- Scholieren.com

advertisement
Samenvatting: Nederlands
Voorgeschiedenis
In Romeinse keizerrijk => christendom met Bijbel:
- oude testament: teksten over hoe God aarde schiep, wetsboeken, uitspraken van profeten,
vooral veel poëzie etc.
- nieuwe testament: teksten van de 4 evangelisten Matteus, Marcus, Lucas en Johannes
over het leven, de leer, de kruisdood en de opstanding van Jezus Christus
1. Historische context
1.1 Val West-Romeinse rijk
Tussen 400 en 650 neemt macht van Romeinse Rijk af, in 476 kwam er einde aan RR
- Germaanse stammen vielen het Rijk binnen, Latijn niet langer spreektaal
=> maar bleef wel taal van geleerden en kerk
Steeds meer macht voor kerk, kerstening: overal in West-Europa christendom verkondigd
Islam ontstaan in 6de eeuw: Europa reageerde op macht Arabieren met reeks kruistochten
1.2 Lage Landen
=> Nederland en België, werden in middeleeuwen bestuurd door graaf
- bestond o.a. uit de gewesten: Vlaanderen, Brabant, Holland en Gelre
=> in deze gewesten werden allerlei streekgebonden varianten Middelnederlands gesproken
1.3 Standentheorie
=> geïntroduceerd door Adalbero: rond 11de eeuw
Geestelijkheid (bidden) => adel en ridders (strijden) => boeren en vissers (werken)
=> later zal ook de burgerij belangrijker worden, vooral in steden (rond 10e eeuw)
1. Geestelijkheid:
- reguliere geestelijkheid (volgens kloosterorde), bv. monniken en nonnen
- seculiere geestelijkheid (wereldlijke geestelijkheid), bv. paus, bisschoppen en pastoors.
2. Adel en ridders:
Ridders vormden ridderschap met eigen gedrag
- leenheer moest zonen van vazal ridderopleiding geven
=> feodale adel en ridders leefden volgens de eercultuur: niet het individuele was belangrijk,
maar het collectief: de groep of gemeenschap waartoe men behoorde.
- norm voor gedrag lag in aanzien dat men van anderen ontving; niet in individuele geweten
=> eer was aanzien en waardering door groep waartoe men behoorde, als je je eer verloor
werd je eerloos en werd je uit de groep verstoten.
Riddergedrag: moed, trouw, morele zuiverheid, dienstbaarheid en kameraadschap
=> bij adel/ridder-verhalen: wordt vaak begonnen met de hofdag: dit is de dag waarop een
vorst zijn heren bijeen heeft geroepen om recht te spreken en zaken af te handelen
3. Burgerij:
Burgerlijke mentaliteit (week af van riddermentaliteit): voor burgers was sluiten van
compromis belangrijker dan vechten (wat voor ridders weer belangrijker was)
Veel verstedelijking vanaf 10de eeuw: economische basis van stad => handel en productie
- doel: meer winst
Kenmerken: individualiteit, slimheid, leergierigheid, nuttigheid en spaarzaamheid
1.7 Schrijfcultuur
Tot 12de eeuw werd voornamelijk in kloosters door monniken geschreven
=> voor boekdrukkunst werden manuscripten geschreven door kopiisten
- door boekdrukkunst verliep verspreiding van verhalen sneller (en goedkoper)
3 literaire milieus in Middeleeuwen:
- wereldlijke, adellijke hoven
- wereldlijk publiek in steden
- geestelijk milieu van kloosterlingen, bisschoppelijke hoven en religieuze groepen
2. Culturele context
2.1 Theologie en kennis
Kerkelijke geleerden stelden geloof en theologie boven kennis en filosofie
=> filosoof Thomas Aquino trok grens tussen theologie en filosofie:
- theologie ging over goddelijke waarheden (geestelijke kennis)
- filosofie hoorde tot wereldlijke kennis
=> artes liberalis, 7 vrije kunsten: grammatica, retorica, dialectiek, wiskunde, muziek,
geometrie en astronomie
2.2 Kunst
Neoplatonisme => symboliek centraal: concrete zaken stonden symbool voor een abstracte,
diepere of hogere werkelijkheid; belangrijke middeleeuwse symboliek:
- Jezus Christus stond symbool voor licht: o.a. terug te zien in Gotische kathedralen
- het kiezen tussen 2 wegen (de makkelijke en de moeilijke), verwijst naar de Bijbel
=> makkelijke leven: kwaad, duivels en zondig leven en moeilijke leven: goede maar niet
altijd eenvoudige leven
Middeleeuwse beeldhouwers, schilders en kunstenaars waren vaak afhankelijk van
opdrachten en financiële ondersteuning daarbij: mecenas
- in deze opdrachten stonden veel eisen => Middeleeuwse kunstenaar streefde niet naar
originaliteit, maar voerde juist artistieke traditie uit
Functie van middeleeuwse kunst: beleren (de les lezen) van het publiek
2.3 Muziek
Kerkelijke muziek: eenstemmige geestelijke muziek => Gregoriaans.
