zwerfster voor god - Uitgeverij Gideon

advertisement
ZWERFSTER VOOR GOD
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 1
21-01-15 14:54
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 2
21-01-15 14:54
Zwerfster voor God
De jaren na
‘De Schuilplaats’
Corrie ten Boom
met Jamie Buckingham
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 3
21-01-15 14:54
Andere boeken van Corrie ten Boom
bij Gideon verschenen:
DE SCHUILPLAATS
HET BESTE DEEL KOMT NOG
IEDERE DAG NIEUW (dagboek)
LEVEN IN VREUGDE (dagboek)
NIET IK, MAAR CHRISTUS
VERTROUW OP GOD
ZONDER HEM KAN IK NIETS DOEN
ZWERFSTER VOOR GOD
Oorspronkelijke titel: Tramp for the Lord
Coryright Fleming H. Revell Company, USA
Copryright © Nederlandse vertaling: Gideon
Vertaling: Wilma Offers
Omslagontwerp: Studio Vrolijk, Margreet Kattouw
15e druk: februari 2015
Uitgave: Gideon, Hoornaar, Nederland
ISBN 978-90-6067-263-1
NUR 707
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd
en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie,
microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande
schriftelijke toestemming van de uitgever.
No part of this work may be reproduced in any form
by print, photoprint, microfilm or any other means
without written permission of the publisher.
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 4
21-01-15 14:54
Inhoud
Inleiding: De wereld is mijn schoollokaal 7
1. Een lied in de nacht 13
2. Een grote ontdekking 19
3. De droom 24
4. De blijde boodschap 29
5. Muziek van gebroken snaren 36
6. Heb uw vijanden lief 45
7. In de kracht des Geestes 49
8.Conny 55
9. Macht over demonen 60
1 0. Licht uit donker Afrika 69
11. God zal zorgen voor alles wat nodig is 79
12. Gehoorzamen 92
13. De echte Corrie ten Boom 99
14. Checkpoint Charlie 104
15. Oog in oog met de dood 110
16. Gered door een baby 116
17. Elke dag wonderen 119
18. Gods woord, het zwaard –
Gods volmaakte wapen 124
19. Waar is de hemel? 130
20. De verleiding er mee op te houden 133
21. Ik zal gaan waar U wilt dat ik ga, lieve Heer...
maar alstublieft geen tien trappen op 138
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 5
21-01-15 14:54
22.
23.
2 4.
25.
26.
27.
28.
29.
30.
31.
32.
33.
3 4.
Voor de hele wereld – te beginnen met één 142
Het verzaken van mijn eerste liefde 146
Wandelen in het licht 151
Geborgen in Jezus 155
Ik heb veel volk in deze stad 160
Het zegenbusje 165
Houd de cirkel gesloten 169
Een vinger tot zijn eer 175
Het nagalm-principe – bim-bam 179
Het zwart op wit van de vergeving 182
Klaar voor het einde 185
“Weet je nog?” 191
Een klein getuigenis voor Christus 195
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 6
21-01-15 14:54
Inleiding
De wereld is mijn schoollokaal
Ik leer en onderwijs u aangaande de weg die gij gaan moet;
Ik raad u; mijn oog is op u (Psalm 32:8).
In de levensschool zijn een paar moeilijke klassen, maar daar
leer je het meest – vooral als de Heer Jezus Zelf je leraar is.
De moeilijkste lessen kreeg ik in een cel met vier mu­ren.
Die cel in de gevangenis van Scheveningen was zes passen
lang en twee passen breed, en had een deur die alleen aan de
buitenkant opengemaakt kon worden. Later kwam ik tussen prikkeldraadomheiningen, waar stroom op stond – een
concentratiekamp in Duits­land. De poorten daarvan werden bewaakt door wachten met machinegeweren. Het was
Ravensbrück. Meer dan zesennegentig duizend vrouwen
kwamen daar om.
Na die tijd in de gevangenis werd de hele wereld mijn
klaslokaal. Sinds de Tweede Wereldoorlog heb ik tweemaal
de wereld rond gereisd, waarbij ik gesproken heb in meer
dan zestig landen op alle continenten. In de loop van die
dertig jaar zijn luchthavens, busstations en paspoortenbureaus mij heel vertrouwd ge­worden. Ik heb alle mogelijke
wielen onder me gehad – autowielen, treinwielen, wielen
van riksja’s, wagens met paarden bespannen, en landingsgestellen van vliegtuigen. Wielen, wielen, wielen! Zelfs rolstoel-wielen.
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 7
21-01-15 14:54
8
Zwerfster voor God
Ik heb gastvrijheid genoten in geweldig veel huizen en in
meer dan duizend bedden geslapen. In de Verenigde Staten
sliep ik in comfortabele bedden met schuim­r ubber matras,
in India soms op rietmatten, die gewoon op de aangestampte grond lagen. In schone ka­mers en in vuile kamers.
In een badkamer in Hollywood keek ik vanuit het ver­
zonken Romeinse bad uit op exotische planten en bloemen,
en een badkamer in Borneo was niet meer dan een modderhut, waar alleen maar een ton koud water stond. Toen ik in
Israël een keer bij een groep jonge Joodse meisjes logeerde
en naar het toilet wilde, moest ik over een berg bouwmaterialen klimmen, door een terrein met afval ploeteren om
uiteindelijk terecht te komen bij een piepklein gebouwtje,
met niets anders dan een gat in de grond. Je zou het ’s nachts
onmogelijk hebben kunnen vinden.
Op al mijn reizen, ook nu ik in de tachtig ben, heb ik mijn
Bijbel bij me, in mijn hand en in mijn hart – het ware Levenswoord, barstens vol Goed Nieuws. Er is ruim genoeg
voor iedereen, en vaak voel ik me zoals de discipelen zich
gevoeld moeten hebben toen ze meer dan vijfduizend mensen te eten gaven van vijf broden en twee vissen. Het geheim
was dat zij het eten ontvingen uit de gezegende hand van de
Meester. Er was meer dan genoeg voor iedereen en er bleven
nog twaalf manden vol over.
Er was ruimschoots voldoende voor hen die stierven in
de concentratiekampen – meer dan genoeg voor de duizenden die bij elkaar kwamen op de universiteiten, in zalen en
kerken over de hele wereld. Ook heb ik wel gesproken voor
een paar gevangenen die achter de tralies hongerig stonden te luisteren. Eén keer sprak ik voor een groep van zes
zendelingen in Japan, die me gastvrijheid gaven tijdens een
achtentwintig uur durende wolkbreuk, waarin meer dan
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 8
21-01-15 14:54
Inleiding
9
duizend mensen omkwamen. Groepen van honderden en
menigten van duizenden hebben onder de pandals van India en in de schouwburgen van Zuid-Amerika geluisterd. Ik
heb gesproken voor duizenden in de reusachtige stadions
van Amerika, en ik trok mij terug in de bergen van NoordCarolina voor een zomerkamp met een kleine groep meisjes.
“Want alzo lief heeft God de wereld gehad…” (Johan­
nes 3:16) zei Jezus. En daarom ga ik door, ook al ben ik in de
tachtig, want we hebben een boodschap voor de volkeren,
een boodschap van liefde en licht, het oude en toch steeds
weer nieuwe evangelie van Jezus. God heeft plannen – en
geen problemen – voor onze levens. Voordat mijn zuster
Betsie in het concentratie­kamp in Ravensbrück stierf, zei ze
tegen me: “Corrie, je hele leven is een training geweest voor
het werk dat je hier in dit kamp doet – en voor het werk dat
je daarna zult doen.”
Het leven van een christen is een opleiding voor hogere
dienst. Een atleet zul je niet horen klagen als zijn trai­ning
zwaar is. Hij zal aan de wedstrijd denken. Zoals de apostel
Paulus in Romeinen 8:18-23 schreef:
Want ik ben er zeker van, dat het lijden van de tegen­
woordige tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid, die
over ons geopenbaard zal worden. Want met reikhal­zend
verlangen wacht de schepping op het openbaar worden
der zonen Gods. Want de schepping is aan de vruchteloosheid onderworpen, niet vrijwillig, maar om (de wil
van) Hem, die haar daaraan onderworpen heeft, in hope
echter, omdat ook de schepping zelf van de dienstbaarheid aan de vergankelijkheid zal be­vrijd worden tot de
vrijheid van de heerlijkheid der kinderen Gods. Want wij
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 9
21-01-15 14:54
10
Zwerfster voor God
weten, dat tot nu toe de ganse schepping in al haar delen zucht en in barens­nood is. En niet alleen zij, maar ook
wijzelf, (wij), die de Geest als eerste gave ontvangen hebben, zuchten bij onszelf in de verwachting van het zoonschap: de verlossing van ons lichaam.
Als ik terugkijk op de jaren die achter me liggen, kan ik de
lijn zien van een goddelijk patroon in de weg die God zijn
kinderen laat gaan. Toen ik tijdens de oorlog in Nederland in
een gevangenis zat, bad ik vaak: “Heer, laat de vijand me alstublieft niet in een Duits concentratiekamp stoppen.” God
zei nee tegen dat gebed. Eenmaal in dat Duitse kamp met al
zijn ver­schrikkingen, leerde ik vele gevangenen kennen die
nog nooit van Jezus Christus hadden gehoord. Als God mijn
zuster Betsie en mij niet had gebruikt om hen tot Hem te
brengen, zouden ze nooit van Hem hebben gehoord. Velen
stierven, of werden gedood, maar velen stierven met de naam
van Jezus op hun lippen. Zij waren al ons lijden zeker waard.
Het geloof is als radar waarmee je door de mist heen kijkt.
Mijn leven is een weefsel tussen mijn God en mij.
Niet ik kies de kleuren, nee, dat doet Hij.
Vaak weeft Hij er verdriet in, en, door onverstand,
vergeet ik dat Hij ziet de boven- en ik de onderkant.
Als ’t weefgetouw zal rusten
en de spoel schiet niet meer om,
zal God het doek ontvouwen
en verklaren elk “waarom” –
hoe nodig donk’re draden zijn in de Wevershand,
naast goud- en zilverdraden:
zó komt zijn plan tot stand.
(Uit het Engels)
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 10
21-01-15 14:54
Inleiding
11
Hoewel de draden van mijn leven heel vaak in de knoop
leken te zitten, weet ik, door het geloof, dat er aan de andere
kant van het borduurwerk een kroon te zien zal zijn. Terwijl
ik de wereld doorkruiste – als een zwerfster voor de Heer
– heb ik een paar lessen geleerd in Gods grote school. En nu
ik deze dingen vertel aan u die dit boek leest, bid ik dat de
Heilige Geest ook u iets zal laten zien van het goddelijke pa­
troon van Gods plan voor u.
Corrie ten Boom
Overveen, Nederland
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 11
21-01-15 14:54
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 12
21-01-15 14:54
1
Een lied in de nacht
Zie, God is mijn heil, ik vertrouw en vrees niet, want mijn
sterkte en mijn psalm is de Here Here… (Jesaja 12:2).
De oorlog was voorbij. Al voordat ik uit het concen­
tratiekamp kwam, wist ik dat ik mensen zou gaan hel­pen die
de weg in het leven kwijt waren. Nu was ik bezig daarmee een
begin te maken in Bloemendaal. Het was meer dan een dak
voor de daklozen – het was een toevluchtsoord voor mensen
die zowel geeste­lijk als lichamelijk de weg kwijt waren.
Maar omdat ik zo vlakbij de dood had geleefd en die dagelijks in de ogen had gekeken, voelde ik me vaak een vreemdeling in mijn eigen land; veel van de mensen daar zagen
geld, aanzien en succes als het belangrijkste in het leven. Als
je voor een crematorium staat en weet dat elke dag je laatste
kan zijn, krijg je een andere kijk op het leven.
Ik begreep wat de kunstenaar bedoelde, die het portret
van een gestorven rijke man schilderde en het de titel gaf:
Sic transit gloria mundi – aldus gaat de glorie der wereld
voorbij. De materiële dingen in deze wereld waren niet belangrijk meer voor mij en zouden dat ook nooit meer worden.
In deze tijd bracht ik voor het eerst na de oorlog een bezoek aan Haarlem, de stad waar ik meer dan vijftig jaar van
mijn leven had doorgebracht. Het was al laat in de avond
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 13
21-01-15 14:54
14
Zwerfster voor God
toen ik door de straten liep. Toen ik voor een stoplicht
moest wachten, had ik het vreemde ge­voel dat de mensen
in rijen van vijf moesten gaan staan, net als in het concentratiekamp. Maar nee, ze babbel­den over koetjes en kalfjes en
toen het licht op groen sprong, liepen ze verder zonder dat
iemand tegen hen schreeuwde.
Maar vele gezichten stonden merkwaardig gespannen
en ik voelde de behoefte in me opkomen om alle mensen,
vooral de mensen die zo vast zaten aan mate­riële dingen, te
vertellen over Jezus, de Enige die ons van alles vrij kan maken.
Het was al bijna middernacht toen ik tenslotte in de Barteljorisstraat kwam. De maan en veel sterren waren te zien
boven de oude daken van de bekende huizen in de korte
straat. Voor de Beje bleef ik staan, op de hoek van het steegje
in het midden van de straat. Ik raakte met mijn vingertoppen de winkeldeur aan. Ook al was de Beje niet langer mijn
huis, het had nog steeds een grote plaats in mijn hart. Ik wist
toen nog niet dat het huis in de toekomst gedeeltelijk gebruikt zou wor­den ter herinnering aan mijn familie en de
tijd dat het een schuilplaats was geweest voor de Joden die
gered waren van een zekere dood in de handen van de Nazi’s. Ik stond daar alleen in het donker en gunde mezelf de
luxe van de herinneringen. Hoe vaak had ik de luiken voor
de etalage gedaan. Op mijn eerste schooldag, bij­na vijftig
jaar geleden, was ik door die deur naar bui­ten gekomen. 0,
wat was ik een onwillige leerling ge­weest! Ik huilde, bang
omdat ik het vertrouwde oude huis moest verlaten, hier
was de warmte die me ’s win­ters beschermd had, de ramen,
die de regen en mist hadden buitengehouden. Hier gingen
we ’s avonds met z’n allen om het vuur zitten nadat er afgewassen en opgeruimd was. Maar mijn vader, die mijn angst
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 14
21-01-15 14:54
1. Een lied in de nacht
15
kende, had toch mijn hand genomen en me door die deur
de schoolwereld ingeleid, een onbekende wereld van onderwijzers en klaslokalen.
Vader was nu gestorven. Maar mijn hemelse Vader leefde nog. Ik liet mijn hand over de deur glijden, mijn vingers
voelden de barstjes en de nerven. Dit was mijn schuilplaats
niet meer. Hier woonden nu anderen. De wereld was mijn
schoollokaal en de enige zeker­heid die ik had, was dat de
eeuwige Armen onder me waren. Hoe dankbaar was ik, dat
de sterke hand van mijn hemelse Vader de mijne vasthield.
Ik keek de smalle steeg in. Het was er aardedonker. Ik
spitste mijn oren en heel diep in mijn hart kon ik de stemmen van Vader, Betsie en de anderen horen. Was het nog
maar een jaar geleden? Het leek eeuwen. “Wat een eer,” had
Vader gezegd, “om mijn leven te mogen geven voor Gods
uitverkoren volk, de Joden.”
Ik betastte de muur met mijn handen en drukte mijn gezicht toen tegen de koude stenen. Nee, ik droomde niet. Het
was werkelijkheid. De oude Beje, de oude schuilplaats, was
niet meer van mij. Ravensbrück had me veel geleerd. Mijn
schuilplaats was in Jezus alleen. Zelfs nu ik midden in de
nacht door de straten liep van een stad, die eens mijn thuis
was geweest, maar nu niet meer dan een stad was, was ik
doordrongen van de aanwezigheid van de hemelse Vader.
Opeens liet de kathedraal zijn oude, vertrouwde klan­ken
horen. Mijn leven lang had ik de prachtige muziek van de
Grote Kerk gehoord, overdag en ’s nachts. Het was geen
droom, zoals ik dat beleefd had in het con­centratiekamp.
Dit was echt. Ik liep bij de deur van­daan en ging langzaam
door de Barteljorisstraat naar de Grote Markt. Daar bleef ik
staan en keek op naar de kathedraal, die donker afstak tegen
de hemel, om­kranst door duizenden twinkelende sterren.
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 15
21-01-15 14:54
16
Zwerfster voor God
“Jezus, dank U dat ik leef,” fluisterde ik.
In mijn hart hoorde ik Hem antwoorden: “Zie, Ik ben
met u al de dagen, tot aan de voleinding der wereld” (Matteüs 28:20).
Ik bleef daar een hele poos staan, terwijl de wijzers op de
plaat van de grote klok naar het hele uur kropen. Toen liet
de kerktoren zijn klanken weer horen; dit­maal weerklonk
het bekende gezang van Luther: “Een vaste burcht is onze
God.” Ik luisterde ernaar en zong mee, tot mijn eigen verbazing niet in het Nederlands, maar in het Duits: “Ein feste
Burg ist unser Gott.”
“Net iets voor U, Heer,” zei ik, glimlachend, “me te herinneren aan uw genade door me een Duits gezang te laten horen.”
Er kwam een politieagent langs. Hij keek naar me, zei een
vriendelijk woord.
Ik zei: “Goedenacht, Agent. Een vaste burcht is onze God.”
Ik was vrij.
De volgende dag ging ik de Grote Kerk binnen. Deze
stond zo vlakbij het huis in de Beje waar ik was opge­g roeid,
dat mijn hart er net zo warm voor klopte als voor de horlogemakerswinkel.
“Zal ik u de kerk laten zien?” vroeg de oude koster, toen
hij me bij de deur zag staan.
“Dank u wel,” zei ik, “maar ik wil graag alleen zijn.” Hij
knikte begrijpend en ik liep door. Ik stapte over de grafstenen, die de vloer van het oude gebouw vorm­den. Mijn
schoenen maakten een vreemd, schrapend geluid, dat hol
weergalmde door de lege kerk. Ik dacht aan de keren dat ik
hier als kind gespeeld had.
Mijn nicht Dot was mijn beste vriendin geweest. Ze was
de jongste dochter van mijn oom Arnold, destijds koster
van de Grote Kerk.
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 16
21-01-15 14:54
1. Een lied in de nacht
17
Dot en ik deden alles samen. Ons geliefkoosde spelletje
was verstoppertje spelen in de grote kerk. Er waren daar
prachtige plekjes om je te verstoppen: tussen de kerkbanken, achter deuren, die toegang gaven tot wenteltrappen,
en in heel oude kasten. Het orgel in de kerk was wereldberoemd, en soms, als er een concert gegeven werd, vond
oom Arnold het goed dat er fami­lieleden van hem in de kerk
kwamen, waar ze op een houten bank zonder rugleuning,
leunend tegen de kil­le, vochtige stenen muur, de prachtige
muziek konden horen.
Eén plek was voor ons streng verboden als we verstop­
pertje speelden. Dat was de oude preekstoel. We kwa­men
daar dan ook nooit, maar verder was die oude kerk een
grandioze speelplaats! Als we riepen, galmde de echo van
het ene dwarsschip naar het andere, en ons gelach had absoluut niets weg van heiligschennis. In tegenstelling tot een
paar strenge volwassenen, die hun wenkbrauwen wel eens
fronsten over ons gedoe, vond ik het gelach van kinderen
in een lege kerk altijd de mooiste lofzang. En zo groeiden
we op; we kenden alleen maar een God, die gesteld was op
onze aan­wezigheid, rennend, huppelend en spelend in dat
ge­bouw, dat gemaakt was voor zijn eer.
Toen we er weer eens op een middag speelden, werd het
wat later dan gewoonlijk. Voor we het wisten, hadden de
schaduwen in de kerk alles donker gemaakt. Ik keek om me
heen. Door de prachtige gebrandschilder­de ramen zag ik het
lantaarnlicht naar binnen vallen. Alleen de omtrekken van
de gotische pilaren waren te zien.
“Ga mee naar huis,” fluisterde Dot. “Ik ben bang.”
Ik was niet bang. Ik liep naar de deur van de woning waar
oom Arnold woonde. Ik voelde een Aanwezig­heid, die me
troostte, een diepe vrede in mijn hart. Zelfs in het donker, in
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 17
21-01-15 14:54
18
Zwerfster voor God
de vochtige stoflucht van het grote gebouw, wist ik dat het
“Licht der Wereld” bij mij was. Bereidde de Heer me voor
op een periode in de toekomst, waarin ik er zeker van zou
moeten zijn dat zijn Licht alle duisternis overwint?
Vijfenveertig jaar later. Betsie en ik liepen naar de binnenplaats van het concentratiekamp waar het appèl werd
gehouden. Het was vroeg; de ochtend was nog niet eens
aangebroken. Het hoofd van onze barak was zo wreed, dat
ze ons een vol uur te vroeg de ijzige kou instuurde.
Betsies hand lag in de mijne. We liepen langs een an­dere
weg naar de binnenplaats als de rest van onze ba­rakgenoten.
We liepen daar met z’n drieën, want we wandelden met de
Heer en spraken met Hem. Eerst zei Betsie iets. En dan sprak
de Heer. Hoe? Ik weet het niet. Maar we verstonden Hem
allebei. Het was diezelfde Aanwezigheid, die ik jaren daarvoor in de oude kerk had gevoeld.
