- Scholieren.com

advertisement
H2 Planten + H7 Bloemen, vruchten, zaden
H2
De levenscyclus van een plant
1 Het zaadje neemt water op, de zaadhuid barst open
2 De wortel komt naar buiten
3 Het worteltje groeit in de bodem en de zaadlobben komen boven
4 Het kiemplantje groeit dankzij de voedingsstoffen in de zaadlobben
5 De zaadlobben verdwijnen en het kiemplantje groeit verder
6 Een volwassen plant is ontstaan
7 Er ontstaan bloemen
8 Er ontstaan vruchten
Wortels
kiemplantje
verspenen
wortelstelsel
wortelharen
hoofdwortel
zijwortels
bijwortels
plantje dat ontstaat na kieming
kiemplantjes uit bakken halen en ze in een eigen potje doen
alle wortels van een plant
haren aan het uiteinde van wortels
de grootste wortel die rechtstreeks vast zit aan de plant
wortels die aan de hoofdwortel zitten
wortels die allemaal ongeveer even dik zijn en vast zitten aan een knol/bol
Wortels zorgen voor:
1 Er voor zorgen dat de plant stevig staat
2 voedingsstoffen (mineralen) opnemen via wortelharen
3 Het opslaan van reservestoffen
Planten in een droge omgeving hebben grotere wortels dan planten in een vochtige omgeving.
Doordat planten voedingsstoffen opnemen uit de grond, raakt die uitgeput. Door te bemesten
komen er nieuwe mineralen in de bodem.
Stengels
1
eindknop
2
4
5
knoop
lid
okselknop
bladoksel
scheurlaag
kurk/blad
litteken
knopschubben
slapende
knoppen
ringlitteken
knop aan het einde van een stengel, hier groeit volgend jaar een
nieuw stuk stengel uit
hier zit een blad aan de stengel vast
een stuk stengel tussen twee knoppen
knop in een bladoksel, kan het volgend jaar een zijstengel uit
groeien
de hoek tussen stengel en blad
ontstaat tussen het blad en de stengel, zodat het blad eraf kan
vallen
komt op het bladlitteken om de stengel te beschermen.
zitten op en knop ter bescherming
hier komt volgend jaar geen nieuwe plant uit, behalve als de
‘goede knoppen’ worden beschadigd
komt op de plaats waar de knopschubben van de eindknop
afvallen als die uitkomt, hieraan zie je hoeveel de tak groeit per
jaar
De functies van stengels zijn:
1. het rechtop houden van de plant
2. het vervoer van voedingsstoffen
houtachtige planten
kruidachtige planten
bomen en struiken, zijn stevig dankzij hout
planten zonder hout, zijn stevig dankzij water
Jaarringen
vaten
buisjes waarin de voedingsstoffen getransporteerd worden
vaatbundels groepjes vaten
Hout bestaat uit vaten die voedingsstoffen vervoeren. Genaamd houtvaten.
Een jaarring is al het gegroeide hout in één jaar.
Je kan aan een jaarring zien hoe oud een boom is, de oudste ringen zijn meestal op elkaar geperst.
Je kan aan de jaarringen zien of het een goed of een slecht jaar was voor de boom, een smalle ring is
slecht, en brede goed.
Bladeren
bladsteel
bladschijf
bladmoes
hoofdnerf
zijnerf
nervatuur
bladskelet
enkelvoudige
bladeren
samengestelde
bladeren
hiermee zit het blad aan de stengel vast
het platte gedeelte van een blad
de ruimte tussen de nerven
de middelste nerf
uitlopers van de hoofdnerf
de structuur van de nerven
een blad waar geen bladmoes meer in zit
bladeren die uit één geheel bestaan
de bladschijf bestaat uit meerdere delen
die door één bladsteel zijn verbonden
met de stengel
fotosynthese
Fotosynthese is een proces dat in alle groene delen van de plant voorkomt, vooral in de bladeren.
Fotosynthese
Water + koolstofdioxide + licht = glucose + zuurstof
Water komt uit de grond en wordt via de nerven vervoerd.
Koolstofdioxide is een gas, het zit in cola.
Zonder licht sterft een plant.
Van glucose knutselt een plant andere dingen.
Zonder planten gaan we dood en is het leven minder prettig, dit veroorzaakt fotosynthese:
1. zuurstof
2. voedsel
3. energie van de zon, naar planten, naar andere dingen’
4. fossiele brandstoffen zijn resten van planten
5. van grondstoffen (hout, katoen) maken we nieuwe dingen
Planten groeien niet in de winter en in het donker. In een kas kan je zo planten kweken.
Hoe meer licht, hoe meer fotosynthese, planten hebben ook donkere periodes nodig. De tijd
verschild per plant. Soms groeien planten beter bij rood of blauw licht.
Eetbare onderdelen van een plant
voedingsgewassen planten waarvan mensen delen gebruiken als voedsel
Van een plant kan je soms eten:
1. wortels
2. stengels
3. bladeren
H7
Bloemen
De bloemkelk is groen en
bestaat uit kelkbladeren. Ze
beschermen de bloem tegen
uitdroging en kou.