- doel: gelovigen in gewijde en vrome stemming te brengen.
Wereldlijke muziek: muziek van rondtrekkende muzikanten en zangers
=> later werden door adellijke heren liefdesliederen geschreven (werden dan troubadours
genoemd), vaak werden liederen door anderen uitgevoerd (bv. door jongleurs of minstrelen)
2.4 Hoofsheid
Beschaafd gedrag op hoven => met gedragsregels, bedoeld om onderlinge spanningen te
voorkomen: op hoven woonden namelijk veel getrainde jonge ridders => hoofsheid was om
onderlinge agressie en conflicten te voorkomen => zelfbeheersing belangrijk
Hoofsheid werd in literaire werken gepropageerd: hoofse liefde vaak centraal:
- man was dienbaar aan vrouw i.p.v. andersom, werd gepresenteerd als zwaar, maar lonend
- ook nadruk op feodale verplichtingen, bv. als vazal trouw dienen aan leenheer
Hoofse cultuur was wereldlijke cultuur, presenteerde zich onafhankelijk van kerkelijke
cultuur: ontstond bij ridders, later gingen door handel rijk geworden burgers in steden dit
nadoen => annexatie
3. Literaire ontwikkelingen
Middeleeuwse schrijvers (vaak uit schrijvende beroepsgroepen):
1. Willem: Van den vos Reynaerde => onbekend
2. Hendrik van Veldeke => uit ridderlijk milieu
=> was clericus, werkte voor adellijke opdrachtgevers, zoals de graven van Loon (mecenas)
=> kerkelijke opleiding
3. Diederic van Assenede was kanselarijklerk aan het Vlaamse grafelijk hof
4. Jacob van Maerlant => clericus => werkte voor het Hollandse gravenhof
=> zijn ‘Der naturen bloeme’ kan worden beschouwd als de 1ste natuurencyclopedie
Mecenas betaalt voorzieningen en levensonderhoud van schrijver
=> schrijver kende zijn publiek goed, hield dus rekening met wensen (bv. Ferguut: jacht)
Functies tekst: educatief & ontspannend
Middeleeuwse teksten kwamen vaak uit de voorleescultuur => rijmden vaak zodat
voordragers tekst makkelijker konden onthouden
Soorten literaire teksten:
3.2 Ridderroman
Vanaf 13de eeuw => eliteliteratuur voor adel en ridders: educatieve of ontspannende functie
Verschillende soorten:
1. Oosterse roman: is door kruistochten in West-Europa bekend geworden: hoofs
liefdesverhaal dat zich in het Oosten afspeelt
2. Karelepiek: middeleeuwse verhalen waarin Karel de Grote of zijn vazallen centraal staan
=> gaat terug naar chanson de geste (= liederen over heldendaden en al dan niet verzonnen
gebeurtenissen uit 8de/9de eeuw): bv Chanson de Roland (=> belangrijke vazal Karel de Grote)
- epische concentratie speelt grote rol: historische feiten over verschillende personen
worden toegedicht aan één beroemd persoon
=> vaak 2 onderwerpen: strijd tegen heidenen en spanningen binnen het feodale systeem
3. Arthurepiek: benaming van verhalen over koning Arthur en zijn ridders
=> verhalen spelen ‘eens’ en ‘ergens’, gaan over liefde en ridderschap