Het enige licht, dat we zagen waren de heldere och­
tendsterren. De koude winterlucht was helder. Vaag konden we de contouren onderscheiden van de barak, het crematorium, de gaskamer en de torens waar de wachten met
hun machinegeweren stonden.
“Een stukje van de hemel, vind je niet?” had Betsie gezegd. “Heer, dit is nog maar een klein voorproefje. Op een
dag zullen we U Zelf zien, maar dank U dat U ons nu de
vreugde schenkt met U te mogen wandelen en met U te
mogen spreken.”
Een stukje hemel daar midden in de hel. Licht temid­den
van het duister. Wat een heerlijkheid!
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 18
21-01-15 14:54
2
Een grote ontdekking
Door het geloof is Abraham, toen hij geroepen werd, in
gehoorzaamheid getrokken naar een plaats, die hij ter erfenis zou ontvangen, en hij vertrok, zonder te weten waar hij
komen zou (Hebreeën 11:8).
Toen mijn ouders trouwden, kozen ze Psalm 32:8 als tekst,
de belofte, waarvan ze voelden dat het Gods ze­kerheid voor
hun verdere leven was.
Ik zal u onderwijzen en u leren de weg die gij gaan moet;
Ik zal raadgeven, mijn oog zal op u zijn.
Nu Vader en Moeder er niet meer waren, werd deze belofte ook voor mijn leven de speciale wegwijzer – Gods trouwe
belofte mij te leiden op al mijn reizen. Dat had ik heel erg
nodig toen ik aan mijn eerste reis naar Amerika begon.
De oorlog was nog maar net voorbij en veel Europea­nen
wilden naar Amerika. Maar er waren er maar weinig – áls ze
er al waren – die erheen wilden om dezelf­de reden als ik:
om als evangeliste de Amerikanen het evangelie te brengen.
Maar we kregen allemaal hetzelf­de te horen als we een visum vroegen voor Amerika: “We kunnen u onmogelijk de
nodige papieren geven.”
Ik bad: “Heer, als het uw wil is dat ik naar Amerika ga, dan
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 19
21-01-15 14:54
20
Zwerfster voor God
zult U ook voor de benodigde papieren moeten zorgen.”
Al gauw ontdekte ik dat de onmogelijkheden van de mens
Gods mogelijkheden zijn. Hij gebruikt onze pro­blemen als
bouwmateriaal voor zijn wonderen. Ik be­gon te begrijpen
dat dit mijn eerste les was om volledig op God te le­ren vertrouwen, mijn eerste stap­pen op het pad naar volledige afhankelijkheid van en gehoorzaamheid aan zijn leiding. Wat
moest ik nog veel leren!
Eindelijk waren mijn papieren voor elkaar, behalve het
laatste en belangrijkste. Ik zat in m’n eentje op een harde
houten bank in de hal van het immigratie­bureau in Den
Haag. Iedereen die uit het kantoor was gekomen, had degenen die in de hal zaten te wachten gewaarschuwd: “Die
kerel daarbinnen is glashard. Hij laat niemand door.”
“Heer,” bad ik in stilte, “ik ben bereid te gaan of hier te
blijven. Wat ook uw wil is.”
“Hallo! Kennen wij elkaar niet?” Het was de stem van een
vrouw van middelbare leeftijd die voor me stond. Ik keek haar
aan en probeerde tevergeefs me te herinneren wie ze was.
“Jij bent Corrie ten Boom,” lachte ze. “Ik ben een van je
nichten en dit is Jan, mijn man. Ik heb je in geen jaren gezien, en Jan ken je natuurlijk niet, want we zijn pas zes jaar
geleden getrouwd.”
“Proberen jullie ook naar Amerika te gaan?” vroeg ik. “O
nee,” lachte ze. “Ik kom net van Jan’s kantoor. Dat is in dit
gebouw.”
“Dan kun jij me misschien wel helpen,” zei ik tegen Jan,
terwijl ik hem de hand schudde. Ik vertelde hem mijn verhaal.
Hij was vriendelijk, maar zei: “Het spijt me; ik zou mijn
splinternieuwe nicht graag van dienst willen zijn, maar dit
is mijn afdeling niet. Maar mocht je moeilijk­heden krijgen,
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 20
21-01-15 14:54
2. Een grote ontdekking
21
bel me dan op.” Hij gaf me zijn telefoonnummer en we
schudden elkaar de hand, waarna hij wegging.
Ik bleef wachten. De “glasharde” man verliet zijn kantoor
om koffie te gaan drinken en een jonge amb­tenaar nam zijn
plaats in. Toen werd ik binnengeroe­pen.
“U kunt beter wachten tot mijn chef terug is,” zei hij,
toen ik hem vertelde waar ik naar toe wilde, en waar­om.
De moed zonk mij bijna in de schoenen, maar ik hield vol.
“Ik kan niet langer wachten. Wilt u dit nummer even bellen?” Ik gaf hem het kaartje, dat Jan me zojuist had gegeven.
Ik bad, terwijl hij het nummer draaide. Een paar tel­len later hing hij op. “Het is geregeld. Ik mag u het visum geven,
waarmee u naar Amerika kunt gaan.”
Nu reisde ik naar Amsterdam, om te proberen passage
te boeken op een schip van de Holland-Amerika Lijn. Maar
daar stuitte ik weer op een bijna onoverkomelijk probleem.
De beambte daar zei tegen me dat ze mijn naam alleen maar
op een wachtlijst konden zetten. “We zullen u dan over ongeveer een jaar bericht stu­ren,” zei hij.
“Over een jaar! Maar ik moet er nu naar toe.” De be­ambte
haalde zijn schouders op en ging verder met zijn werk.
Teleurgesteld ging ik weer naar buiten. Daar stond ik dan
op de Dam. God had me de opdracht gegeven naar Amerika
te gaan – daar was ik zeker van. Al mijn papieren waren in
orde. Ook daar had God voor gezorgd. Het was nu aan Hem
om ook dit probleem op te lossen. Opeens viel mijn oog op
een bord: Ameri­can Express Company. Ik liep het kantoor
binnen en vroeg: “Hebt u ook passagiersaccommodatie op
een van uw vrachtschepen naar Amerika?”
De oude kantoorbediende keek me aan, over zijn bril
heen, en zei: “U kunt morgen mee, mevrouw, als uw papieren in orde zijn.”
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 21
21-01-15 14:54
22
Zwerfster voor God
“O, maar dat is te vlug,” zei ik, terwijl ik mijn oren nauwelijks durfde geloven. “Kan het ook volgende week?”
“Dat kan ook geregeld worden,” zei hij. “We krijgen hier
niet zoveel dames van uw leeftijd, die met één van onze
vrachtschepen mee willen. Maar als u het wilt, dan kan
dat.”
Een paar weken eerder had ik een Amerikaanse za­kenman
leren kennen, die op familiebezoek in Neder­land was. Toen
ik hem van mijn plannen vertelde om naar Amerika te gaan,
probeerde hij me te ontmoedi­gen. “Het is niet eenvoudig
om je daar in Amerika te redden,” zei hij.
“Dat neem ik direct aan,” zei ik. “Maar God heeft me
gestuurd en ik moet gehoorzamen.” Toen gaf hij me twee
cheques, een kleine en een grotere. “Als u ze nodig hebt, gebruik ze dan,” zei hij. “U kunt me na­derhand alles terugbetalen.” Voor alle zekerheid stak ik ze maar bij me.
Zo arriveerde ik in New York, als evangeliste in Ameri­ka.
Ik mocht maar vijftig dollar meenemen en ik ken­de er geen
sterveling. Maar ik ging naar de YWCA (young women’s
christian association), waar ik een ka­mer vond en een plek
om mijn bagage heen te laten brengen.
Ik had het adres gekregen van een groep christenjoden
die naar Amerika geëmigreerd waren en die bijeenkomsten
hielden in New York. Ik belde hen, en ze nodigden me uit
om te komen spreken. Daar zij van Duitse komaf waren,
kon ik de Engelse lezingen, die ik aan boord van het vrachtschip had gemaakt, niet gebrui­ken; ik moest spreken in hun
taal. Dat was misschien ook wel zo goed, want mijn Engels
was nogal moeilijk te verstaan, vrees ik.
Aan het eind van de week zwierf ik een beetje doel­loos
door de stad. Ik ging naar de YWCA om mijn re­kening te
betalen. Degene die me hielp keek me me­delijdend aan.
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 22
21-01-15 14:54
2. Een grote ontdekking
23
“Het spijt me, maar onze ruimte is zo beperkt, dat we u hier
niet langer kunnen laten blij­ven. Eén week is het maximum.
Hebt u al een ander adres?”
“Ja, ik weet alleen nog niet wat het is.”
“Dat begrijp ik niet,” zei ze, een beetje verwonderd.
“God heeft een andere kamer voor me,” legde ik uit. “Hij
heeft mij alleen het adres nog niet gegeven. Maar dat is niet
erg. Hij heeft me door Ravensbrück geleid. Hij zal me in
Amerika zeker niet in de steek la­ten.”
Opeens schoot het meisje iets te binnen. “Ach, dat is waar
ook, er is een brief voor u gekomen.”
Vreemd, dacht ik, toen ze me de envelop gaf. Hoe kan ik
nou een brief krijgen? Niemand weet waar ik logeer. Maar
toch was het zo. Ik las hem gehaast en zei toen tegen het
meisje. “Ik logeer in de 190th Street.”
“Maar waarom hebt u dat niet meteen gezegd?” vroeg ze.
“Omdat ik het nog niet wist. Het stond in deze brief. Een
vrouw die ik niet ken, schrijft me: ‘Ik hoorde u spreken in de
Joodse gemeente. Ik weet dat het zo goed als onmogelijk is
om in New York een kamer te vinden. Mijn zoon zit op dit
moment in Europa, dus als u wilt, kunt u zijn kamer gebruiken in de tijd dat u in New York bent.’ ”
Het meisje was nog verbaasder dan ik. Maar ja, misschien had ze nog nooit een wonder meegemaakt! Ik reed
met de ondergrondse naar de 190th Street. Op het aangegeven nummer stond een groot huis met vele verdiepingen,
waarin een groot aantal gezinnen woonde. Ik vond de juiste
huisdeur aan het eind van een gang, maar er was niemand
thuis. Mijn gastvrouw had zeker niet verwacht dat haar uitnodiging zo’n uit­komst voor mij betekende. Ik maakte het
me gemak­kelijk tussen mijn koffers op de grond, leunde tegen de muur en viel al gauw in slaap.
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 23
21-01-15 14:54
3
De droom
En de hoop maakt niet beschaamd, omdat de liefde Gods in
onze harten uitgestort is door de Heilige Geest, die ons gegeven is (Romeinen 5:5).
In de laatste momenten voor de slaap me overviel, dwaalden mijn gedachten terug naar Ravensbrück. Ik kon Betsies
magere hand mijn gezicht voelen aanra­ken. Het was aardedonker in Barak 28, waar nog ze­venhonderd andere gevangenen sliepen. Elke dag kwa­men er honderden vrouwen
om. Betsie was ontzettend zwak geworden en we wisten
allebei dat de dood altijd vlakbij was.
“Ben je wakker, Corrie?” Haar zwakke stem klonk heel
ver weg.
“Ja, je hebt me wakker gemaakt.”
“Dat moest wel. Ik moet je beslist vertellen wat God tegen me gezegd heeft.”
“Sstt. Anders maken we de vrouwen om ons heen wakker. Laten we maar met onze gezichten naar elkaar toe gaan
liggen.”
Het bed was zo smal, dat we er alleen op konden lig­gen
als lepels in een bak – onze knieën in de kniehol­ten van de
ander. We gebruikten onze twee jassen als dekens, bovenop de dunne zwarte deken die de be­waaksters ons gegeven
hadden.
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 24
21-01-15 14:54
3. De droom
25
Ik trok de jas over onze hoofden, zodat we konden fluisteren zonder iemand wakker te maken. “God heeft me laten
zien,” zei Betsie, “dat we na de oorlog de Duitsers moeten
geven wat ze ons nu proberen af te nemen: onze liefde voor
Jezus.”
Betsie haalde met moeite adem. Ze was zo zwak en haar
lichaam zo uitgeteerd, dat alleen haar dunne huid de broze
beenderen nog bij elkaar hield. “O Bet­sie,” zei ik verschrikt,
“bedoel je dat we, als we hier levend vandaan komen, terug moeten naar Duitsland?” Betsie drukte onder de deken
mijn hand. “Corrie, er is zoveel bitterheid. We moeten hun
vertellen dat de Heilige Geest hun harten met Gods liefde
wil vullen.” Ik dacht aan Romeinen 5:5. Diezelfde ochtend
waren een paar vrouwen uit de barak met ons in een hoekje
gekropen, waar ik uit onze kostbare Bijbel had gele­zen. Maar
nu huiverde ik. Duitsland. Als ik bevrijd zou worden uit deze afschuwelijke omgeving, kon ik dan ooit naar Duitsland
terugkeren?
Betsies zwakke stem fluisterde verder. “Dit concen­
tratiekamp hier in Ravensbrück is gebruikt om veel, heel
veel levens te vernietigen. En er zijn nog veel meer van dit
soort kampen in Duitsland. Na de oorlog zul­len ze die niet
meer nodig hebben. Ik heb gebeden of de Heer ons er één
van wil geven. Dat zullen we dan gebruiken om levens op
te bouwen.”
O nee, dacht ik. Ik ga terug naar mijn eenvoudige baantje als horlogemaakster in Nederland en ik zet geen voet meer
over de grens.
Betsies stem trilde, zodat ik haar maar amper kon ver­
staan. “De Duitsers zijn het diepst gewond van alle volkeren
ter wereld. Denk eens aan dat jonge meisje, die bewaakster,
die gisteren zo ontzettend stond te vloeken. Ze is pas ze-
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 25
21-01-15 14:54
26
Zwerfster voor God
ventien, misschien achttien jaar, maar zag je hoe ze die arme
oude vrouw afranselde met een zweep? Er is veel te doen na
de oorlog.”
Ik vond eindelijk een plek waar ik mijn hand kon laten.
Een vreemd probleem, eigenlijk, maar het was zo’n smal
bed, dat je nauwelijks wist waar je met je handen en armen
moest blijven. Mijn hand lag nu op Betsies linkerzij, boven
haar hart. Ik voelde haar rib­ben vlak onder de huid. Hoe lang
zou ze nog in leven kunnen blijven? Haar hart fladderde in
de kooi van ribben als een stervend vogeltje, alsof het ieder
ogen­blik kon ophouden met kloppen.
Ik zweeg en dacht na. Wat was Betsie dicht bij Gods hart.
Alleen God kon in dergelijke omstandigheden de mogelijkheid tot een toekomstige evangelieprediking zien – een
evangelieprediking voor mensen die op dat moment bereid
waren ons te doden. En helemaal om in een plaats als een
concentratiekamp een gelegen­heid te zien om de levens
van onze vijanden te zege­nen en op te bouwen. Ja, alleen de
Heer Jezus kon Betsie zo’n visioen hebben gegeven.
“Moeten we bij ze gaan wonen in Duitsland?” fluis­terde
ik.
“Een tijdje,” antwoordde Betsie. “Daarna zullen we de
hele wereld rondtrekken om iedereen het evangelie te brengen – onze vrienden zowel als onze vijanden.”
“Over de hele wereld? Maar dat kost heel veel geld.”
“Ja, maar daar zal God voor zorgen,” zei Betsie. “Het enige wat wij moeten doen is het evangelie brengen en dan zal
Hij voor ons zorgen. Uiteindelijk is al het vee op duizend
heuvels van Hem. Als we geld nodig heb­ben, vragen we de
Vader gewoon een paar koeien te verkopen.”
Toen begon ik het te begrijpen. “Wat een voorrecht,” zei
ik zachtjes, “om over de wereld te mogen trekken en ge-
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 26
21-01-15 14:54
3. De droom
27
bruikt te worden door de Heer Jezus. Wat zou ik dat graag
willen.”
Maar Betsie gaf geen antwoord. Ze was in slaap geval­len.
Drie dagen later was ze dood.
De avond dat ik naar bed moest, na de dood van Bet­sie,
was een van de moeilijkste uit mijn hele leven. He­lemaal
vooraan in de ruimte zat één elektrische gloei­lamp tegen
het plafond. Mijn smalle bed was daardoor maar heel vaag
verlicht. Ik lag daar in het halfdonker te denken aan Betsies
visioen, dat ik me weer hele­maal probeerde te herinneren.
Vlakbij mijn bed schuifelden voeten en ik keek op. Een
Russische vrouw, mager en hol-ogig, schuifelde over het
pad tussen de bedden, op zoek naar een plek waar ze kon
slapen. De Russen waren niet popu­lair en iedereen draaide
zijn hoofd om. Toen ze dich­terbij me kwam, zag ik de opgejaagde blik in haar ogen. Wat vreselijk om gevangen te zitten en niet eens een plekje te hebben om te kunnen slapen!
Betsies plaats naast me was leeg. Ik wenkte de vrouw en
sloeg de deken voor haar terug. Ze kroop eronder, dankbaar,
en strekte zich naast me uit. We lagen met onze hoofden op
hetzelfde kussen en onze gezichten waren zo dicht bij elkaar dat ik wilde praten. Maar ik sprak haar taal niet.
“Jesoes Christoes?” zei ik daarom toen maar zachtjes. “O!”
riep ze. Snel sloeg ze een kruis, waarna ze haar armen om
me heensloeg en me kuste.
Zij, die tweeënvijftig jaar mijn zuster was geweest, met
wie ik zoveel lief en leed had gedeeld, was er niet meer. Nu
vroeg een Russische vrouw om mijn liefde. En er zouden
anderen komen, die mijn zusters en broeders zouden zijn in
Christus. Over de hele wereld.
Ik werd wakker doordat een vriendelijke hand aan mijn
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 27
21-01-15 14:54
28
Zwerfster voor God
schouder schudde. Het was na middernacht en ik rea­liseerde
me dat ik tussen mijn bagage in slaap was ge­vallen, zittend
op de grond en leunend tegen de muur van de gang.
“Kom,” zei mijn nieuwe vriendin zacht terwijl ze de deur
opende. “De grond is geen plek voor een Ko­ningskind.” Ik
stond op uit mijn verkrampte, in elkaar gedoken houding
en ging haar woning binnen. De daarop volgende vijf weken
was ik haar gast.
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 28
21-01-15 14:54
4
De blijde boodschap
De Heer heeft welbehagen in wie Hem vrezen, die op zijn
goedertierenheid hopen (Psalm 147:11).
Terwijl de weken verstreken, merkte ik dat mijn geld
opraakte. Jan ten Have, de uitgever van mijn Neder­landse
boek Gevangene en toch, moest in die tijd in New York zijn.
Hij hielp me zoveel hij kon en ik bracht het grootste deel
van mijn tijd door met het bezoeken van adressen die ik in
Nederland had gekregen. De Amerikanen waren beleefd
en soms geïnteresseerd, maar niemand vroeg me te komen
spreken. Ze hadden het allemaal druk met hun eigen zaken.
Er waren er zelfs die zeiden dat ik beter in Nederland had
kunnen blijven.
Naarmate de tijd verstreek, voelde ik de weerstand te­
gen mijn evangelieverkondiging toenemen. Niemand had
belangstelling voor een oudere vrouw uit Neder­land die
toespraken wilde houden. “Waarom ben je eigenlijk naar
Amerika gekomen?” begonnen de men­sen mij te vragen.
“Omdat God mij heeft gestuurd. Ik kon toen alleen maar
ge­hoorzamen.”
“Onzin,” zeiden ze. “Er bestaat helemaal niet zoiets als
directe leiding van God. De ervaring leert ons dat we ons
gezonde verstand moeten gebruiken. Als je hier nu zonder
geld zit, is dat jouw eigen schuld en niet die van God.”
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 29
21-01-15 14:54
30
Zwerfster voor God
Ik probeerde het voor God op te nemen. “Maar Gods leiding is veel belangrijker dan gezond verstand. Ik weet zeker
dat Hij me opgedragen heeft zijn boodschap in Amerika te
verkondigen. Ik kan uit eigen ervaring vertellen dat het licht
van Jezus sterker is dan de diep­ste duisternis.”
“We hebben predikanten om ons dat te vertellen,” luidde het antwoord.
“Natuurlijk, maar ik kan op grond van mijn ervaringen
in een concentratiekamp vertellen dat het waar is wat die
predikanten zeggen.”
“U had beter in Nederland kunnen blijven. We hebben
geen behoefte aan nog meer predikers. Er komen te­veel Europeanen naar Amerika. Daar zou toch eens wat aan gedaan
moeten worden.”
De moed zakte me nu helemaal in de schoenen. Mis­schien
hadden die Amerikanen wel gelijk. Misschien kon ik maar
beter teruggaan en in Nederland mijn werk als horlogemaakster weer opvatten. Mijn geld was op, zodat ik nu alleen nog
de grootste cheque van die Amerikaanse zakenman had. Alleen aarzelde ik die cheque te verzilveren zonder hem daar
eerst over te raadplegen. Ik vond zijn adres en kwam terecht
in een imponerend kantoor in Manhattan. Maar zijn ge­zicht
stond niet zo vriendelijk als die keer in Neder­land.
“Vindt u het goed dat ik die tweede cheque ook in­wissel?”
vroeg ik.
“Hoe weet ik of u mij het geld kunt terugbetalen?” vroeg
hij. “U bent nu al vijf weken in Amerika en u hebt nog steeds
nergens kunnen spreken. Volgens mij is het beter dat u mij
die cheque maar gewoon teruggeeft.”
