literatuur, pleidooi voor humanitas
peroratio (§31-32)
-besluit : Archias verdient het Romeins burger te zijn. Daarom moeten jullie hem vrijspreken.
Download