Kenmerken: hoofse modelwereld (nooit conflicten o.i.d.), hofdag, verblijfplaats van koning
Arthur wordt genoemd in het begin, sprookjesachtig en vaak een queeste
=> verhaal eindigt vaak op het hof: queeste is voltooid en er is feest
3.3 Liederen
=> veel liederen uit middeleeuwen over verschillende onderwerpen, bv. historie of spot
Hoofse lyriek: over hoofse liefde => draait om minnaar die een onbereikbare vrouw aanbidt
=> ontleend aan feodaliteit: minnaar (vazal) toont trouw aan vrouw (leenheer) en verwacht
een beloning
- Hoofse lyriek functioneerde aan adellijke hoven
3.4 Dierverhaal
Dieren hebben eigenschappen waarmee ze slaan op de mensenwereld => afspiegeling
=> misbruiken taal en jagen menselijke begeerten na, bv. de listen van Reinaert
- Kenmerken van Arthurroman gebruikt: begint met hofdag
=> verschillen: Arthur heeft al eer gekregen, Nobel wilt dit ook maar het lukt niet
Boodschappen in ‘van den vos Reynaerde’:
- stedelijke samenleving erg kritisch op feodale machts- en rechtsuitoefening
=> in Rijk van Nobel heerst ongecontroleerde macht (geen recht)
- belangrijke figuren, als leenheer en vazallen, laten zich leiden door hun eigen belangen
‘Van den vos Reynaerde’ is geschreven voor Gentse elite, die kritisch tegenover feodalieit
stond
3.5 Geestelijke letterkunde
=> kerkelijke cultuur, absoluut geen wereldlijke cultuur: geestelijke letterkunde gaat over
religieuze zaken, bv. kracht van het christendom
Opdrachtgevers zijn vooral geestelijken en geïnteresseerden in religie
=> in preek werd exempel (= verhaaltje met religieuze strekking) gebruikt om aantrekkelijker
te maken
Belangrijke groep teksten: Marialegenden => ter ere van Maria
- bv. Beatrijs: met veel symboliek verteld
=> benadrukt belang van de biecht, maar ook de rol van Maria: publiek leert dat Maria
bereid is iedere oprechte zondaar te helpen
3.6 Toneel
Geestelijk toneel: tijdens kerkelijke hoogtijdagen
Wereldlijk toneel: 4 abele spelen: Esmoreit, Gloriant en Lanseloet van Denemerken en
Vanden winter ende vanden somer => hierna werd vaak een sotternie opgevoerd (kort stuk
waarin werd aangetoond hoe het niet moest)
=> de 4 abele spelen gaan over hoofse liefde en riddercultuur, overgenomen van addelijke
riddercultuur (annexatie), maar aangepast aan de stedelijke mentaliteit (adaptie)
3.7 Rederijkers
Dichters (rederijkers) beoefenden literatuur
=> vaak kwamen de schrijvers uit een beroep met schrijven (onderwijzers, notarissen etc.)
Rederijkers konden een belangrijke opiniërende rol spelen in steden
- in rederijkerskamer vaak gediscussieerd over nieuwe geloof (reformatie) en humanisme
=> doordat drukpers snelle verspreiding van nieuwe geloofsopvattingen en humanistische
gedachten mogelijk maakten, kondigde zich zo langzaam een nieuwe tijd aan: Renaissance
Download