Ik verzamelde al mijn moed en zei: “Ik weet zeker dat
God hier iets voor me te doen heeft. Ik sta in zijn wil en zal
op de een of andere manier al uw geld terugbetalen.”
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 30
21-01-15 14:54
4. De blijde boodschap
31
Hij verscheurde de cheque en schreef een nieuwe uit
– met een veel lager bedrag.
Ik voelde me opgelaten en vernederd. Ik had wel geld in
Nederland – het restant van mijn eerste boek en een klein
inkomen van de zaak die ik verkocht had. Maar die fondsen konden niet naar Amerika gehaald worden. Ik ging naar
mijn kamer en deed de deur op slot. Het werd tijd voor een
lang gesprek met mijn he­melse Vader.
Ik knielde naast het bed en bad: “Vader, U moet hel­pen.
Als ik geld moet lenen om naar Nederland terug te gaan,
zullen de mensen zeggen: ‘Zie je nu wel dat de beloften uit
de Bijbel niet waar zijn. Directe leiding bestaat niet.’ Vader,
terwille van uw eer moet U me helpen.”
Ik viel snikkend op bed. Toen, heel langzaam, als een
diepe overtuiging in mijn hart, kwam het antwoord: “Maak
je geen zorgen over mijn eer. Daar zorg Ik zelf wel voor. Er
komt een tijd dat je Mij zult danken voor deze tijd in New
York.”
Er lag een enorme oceaan tussen mij en mijn geboorte­
land. Ik had geen geld. Niemand wilde mijn lezingen horen.
Het enige wat ik had, was een innerlijk woord van God dat
Hij mij leidde. Was dat voldoende? Het enige wat ik kon
doen, was doorgaan – en blijven doorgaan om zijns Naams
wil.
Voordat ik ging slapen, sloeg ik mijn Bijbel open, mijn
trouwe metgezel. Mijn blik viel op Psalm 147:11. De Heer
heeft welbehagen in hen… die op zijn goedertie­renheid hopen. Dat was een dunne draad, een zijden draad, vanuit de
hemel naar mijn kamertje in de 190th Street in New York. Ik
hield me aan die belofte vast en viel in slaap.
De volgende dag woonde ik een Nederlandse dienst bij in
een kerk in New York. De spreker was dr. Barkey Wolff en
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 31
21-01-15 14:54
32
Zwerfster voor God
er waren veel Nederlanders gekomen, die na de dienst koffie
dronken in de consistoriekamer. Do­minee Burggraaff, die
onze in Canada geboren prinses heeft gedoopt, werd aan me
voorgesteld.
“Ten Boom,” herhaalde hij, toen hij mijn naam hoor­de.
“Ik vertel vaak het verhaal van een verpleegster die ook zo
heette. Zij beleefde een wonder in een concentratiekamp
met een flesje vitamine dat maar niet leeg raakte. Ik vertel het om te bewijzen dat God vandaag de dag nog steeds
wonderen doet, net als in de Bijbel. Kent u die verpleegster
soms? Is het mis­schien familie van u?”
Mijn hart sprong op. “Het was geen verpleegster,” antwoordde ik, “maar een horlogemaakster. En u kijkt nu naar
haar. Ik heb dit beleefd in 1944.”
“Dan moet u met mij meegaan naar Staten Island en uw
verhaal vertellen aan mijn gemeente,” riep hij uit.
De daarop volgende vijf dagen logeerde ik in de gezel­lige
pastorie van dominee en mevrouw Burggraaff. Het was
heerlijk weer eens Nederlands te eten. Ik had ge­probeerd
erachter te komen hoe lang je kon leven op Nedick’s ontbijt, dat tien cent kostte en bestond uit een kop koffie, een
doughnut en een glaasje dun vruchtensap, en dat je staande aan een balie moest nuttigen. Maar nu voorzag God mij
overvloedig van al het nodige, niet alleen van voedsel, maar
ook van nieuwe hoop. Ik ondervond nu aan den lijve dat de
Heer welbehagen heeft in hen die op zijn goedertieren­heid
hopen!
Een week later keerde ik terug naar New York. Toen ik ergens op straat liep, zag ik een kerk met een aan­kondiging op
de deur. Ik liep erheen en zag dat het een uitnodiging was
om de volgende zondag het Avondmaal te vieren – het was
Pasen.
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 32
21-01-15 14:54
4. De blijde boodschap
33
Na de dienst gaf de dominee mij het adres van Irving Harris, de uitgever van een christelijk tijdschrift, The Evangel.
Hij drong er op aan dat ik hem zou opzoe­ken.
Dat deed ik. De ochtend daarop ging ik meteen naar zijn
kantoor, waar ik een fijn gesprek met hem had. “Ik weet
dat ik de weg volg die God me gewezen heeft,” zei ik tegen
hem, “maar er zijn zoveel mensen die beweren dat er geen
directe leiding bestaat.”
“Geen aandacht aan besteden,” adviseerde Harris. “In de
Bijbel wordt vaak beloofd dat God degenen zal lei­den die
Hem gehoorzamen. Heeft u wel eens gehoord van een goede schaapherder die zijn schapen niét leidt?”
Harris vroeg of ik iets had, wat hij voor zijn tijdschrift kon
gebruiken. Ik gaf hem een van mijn lezingen en zei tegen
hem dat hij er zoveel van mocht gebruiken als hij wilde.
“Er is één maar,” verklaarde hij. “We kunnen niets betalen. Dit tijdschrift bestaat alleen om het evangelie te verspreiden, niet om financiële winst te maken.”
“Geweldig!” riep ik. “Dan heb ik eindelijk een Ameri­kaan
leren kennen die het geld in de juiste verhouding ziet.”
Irving Harris gaf mij een naam en een adres in Washing­
ton, D.C. Hij drong er sterk op aan om een afspraak te maken en Abraham Vereide op te zoeken. Ik wist niets over
Vereide, hoewel ik na die tijd ontdekte dat hij een van de
grote christelijke voormannen in Ame­rika was. Ik was op
mijn hoede, bang dat ik weer met een schouderophalen opzij geschoven zou worden. Maar ik voelde dat ik Irving Harris kon vertrouwen en zette door, met alle risico’s vandien,
en belde naar Washington.
Mr. Vereide reageerde hoffelijk en nodigde me uit om
als zijn gast naar Washington te komen. Bij het avond­eten
waren nog drie andere gasten aanwezig, alle drie professo-
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 33
21-01-15 14:54
34
Zwerfster voor God
ren, die me de hele avond bestookten met een spervuur van
vragen. Ik voelde me net een school­meisje dat uitgenodigd
was bij haar directrice. Mijn Engels was alles behalve goed
en leek nog slechter dan anders. Hoe kon ik mij meten met
zulke geleerde he­ren?
De volgende middag werd ik echter uitgenodigd te ko­
men spreken voor een groep dames. Ze vroegen me speciaal
over mijn gevangeniservaringen te vertellen. Ditmaal voelde ik me thuis. Nu kon ik weer vertellen wat de Heer in mijn
leven had gedaan.
Ze ontvingen me vriendelijk – enthousiast zelfs. “Corrie,” zei een van de dames naderhand, “dit is jouw boodschap. Vertel die waar je ook komt.” Toen gaf ze mij een
cheque die me in staat stelde al het geld dat ik geleend had
terug te sturen.
Opeens waren de bordjes verhangen. In plaats van he­
lemaal niets te doen, moest ik nu oppassen dat ik niet teveel deed. De aanbeveling van Abraham Vereide le­verde
telefoontjes uit het hele land op, waarin ik ge­vraagd werd
te komen getuigen. De telefoontjes kwa­men uit dorpen en
steden, ook uit de grote steden. Ik sprak in kerken, gevangenissen, universiteiten, scholen en clubs. Bijna tien maanden lang trok ik door Ameri­ka. Overal vertelde ik dat Jezus
Christus een realiteit is, ook in de donkerste dagen. Ik vertelde dat Hij het antwoord is op alle problemen in de harten
van volke­ren en naties. Ik wist dat het zo was, door alles wat
Hij voor mij had gedaan.
Toen er bijna een jaar verstreken was, begon ik te be­
grijpen dat God wilde dat ik terugging naar Europa. Ik had
heimwee naar Nederland, maar ik voelde dat Hij me een andere kant op leidde – naar Duitsland. Het enige land waar ik
bang voor was.
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 34
21-01-15 14:54
4. De blijde boodschap
35
Toen ik het concentratiekamp achter me liet, had ik gezegd: “Ik zal gaan waar God me stuurt, maar ik hoop dat het
nooit Duitsland zal zijn.” Nu weet ik dat het geen goede gedachte is geweest. F.B. Meyer zei: “God vervult niet met zijn
Heilige Geest degenen die gelo­ven in de vervulling van de
Geest, of degenen die daar­naar verlangen, maar degenen die
Hem gehoorzamen.” Boven alles wilde ik vervuld zijn met
Gods Geest. Ik wist dat ik dan geen andere keus had dan naar
Duits­land te gaan.
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 35
21-01-15 14:54
5
Muziek van gebroken snaren
Van de gunstbewijzen des Heren wil ik altoos zingen, van
geslacht tot geslacht zal ik uw trouw met mijn mond verkondigen (Psalm 89:2).
De Duitsers hadden bij de nederlaag hun gezicht ver­
loren. Hun huizen waren vernield en toen ze de enor­miteit
van Hitlers misdaden te horen kregen (waar veel Duit­sers
nog maar weinig vanaf wisten), waren ze wanhopig. Toen
ze terugkeerden naar hun vaderland, hadden ze het gevoel
dat ze niets meer hadden om voor te leven.
Vrienden in Darmstadt hielpen mij een voormalig con­
centratiekamp te huren. Dat gingen we gebruiken als tehuis
voor ontheemden. Het was niet zo groot, maar we hadden
er plaats voor zo’n honderdzestig vluchte­lingen en al gauw
zat het vol. Velen kwamen op een lange wachtlijst. Ik werkte nauw samen met het vluch­telingenprogramma van de
Lutherse Kerk (“das Evan­gelische Hilfswerk”) in het kamp
Darmstadt. Het prik­keldraad werd verwijderd; bloemen,
vrolijke verf en Gods liefde in de harten van de mensen veranderden een wreed kamp in een toevluchtsoord, waar de
men­sen weer een weg naar het leven konden vinden.
De Lutherse Marienschwestern, die hun leven hadden gewijd aan het dienen van de Heer en het helpen van geestelijk
hongerige mensen, hielpen met het werk onder de kinderen
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 36
21-01-15 14:54
5. Muziek van gebroken snaren
37
en vrouwen. Predikanten en leden van verschillende kerken
assisteerden de ontheemden bij het bouwen van huizen. Ik
reisde rond en hielp geld voor het werk bij elkaar te brengen.
Het kamp zat tjokvol. In verschillende kamers waren
meerdere gezinnen ondergebracht. Het was overal een lawaai van jewelste. De gezinnen – vaak zonder man­nen, omdat die in de oorlog waren omgekomen – pro­beerden een zo
goed mogelijk gezinsleven te leiden. Vaak liep ik door het
kamp om een praatje te maken met de eenzame, verslagen
mensen, in een poging hen wat op te beuren en te bemoedigen.
Op een middag trof ik in een hoek van een grote ka­mer
een wat oudere vrouw. Ze was kennelijk nog maar net in het
kamp. Ze was in de grote kamer onderge­bracht, bij drie gezinnen, en had een hoek toegewezen gekregen waar ze zich
kon installeren. Daar zat ze in elkaar gedoken, als een kind
dat een pak slaag heeft gehad, met haar verbleekte, versleten
jurk strak om haar tere, uitgemergelde lichaam. Ik merkte
dat het la­waai van de huilende kinderen haar teveel was. Ik
be­g reep dat het leven zelf haar verslagen had.
Ik liep naar haar toe, ging naast haar op de grond zit­ten en
vroeg wie ze was. Ze vertelde dat ze voor de oorlog docente
in de muziek was geweest op het conservatorium in Dresden. Nu was ze alles kwijt.
Ik vroeg haar mij iets over haar leven te vertellen, want
soms helpt het al als iemand bereid is naar je te luiste­ren. Ze
vertelde dat een predikant in de buurt van het kamp haar
toestemming had gegeven om op zijn piano te komen spelen. Ze had ook gehoord dat een aantal boerenkin­deren uit
de buurt wel muzieklessen wilde volgen. Maar het huis van
die predikant was kilometers ver­derop en de enige manier
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 37
21-01-15 14:54
38
Zwerfster voor God
om daar te komen was te voet. Het leek allemaal uitzichtloos.
“Speelde u dan piano?” vroeg ik opgetogen. “Ik ben dol
op muziek van Bach.”
Even lichtten haar ogen op. “Zou u zin hebben met mij
mee te gaan naar de pastorie?” vroeg ze. “Het zou mij een
groot genoegen zijn iets voor u te spelen.”
Het was een prachtig plan en al moesten we er vele kilometers voor lopen, ik voelde dat God hier een spe­ciale bedoeling mee had.
Ze ging voor de aftandse piano zitten. Ik bekeek het instrument. Het mocht dan gespaard gebleven zijn voor de
bommen, de regen had vrij spel gehad. Door de spleten van
de kromgetrokken panelen waren de snaren te zien en ik zag
dat die verroest waren. Er wa­ren er ook een paar gebroken
en die zaten om de andere heen gekruld. De pedalen waren
er al lang geleden af­gebroken en op de toetsen zat haast geen
ivoor meer. Als er nog één toon uit te halen was, mocht dat
wel een wonder heten.
De oude vrouw keek op en vroeg: “Wat wilt u graag horen?”
Ik bad in stilte, want ik wist dat één fout haar ernstig kon
verwonden. Toen hoorde ik mij tot mijn grote verbazing
zeggen: “Zou u alstublieft de Chromatische Fantasie van
Bach willen spelen?”
Ik schrok van mezelf. Waarom had ik nu een van de moeilijkste pianostukken gekozen, om die oude vrouw op zo’n
wrak van een piano te laten spelen? Maar op het moment
dat ik het zei, zag ik iets oplichten in haar ogen. Er speelde
een vage, tevreden glimlach over haar vermoeide gezicht.
Ze knikte en zette zich voor de piano.
Ik kon mijn oren haast niet geloven. Terwijl haar vin­gers
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 38
21-01-15 14:54
5. Muziek van gebroken snaren
39
heen en weer vlogen over de kapotte, kromgetrok­ken toetsen, vloeide de prachtige muziek van Bach uit die vochtige,
gehavende piano. De tranen schoten me in de ogen toen ik
aan het gehavende Duitsland dacht, waarin alleen maar de
overblijfselen van het verleden gebleven waren, maar dat
toch nog in staat was mooie muziek te laten horen. Een dergelijk volk zal blijven bestaan om opnieuw scheppend werk
te doen, dacht ik.
Terwijl de tonen van Bachs muziek wegstierven, moest
ik denken aan de woorden van een oud gezang, ge­schreven
door de blinde componiste Fanny J. Crosby:
Vertrapt door de boze, liggen in het mensenhart
gevoelens begraven – maar genade geneest.
Zo zal een gebroken snaar, liefdevol aangeraakt,
worden hersteld en weerklinken als eens.
Toen we naar het voormalige concentratiekamp terug­
liepen, waren de passen van mijn metgezellin veer­krachtiger.
“Het is vele jaren geleden dat ik de Chro­matische Fantasie
voor het laatst gespeeld heb,” zei ze. “Ik was toen concertpianiste en veel van mijn leer­lingen zijn nu bekende musici.
Ik had een prachtig huis in Dresden, maar dat werd vernield
door de bom­men. Ik moest vluchten en heb niets kunnen
meene­men.”
“Dat is beslist niet waar,” zei ik. “Uw kostbaarste be­zitting
hebt u meegenomen.”
“Hoe bedoelt u?” vroeg ze, niet begrijpend.
“Uw muziek. Want wat in je hart zit, kan je nooit worden
afgenomen.”
Toen vertelde ik haar wat ik in Ravensbrück geleerd had
van Betsies visioen – dat Gods liefde altijd blijft, ook al is al
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 39
21-01-15 14:54
40
Zwerfster voor God
het andere weggevallen. “In het concentra­tiekamp hebben
ze ons alles afgenomen wat we had­den; ze hebben ons zelfs
uren achtereen naakt laten staan, maar Jezus konden ze niet
uit mijn hart wegne­men. Vraag Jezus in uw leven te komen.
Hij zal u rijk­dommen geven, die niemand u meer kan afnemen.”
We legden het laatste stuk naar het kamp zwijgend af,
maar ik wist dat de Heilige Geest in haar hart bezig was, haar
liet nadenken over de dingen die geen mens ons kan ontnemen.
Spoedig kwam het ogenblik dat ik het kamp moest ver­
laten om verder te trekken. De dag dat ik vertrok, zat ze in
dezelfde hoek van de kamer. Een jongen speelde op zijn
mondharmonica, een baby huilde en er werd geschreeuwd,
iemand sloeg met een hamer op een houten kist. De kamer
trilde van dissonanten en dis­harmonische geluiden, maar
haar ogen waren gesloten en er lag een vage glimlach op haar
gezicht. Ik wist dat God haar iets had gegeven wat niemand
haar ooit meer zou kunnen afnemen, op geen enkele manier.
Na de oorlog was Duitsland gewond en het zat onder de
lit­tekens – en die zaten niet alleen aan de buitenkant. In een
klein hokje in het kamp van Darmstadt trof ik een Duitse
jurist aan. Hij zat diep ellendig in een rol­stoel en de stompen van zijn benen staken onder een lappendeken uit. Hij
zat boordevol bitterheid, haat en zelfmedelijden. Hij vertelde dat hij vroeger een actief lid van de Lutherse kerk was
geweest en dat hij als jon­gen de kerkklok in zijn geboortedorp had geluid. Nu had het afschuwelijke onrecht van de
oorlog hem zijn benen gekost, en was hij bitter gestemd jegens God en mensen.
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 40
21-01-15 14:54
5. Muziek van gebroken snaren
41
Ik voelde me tot hem aangetrokken, omdat sommige van
zijn ervaringen op de mijne leken. Op een ochtend ging ik
speciaal naar zijn kamertje om hem iets over mijn leven te
vertellen.
Hij zat in zijn rolstoel naar een blinde muur te staren. Zijn
gezicht was grauw, zijn ogen levenloos. Ik houd er niet van
ergens doekjes om te winden, dus ik begon recht op de man
af.
“De enige manier om bitterheid kwijt te raken is die over
te geven,” zei ik.
Traag draaide hij zijn hoofd mijn richting uit. “Wat weet
u van bitterheid?” vroeg hij. “U hebt nog twee benen.”
“Ik zal u iets vertellen,” zei ik. “In Nederland, tijdens de
oorlog, kwam er een man naar me toe. Hij smeekte mij om
hem te helpen zijn vrouw vrij te krijgen. Ik had met hem
te doen en gaf hem al mijn geld. Ik haalde boven­dien mijn
vrienden over dat ook te doen. Maar die man was een verrader. De reden dat hij bij me kwam, was mij erin te laten
lopen zodat hij me kon laten ar­resteren. Hij verraadde niet
alleen mij, maar mijn hele familie en al mijn vrienden. We
kwamen allemaal in de gevangenis terecht, waar drie familieleden van mij zijn gestorven. U vraagt wat ik afweet
van bitterheid, van haat. U haat alleen de omstandigheden
waarin u verkeert, maar ik haatte een man. Toen ik in Nederland in de gevangenis zat te wachten tot ik getransporteerd zou worden naar een concentratiekamp in Duitsland,
vulden haat en bitterheid mijn hart. Ik wilde dat die man
dood was. Ik weet wat het is om te haten. Daarom kan ik u
ook be­g rijpen.”
De jurist draaide zijn stoel zo, dat hij mij goed kon zien.
Hij luisterde. “Dus u hebt ook gehaat. En wat vindt u dat ik
aan mijn haat moet doen?”
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 41
21-01-15 14:54
42
Zwerfster voor God
“Wat ik vind is van geen enkel belang. Maar laat ik u zeggen wat de Zoon van God ervan vindt: ‘Want in­dien gij de
mensen hun overtredingen vergeeft, zal uw hemelse Vader
ook u vergeven; maar indien gij de mensen niet vergeeft, zal
ook uw Vader uw overtre­dingen niet vergeven’ (Matteüs
6:14,15). Als we an­deren vergeven, zijn onze harten klaar
om vergeving te ontvangen.”
De jurist zat onrustig in zijn rolstoel te draaien. Ik zag dat
de spieren in zijn nek zich spanden, toen hij op zijn handen
steunde om te gaan verzitten.
“Als wij berouw hebben,” vervolgde ik, “vergeeft God
ons en reinigt Hij ons. Dat is wat ik heb gedaan, in de over­
tuiging dat, als ik mijn zonden beleed, God getrouw en
rechtvaardig zou zijn om mij mijn zonden te verge­ven en
mij te reinigen van alle ongerechtigheid.”
Hij keek me aan en schudde zijn hoofd. “Dat is mak­kelijk
gezegd, maar mijn haat zit te diep om weggeno­men te kunnen worden.”
“Niet dieper dan de mijne,” zei ik. “Maar toen ik mijn
haat beleed, nam Jezus die niet alleen weg, maar vulde Hij
me met liefde – zelfs met het vermogen mijn vijand lief te
hebben.”