De bloemkroon is gekleurd om
insecten te lokken en bestaat
uit kroonbladeren.
De meeldraden zijn de
mannelijke
voortplantingsorganen van een
plant, ze zitten in de bloem
kroon.
Een helmknop bestaat uit
helmhokjes, in deze hokjes
ontstaat stuifmeel. Dat bestaat
weer uit
stuifmeelkorrels/pollen. Dit zijn
de mannelijke geslachtscellen.
Stampers zijn de vrouwelijke
voortplantingsorganen van een
plant.
Het vruchtbeginsel is een
onderdeel van de stamper, net zoals de stijl en de stempel. In het vruchtbeginsel is het zaadbeginsel,
in ieder zaadbeginsel ontstaat één eicel. Dit is een vrouwelijke geslachtscel.
Bloemen vormen nectar, waar bijen honing van maken.
Bestuiving
bestuiving
zelfbestuiving
kruisbestuiving
het overbrengen van het stuifmeel van een meeldraad op de stempel van een
stamper van dezelfde bloemsoort
het overbrengen van het stuifmeel op de stamper van dezelfde bloem of bloem
van dezelfde plant
het overbrengen van stuifmeel op de stamper van een andere plant
insectenbloemen
stuifmeel wordt overgebracht door insecten
geurig
mooie kroonbladeren
grote bloem
kleverig stuifmeel, zo blijven ze aan het insect plakken
weinig stuifmeel
meeldraden in de bloem
windbloemen
de wind zorgt voor de bestuiving
niet geurig
groene kroonbladeren
kleine bloem
glad en licht stuifmeel
veel stuifmeel
meeldraden uit de bloem
Bevruchting
Als de stuifmeelkorrel op een stempel van een plant van dezelfde soort
is gevallen, vormt hij een stuifmeelbuis. Deze groeit door de stijl naar
een zaadbeginsel in het vruchtbeginsel. Door die buis gaat de kern van
de korrel naar het zaadbeginsel.
Als hij die heeft bereikt, barst de top van de buis open. De
stuifmeelkorrel versmelt met de eicel. Dit is bevruchting. Hierdoor
ontstaat een bevruchte eicel.
Uit de bevruchte eicel ontstaat een kiem, en daaruit een zaad, dat
groeit weer uit tot een kiemplantje.
Deze manier van voortplanten heet geslachtelijke voortplanting,
omdat er geslachtscellen zijn gebruikt.
Je kan door kruisbestuiving nieuwe plantenrassen fokken.
Vruchten en zaden
Na de bevruchting ontstaan er zaden. De stamper groeit uit tot een vrucht, waarin de zaden zitten.
ware vrucht
hierbij groeit alleen het vruchtbeginsel uit tot vrucht
schijnvruchten hierbij spelen ook andere plantendelen een rol
Verspreiding van vruchten en zaden
Een plant kan zaden verspreiden door:
1. ze zelf weg te slingeren
2. door de wind
3. door dieren die ze opeten en dan ergens uitpoepen
4. door dieren die ze begraven als voorraad en vervolgens vergeten
5. door aan de vacht van dieren te blijven hangen met haakjes.
Ongeslachtelijke voortplanting
Ongeslachtelijke voortplanting is dat een deel van een plant uitgroeit tot een nieuwe.
Dit kan op verschillende manieren:
-knol. In de knol zit reservevoedsel en hij heeft ogen. Uit de ogen groeit een nieuwe knol, deze vormt
weer een plant.
-bol. Uit de eindknop ontstaat een plant, uit de andere knoppen ontstaan nieuwe bollen.
-uitlopers. Een uitloper is een bovengrondse stengel waarop verschillende plaatsen jonge planten
ontstaan. Als ze worden gescheiden van de ouderplant, worden ze zelf een plant.
-wortelstok. Wortelstokken zijn ondergrondse stengels, hieruit ontstaan planten, ze kunnen
zelfstandig groeien als je ze scheidt van de moederplant.
-stekken. Je snijdt een stuk van een stengel of blad af, dit ontwikkelt zich tot een nieuwe plant.
Kwekers steken met weefselkweek. Hierbij snijdt een kweker knoppen van een plant af, deze worden
groeipunten genoemd. De kweker doet ze in buisjes met een speciale voedingsbodem, ze groeien uit
tot kleine plantjes, daar kan je weer knoppen van afsnijden.
Mannelijke en vrouwelijke bloemen
tweeslachtig
een bloem met zowel meeldraden als stampers
eenslachtig
bloemen met alleen meeldraden of alleen stampers
mannelijke bloemen
bloemen met alleen meeldraden
vrouwelijke bloemen
bloemen met alleen stampers
katje
een trosje eenslachtige bloemen
tweehuizige soorten
een plantensoort die of alleen mannelijke bloemen of alleen vrouwelijke
bloemen dragen
eenhuizige soorten
plantensoorten die mannelijke en vrouwelijke bloemen door elkaar heen
dragen
Mitose en meiose
mitose
gewone celdeling door kopieën
meiose als je begint met 24 chromosomen, eindig je met twee cellen met 12, dit gebeurt bij
geslachtelijke voortplanting, omdat dan twee verschillende soorten cellen bij elkaar
komen
Download