“Wilt u zeggen dat u de man, die u verraden heeft en die
verantwoordelijk was voor de dood van uw familie­leden,
daadwerkelijk liefhad?”
Ik knikte. “Na de oorlog, toen die man ter dood ver­
oordeeld werd, heb ik met hem gecorrespondeerd. God gebruikte mij om hem voor zijn terechtstelling te laten zien
hoe hij gered kon worden voor de eeuwig­heid.”
De jurist schudde zijn hoofd. “Wonderlijk! Wonderlijk!
Bedoelt u dat Jezus dat voor iemand kan doen? Ik zal hier
eens diep over moeten nadenken.”
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 42
21-01-15 14:54
5. Muziek van gebroken snaren
43
Ik heb geleerd iemand niet verder te willen brengen dan
het punt waar God hem gebracht heeft. Ik nam afscheid van
mijn vriend en ging weer naar mijn ka­mer.
Een jaar later was ik weer in Darmstadt. Mijn vrienden
hadden deze man een aangepaste auto gegeven, waar­in hij
kon rijden hoewel hij geen benen had. Hij wacht­te me op
bij het station om me naar het kamp te rij­den. Toen ik in de
auto stapte, lachte hij om mijn ontstelde gezicht.
“U hebt me zelf geleerd dat Jezus overwinnaar is,” zei hij.
“Dan mag u nu ook niet bang zijn om gereden te worden
door iemand zonder benen!”
“U hebt gelijk,” antwoordde ik. “Ik zal niet bang zijn. Ik
ben erg blij u terug te zien. Hoe gaat het?”
“Prima. Ik wil u meteen vertellen dat ik mijn bitter­heid
heb overgegeven aan God. Ik had berouw en de Heer deed
zoals u hebt gezegd. Hij vergaf me en vulde mijn hart met
zijn liefde. Ik werk nu in het vluchtelingenkamp en loof
God dat hij ook iemand zonder benen kan ge­bruiken, als hij
Hem toebehoort.”
Hij zweeg even en vervolgde toen: “Maar er is iets wat ik
nog moet weten. Toen u uw vijanden had vergeven, was u
er toen voorgoed mee klaar?”
“O nee,” antwoordde ik. “Net deze maand nog maakte
ik iets vervelends mee met vrienden die zich gedroe­gen als
vijanden. Ze beloofden iets, maar hielden hun belofte niet.
Om precies te zijn, ze hebben mij uitgebuit. Ik bracht mijn
bitterheid echter bij de Heer, vroeg vergeving en Hij nam de
bitterheid weg.”
We hobbelden over een oneffen weg, maar de jurist lette meer op mij dan op zijn stuur. “Was de bitter­heid toen
voorgoed verdwenen?”
“Nee. De daarop volgende nacht werd ik om vier uur wak-
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 43
21-01-15 14:54
44
Zwerfster voor God
ker met weer een hart vol bitterheid. Ik dacht: Hoe kan zo’n
goede vriendin zich toch zo hebben ge­dragen? Weer bracht ik
het bij de Heer. Hij vulde mijn hart opnieuw met zijn liefde.
Maar de volgende nacht was het er weer. Ik werd er moedeloos van. God had me vaak gebruikt om anderen te helpen
hun vijand te vergeven, en ik kon altijd getuigen van wat Hij
in mijn leven gedaan had, maar nu voelde ik me verslagen.
Toen dacht ik aan Efeziërs 6:10-20, waar Paulus de ‘wa­
penrusting Gods’ beschrijft. Hij zei dat je, zelfs als je op een
dood punt komt, stand moet houden. Ik zat op dat moment
op een dood punt, dus besloot ik stand te houden, waarna
de bitterheid en wrok van mij weken.
Corrie ten Boom zonder de Heer Jezus kan nooit over­
winnen. Ik heb de Heer elk ogenblik nodig. En ik heb geleerd dat ik absoluut afhankelijk ben van Hem. Daardoor
heeft Hij me rijk gemaakt.”
We hadden het vluchtelingenkamp bereikt en mijn
vriend parkeerde de auto voor het gebouw, zette de motor
uit en keek me lachend aan. “Ik ben blij dat te horen,” zei hij.
“Want soms is mijn oude bitterheid er weer. Maar ik zal in
het vervolg standhouden, me be­roepen op Jezus’ overwinning over angst en wrok en, ook als ik het eigenlijk niet wil,
van de mensen hou­den.”
Mijn vriend was nu achter het geheim van de overwin­
ning gekomen. Overwinnen doe je door te gehoorza­men.
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 44
21-01-15 14:54
6
Heb uw vijanden lief
…omdat de liefde Gods in onze harten uitgestort is door de
Heilige Geest, die ons gegeven is (Romeinen 5:5).
Ik zag hem in een kerk te München – een kalende, zwaar
gebouwde man in een grijze overjas, met een bruine vilten
hoed in zijn handen. De mensen stroom­den de kerk uit,
waar ik net gesproken had, tussen de rijen houten stoelen
door naar de deur. Het was 1947 en ik was uit Nederland
naar het verslagen Duitsland gekomen met de boodschap
dat God vergeeft.
Het was de boodschap waar ze het meest behoefte aan
hadden in dat bittere, kapot gebombardeerde land, en ik had
hun verteld hoe ik mij dat altijd graag plastisch voorstelde.
Misschien omdat de zee de Neder­landers na aan het hart ligt,
vind ik het een bevrijden­de gedachte dat vergeven zonden in
zee geworpen worden. “Als wij onze zonden belijden,” zei
ik, “werpt God ze in de diepste oceaan, waar ze voorgoed ver­
dwijnen. En al kan ik er geen bijbeltekst over vinden, toch geloof ik dat er een bord staat, met daarop: Ver­boden te vissen.”
De ernstige gezichten keken me aan, zonder dat hele­maal
te durven geloven. Er werden in 1947 in Duits­land nooit
vragen gesteld na mijn toespraken. De mensen stonden
zwijgend op, trokken zwijgend hun jassen aan en vertrokken zwijgend.
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 45
21-01-15 14:54
46
Zwerfster voor God
Op dat moment zag ik hem; hij baande zich, tegen de
stroom in, een weg naar voren. Het ene ogenblik zag ik de
overjas en de bruine hoed, het volgende een blauw uniform
en een pet met klep en de schedel met ge­kruiste beenderen.
Op slag kwam het weer terug: de enorme ruimte met de
schelle lampen aan het plafond; de zielige hoop kleren en
schoenen midden op de grond; de schaamte om naakt langs
deze man te moeten lopen. Ik kon de tengere gestalte van
mijn zuster weer voor me zien, de ribben duidelijk zichtbaar
onder de perkamenten huid. Betsie, wat was je toch mager!
Die plaats was Ravensbrück, en de man die nu naar voren kwam, was een van de bewakers geweest – een van de
wreedsten.
Nu stond hij met uitgestoken hand voor me: “Een fij­ne
toespraak, juffrouw! Het is goed te weten dat al onze zonden, zoals u zei, op de bodem van de zee lig­gen!”
En ik, die zo rad van tong over vergeving had gespro­ken,
bladerde opeens druk in mijn agenda in plaats van die hand
te drukken. Hij herkende mij natuurlijk niet – hoe kon hij
van al die duizenden vrouwen juist die ene hebben onthouden?
Maar ik kende hem nog wel, met z’n leren zweep die altijd aan zijn gordel hing. Ik stond oog in oog met een van
de mannen die mij gevangen had gehouden, en mijn bloed
leek te stollen.
“U noemde Ravensbrück in uw toespraak,” zei hij. “Ik
ben daar bewaker geweest.” Nee, hij herkende me niet.
“Maar na die tijd,” vervolgde hij, “ben ik christen ge­
worden. Ik weet dat God mij al mijn wreedheden heeft
verge­ven die ik daar heb begaan, maar dat zou ik ook graag
uit uw mond willen horen. Juffrouw,” – weer werd zijn
hand uitgestoken – “wilt u me vergeven?”
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 46
21-01-15 14:54
6. Heb uw vijanden lief
47
Daar stond ik dan – ik, wier zonden steeds weer op­nieuw
vergeven moesten worden – en ik kon hem niet vergeven.
Betsie was daar gestorven – kon hij haar langzame, vreselijke dood zo maar uitvlakken door al­leen maar om vergeving
te vragen?
Het kan niet lang geweest zijn dat hij daar met uitge­stoken
hand voor me stond, maar voor mij leken het uren, waarin
ik worstelde met het moeilijkste wat ik ooit had moeten
doen.
Want dat het moest gebeuren, wist ik. Aan de bood­schap
dat God vergeeft, is één voorwaarde verbonden: dat wij hen
vergeven die ons verwond hebben. “Indien gij de mensen
niet vergeeft,” zegt Jezus, “zal ook uw hemelse Vader uw
overtredingen niet vergeven.”
Ik kende dat niet alleen als een gebod van God, maar ook
als een dagelijks terugkerende ervaring. Sinds het einde van
de oorlog had ik in Nederland een tehuis gehad voor slachtoffers van Nazi-wreedheden. Degenen die in staat waren
hun vroegere vijanden te vergeven, waren ook in staat terug te keren naar de maatschap­pij en hun leven weer op te
bouwen, ongeacht hun fysieke littekens. Degenen die hun
bitterheid vast­hielden, bleven invaliden. Zo eenvoudig en
reëel is dat.
En toch stond ik daar met een koud hart. Maar ik wist ook
dat vergeven geen emotie is. Vergeven is een wilsdaad en
de wil kan functioneren, ongeacht de tem­peratuur van het
hart. “Jezus, help!” bad ik in stilte. “Ik krijg mijn hand wel
omhoog. Dat lukt me nog wel. Zorgt U voor de liefde.”
Zo legde ik houterig, mechanisch, mijn hand in de hand
die naar me uitgestoken was. En toen ik dat deed, gebeurde
er iets ongelofelijks. De stroom begon in mijn schouder,
schoot door mijn arm en sprong over op onze in elkaar ge-
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 47
21-01-15 14:54
48
Zwerfster voor God
legde handen. Toen leek deze genezende warmte mijn hele
wezen te vullen, waardoor de tranen in mijn ogen sprongen.
“Ik vergeef u, broeder! Van ganser harte!”
Lang drukten we elkaar de hand, de voormalige bewa­ker
en de voormalige gevangene. Ik had Gods liefde nog nooit
zo intensief ervaren als op dat ogenblik. Maar tegelijkertijd
besefte ik dat het niet mijn liefde was. Ik had het geprobeerd
en er de kracht niet toe gehad. Het was de kracht van de
Heilige Geest, zoals het staat in Romeinen 5:5: “…omdat
de liefde Gods in onze harten uitgestort is door de Heilige
Geest, die ons gegeven is.”
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 48
21-01-15 14:54
7
In de kracht des Geestes
Jezus nu, vol van de Heilige Geest, keerde terug van de Jordaan en werd door de Geest geleid in de woes­tijn (…) En Jezus
keerde in de kracht des Geestes terug naar Galilea. En de roep
over Hem ging uit door de gehele streek (Lucas 4:1, 14).
Toen ik op het station in Bazel, Zwitserland, op mijn bagage stond te wachten, realiseerde ik mij opeens dat ik niet
wist waar ik naartoe moest. In de tien jaar na mijn ontslag
uit de gevangenis had ik onder leiding van God de hele wereld rondgereisd. Vaak had ik niet geweten waarom ik ergens naartoe moest, tot ik er was. Het was een soort tweede
natuur van me gewor­den om niet meer eerst mijn plannen
te maken en God dan om een handtekening te vragen. Nee,
ik had geleerd te wachten op Gods plannen en daar dan mijn
naam onder te zetten.
Ditmaal was het anders. Opeens stond ik in Bazel, zonder enig idee waarom en zonder te weten met wie ik contact
moest zoeken. Bovendien was ik moe. Elke nacht op een ander bed slapen en altijd uit een koffer leven had me afgemat.
Ik kreeg een paniekerig gevoel en ging zitten, in een poging
mij te herinneren naar wie ik onderweg was. Kon het zijn
dat ik met mijn drieënzestig jaar zo overwerkt was dat ik last
kreeg van geheugenverlies? Of erger nog – had God mij zijn
bewuste Aanwezigheid ontnomen, liet Hij mij een tijd alleen
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 49
21-01-15 14:54
50
Zwerfster voor God
wandelen? In mijn koffer vond ik een adres. Het zei me niets,
maar het was het enige waar ik iets mee kon. Ik nam een taxi,
maar de mensen die op het adres woonden, waren mij volko­
men onbekend en hadden nog nooit van mij gehoord. Ik
werd zo langzamerhand wanhopig – en ook een beetje bang.
Deze mensen gaven mij de naam van een man die me
misschien verder kon helpen. Misschien had hij wel eens
over mij gehoord. Ik nam weer een taxi, maar ook deze man
kende mij niet. Hij zat in het bestuur van een zendingsgenootschap dat in Spanje werkte. Maar hij verkeerde in grote,
geestelijke nood en was blij dat hij met iemand kon praten.
Mijn verwarring en angst vielen van me af. Ik haalde m’n
bagage op – in mijn onzekerheid had ik die op het station
laten staan – en bleef een paar dagen bij hem. Ik wist dat de
Heer me daar een opdracht had gegeven.
Tien jaar lang had de Heer mij stap voor stap geleid. Al
die tijd was ik nooit bang of onzeker geweest. Maar nu was
ik zowel het ene als het andere, niet in staat Gods leiding te
ontdekken. Maar ook nu leidde Hij mij. Ik leek wel een piloot die in de wolken vliegt. Ik moest op mijn instrumenten
vertrouwen, in plaats van op mijn waarneming. Ik was echt
aan rust toe en besloot terug te gaan naar Nederland om daar
nadere orders af te wachten.
Omdat er geen vliegtuigen vertrokken vanwege zwaar
onweer, ging ik met de trein. Toen ik aankwam in Haarlem,
wilde ik “Zonneduin” bellen, het huis in Bloemendaal waar
ik zou logeren.
Op weg naar de telefooncel gleed ik uit op het natte wegdek en voor ik het wist, lag ik languit op straat. Een felle pijn
schoot door mijn heup en ik kon niet meer opstaan.
“O Heer,” bad ik, “leg uw hand op mijn heup en neem die
afschuwelijke pijn weg.”
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 50
21-01-15 14:54
7. In de kracht des Geestes
51
De pijn verdween op slag, maar ik kon nog steeds niet
overeind komen. Vriendelijke mensen hielpen me naar een
taxi, waar een politieagent vroeg of hij kon helpen.
“Hoe heet u?” vroeg hij.
“Corrie ten Boom.”
Hij keek verbaasd en vroeg: “Hoort u soms bij die fa­milie
die we ongeveer tien jaar geleden gearresteerd hebben?”
“Dat klopt.”
Tijdens de oorlog hebben veel goede Nederlandse po­
litiemensen voor de Gestapo gewerkt; dat deden ze met opzet, om politieke gevangenen eventueel te kun­nen helpen.
Deze man had dienst gehad op de dag dat mijn familie werd
gearresteerd.
“Ik vind dit ongeluk erg naar voor u,” zei hij meele­vend,
“maar ik ben blij dat ik u nog eens zie. Ik zal die avond op het
politiebureau nooit vergeten. U zat allemaal op de grond.
Uw oude vader was er, met al zijn kinderen, en veel van uw
vrienden. Ik heb mijn collega’s vaak verteld dat er een vredige, blije sfeer in ons bureau hing die avond, alsof u naar
een feest ging in plaats van naar de gevangenis en de dood.”
Hij zweeg en keek me vriendelijk aan, alsof hij zich mijn
gezicht probeerde te herinneren. “Uw vader zei, voordat hij
probeerde te slapen: ‘Laten we samen bid­den.’ En toen las
hij Psalm 91 voor.”
“Weet u dat nog?!” vroeg ik. Na tien jaar wist die agent
nog welke psalm mijn vader had gelezen.
Eén vluchtig ogenblik, terwijl ik in die oude taxi in Haarlem zat en de regen op het dak kletterde, gunde ik mezelf
de pijn van het terugkijken. In deze zelfde stad waren we
gearresteerd. Het politiebureau was vlak bij de plek waar ik
me nu bevond. Het was de laatste keer geweest dat wij als
gezin bij elkaar waren. Vader was tien dagen later al gestor-
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 51
21-01-15 14:54
52
Zwerfster voor God
ven. Daarna Betsie. Allemaal weg. Nu, tien jaar later, wist
die agent nog steeds dat Vader Psalm 91 had gelezen.
Wie in de schuilplaats des Allerhoogsten is gezeten, vernacht in de schaduw des Almachtigen (Psalm 91:1).
Het was me nu allemaal duidelijk. Hoewel er geen licht
was om me te leiden, bevond ik mij nog steeds in Gods wil.
Als iemand in de schaduw des Almachtigen ver­nacht, is er
ook geen licht, want die schaduw is er om­dat Gods aanwezigheid zo dichtbij is.
Ik bad: “Lieve Vader, toen deze schaduw over me viel,
dacht ik dat U weg was. Nu begrijp ik dat deze schaduw er
was om­dat U dichterbij kwam. Ik wacht vol verlangen op
wat U voor mij in petto hebt.”
Vol verlangen was ik, maar niet bepaald geduldig. Een
röntgenfoto toonde aan dat mijn heup niet gebroken, maar
alleen zwaar gekneusd was. Volgens de dokter moest ik een
paar weken in bed blijven, wilde het weer genezen. Ik werd
uit het ziekenhuis naar Zonneduin gebracht, waar ik in bed
werd gestopt. Ik was niet in staat me te bewegen of om te
draaien zonder de hulp van een verpleegster.
Ik was een bijzonder ongeduldige patiënt. Ik had nog
maar vijf dagen voordat ik op een studentenbijeenkomst
in Duitsland moest zijn, en toen de dagen verstreken en
ik me realiseerde dat mijn heup niet snel genoeg ge­nas om
die bijeenkomst bij te kunnen wonen, werd ik prikkelbaar
en diep ongelukkig.
“Is er in heel Haarlem geen enkele christen die voor mijn
genezing kan bidden?” vroeg ik.
Mijn vrienden vonden een predikant. Het was bekend dat
hij door de Heer werd gebruikt om zieken te genezen door
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 52
21-01-15 14:54
7. In de kracht des Geestes
53
handoplegging. Diezelfde middag kwam hij bij me. Toen hij
naast mijn bed stond, zei hij: “Zijn er onbe­leden zonden in
uw leven?”
Wat een merkwaardige vraag, dacht ik. Ik had begre­pen dat
hij erin had toegestemd voor mijn genezing te komen bidden,
maar hield dat ook in dat hij zo per­soonlijk moest worden en
over mijn zonden moest praten? Maar goed, ver hoefde ik
niet te zoeken. Mijn onge­duld en veeleisende houding jegens
mijn verpleegster deugden niet – helemaal niet. Ik vroeg haar
naar mijn kamer te komen en ik beleed mijn zonde. Ik vroeg
zo­wel haar als God om vergeving.
Tevredengesteld legde die vriendelijke man toen zijn handen op mijn hoofd. Het jaar ervoor was mijn zus­ter Nollie
gestorven. Vanaf dat moment was mijn hart gebroken van
verdriet. Ik had het gevoel helemaal al­leen gelaten te zijn en
ik wist dat dit ertoe had bijge­dragen dat ik daar nu in bed lag,
in plaats van in Duits­land bij de studenten te zijn. Maar toen
die lange, vriendelijke man zijn handen op me legde en voor
me bad, voelde ik een grote kracht door me heenstromen.
Een enorme blijdschap. Het verdriet verdween en ik wilde
met David zingen:
Mijn rouwklacht hebt Gij veranderd in een reidans; mijn
rouwkleed hebt Gij losgemaakt, met vreugde mij omgord
(Psalm 30:12).
Ik was mij de Aanwezigheid van de Heer Jezus heel sterk
bewust. Ik voelde zijn genade door me heen vloeien, over
me heen, alsof ik in een oceaan van lief­de gedompeld werd.
Mijn blijdschap werd zo intens, dat ik tenslotte bad: “Niet
meer, Heer, niet meer.” Het leek of mijn hart op het punt
stond uit elkaar te springen, zo groot was die blijdschap. Ik
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 53
21-01-15 14:54
54
Zwerfster voor God
wist dat dit de heerlijke ervaring was, die Jezus beloofd had
– de doop met de Heilige Geest.
Ik keek naar de man die voor me gebeden had. “Kan ik nu
lopen?” vroeg ik.
Hij glimlachte. “Ik weet het niet. Het enige wat ik weet,
is dat u om een beetje vroeg en dat God u een oceaan heeft
gegeven.”
Tien dagen later was ik onderweg naar Duitsland; niet op
tijd, maar nog steeds vol van die overweldigende blijdschap.
Pas toen ik daar was, besefte ik waarom God dat speciale
moment had uitgekozen om mij met zijn Heilige Geest te
vervullen. In Duitsland kwam ik namelijk in aanraking met
veel mensen die bezeten waren. Nu ik, meer dan voordien,
in de kracht van de Heilige Geest ging, was God in staat om
velen via mij te bevrijden. In de naam van de Heer Jezus
Christus konden we boze geesten uitwerpen.
Jezus heeft zijn volgelingen er nadrukkelijk voor ge­
waarschuwd dat ze niet moesten proberen om in zijn naam
hulp te ver­lenen zónder zijn kracht. Ik had van mijn ervaring
in Bazel geleerd dat, als je probeert het werk van de Heer in
je eigen kracht te doen, dat het meest verwarrende werk is
dat er bestaat. Als je daarentegen vervuld bent met de Heilige Geest, maakt Hij je een kanaal van zijn lief­de en vrede.
Dit betekende het begin van een nieuwe geestelijke zegening, die me elke dag in een nauwere omgang brengt met de
Heer Jezus. Ik weet nu dat – of ik nu wandel in het heldere
licht van zijn Aanwezigheid, of vernacht in de schaduw des
Almachtigen – Hij niet alleen met mij is, maar dat Hij in mij
is.
…want Hij, die in u is, is meerder dan die in de wereld is
(1 Johannes 4:4).
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 54
21-01-15 14:54
8
Conny
Zelfs al ga ik door een dal… (Psalm 23:4).
Na twaalf jaar alleen gereisd te hebben, gaf de Heer mij een
reisgenote. De Heer zag wat ik nodig had en gaf mij Conny
van Hoogstraten, een mooie, jonge, Ne­derlandse vrouw, die
mijn eerste vaste medereizigster werd. Ik leerde haar kennen
tijdens een van mijn be­zoeken aan Engeland. We hebben
als team fijn samengewerkt, wat niet wil zeggen dat er geen
moeilijkhe­den waren – zoals vaak het geval is als mensen zo
nauw samenwerken. Maar die moeilijke momenten werden
gebruikt om ons dichter bij de Heer te bren­gen, omdat we
leerden in het Licht te wandelen. Ja, 1 Johannes 1:7-9 werd
een realiteit voor ons, en de Heer gebruikte Conny in het
leven van tal­loze mensen, over de hele wereld, om hun de
vreugde van het wandelen in het licht te laten zien.
We lachten heel wat af samen, want de Heer had Con­ny
een aanstekelijk gevoel voor humor gegeven en een vrolijke
lach. Een van Conny’s speciale gaven was het vermogen om
een huis in een thuis te veranderen. De men­sen vonden altijd een open deur en werden al gauw vrienden. We waren
twee heel verschillende mensen, maar de Heer maakte van
ons een team dat geschikt was om zijn werk te doen. Ik zal
de dag nooit vergeten, waarop Conny me vertelde dat er een
ander in haar le­ven was gekomen en dat we om een nieuwe
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 55
21-01-15 14:54
56
Zwerfster voor God
reisgenote zouden moeten bidden. Dat was een van die extra moeilijke dagen en het beste wat ik wist te doen, was een
lange wandeling maken. Meer dan ooit tevoren voelde ik dat
ik erg afhankelijk was van Conny en dat ik van haar hield als
van een zuster. Ik begreep Gods bedoeling niet, maar op die
wandeling gaf ik Conny over aan de Heer, en mezelf ook,
op een heel nieuwe manier. Ik vertrouwde mijn hele wezen
toe aan Hem die alles het beste weet. Conny was in goede
handen, dus waarom zou ik Hem niet vertrouwen voor de
toe­komst? Die laatste jaren samen waren veel fijner ge­weest
dan de jaren daarvoor.
In die tijd maakte de Heer me duidelijk dat ik naar Vietnam moest gaan. Toen Conny en ik dat met elkaar bespraken, ver­telde ze dat haar verloofde liever niet wilde dat zij
daar ook naartoe ging en dat we dus naar iemand anders
moesten uit­kijken. Dit speelde in het begin van het voorjaar en toevallig ontmoette ik een broeder in de Heer, die me
vertelde dat hij ook geroepen was om naar Vietnam te gaan.
Ik was dolblij en dankte de Heer toen we plannen maakten
om samen te gaan. Hij heet­te Anne van der Bijl en bleek een
uitstekende reisgezel te zijn. In Vietnam bracht de Heer een
aardige verpleegster op mijn weg die bij de WEC werkte. Zij
begeleidde mij als ik op reis ging en Anne erop uit trok naar
bijzonder gevaarlijke streken.
Ik zal de enorme nood nooit vergeten die ik in de ziekenhuizen, maar ook op andere plaatsen, heb gezien. Maar in
plaats van die nood bij Jezus te brengen, droeg ik die mee in
mijn zware en overbelaste hart. Wat kon ik toch dom zijn!
Met dat zware hart en mijn pijnlijke lichaam moest ik weer
verder naar Indonesië. O, de Heer werkte on­danks mij, en
de mensen waren erg aardig voor me en hielpen me op allerlei manieren, maar het heerlijkste moment was toch wel
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 56
21-01-15 14:54
8. Conny
57
onze landing in Amsterdam. We reden snel naar Soestdijk,
waar een lieve vriendin, Elizabeth van Heemstra, (die op
dat moment in Jeru­zalem werkte) mij haar woning ter beschikking had gesteld. Dat was een geweldig geschenk van
de Heer! Ik had nergens een plekje dat ik mijn thuis kon noe­
men, maar nu had ik er een gekregen – en het bleek een heer­
lijke haven! Een prachtige omgeving in een rustig ge­deelte
van Soestdijk. Conny en ik brachten daar onze laatste maanden samen door en het was een waarde­volle tijd. Conny had
het druk met de voorbereidingen voor haar huwelijk en het
nieuwe huis, waar ze met haar man zou gaan wonen. Veel
oude vrienden kwa­men even langs. We praatten en baden
veel en we ver­trouwden erop dat de Heer nog vóór Conny’s
huwelijk voor een nieuwe medewerkster zou zorgen.
Hoe wonderlijk zijn Gods wegen! Hij verhoorde onze gebeden en gaf me weer een Nederlandse reisgenote. Ze heette
Ellen de Kroon, een gediplomeerd verpleeg­ster, die veel van
de Heer hield. Ik zal het eerste be­zoek van Ellen nooit vergeten. Conny en haar verloof­de waren er ook. Het was een
mooie dag in juni en we besloten buiten op het balkon te
gaan zitten. Toen we een tijd hadden zitten praten, merkte
Ellen dat ik het koud kreeg; ze stond op, vroeg me waar ze
een sjaal kon vinden en legde die om mijn schouders. Ik zag
dat Conny’s gezicht begon te stralen, met ogen die le­ken te
zeggen: “Kijk nou! U hebt gebeden om ‘iemand’ die voor u
zou zorgen, die van u zou houden, en daar is ze!” Het was
tegelijkertijd voor Conny een bevesti­ging dat alles goed was,
nu ze wist dat Ellen haar plaats zou innemen.
Op Conny’s trouwdag – 1 september 1967 – vulde de Heer
de lege plaats in die zij achterliet, met de blonde verpleegster Ellen. Conny en haar man woon­den niet ver bij ons
vandaan en Conny gaf veel van haar tijd om Ellen bij het
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 57
21-01-15 14:54
58
Zwerfster voor God
werk te helpen. Bijna een jaar na hun trouwen moest Conny’s man een paar weken naar India. In dezelfde tijd ging
ze nog eens mee naar de Verenigde Staten om een begin te
maken met het boek “The Hiding Place” (De Schuilplaats).
Intussen hield Ellen het werk in Nederland bij. Ja, het was
Con­ny die het boek begon te typen, dat al zoveel levens over
de hele wereld heeft gezegend. Ik wist dat ze hield van het
werk waarmee we bezig waren, maar ook dat ze haar man
miste. Het was fijn dat we hem dagelijks bij de Heer konden
brengen. Onze gebeden werden verhoord en Conny’s man
keerde veilig terug naar Nederland, waarna ik mijn reizen
voortzette met Ellen.
Twee jaar later hoorden we dat Conny ziek was. We keerden terug naar Nederland en gingen haar meteen bezoeken
in het ziekenhuis. Ik wist dat ze erg ziek was, want ze kreeg
een behandeling die erop wees dat haar ziekte ongeneeslijk was, tenzij de Heer een wonder deed. Toen we Conny’s
kamer binnenkwamen, hadden we het gevoel dat we een
bloementuin in stap­ten, met Conny er midden in, bijna in
slaap. Haar man zat naast haar. Die dag had haar specialist
haar ingelicht over haar ziekte en gezegd dat er geen hoop
meer was. Conny was klaar om naar haar Heer en Hei­land te
gaan, maar het was zo moeilijk voor haar om die reis helemaal in haar eentje te ondernemen. Zou Jezus dat van haar
vragen?
Langzaam zei ze: “Ik heb veel gereisd in mijn leven, maar
er was altijd iemand bij me. Moeder, toen ik klein was, daarna tante Corrie, en nu mijn man. Maar wie gaat er met me
mee op de reis die voor me ligt?”
Haar man pakte voorzichtig haar hand en zei: “Conny,
hier is mijn hand en zodra Jezus je komt halen, zal ik jouw
hand in de zijne leggen!”
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 58
21-01-15 14:54
8. Conny
59
Conny gaf geen antwoord, maar er kwam een vredige uitdrukking op haar gezicht. Opeens keek ze ons aan en vroeg
ons Psalm drieëntwintig voor haar te zingen. Ik slikte een
brok in mijn keel weg en vroeg of de Heer me wilde helpen
om met de anderen mee te zingen, maar we sloegen het
vers over waarin staat : “… schoon ik door duist’re dalen in
doodsgevaar bekommerd om moest dwalen…”
Toen we klaar waren, zei Conny: “Jullie zijn het twee­de
vers vergeten – zing dat ook nog!”
Dus zongen we ook het tweede vers, terwijl de tranen ons
over de wan­gen rolden. Toen dacht Conny aan alle vrienden
die we, verspreid over de hele wereld, hadden leren kennen
en liefhebben, en ze vroeg me hen namens haar te groeten.
We begonnen te bidden en Conny legde haar handen op Ellens hoofd en zei: “Wees getrouw tot de dood en Ik zal u
geven de kroon des levens” (Openba­ring 2:10).
Conny stierf een overwinningsdood. Haar leven droeg
veel vrucht en ze bereidde veel mensen voor op hun ontmoeting met de Meester, onze Heer Jezus Christus, die haar
thuis riep om voor eeuwig bij Hem te zijn.
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 59
21-01-15 14:54
9
Macht over demonen
Als tekenen zullen deze dingen de gelovigen volgen: in mijn
naam zullen zij boze geesten uitdrijven… (Mar­cus 16:17).
Ik reisde al een paar weken door Oost-Europa: Rus­land,
Polen, Tsjechoslowakije. Ik sprak voor groepen mensen
thuis en af en toe zelfs in een kerk. In Oost-Europa waren
nog steeds veel kerken open, hoewel de communisten heel
streng waren in het bepalen van wie er mochten spreken –
en waarover. Maar als on­schadelijke oude Hollandse vrouw
werd het mij dik­wijls toegestaan in een van de kerken te
spreken.
Als door een wonder werd ik uitgenodigd voor een serie
bijeenkomsten in een kathedraal van een grote, communistische stad. Ik ontdekte dat de voorgangers de Heer liefhadden en een hart voor verloren zielen hadden.
De eerste avonden sprak ik over het overvloedige leven
in Jezus Christus – de vreugde, de onuitsprekelijke liefde
en de vrede, die alle verstand te boven gaat. Het was alsof
de Heilige Geest ons rondleidde door de schatkamers van
overvloed, de rijkdom die we bezit­ten als we Jezus kennen. Ik beschreef de kostbare be­loften die in Hem allen ja
en amen zijn.
Maar er was iets aan de hand. Hoewel een paar men­sen
blij keken, leek het merendeel het eenvoudig niet te kun-
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 60
21-01-15 14:54
9. Macht over demonen
61
nen bevatten. Je zou het kunnen vergelijken met dieren, die
maar niet bij hun eten konden komen en omkwamen van de
honger. En hoe meer ik probeerde te geven, hoe duidelijker
het me werd dat hun harten afgesloten waren. Ze konden
het voedsel dat ik hun aan­bood niet tot zich nemen.
Elke avond ging ik met een zwaar hart terug naar mijn kamer. Ik wist dat deze goede mensen wel wilden ont­vangen
wat ik gaf, maar dat ze het niet konden. “Het lijkt wel of de
duivel een muur om die mensen heeft gezet; ze zijn niet te
bereiken,” zei mijn reisgenote.
“Kan het zijn dat ze onder invloed staan van demo­nen?”
vroeg ik me af.
Ik sloeg mijn Bijbel open en las: “In mijn naam zullen ze
boze geesten uitdrijven.”
“Heer, wat moet ik doen?” riep ik uit.
“Mij gehoorzamen!” luidde het antwoord.
“Maar hoe, Heer? Er zijn er zo veel die gebonden zijn door
demonische machten. Ik kan ze toch niet ieder afzonderlijk
helpen?”
“Heb Ik ooit gezegd dat je ze alleen maar afzonderlijk
kunt helpen?” vroeg de Heer.
Ik kwam er niet uit en wendde me weer tot zijn Woord.
Toen werd het me duidelijk dat de Heer wilde dat ik alle
boze geesten die aanwezig waren in zijn Naam wegstuurde.
Maar ik wist dat het ten strengste verboden was om in communistische landen zelfs maar over demonen te práten.
Diezelfde avond hadden we de laatste bijeenkomst. De
grote kathedraal zat tjokvol, maar het ging weer net als op
alle andere avonden. Ze waren niet in staat aan te nemen
wat ik hun gaf. Weer sprak ik over Jezus, de Overwinnaar.
“In de wereld lijdt gij ver­drukking, maar houdt goede moed,
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 61
21-01-15 14:54
62
Zwerfster voor God
Ik heb de wereld overwonnen” (Johannes 16:33). Ze zaten er
bij als wassen beelden, niet in staat de vreugde van de Heer
te bevatten.
Ik wist dat God me opdroeg handelend op te treden. Ik
kreeg het benauwd, maar had geen keus. “Ik moet mijn toespraak even onderbreken, vrienden,” zei ik. “Velen van u
kunnen de rijkdommen die de Heer ons vanavond biedt
niet aannemen. De dienaren van Satan beletten dat.”
Toen gehoorzaamde ik. Ik haalde diep adem, stuurde nog
een snel gebed naar boven en zei toen met luide stem: “In
de naam van Jezus gebied ik alle duistere machten, die deze
mensen afsluiten voor de zegenin­gen van God, te verdwijnen. Ga weg! Verdwijn uit de harten van deze mensen. Verdwijn uit deze kerk. Ga naar de plaats waar God jullie naar
toe stuurt.”
Toen hief ik met gesloten ogen mijn handen omhoog en
ik bad: “Heer, wilt U ons nu met uw kostbare bloed beschermen. Amen.”
Ik was bang, maar ik voelde me zeker. Ik wist dat God me
dit had opgedragen. Toen ik mijn ogen weer opendeed en
naar die enorme menigte keek, zag ik een wonder gebeuren. De mensen die onder demo­nische invloed hadden gestaan, begonnen te leven. Ze werden blij, en toen ik mijn
toespraak vervolgde, kon ik duidelijk voelen en zien hoe ze
in staat waren het levende water tot zich te nemen en met
volle teugen te drinken.
Het plan was dat ik na de dienst zou samenkomen met
een grote groep dominees uit de buurt, die de bij­eenkomst
hadden bijgewoond. Toen ik me einde­lijk kon losmaken van
de vele mensen die naar voren waren gekomen om met me
te praten, en in de achterzaal kwam, waren de predikanten
al aan het vergaderen. Hun ge­sprek was uiterst ernstig.
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 62
21-01-15 14:54
9. Macht over demonen
63
“Hoe kon u dat doen?” vroeg een predikant zodra ik de
zaal binnenkwam. “De communisten staan niemand toe
over demonen te praten!”
“Ik moest God gehoorzamen,” was mijn enige ant­
woord.
De predikanten vervolgden hun discussie over de bij­
eenkomst. Zij hadden de invloed van de demonen ook opgemerkt. Ze hadden de lucht ook zien opklaren toen deze
machten weggestuurd waren. Sommigen van hen hadden
psychologie gestudeerd, anderen de­monologie. Ze waren
nu verwikkeld in een heftig de­bat over het onderwerp. Ik
had geen van beide ge­studeerd. Het enige wat ik wist, was
dat de Bijbel ons zegt om in de autoriteit van Jezus demonen uit te werpen. Ik leunde dus rustig achterover, terwijl
om mij heen de argumenten over de tafel vlogen.
Tenslotte zei een van de predikanten: “We kennen Gods
beloften en Gods geboden, maar wie van ons heeft Marcus
16:17 ooit in praktijk durven brengen: ‘Als tekenen zullen
deze dingen de gelovigen volgen: in mijn naam zullen zij
boze geesten uitdrijven…’ ”
Er heerste een lange, pijnlijke stilte. Als de Bijbel zich
bemoeit met de theologie van de mensen, veroorzaakt dat
dikwijls spanning. Toen zei dezelfde predikant: “God heeft
Corrie vanavond de genade gegeven de autoriteit van Jezus
te aanvaarden en in zijn naam de­monen uit te werpen. We
zouden dankbaar moeten zijn in plaats van te argumenteren.”
Dat betekende het eind van onze bijeenkomst, maar o,
wat een les had ik geleerd! Het is tragisch als je te maken
krijgt met mensen, vooral als het kinderen Gods zijn, die
niet weten dat we niet alleen omringd zijn door engelen,
maar ook door machten der duisternis.
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 63
21-01-15 14:54
64
Zwerfster voor God
Iemand vroeg eens naar mijn mening over de zen­delingen
in een bepaald land. Mijn antwoord luidde: “Ze hebben alles
gegeven, maar ze hebben niet alles genomen. Ze hebben hun
geboorteland, hun tijd, geld, comfort gegeven en meer dan
dat; maar ze hebben niet alle onbegrensde hulpbronnen van
Gods beloften genomen. Veel mensen zijn niet op de hoogte
van de twee kostbare wapens: de kracht van Jezus’ bloed, en
het wettige recht van iedere christen om de geweldige naam
van Jezus te gebruiken en in de overwinning te staan.”
In De oorlog tegen de heiligen heeft Jessie Penn-Lewis
ge­schreven: “…als een heiden achter het bestaan van boze
geesten komt, ziet de zendeling dit over het alge­meen als
‘bijgeloof’ en onwetendheid. Maar die onwe­tendheid ligt
dan vaak aan de kant van de zendeling, die verblind is door
de vorst van de macht in de lucht, en niet openstaat voor
de openbaring die ons in de Schrift gegeven is aangaande de
satanische machten.”
We moeten de vijand onderkennen ten einde hem te kunnen overwinnen. Maar laten we op onze hoede zijn voor de
fouten die C.S. Lewis beschreven heeft in Brieven uit de Hel.
Hij zegt daarin: “Er zijn twee even grote en tegenover elkaar
staande dwalingen waarin wij mensen kunnen vervallen als
het over duivels gaat. De ene is niet in hun bestaan te geloven, de andere is er wel in te geloven en er een ongezonde
belangstelling voor te koesteren! De duivel zelf is met beide
dwalin­gen even blij en begroet een materialist of iemand die
met occulte machten werkt met hetzelfde enthousias­me.”
Maar we hebben een prima leidraad – de Bijbel, Gods
Woord. Daarin vinden we niet alleen de noodza­kelijke informatie over de satan en de demonen, maar ook over de wapens
en de wapenrusting, die we voor deze strijd nodig hebben.
God wil en verwacht dat we overwinnaars zijn over de
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 64
21-01-15 14:54
9. Macht over demonen
65
machten der duisternis – niet alleen terwille van ons­zelf en
de bevrijding van andere mensen, maar ook tot zijn eer, zodat zijn glorie en overwinning over zijn vij­anden gedemonstreerd kunnen worden!
Laten we dan eerst eens zien wat de Bijbel zegt over de
machten der duisternis. De duivel (of Satan) wordt aan ons
voorgesteld als iemand die zich verzet tegen God en zijn
werk. Hij is de “god van deze wereld”, die de geest van de
mensen verblindt voor de waarhe­den uit Gods Woord.
Omdat hij in opstand kwam tegen God, werd hij uit de hemel geworpen; daarna veroorzaakte hij de val van de mens
in het paradijs. Jezus noemt hem “de vader van de leugen,
een leugenaar, een mensenmoorder” (Johan­nes 8:44). Vaak
werpt hij zich op als een “engel des lichts”, terwijl hij uit is
op de ondergang van de uit­verkorenen. Maar hij werd door
God vervloekt. Jezus triomfeerde over hem aan het kruis, en
door zijn opstanding. Satan is veroordeeld en zal uiteindelijk vernietigd worden.
Er zijn veel soorten demonen en ze kwellen de mensen
op verschillende manieren. Ze brengen valse leerstel­lingen
en proberen de uitverkorenen aan het wankelen te brengen
door hen onder druk te zetten, te vervolgen en in bezit te
nemen. Ze kennen Jezus, erkennen zijn macht en sidderen
voor Hem. Hun laatste bestemming is de hel, net als voor
de satan.
Vervolgens toont de Bijbel ons welke houding we moeten
aannemen tegenover deze machten. Het is van het grootste
belang te beseffen dat we in Christus moeten blijven. We
zijn geroepen om weerstand te bie­den aan de duivel, met de
“volledige wapenrusting Gods”, door de kracht van Jezus’
bloed, door geloof, gebed en vasten.
Hierbij denk ik bijvoorbeeld aan Ravensbrück; als we daar
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 65
21-01-15 14:54
66
Zwerfster voor God
erg weinig te eten hadden, zei mijn zuster Betsie: “Laten we
dit onvrijwillige vasten aan de Heer opdra­gen, opdat het
een zegen wordt.” Bijna onmiddellijk merkten we dan dat
we macht hadden over de demo­nen die ons achtervolgden,
en dat we in staat waren die macht te gebruiken om hen weg
te zenden.
Laten we goed onthouden dat Gods Woord altijd stand
houdt en dat zijn geboden voor ons vandaag precies dezelfde autoriteit hebben als voor zijn disci­pelen, twintig eeuwen geleden.
Degenen die deze geboden opvolgen in gehoorzaam­heid,
zullen op dezelfde manier Gods Almacht erva­ren. Ja, Jezus
zei: “In mijn naam zullen zij boze gees­ten uitdrijven.” En
dat moeten wij ook doen, vandaag. We hebben niet te strijden tegen een zichtbaar leger, een politieke partij, een atheïstische organisatie of iets dergelijks. Wij hebben te strijden
tegen organisaties en machten die geestelijk zijn. Demonen
kunnen zich openbaren als gevolg van geheime zonden
– mis­schien wel van jaren geleden. Zoals betrokken geweest
zijn bij hypnotisme, astrologie, waar­zeggerij, Ouija-borden
en andere vormen van occultis­me, waaraan iemand soms
“voor de grap” begint. Die de­monen zullen blijven, tot ze in
de naam van Jezus uitgedre­ven worden.
We hebben te maken met een onzichtbare macht die deze
donkere wereld beïnvloedt, en de geestelijke machten achter de schermen komen uit het hoofd­kwartier van de satan
zelf. Daarom moeten we de “volledige wapenrusting Gods”
aandoen, willen we in staat zijn het kwaad, dat heerschappij
voert, het hoofd te bieden. Dan zullen we, ook als we met
onze rug te­gen de muur staan, stand kunnen houden (Efeziërs 6:13).
Conny en ik reisden zo eens door Polen. Conny was toen
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 66
21-01-15 14:54
9. Macht over demonen
67
nog mijn reisgenote, en we leerden veel fijne christenen
kennen in dat land achter het IJzeren Gor­dijn. Het bemoedigde ons te weten dat God ons ge­bruikte om vele kinderen
van God wat troost en sterkte te brengen. Maar hoe langer
we in Polen waren, hoe vermoeider we raakten.
“Ik begrijp het niet,” zei Conny op een ochtend toen we
opstonden. “Ik word wakker na een hele nacht ge­slapen te
hebben en ik ben nu al doodmoe.”
Dat was met mij ook het geval. We dachten eerst dat we
een of andere ziekte onder de leden hadden, maar geen van
ons tweeën werd ziek.
Maar op een dag kwamen we in Warschau een oude
vriend uit Nederland tegen, Kees. Hij trok met zijn vrouw
in een kampeerwagen door Polen.
“Wat leuk dat we jullie hier treffen,” zei hij. “Hoe gaat
het ermee?”
Ik keek naar Conny en zij keek naar mij. “Weet je, Kees,
we voelen ons allebei doodop. We hebben zulke loodzware
benen, net of we griep hebben. En toch zijn we niet ziek, alleen maar doodmoe.”
Kees keek ons onderzoekend aan. “Is dit de eerste keer dat
jullie in Polen werken?”
“Ja, maar wat heeft dat ermee te maken?”
“Dat zal ik uitleggen,” zei Kees. “Die vermoeidheid van
jullie is niets anders dan een aanval van de duivel. Hij is
helemaal niet gesteld op jullie werk in Polen, want de antichrist is hier bezig zijn leger te vormen.”
Hij stak zijn hand uit en legde die op mijn arm. “Tante
Corrie en Conny, denk eraan, jullie moeten onder de bescherming staan van het bloed van Jezus. Iedere keer als jullie deze aanvallen van duistere machten te verduren krijgen,
moeten jullie die afwij­zen in de naam van Jezus.”
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 67
21-01-15 14:54
68
Zwerfster voor God
Ik wist dat het waar was wat Kees zei. We zaten in zijn
kampeerwagen, terwijl hij uit de Bijbel las: “En zij hebben
hem overwonnen door het bloed van het Lam en door het
woord van hun getuigenis, en zij hebben hun le­ven niet liefgehad, tot in de dood” (Openbaring 12:11). Daarna bad Kees
met ons. In Jezus’ naam legde hij ons de handen op en stuurde de duistere machten weg die ons aanvielen. Terwijl hij
nog aan het bidden was, voelde ik het duister al verdwijnen.
En toen het gebed beëindigd was, voelden we ons allebei
bedekt door het bloed van het Lam, en was onze vermoeidheid volledig verdwenen.
God had ons een waardevolle les geleerd, waar we in veel
andere streken over de hele wereld aan zouden terugdenken. We kwamen erachter dat je in een land waar een godloze filosofie regeert, alleen maar stand kunt houden door
je te beroepen op het bloed van Jezus. Datzelfde geldt voor
een stad, voor een school, en zelfs voor een kerkgebouw.
Als Jezus Christus niet er­kend wordt als Zoon van God, dan
regeert daar duis­ternis.
Later hebben we in veel landen gereisd, waar we de­zelfde
vermoeidheid voelden opkomen, ook in Ameri­kaanse steden. Nu weet ik dat het alleen maar bete­kent dat ik me ergens bevind waar Satan regeert. Maar de Heer zij geloofd! Ik
kan als overwinnaar uit de strijd komen, als ik maar ga staan
in de kracht van het bloed van het Lam.
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 68
21-01-15 14:54
10
Licht uit donker Afrika
Maar Ik zeg u: hebt uw vijanden lief en bidt voor wie u vervolgen (Matteüs 5:44).
Thomas was een rijzige, zwarte man, die met zijn grote
gezin in Afrika woonde, in een ronde hut. Hij had de Heer
lief en hij hield van de mensen – twee dingen die altijd samengaan!
Thomas’ buurman, die aan de andere kant van het zandpad woonde, haatte God – en haatte iedereen die God liefhad. Zijn haat werd groter en groter, tot de man ’s nachts het
strodak van Thomas’ hut in brand stak en daarbij het leven
van de kinderen in gevaar bracht. Dit gebeurde drie nachten
achter elkaar, en elke keer kon Thomas nog net op tijd het
vuur doven, voordat het dak en de muren helemaal in brand
vlogen. Het feit dat hij geen onvriendelijk woord tegen zijn
buur­man zei, maar hem slechts met liefde en vergeving te­
gemoet trad, deed de haat van deze man nog toene­men.
Weer sloop de buurman op een nacht naar de overkant
om Thomas’ dak in brand te steken. Die nacht stormde het
echter, en terwijl Thomas ijlings het vuur doofde, woeien
de vonken naar de overkant van het pad en veroorzaakten
brand in de hut van z’n buur­man. Thomas hield meteen op
met het blussen van zijn dak en schoot de straat over om de
vlammen op het dak van z’n buurman te blussen. Het lukte
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 69
21-01-15 14:54
70
Zwerfster voor God
hem de vlammen te doven, maar hij liep daarbij ernstige
brandwonden op aan handen en armen.
Andere buren vertelden het stamhoofd wat er was gebeurd. Het stamhoofd werd zo kwaad, dat hij zijn poli­tie op
de buurman afstuurde om hem te arresteren en in de gevangenis te zetten.
Die avond verscheen Thomas, zoals elke avond, op de bijeenkomst waar ik zou spreken. Ik zag zijn ernstig verbrande
handen en vroeg hem wat er was gebeurd. Met tegenzin vertelde hij het.
“Het is maar goed dat die man nu in de gevangenis zit,”
zei ik. “Nu lopen je kinderen geen gevaar meer en hij kan
niet meer proberen je hut in brand te steken.”
“Dat is wel zo,” zei hij. “Maar ik heb erg met die man te
doen. Het is een bijzonder begaafd mens en nu zit hij daar
tussen al die misdadigers in zo’n afschuwelijke gevangenis.”
“Laten we dan voor hem bidden,” zei ik.
Thomas knielde neer en terwijl hij zijn verbrande en verbonden handen ophief, begon hij te bidden: “Heer ik eis
deze buurman op voor U. Heer, geef hem zijn vrijheid terug
en verricht het wonder dat hij en ik in de toekomst een team
zullen vormen dat het evangelie in onze stam mag verbreiden. Amen.”
Ik had nog nooit zo’n gebed gehoord.
Twee dagen later kwam ik in de gevangenis. Ik sprak met
de gevangenen over Gods blijdschap en Gods lief­de. Bij de
groep die aandachtig luisterde, bevond zich Thomas’ buurman. Toen ik vroeg wie Jezus in zijn hart wilde ontvangen,
was die man de eerste die zijn hand opstak.
Na de bijeenkomst vertelde ik hem hoeveel Thomas van
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 70
21-01-15 14:54
10. Licht uit donker Afrika
71
hem hield, hoe hij zijn handen had verbrand toen hij de
vlammen probeerde te doven om zijn hut te redden, en hoe
hij gebeden had dat ze samen een team zouden vormen om
het evangelie te verbreiden. De man was zichtbaar ontroerd
en knikte terwijl hij zei: “Ja, ja, zo zal het zijn.”
De dag daarop vertelde ik het aan Thomas. Hij loofde
God en zei: “Ziet u, God heeft een wonder laten ge­beuren.
We kunnen nooit teveel van Hem verwachten.” Hij verdween en holde het pad af, terwijl zijn gezicht straalde van
vreugde.
Ik was al drie weken in Afrika toen ik er eindelijk toe
kwam om de gevangenis in de buitenwijken van de stad op
te zoeken. Ik vroeg aan de directeur of ik met de gevangenen
mocht praten.
“Onmogelijk,” zei hij. “De gevangenis blijft deze hele
maand voor bezoekers gesloten, vanwege een oproer dat
uitgebroken is onder de gevangenen. Niemand krijgt toestemming op bezoek te gaan, laat staan voor ze te spreken.”
Ik was ontmoedigd, maar ik wist dat God me daar met
een bepaalde reden naartoe had gestuurd. Daarom bleef ik
staan waar ik stond, mijn ogen op de directeur gericht.
Hij voelde zich niet erg op zijn gemak toen ik hem daar zo
aan stond te kijken. Eindelijk zei hij: “Er zijn wel wat politieke gevangenen, die ter dood zijn ver­oordeeld. Wilt u daar
misschien mee praten?”
“Jazeker.”
De directeur liet drie zwaar bewapende soldaten ko­men,
die me door een lange gang begeleidden, langs allemaal getraliede deuren, naar een cel met één man erin. Hij zat op
een lage bank, die tegelijkertijd zijn bed was. Verder stond
er helemaal niets in die cel. Het enige licht kwam door een
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 71
21-01-15 14:54
72
Zwerfster voor God
klein raampje, hoog in de celmuur, waardoor een klein vlekje zonlicht op de aangestampte aarden vloer viel.
Ik leunde tegen de muur. Het was een jongeman en z’n
hagelwitte tanden staken sterk af in z’n donkere gezicht. Hij
keek op, met sombere ogen. Wat moest ik zeggen? “Heer,
geef me wat licht om door te geven aan deze man, die zo in
het donker zit.”
Tenslotte vroeg ik hem: “Kent u Jezus?”
“Ja,” zei hij langzaam. “Ik heb thuis een Bijbel. Ik weet dat
Jezus voor de zonden van de wereld aan een kruis is gestorven. Jaren geleden heb ik Hem aangeno­men als mijn Heiland. Ik heb Hem een tijd gevolgd, tot de politiek mijn tijd
volledig in beslag ging nemen. Ik wou nu dat ik opnieuw
kon beginnen en voor Jezus kon leven, maar het is te laat.
Deze week sterf ik.”
“Het is niet te laat, mijn vriend,” zei ik. “Kent u de mensen die verantwoordelijk zijn voor het doodvon­nis?”
“Ik zou u een de complete lijst kunnen geven van de men­
sen die er de oorzaak van zijn dat ik hier zit,” ant­woordde hij
woedend. “Ik ken alle namen en ik haat die mensen.”
Ik opende mijn Bijbel en las: “Indien gij de mensen niet
vergeeft, zal ook uw Vader uw overtredingen niet vergeven.” Toen sloot ik de Bijbel en ik keek hem aan. “Wilt u dat
uw hemelse Vader u vergeeft voordat u sterft?”
“Natuurlijk wil ik dat,” zei hij. “Meer dan wat ook ter wereld. Maar ik kan niet aan deze voorwaarden voldoen. Ik kan
niet vergeven. Die mensen zijn er ver­antwoordelijk voor dat
ik hier zit en moet sterven. Hoe kan ik dat vergeven? Ik ben
nog jong, sterk en ge­zond. Ik heb een vrouw en kinderen.”
De man keek me aan met ogen vol wanhoop. Ik voel­de
een groot mededogen in mijn hart, maar ik wist dat ik sterk
moest zijn, want er hing veel van af.
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 72
21-01-15 14:54
10. Licht uit donker Afrika
73
“Ik zal eens wat zeggen,” zei ik. En toen vertelde ik hem
wat ik meegemaakt had in die kerk in Berlijn, waar mijn
voormalige bewaker uit het concentratie­kamp me gevraagd
had hem te vergeven.
“Ik voelde op dat ogenblik een enorme bitterheid in mijn
hart naar boven komen,” zei ik. “Ik dacht aan het lijden van
mijn stervende zuster. Maar ik wist dat het niet-vergeven
me meer schade zou berokkenen dan de zweep van die bewaker. Daarom zei ik tegen de Heer: ‘Heer, dank U voor Romeinen 5:5. Dank U dat de liefde Gods in mijn hart is uitgestort door de Heilige Geest, die mij gegeven is. Dank U,
Heer, dat uw liefde in mij kan doen wat ikzelf niet kan.’
Op dat ogenblik doorstroomde mij een grote liefde en ik
zei: ‘Broeder, geef me uw hand. Ik vergeef alles.’ ”
Ik keek naar die Afrikaanse man daar op de bank en zei:
“Ik kon het zelf niet. Ik was er niet toe in staat. Maar Jezus in
mij was er wel toe in staat. Weet u, nooit er­vaar je zozeer die
oceaan van Gods liefde als op het moment dat je je vijanden
liefhebt.”
De man luisterde toen ik hem meer over Jezus vertel­de.
Daarna bad ik met hem. Ik beloofde hem dat ik hem weer
zou zien in de eeuwigheid, en vertrok.
De dag erna kwam een bevriende zendeling bij me op
bezoek. Hij zei dat de gevangene, meteen nadat ik vertrokken was, een brief aan zijn vrouw had gestuurd, waarin hij
schreef: “Je moet de mensen niet haten, die me gevangen
hebben laten zetten en de oorzaak van mijn dood zullen
zijn. Heb ze lief. Ver­geef hun. Ik kan het niet zelf, jij ook niet,
maar Jezus in ons kan het wel.”
Ik sliep die nacht heerlijk – ik wist waarom God me naar
Afrika had gestuurd.
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 73
21-01-15 14:54
74
Zwerfster voor God
Ik had tijdens mijn reizen over de wereld in veel gevangenissen gesproken, maar de gevangenis in Ruanda, Afrika,
was de somberste, akeligste gevangenis, die ik ooit had gezien. Alle mannen waren donker van huid; hun uniformen
waren zwart en ze zaten in de modder op de grond.
Ik was de gevangenispoort door gelopen, samen met mijn
tolk, een zendelinge. Uit de modder steeg damp om­hoog –
het resultaat van een zware, tropische regen­bui. De mannen
zaten op stukken papier, op takken, op bananenbladeren, en
hun benen waren tot aan hun knieën bedekt met modder.
“Waarom gaan we niet naar binnen?” vroeg ik mijn tolk.
“Dat kan niet,” fluisterde ze, kennelijk bang voor de mannen. “Er zijn zoveel gevangenen, dat slechts de helft onderdak heeft, zelfs ’s nachts.”
Ik keek naar hun gezichten. Hun ogen waren net zo donker als hun huid. Ze hadden dezelfde blik die ik zo vaak in
Ravensbrück had gezien – ogen van men­sen die geen enkele
hoop meer koesterden. Ongelukkig. Wanhopig. Hopeloos.
Kwaad. Hoe kon ik tot hen spreken? Wat kon ik, een oude
Nederlandse vrouw, zeggen tegen deze rampzalige mensen?
“Heer,” bad ik, “ik ben niet in staat deze duisternis te
overwinnen.”
“Neem mijn belofte uit Galaten 5:22,” hoorde ik een stem
in mijn binnenste zeggen.
Snel nam ik mijn Bijbel. Ik zocht het genoemde ge­deelte
op: “Maar de vrucht van de Geest is liefde…”
“Dank U, Heer,” fluisterde ik. “Maar ik voel al veel liefde
voor die mannen, anders zou ik hier niet zijn.” Ik las verder.
“Maar de vrucht van de Geest is liefde, blijdschap…”
“Blijdschap?” vroeg ik. “In deze omgeving?” Toen dacht
ik aan wat Nehemia heeft gezegd: “De blijdschap des Heren
is mijn kracht.”
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 74
21-01-15 14:54
10. Licht uit donker Afrika
75
“Ja, Heer,” riep ik. “Dat is wat ik nodig heb. Ik maak aanspraak op de belofte van blijdschap.”
Terwijl ik dit zei, voelde ik een wonderlijk, stuwend gevoel in mijn hart. Het was blijdschap – meer vreug­de dan ik
ooit had gevoeld. Het stroomde als een rivier uit mijn binnenste. Even later werd ik voorgesteld aan de gevangenen,
die me allemaal vol haat zaten aan te staren. De damp steeg
op en stekende insecten zwerm­den om hun met modder
bedekte benen en enkels.
Ik begon te spreken over de blijdschap, die ons deel is als
we Jezus kennen. Dat Hij onze Vriend is, Die altijd bij ons
is. Die ons blijdschap geeft, als wij in de put zitten. Die ons
de kracht geeft om het goede te doen. Die ons vult met zijn
liefde.
Een paar gezichten klaarden op en ik zag dat er iets van
mijn blijdschap op hen oversprong. Maar ik wist wat de rest
dacht. Als je uitgesproken bent, mag jij naar huis, weg uit deze
modderige, stinkende gevange­nis. Er is geen kunst aan om
over blijdschap te praten als je vrij bent. Maar wij moeten hier
blijven.
Toen vertelde ik: “Het ochtendappèl in Ravensbrück
was vaak het moeilijkste moment van de dag. Om half vijf
’s nachts moesten we voor onze barak staan, in de koude
schemering van de vroege ochtend, in blokken van honderd
vrouwen – tien rijen van tien.
Namen werden helemaal niet gebruikt in het concen­
tratiekamp. Dat maakte deel uit van het plan om ge­vangenen
hun menselijke waarde te ontnemen, hun waarde voor God
en voor mensen. Ik stond alleen be­kend als Gevangene
66730.
Dat appèl duurde soms drie uur en elke dag kwam de zon
wat later op en blies de ijskoude wind wat harder. Als ik
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 75
21-01-15 14:54
76
Zwerfster voor God
daar dan in de grijze dageraad stond, probeerde ik met mijn
verstijfde lippen steeds weer opnieuw de tekst te herhalen
die zoveel voor me was gaan betekenen: ‘Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Verdrukking of benauwdheid, of vervolging of honger, of naaktheid, of gevaar, of het
zwaard? Gelijk geschre­ven staat: Om uwentwil worden wij
de ganse dag ge­dood, wij zijn gerekend als slachtschapen’
(Romeinen 8:35,36). In dit alles lag een overweldigende
overwinning door Jezus, Die zijn liefde voor mij bewezen
had door aan het kruis te sterven.
Maar er kwam een tijd dat het niet meer hielp wanneer ik
die tekst steeds weer herhaalde. Ik had meer nodig. ‘O God,’
bad ik, ‘openbaar Uzelf op de ene of andere manier.’
Op een ochtend viel de vrouw vlak voor me op de grond.
Meteen stond er een jonge bewaakster voor haar, met een
zweep in de hand.
‘Sta op’, schreeuwde ze woedend. ‘Dacht je soms dat je
zomaar kon gaan liggen, terwijl de rest staat?!’ Ik kon nauwelijks aanzien wat daar vlak voor me ge­beurde. Dit is voor
ons allemaal het einde, dacht ik. Toen begon er opeens hoog
in de lucht een leeuwerik te zingen. De prachtige, zuivere
tonen van het vogeltje stegen op. Allen keken naar de vogel, weg van het af­schuwelijke schouwspel voor ons, en
luisterden naar het lied van de leeuwerik daar hoog boven
het crema­torium. Toen ik naar de vogel keek, zag ik de wijde
lucht en dacht ik aan de woorden van de psalmist: ‘Maar zo
hoog de hemel is boven de aarde, zo machtig is zijn goedertierenheid over wie Hem vrezen’ (Psalm 103:11).”
Ik keek naar de mannen die daar voor me zaten. Hun gezichten stonden niet langer donker en kwaad. Ze luisterden
intensief, want ze hoorden iemand die in dezelfde situatie
had gezeten als zij nu. Ik ging door.
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 76
21-01-15 14:54
10. Licht uit donker Afrika
77
“Daar in die gevangenis zag ik de dingen vanuit Gods gezichtspunt. De realiteit van Gods liefde was even ze­ker als
de wreedheid van de mensen.
O liefde Gods, oneindig groot,
ver boven ons verstand…
Drie weken lang kwam de leeuwerik tijdens het appèl. In
het lieflijke zingen hoorde ik de stem van God, die zei dat ik
mijn ogen moest afwenden van de wreedheid van de mensen, naar de oceaan van Gods liefde.
Een Joodse dokter, Viktor Frankl, die nog veel meer heeft
geleden in de concentratiekampen dan ik, heeft een boek
geschreven. Hij eindigt het boek met de volgende woorden: ‘…we weten nu dat de mens het wezen is, dat de gaskamers van Auschwitz heeft uitgevonden; maar hij is ook
het schepsel dat diezelf­de gaskamers binnen ging met het
hoofd omhoog en het Onze Vader of het Sjema Jisraël op de
lippen.’”
Hoewel de tolk alles moest vertalen, werkte Gods Geest
door ons beiden heen. Ik zag blijdschap verschij­nen op de
gezichten van praktisch alle mannen die voor me zaten.
“Zeg, mannen,” zei ik, “weten jullie wel dat Jezus in jullie
hart wil wonen? Hij zegt: ‘Ik sta aan de deur van jullie hart
en Ik klop. Als iemand mijn stem hoort en opendoet, zal Ik
binnenkomen.’ Denk je eens in – deze Jezus houdt van jullie
en wil in jullie hart wonen. Hij wil jullie blijdschap geven
temid­den van al deze modder. Wie open wil doen, moet
zijn hand maar opsteken.”
Ik keek om me heen. Alle mannen, de bewakers in­cluis,
hadden hun hand opgestoken. Het was ongelo­felijk, maar
op hun gezichten was een vreugde te le­zen, die alleen de
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 77
21-01-15 14:54
78
Zwerfster voor God
Heilige Geest kan geven. Toen ik vertrok en naar de auto
ging, liepen alle mannen mee. Het scheen de bewakers absoluut niet te verontrusten dat ze om me heen zwermden. Ze
hielden hen zelfs niet tegen toen ze de poort uitliepen. Toen
ik het por­tier van de auto opendeed en instapte, begonnen
de mannen iets te roepen. Steeds dezelfde woorden.
“Wat zeggen ze toch?” vroeg ik aan mijn tolk. Ze lach­te
en zei: “Ze roepen: ‘Oude vrouw, kom terug. Oude vrouw,
kom terug en vertel ons meer over Jezus.’ ”
Toen we wegreden, draaide de zendelinge zich naar me
toe en zei: “Ik moet eerlijk bekennen dat ik dacht dat het
daar te donker was voor het licht van het evangelie. Ik was
er al eerder geweest en ben toen zo bang ge­worden dat ik er
nooit meer naartoe wilde. Maar nu heb ik gezien dat blijdschap de vrucht van de Hei­lige Geest is, zelfs voor mensen
in zulke donkere om­standigheden. Van nu af aan zal ik er
elke week heen gaan om hun over Jezus te vertellen.”
Maanden later kreeg ik een brief van haar, waarin ze
schreef: “De angst is weg. De blijdschap blijft. Het feest gaat
door.”
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 78
21-01-15 14:54
11
God zal zorgen voor
alles wat nodig is
Draagt geen beurs of reiszak of sandalen, en groet nie­mand
onderweg… Blijft in dát huis, eet en drinkt wat men u geeft,
want de arbeider is zijn loon waard… (Lucas 10:4,7).
De mensen in Amerika menen dat ik niet moet aarze­len
om geld voor mijn evangelie-bediening te vragen, waar­mee
ik dan weer ander werk, zoals bijbel- en boekvertalingen, in
vele delen van de wereld kan steunen. Maar toen ik aan het
werk van de Heer begon, had ik vanaf het be­gin het gevoel
dat het niet juist was om geld te vragen – zelfs niet als het
reiskosten betrof. Ik wilde niet voor “bewezen diensten”
betaald worden. Ik wilde alleen het evangelie verkondigen
en de Heer voor me laten zorgen.
Ik leerde deze les al heel in het begin van mijn evangeli­
satiereizen. Ik was eens in Engeland en sprak daar onder andere over het voormalige concentratiekamp in Duitsland,
waar ik vluchtelingen hielp. Mijn gastheren hadden me gevraagd of ik daar iets over wilde vertellen, want – zo zeiden
ze – men zou dat werk graag willen steunen. Na de bijeenkomst kwam er een elegant geklede vrouw naar me toe en
over­handigde mij een cheque voor een vrij groot bedrag,
bestemd voor mijn werk.
“Het was zo boeiend iets over uw werk te horen,” zei ze.
“En wat vond u van de andere onderwerpen, waarover
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 79
21-01-15 14:54
80
Zwerfster voor God
ik heb gesproken?” vroeg ik. “Vond u die ook belang­rijk?”
Ze keek me een beetje spottend aan. Ik ging verder. “Het
is natuurlijk heel mooi om geld te geven voor evangelisatiewerk, maar ik heb vandaag gesproken over bekering. God
wil niet een klein deel van uw geld, Hij wil uw hele hart. Hij
wil u helemaal. God vindt het niet goed dat ik uw cheque
aanneem.” Ik gaf haar de cheque weer terug.
Terwijl ik dit zei, zag ik een hoogmoedige, trotse blik in
haar ogen komen. Met een demonstratief gebaar trok ze haar
bontcape dichter om zich heen. Zonder verder nog iets te
zeggen, liep ze hooghartig weg.
Toen ik weer op mijn kamer was, keek ik verdrietig naar
de andere cheques die ik had gekregen. Wat wil­de God? Was
het verkeerd van me om over mijn eigen werk te spreken en
er tegelijkertijd bij de mensen op aan te dringen dat ze zich
moesten bekeren of hun vijanden moesten ver­geven? Was
het verkeerd om te luisteren naar de mensen die er bij me op
aandrongen om collecten in ontvangst te nemen voor mijn
werk? Ik knielde neer in gebed. God wist immers wat ik nodig had.
Het antwoord van de Heer was heel duidelijk. “Van nu af
aan moet je nooit meer om geld vragen.”
Een grote vreugde vervulde mijn hart en ik bad: “He­melse
Vader, U weet dat ik meer geld nodig heb dan ooit tevoren.
Maar van nu af aan zal ik nooit meer één cent vragen. Geen
garanties voordat ik kom spreken. Geen reiskosten. Zelfs
geen logeeradres. Ik zal op U vertrouwen, in de overtuiging
dat U me nooit in de steek zult laten.”
Diezelfde dag kreeg ik twee brieven. De ene was van een
vrouw uit Zwitserland. “Corrie, God heeft me la­ten weten
dat je in het vervolg nooit meer om geld mag vragen.”
De andere brief was van mijn zuster in Nederland. Zij
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 80
21-01-15 14:54
11. God zal zorgen voor alles wat nodig is
81
schreef: “Toen ik vanochtend voor je werk bad, maak­te God
me duidelijk dat je niemand om financiële steun moet vragen. Hij zal voor alles zorgen.”
Ik dacht aan die nacht in het concentratiekamp, toen Betsie over onze toekomstplannen had gesproken. “Corrie, we
moeten ons nooit zorgen maken over geld,” had ze gezegd.
“God is bereid in al onze noden te voorzien.”
Jaren later, toen ik in grote moeilijkheden zat, moest ik
hier weer aan denken. Ik voelde dat ik een directe opdracht
van de Heer had gekregen om naar Rusland te gaan. In totaal
hadden we voor onze reisbiljetten en onkosten vijfduizend
gulden nodig. Maar toen ik naar mijn saldo keek, bleek er
maar drieduizend gul­den op de bank te staan.
“Heer,” bad ik, “wat moet ik doen? U hebt me opge­
dragen om naar Rusland te gaan, maar ik kom twee­duizend
gulden tekort.”
Ik dacht dat ik ditmaal wel naar een paar rijke vrienden
zou mogen schrijven van God, om hun te vragen het geld
voor de vliegtickets te sturen. Maar ik kreeg iets heel anders
van God te horen: “Geef tweeduizend gulden weg.”
“O nee,” zei ik, terwijl ik aan tafel zat in mijn woning in
Baarn. “Heer, u begrijpt me verkeerd. Ik zei niet dat ik tweeduizend gulden wilde weggeven. Ik zei dat ik iemand nodig
had die me dat bedrag zou geven, zo­dat ik naar Rusland kan
gaan.”
God luistert echter zelden naar mijn argumenten. Hij
wachtte tot ik klaar was met mijn bezwaren en her­haalde
toen zijn opdracht. Ditmaal was Hij alleen nóg duidelijker.
Ik moest tweeduizend gulden geven aan een bepaald zendingsgenootschap, dat dit geld onmid­dellijk nodig had.
Ik begreep niet dat iemand het geld meer nodig kon hebben dan ik, maar, “de wijsheid der wijzen” prijsgevend,
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 81
21-01-15 14:54
82
Zwerfster voor God
ging ik zitten en schreef een cheque uit op naam van dat
zendingsgenootschap, waardoor mijn saldo terugliep naar
duizend gulden.
Later die dag ging ik kijken of er post voor me was. Er zaten wat brieven bij, onder andere één van de Ame­rikaanse
uitgever die The Hiding Place (De Schuil­plaats) zou uitgeven. We hadden al een paar maanden heen en weer geschreven en nog maar twee weken geleden eindelijk het contract
getekend. Ik maakte de brief boven open. Toen ik dat deed,
fladderde er een cheque uit. Een voorschot van de uitgever.
Ik had het geld pas verwacht als het manuscript af zou zijn.
Ik keek naar het bedrag. Het bleek meer te zijn dan ik nodig
had!
God meent het heel serieus als Hij verbiedt om geld te
vragen, net zoals Hij het serieus meent als Hij zegt dat Hij
voor ons zal zorgen en ons zal beschermen. Maar als we pro­
beren om zelf aan geld te komen, zal God ons onze gang
laten gaan, alleen. Heel vaak zullen we in staat zijn grote
bedragen geld bij elkaar te krijgen door menselijke overredingskracht, of hardnekkig volhou­den. Maar we missen dan
wel de veel grotere zegen, die we ontvangen als we Hem in
al onze noden laten voor­zien vanuit zijn eigen rijkdommen.
En, zoals ik ont­dekte in het geval met het geld dat ik nodig
had voor mijn reis naar Rusland, God heeft altijd meer voor
ons dan we durven vragen.
Ik ben veel liever een vertrouwend kind van een rijke Vader dan een bedelaar aan de deur van wereldlijke mensen.
Ja, de Heer is niet alleen mijn herder, Hij is ook mijn
schatbewaarder. Hij is erg rijk. Soms stelt hij mijn ge­loof op
de proef, maar als ik gehoorzaam ben, is het geld er altijd op
tijd.
De laatste plaats waar ik verbleef tijdens mijn eerste reis
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 82
21-01-15 14:54
11. God zal zorgen voor alles wat nodig is
83
naar het Oosten, was Formosa. Maar het werd weer tijd om
verder te reizen. Dus ging ik naar het reisbureau in Taipei. Ik
gaf het meisje van het reisbureau een lijst met alle plaatsen
waar ik naartoe wilde op de volgende etappe van mijn reis.
Hong Kong, Sydney, Auckland, dan weer terug naar Sydney, en vandaar naar Kaap­stad, Tel Aviv en tenslotte Amsterdam.
Het meisje schreef alles op en vroeg toen: “Wat is uw uiteindelijke bestemming?”
“De hemel,” zei ik.
Ze keek me verbaasd aan. “Hoe wordt dat geschreven?”
“H-E-M-E-L,” spelde ik langzaam.
Toen ze het opgeschreven had, zat ze er even naar te kijken. “O, nu begrijp ik het,” zei ze toen met een glimlach.
“Maar dat bedoelde ik niet.”
“Ik wel,” zei ik. “Maar u hoeft het niet op te schrij­ven,
want daar heb ik al een kaartje voor.”
“Een kaartje voor de hemel?” vroeg ze verbaasd. “Hoe
hebt u dat dan gekregen?”
“Ongeveer tweeduizend jaar geleden,” zei ik, toen ik
merkte dat haar belangstelling echt was, “heeft Iemand
mijn kaartje gekocht. Ik hoefde het alleen maar van Hem aan
te nemen. Zijn naam is Jezus en Hij heeft mijn reis betaald
toen Hij aan het kruis voor mijn zonden stierf.”
Een Chinese kantoorbediende, die aan het bureau naast
het hare zat te werken, had ons gesprek gevolgd en liet zich
nu ook horen. “Wat de oude vrouw zegt, is waar,” zei hij
tegen zijn collega. Ik draaide me om en keek naar de Chinese
man. “Hebt u al geboekt voor de hemel?” vroeg ik hem.
Een lach verhelderde zijn gezicht. “Ja zeker,” zei hij, enthousiast knikkend. “Jaren geleden heb ik Jezus aangenomen als mijn Heiland. Ik was toen nog een kind, op het vas-
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 83
21-01-15 14:54
84
Zwerfster voor God
teland. Daardoor ben ik nu een kind van God en is er een
plaats voor me gereserveerd in het huis van de Vader.”
“Dan bent u dus mijn broeder,” zei ik, terwijl ik zijn hand
schudde. Ik richtte me weer tot het meisje en zei: “Als je
geen plaats besproken hebt in een vlieg­tuig en je probeert
toch aan boord te komen, kun je moeilijkheden verwachten. Maar als je geen plaats hebt be­sproken in de hemel, en
het moment breekt aan dat je moet gaan, dan zijn de moeilijkheden veel groter. Ik hoop dat mijn jonge broeder hier
niet zal rusten voordat jij die plaats in de hemel hebt besproken.”
De Chinese man glimlachte breed en knikte. Ik had er alle
vertrouwen in dat hij zou doorgaan met getuigen tegen zijn
collega, nu ik de deur had geopend.
Ik verliet het reisbureau met een blij gevoel. God zou deze reis vast en zeker zegenen nu die zo goed begon­nen was!
Maar toen ik op mijn kamer kwam en mijn ticket nakeek,
ontdekte ik dat het meisje een fout had gemaakt in de route.
In plaats van me vanuit Syd­ney naar Kaapstad en Tel Aviv te
laten reizen – zoals ik had gevraagd – liet ze me van Sydney
naar Tel Aviv en vandaar naar Kaapstad gaan. Ik liep meteen
naar de telefoon.
“Waarom hebt u mijn route veranderd?” vroeg ik. “Mijn
Baas heeft tegen me gezegd dat ik eerst naar Kaapstad en
daarna naar Tel Aviv moest reizen. U hebt de volgorde veranderd. God is mijn Opdrachtgever en ik moet Hem gehoorzamen.”
“Dan heeft God zich vergist,” zei ze. “Er bestaat geen
directe vlucht van Australië naar Afrika, want er ligt geen
eiland in de Indische Oceaan waar het vliegtuig kan landen
om te tanken. Daarom moet u eerst over land naar Tel Aviv
en dan kunt u vandaar naar Kaap­stad.”
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 84
21-01-15 14:54
11. God zal zorgen voor alles wat nodig is
85
“Nee,” hield ik vol. “Die route kan ik niet nemen. Ik moet
doen wat mijn Baas me heeft opgedragen. Dan zal ik moeten bidden om een eiland in de Indische Oceaan.”
We moesten allebei lachen en ik hing op. “Heer,” bad ik,
“als ik U verkeerd heb verstaan wat die route betreft, laat U
het me dan alstublieft weten. Maar als ik het goed heb gehoord, open dan een weg.”
Een uur later belde het meisje terug. “Hebt u echt om een
eiland in de Indische Oceaan gebeden?” vroeg ze ongelovig.
Voordat ik antwoord kon geven, vervolgde ze: “Ik heb net
een telegram binnen van Qantas, de Australische luchtvaartmaatschappij. Ze zijn begon­nen om de Cocos Eilanden
te gebruiken om te tanken. Met ingang van morgen vliegen
ze dus direct van Sydney naar Kaapstad.”
Ik bedankte haar en hing op. Het was goed te weten dat
God geen fouten maakt bij zijn plannen.
Maar ik ben niet alleen koppig, maar kennelijk ook hardleers. Een paar dagen later, toen ik in Sydney was, vanwaar
ik een korte reis heen en terug naar Auckland, Nieuw-Zeeland, zou maken, gebeurde er weer iets. Als ik de les die ik in
Formosa moest leren, goed had geleerd, zou ik er niet zoveel
moeite mee hebben gehad.
Aangezien ik maar vier dagen in Auckland zou blijven en
dan weer terug zou gaan naar Sydney om door te reizen naar
Kaapstad, pakte ik alleen het allernoodza­kelijkste in één tas,
die ik zelf kon dragen. De rest van mijn bagage liet ik achter
bij vrienden in Sydney, met het plan die op te halen als ik
terugkwam op weg naar Afrika. Behalve de benodigde kleren, pakte ik ook mijn notitieboekjes, Bijbels, kleurendia’s
en boeken in. Mijn dia’s, die in allerlei landen genomen
zijn, en de notities voor mijn toespraken, zijn allemaal erg
waardevol voor me. Hoewel ik tijdens mijn toespraken zel-
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 85
21-01-15 14:54
86
Zwerfster voor God
den iets voorlees, voel ik me toch geruster als ik mijn aan­
tekeningen voor me heb liggen. Mijn vrienden hebben me
er wel eens van beschuldigd dat ik het podium op ga met
drie Bijbels onder m’n arm en vijf notitie­boekjes. Zo erg is
het nog niet, maar ik heb zoveel mensen ontmoet en zoveel
gedachten opgeschreven dat ik ze niet allemaal kan onthouden. Daarom pro­beer ik altijd al mijn aantekeningen bij me
te hebben.
Toen ik op het vliegveld van Sydney naar het vliegtuig
liep, zag één van de piloten mij wor­stelen met die zware tas.
Hij bood aan me te helpen. “Ik moet nog even naar de radiokamer,” zei hij, “maar daarna breng ik uw tas meteen naar
uw zitplaats.”
Ik aarzelde om die tas uit handen te geven, omdat alles
erin zat wat ik voor de reis nodig had, om maar te zwijgen
over de schatten van een heel leven.
“U kunt me vertrouwen,” drong hij aan. “Ik ben eer­der in
het vliegtuig dan u en ik zal uw tas op uw plaats zetten.”
Met tegenzin gaf ik hem mijn tas. Ik keek de piloot na toen
hij wegliep. Een paar minuten later gingen we aan boord. Ik
haastte me naar mijn plaats. Geen tas te zien. Gealarmeerd
riep ik de stewardess. Ze verzeker­de mij dat de tas bij de rest
van de bagage was gezet en dat er niets mee kon gebeuren. Ik
probeerde me te ontspannen toen we opstegen, maar ik had
een onbe­haaglijk gevoel van binnen.
Het vliegtuig maakte een tussenlanding in Melbourne,
om daarna over de Tasman Zee naar Nieuw-Zeeland te
vliegen. Toen we in Melbourne geland waren, lag daar een
radiotelegram op me te wachten. Datgene waarvoor ik gevreesd had, was gebeurd, net als bij Job. Het bericht kwam
uit Sydney. Een tas, behorende aan Corrie ten Boom, stond
in de radiokamer.
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 86
21-01-15 14:54
11. God zal zorgen voor alles wat nodig is
87
Ik was teleurgesteld – en kwaad. “Kunnen ze hem opsturen?” vroeg ik de man achter het bureau.
“Het spijt me,” zei hij, terwijl hij zijn hoofd schudde. “De
enige manier om die tas bij u te krijgen, is hem met ons volgende vliegtuig naar Londen te sturen. Vandaar moet hij dan
naar Rome, dan naar Tel Aviv en dan…”
“Ohh,” kreunde ik. Ik gebaarde hem te zwijgen. “Dan
komt hij nooit meer aan. Hij bevat al mijn aardse schatten en
er zit niet eens een slot op. Zeg maar dat ze hem daar in Sydney voor me moeten bewaren. Dan haal ik hem wel weer
op als ik over vier dagen terug­kom. Alleen, nu heb ik niets,
zelfs geen tandenborstel.”
Ik ging weer aan boord en liet me in mijn stoel vallen,
neerslachtig, kwaad en wrevelig. Tijdens de vlucht van Sydney naar Melbourne had ik tegenover de stewar­dess getuigenis afgelegd van mijn geloof in Jezus Chris­tus. Ik had tegen
haar gezegd dat Jezus in elke situatie overwinnaar is, en dat
Hij ons de kracht geeft Hem in alle situaties te loven. Maar
nu was ik helemaal niet in de stemming om Hem te loven.
Ik keek op. De stewardess boog zich over me heen. “Wat
moet het op zulke momenten heerlijk zijn als je christen
bent,” zei ze. “De meeste mensen zou­den boos en wrevelig
zijn.”
Ik dwong mezelf te glimlachen en zei: “Ach, het zal wel
een reden hebben; niets overkomt een kind van God zomaar.”
Maar, hoewel ik de waarheid sprak, had ik bepaald geen
overwinning behaald. Was dat wel het geval geweest, dan
zou ik beslist niet wrevelig meer geweest zijn, en op dat moment was ik zeer geërgerd.
Laat in de avond vertrok het vliegtuig uit Melbourne. Het
zou een nachtvlucht naar Auckland worden en ik probeerde
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 87
21-01-15 14:54
88
Zwerfster voor God
het mezelf wat gemakkelijker te maken. Onder ons lag de
zee. Alleen de motoren van het vlieg­tuig hielden ons in de
lucht. Ik viel in een onrustige slaap en werd wakker doordat
er een brandlucht in het vliegtuig hing. De andere passagiers
waren ook wakker. Een paar liepen in het gangpad en zagen
er angstig uit. Even later verscheen de stewardess naast mijn
stoel.
“Ik heb goed nieuws voor u,” zei ze zachtjes. “We gaan
terug naar Sydney om uw tas op te halen.”
“Dat is inderdaad goed nieuws,” zei ik. “Maar vertel eens,
is er iets ernstigs aan de hand?”
“Nee,” zei ze. Ze glimlachte vriendelijk en schudde mijn
kussen wat op. “We hebben alleen wat problemen met het
hydraulisch systeem. Er is geen ge­vaar.”
Ik volgde haar met mijn ogen toen ze van de ene pas­sagier
naar de andere liep om iedereen ervan te verze­keren dat
ze geen gevaar liepen. Ik boog me naar het gangpad toe en
vroeg de man die aan de andere kant zat wat het bete­kende
als er moeilijkheden zijn met het hydraulisch sys­teem.
“Dat is slecht nieuws,” zei hij. “Alle systemen van het
vliegtuig zijn afhankelijk van het hydraulisch sys­teem. De
vleugelkleppen, de stuurinrichting, zelfs het landingsgestel, alles wordt geregeld door het hydrau­lisch systeem. Als
de brand zich daar bevindt, kan de piloot ieder moment de
controle over het toestel verliezen.”
Ik leunde achterover en probeerde uit het raampje te kijken. Onder ons strekte zich het duister van de Tasman Zee
uit. Er hing nog steeds een scherpe brand­lucht. Ik was niet
bang voor de dood. Die had ik als gevangene vaak genoeg
in de ogen gezien. Ik dacht aan de woorden van Dwight
Moody: “In het dal van de schaduwen des doods is geen
duisternis voor een kind van God. Er moet licht zijn, anders
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 88
21-01-15 14:54
11. God zal zorgen voor alles wat nodig is
89
kunnen er geen schaduwen zijn. Jezus is het Licht. Hij heeft
de dood overwonnen.”
Maar ik wist dat ik niet recht tegenover God stond, omdat
ik niet recht tegenover de mensen stond. Ik was nog steeds
geërgerd en ik wist dat die erger­nis moest verdwijnen voordat ik zelfs maar kon bid­den. Ik leunde achterover en opende mijn hart voor God, terwijl ik mijn ergernis over een tas
(die waarde­loos voor me was, nu we in zee konden vallen)
beleed en Hem vroeg mij te vergeven. Toen bad ik: “Heer,
misschien zie ik U heel spoedig. Ik dank U dat al mijn zonden uitgewist zijn door het bloed van het Lam.”
Ik deed mijn ogen weer open en keek om me heen. “Hoe
zou het met de anderen zijn?” vroeg ik me af. “Zijn zij klaar
om te sterven?” Niemand sliep. Ze zaten alle­maal rechtop
in hun stoelen. Ik zag een vrouw die be­zig was haar lippen te
stiften en schudde mijn hoofd. Wat dwaas om te denken dat
je de eeuwigheid in moet gaan met geverfde lippen! Ik had
heel sterk de neiging om op te staan en tegen de mensen om
me heen te zeggen: “Vrienden, over een paar minuten gaan
we misschien allemaal de eeuwigheid binnen. Weet u waar
u naartoe gaat? Bent u gereed om voor God te verschij­nen?
Er is nog tijd om de Heer Jezus aan te nemen…” Maar ik kon
niets zeggen. Ik wilde opstaan, er bij hen op aandringen om
naar Jezus te gaan, maar ik kon het niet. Ik schaamde mij
voor het evangelie van onze Heer Jezus Christus. En dat niet
alleen – er was angst in mijn hart.
Uiteindelijk zijn we veilig in Sydney geland. Mijn tas
werd teruggegeven, maar ik voelde geen blijdschap in mijn
hart. Ik wist dat mijn ergernis me vergeven was, maar ik had
me geschaamd voor de Heer Jezus. Ik zocht een plekje in de
lounge, waar ik met gebogen hoofd en gesloten ogen ging
zitten.
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 89
21-01-15 14:54
90
Zwerfster voor God
“Lieve Heer, ik ben niet geschikt als zendelinge. Ik heb
vlak voor de poort van de eeuwigheid gestaan en niemand
gewaarschuwd.”
Ik sloeg een van mijn notitieboekjes open en las in de
kantlijn ergens een aantekening, die ik jaren gele­den had
opgeschreven. “Samen met anderen door de woestijn reizen, dorst lijden en dan een bron vinden, eruit drin­ken maar
de anderen niet vertellen dat ze gered kunnen worden, is
precies hetzelfde als blij zijn in Christus zonder iemand anders over Hem te vertellen.”
“O, Heer,” kreunde ik. “Stuur me maar naar huis. Laat mij
maar horloges repareren. Ik ben het niet waard uw evangeliste te zijn.”
Terwijl ik daar, net als Jeremia, mijn op­dracht probeerde
terug te geven, zag ik een man naar me toe ko­men. Hij stelde
zich voor als een Joodse arts die in hetzelfde vliegtuig had
gezeten als ik. “Ik heb in het vliegtuig naar u zitten kijken in
die uren dat ons le­ven in groot gevaar was,” zei hij. “U was
niet bang en ook niet ongerust. Wat is uw geheim?”
Een lichtstraal. Misschien gaf God me nog een kans. “Ik
ben christen,” zei ik blij. “Ik ken de Messias, Jezus, de Zoon
van God. Hij is voor mijn zonden aan het kruis gestorven
en ook voor die van u. Als ons vliegtuig brandend in zee
was gevallen, had ik zeker geweten dat ik naar de hemel zou
gaan.”
We zaten al een hele tijd te praten, toen hij zich veront­
schuldigde. Maar een paar minuten later was hij weer terug.
“Ik moet meer weten over die Jezus, die u zo’n vrede geeft,”
zei hij.
Viermaal stond hij op en liep hij weer weg, maar hij kwam
telkens weer terug. En elke keer vroeg hij hetzelfde: “Vertel
me meer over Jezus.”
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 90
21-01-15 14:54
11. God zal zorgen voor alles wat nodig is
91
Ik vertelde hem dat Jezus ons macht geeft over Satan. Dat
Jezus ons een woning in de hemel beloofd heeft, dat Hij iedereen die in Hem gelooft de macht geeft een kind van God
te worden.
De Joodse arts las de woorden van mijn lippen. Tenslotte
vertrok hij en zei dat ik hem veel had gege­ven om over na te
denken. Ik leunde achterover in mijn stoel. De Heer, mijn
schatbewaarder, had me precies genoeg van zijn rijkdom gegeven om met een van zijn hongerige kinderen te kunnen
delen. Ik was tenslotte toch waardig bevonden het evangelie te brengen. En door dit alles had ik weer een waardevolle
les in de school van het leven geleerd. Als ik zwak ben, dan
ben ik machtig (2 Korintiërs 12:10).
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 91
21-01-15 14:54
12
Gehoorzamen
Zie, gehoorzamen is beter dan slachtoffers… (1 Samuël
15:22).
Gehoorzamen is gemakkelijk, als je weet dat je geleid
wordt door een God die geen fouten maakt.
Conny en ik waren in Afrika, toen God op zekere dag in
mijn stille tijd tegen me zei dat het tijd werd om Afrika te
verlaten.
“Heer, waar wilt U dat we naartoe gaan?” vroeg ik.
“Naar Argentinië,” klonk het antwoord, diep in mijn hart.
Argentinië? Ik was daar nog nooit geweest. Ik sprak geen
woord Spaans. In die tijd vlogen er maar bijzon­der weinig
vliegtuigen in Afrika en het zou een ver­moeiende aangelegenheid worden om over de Atlan­tische Oceaan naar Buenos Aires te vliegen. Maar ter­wijl ik stil was voor de Heer,
klonk het woord Argen­tinië steeds duidelijker.
“Ja, maar…” begon ik tegen te sputteren. Toen be­dacht ik
dat gehoorzaamheid nooit “Ja, maar…” zegt, maar altijd: “Ja
Heer!” Een paar maanden eerder had een zendeling met de
naam Breson mij geschreven en gevraagd of ik in zijn kerk
wilde spreken als ik ooit in Argentinië mocht komen. Ik
kende Breson nauwe­lijks, dus had ik niet lang stilgestaan bij
die uitnodi­ging. Maar nu God zo duidelijk tegen me sprak,
schreef ik Breson een brief, waarin ik hem vroeg of hij ons in
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 92
21-01-15 14:54
12. Gehoorzamen
93
Buenos Aires wilde afhalen en of hij ervoor kon zor­gen, dat
ik in een paar bijeenkomsten kon spreken.
We wachtten bijna een maand, zonder dat er antwoord
kwam. “Weet u zeker dat het de Heer is die ons naar Argentinië leidt?” vroeg Conny. “Mis­schien woont Breson niet
eens meer in Buenos Aires. Stel dat we gaan en dat er niemand is om ons op te vangen? Wat moeten we dan?”
Ik legde mijn hand op die van Conny. “Ja, ik weet dat het
Gods wil is dat we naar Argentinië gaan. Een paar jaar geleden sprak God ook tegen me; toen zei Hij dat ik naar Japan
moest gaan. Ik had geen geld. Ik kende niemand in Japan. Ik
sprak de taal niet. Toch wist ik dat God me leidde. Tenslotte
had ik genoeg geld bij elkaar om naar Tokio te vliegen. Op
een donkere, regenachtige avond stapte ik in dat merkwaardige land uit het vlieg­tuig en ik zei: ‘Heer, hier ben ik. Wat
nu?’ Ik herin­nerde mij dat David Morken daar werkte voor
Youth for Christ. Hij zocht een kamer voor mij, en vanwege
mijn gehoorzaamheid heeft God een heleboel deuren ge­
opend. Ik was toen in m’n eentje, maar nu ben jij bij me.
Nee, ik weet dat we naar Argentinië moe­ten gaan.”
De vliegtocht duurde veel langer dan we hadden ver­
wacht. De aansluitingen waren erg slecht en we moes­ten
één hele dag op een heet, vuil Afrikaans vliegveld doorbrengen, om te wachten op een aansluiting die ons naar WestAfrika zou brengen voor onze vlucht over de oceaan. Het
was al bijna middernacht toen we in ons laatste vliegtuig
stapten en ik merkte hoe bezorgd Conny was. Ik was echter
zeker van Gods leiding.
Eindelijk kwamen we aan op het drukke vliegveld van
Buenos Aires. Ik liet mijn ogen gaan over de honderden,
zich voortreppende mensen, in de hoop het gezicht van
meneer Breson te ontdekken. Er was niemand.
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 93
21-01-15 14:54
94
Zwerfster voor God
Conny en ik worstelden met onze bagage en bij een of ander loket vroeg iemand ons in gebroken Engels of hij onze
bagage ergens naartoe kon sturen. “Ik heb nog geen adres,”
zei ik. Conny keek zorgelijk. Ik wist wat ze dacht. Weet u
wel zeker dat het Gods wil was dat u naar Argentinië ging?
We waren allebei uitgeput van die urenlange, nachtelijke
vliegtocht die gevolgd was op de bezoeking van het lange
wachten op al die Afrikaan­se vliegvelden. We sjouwden
onze koffers naar de stoeprand en ik ging er bovenop zitten.
“Kijk maar eens of je een taxi te pakken kunt krijgen,” zei ik
te­gen Conny. “Misschien is hier wel een YWCA hotel in de
buurt.”
Maar er waren geen taxi’s. De lucht was drukkend heet.
Tenslotte vroeg ik aan een man: “Weet u of hier een YWCA
hotel is?”
De man staarde me aan en liep door. Ik kon Neder­lands
spreken, Duits en Engels, maar met die talen schoot ik hier
niets op. We zaten op onze koffers naar de voorbij suizende
verkeersstroom te kijken.
“Tante Corrie, weet u zeker dat God ons naar Argen­tinië
heeft gebracht?”
Ik keek naar Conny. Haar gezicht was vuil en stond vermoeid. Ik had het ook warm en was moe en down. Maar ik
was ook zeker van Gods leiding. “Ja,” zei ik mat. “Ik weet
het zeker.”
“Ik mag die Argentijnse muggen niet,” zei Conny, ter­wijl
ze op haar arm sloeg. “Ze steken net zo venijnig als de Afrikaanse.”
We keken elkaar aan en begonnen te lachen. Daar za­ten
we, in een vreemd land met een voor ons onbekende taal.
Nederland was ver, heel ver weg, maar toch zaten we te lachen.
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 94
21-01-15 14:54
12. Gehoorzamen
95
Toen hoorde ik een mannenstem aan de andere kant van
de weg roepen: “Bent u Corrie ten Boom?” In het Nederlands!
Mijn naam. Mijn taal. Wat een vreugde! Ik kon de man
amper onderscheiden achter het voorbijrazende ver­keer,
maar hij zwaaide met zijn armen.
“Ja, dat ben ik,” riep ik terug.
De man moest wachten tot er wat minder verkeer voorbijreed voordat hij de straat kon oversteken. Eindelijk, na
enkele auto’s te hebben ontweken, stond hij bij ons op het
trottoir. “Ik ben dominee Mees,” zei hij, terwijl hij zijn hand
uitstak. “Ik had niet verwacht dat u hier zou zijn, maar ik
had het gevoel dat ik toch maar even moest gaan kijken.”
“Kent u meneer Breson?” vroeg ik. “Ik had verwacht dat
hij ons zou afhalen.”
“Hebben jullie Bresons brief dan niet gekregen?” vroeg
dominee Mees. Er lag een verschrikte uitdrukking op zijn
gezicht.
“Nee, we hebben niets van hem gehoord.”
Dominee Mees sloeg zijn hand tegen zijn voorhoofd en
sloot zijn ogen. “O, wat erg. Hij heeft ge­schreven dat jullie
niet moesten komen. Hij kon geen bijeenkomsten organiseren omdat hij op dit moment in het oerwoud is voor een
zendingsreis. Hij komt pas over twee maan­den terug.”
Ik ging weer op mijn koffer zitten en was nog vermoeider
dan eerst.
“Weet u ook of er een YWCA hotel is in deze stad?” vroeg
ik, alsof daarmee al onze problemen opgelost waren.
Dominee Mees glimlachte. “Nee, ik ken hier geen YWCA
hotel, maar een goede vriendin van me, een vrouwe­lijke
arts, hield rekening met de mogelijkheid dat u toch zou
komen. Ze heeft me gevraagd of ik u naar haar ziekenhuis
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 95
21-01-15 14:54
96
Zwerfster voor God
wilde brengen, dan neemt zij u mee naar haar huis. Ze heeft
een klein, gezellig appartement.”
Dr. Gwen Shepherd ontving ons hartelijk in het zie­
kenhuis. Ik wist meteen dat zij een van Gods dierbare kinderen was en dus mijn zuster. Ze nam ons mee in haar auto
en toen maakte ik voor het eerst kennis met het verkeer in
Buenos Aires. Een tocht door de oerwou­den in Afrika is
niets vergeleken bij een tocht door de straten van Buenos
Aires. Er waren geen stoplichten. Op ieder kruispunt kwamen de auto’s van alle kanten aangestoven, vier rijen dik. De
auto, die er het eerst was, had voorrang. Ik heb geen ongelukken zien gebeuren, maar dat kan zijn omdat ik mijn ogen
de meeste tijd dichthield! Na een snelle rit door de straten,
waarbij onze gastvrouw vaak moest remmen, kwamen we
tenslotte bij haar huis aan, waar ze ons gast­vrij onthaalde.
Diezelfde avond nodigde ze een aantal leiders van jeugdgroepen uit en kreeg ik de gelegen­heid iets te zeggen. De
volgende dag kreeg ik een uitnodiging om ergens te komen
spreken en het duurde niet lang of ik had het drukker dan
ooit. Dr. Shepherd had een enorm organisatietalent en regelde veel diensten voor me in verschillende wij­ken van de
stad. Het was echt Gods leiding geweest dat ik naar Argentinië was gekomen. Hoeveel vreugde zou ik gemist hebben
als ik niet gehoorzaam was geweest!
De grootste vreugde van die reis beleefde ik misschien
wel op een middag in het ziekenhuis van dr. Shepherd. Ik
mocht naar de afdeling waar poliopatiënten werden be­
handeld. Eén zaal stond vol mensen in ijzeren longen. Ik
had die snuivende, hijgende longen nog nooit gezien en ze
maakten me bang.
“Wilt u soms met een paar patiënten praten?” vroeg een
vriendelijke verpleegster.
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 96
21-01-15 14:54
12. Gehoorzamen
97
Ik keek om me heen en zei: “Nee, ik geloof niet dat ik
daartoe in staat ben. Ik wil ergens heen om te hui­len.”
Altijd als ik zeg dat ik ergens niet toe in staat ben, krijg ik
hetzelfde van de Heer te horen. Dan zegt Hij: “Ik weet dat je
het niet kunt. Dat weet ik al lang. Ik ben blij dat jij het je nu
ook realiseert, want dan kun je het Mij laten doen.”
“Goed, Heer, doet U het dan maar,” zei ik. En de Heer
deed het. Ik liep van de ene ijzeren long naar de andere en
vertelde de mannen en vrouwen over de Heer Jezus, die aan
ieder van ons zijn Heilige Geest geeft.
Ik kwam ook bij een man die op een bed lag dat op en neer
schommelde. Deze man had een andere vorm van polio en
lag niet in een ijzeren long, maar op een schommel­bed. Als
het hoofdeinde van het bed omhoog kwam, kon hij inademen. Ging het hoofdeinde weer naar be­neden, dan ademde
hij uit. De verpleegster vertelde dat hij een Jood was.
“O,” zei ik tegen de man, “ik ben blij dat ik kennis mag
maken met iemand van Gods uitverkoren volk. Maar, kent
u de Jood Jezus ook als uw persoonlijke Messias?”
Het bed ging op en neer en hij schudde zijn hoofd, want
spreken kon hij niet. Hij had een lange slang in zijn neus en
hij kon maar één hand een klein beetje bewe­gen; daarmee
was hij in staat om korte zinnetjes schrijven.
“Mag ik u dan iets over Hem vertellen?” vroeg ik.
Hij pakte zijn potlood en krabbelde op een notitieblokje
naast zijn bewegende bed: “Ik luister.”
Ik stond naast het bed, dat voortdurend in beweging was,
en vertelde mijn Joodse vriend over de grote Messias, die
door de profeet “Wonderbare Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst” werd genoemd (Jesaja 9:5).
Toen zweeg ik. Ik haalde een borduurwerkje uit mijn tas.
Op de voorkant was een mooie kroon geborduurd, op de
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 97
21-01-15 14:54
98
Zwerfster voor God
achterkant liepen de draden door elkaar. “Als ik u zo op dit
bed zie liggen,” zei ik, “niet in staat te spreken of u te bewegen, moet ik aan dit borduur­werkje denken.” Ik liet hem de
achterkant zien. “Uw leven lijkt hier op. Kijk maar hoe het
eruit ziet. Ziet u hoe die draden kriskras door elkaar lopen,
met al die knopen ertussen? Maar als u het omdraait, ziet u
dat God een kroon weeft voor uw leven. God heeft een plan
voor uw leven en Hij werkt dat prachtig uit.”
Hij nam zijn potlood en schreef opnieuw: “Goddank. Ik
zie de mooie kant al.”
Wat een wonder! Hij had begrepen dat God wilde dat hij
als Jood tot bekering zou komen. Ik bad met hem en dankte
de Heer. Toen moest ik weg. Dokter Shepherd nam me weer
mee naar haar mooie huis.
De volgende dag ging ik terug naar de polio-afdeling. Ik
vroeg de verpleegster of ik mijn Joodse vriend weer even
mocht spreken.
“Het spijt me,” zei ze, “maar uw Joodse vriend van het
schommelbed is niet meer bij ons. Vijf minuten nadat u weg
was, wenkte hij me. In zijn ogen blonk een wonderlijk licht
en hij schreef: ‘Ik heb voor het eerst in Jezus’ naam gebeden.’
Toen sloot hij zijn ogen en stierf.”
“Dan spijt het mij niet,” zei ik. “Dan ben ik blij. Ik weet
dat hij zijn eigen levenskroon heeft. De Heer zij geloofd!”
God heeft een goddelijk patroon voor het leven van al zijn
kinderen. Hoewel de draden soms in de war lijken te zitten
– zoals bij ons het geval was toen we daar op het vliegveld
van Buenos Aires zaten – is er aan de goede kant een kroon
geborduurd.
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 98
21-01-15 14:54
13
De echte Corrie ten Boom
Want mijn gedachten zijn niet uw gedachten en uw wegen
zijn niet mijn wegen, luidt het woord des Heren (Jesaja 55:8).
Toen ik op Cuba was, werd ik uitgenodigd om te komen
spreken op een jeugdbijeenkomst in het gebouw van het
Leger des Heils. Dit gebeurde natuurlijk vóór de communisten aan de macht kwamen. Toen was het nog mogelijk om
openlijk over de Heer Jezus Christus te spreken.
Het was een hete avond in juni. De zaal was klein en benauwd. De bijeenkomst moest om zeven uur begin­nen,
maar er kwamen steeds meer groepen uit andere wijken van
de stad, zodat niemand haast leek te heb­ben om te beginnen.
Zoals in de meeste Latijns-Ame­rikaanse landen hoorde je
steeds weer: “Mañana, mañana”, zelfs bij de kerkdiensten.
Eindelijk zat ik dan op het podium, tussen twee man­nen
met geweldige trommels. Een van hen, een oude, zwarte
man met wit haar, probeerde zijn liefde voor de Heer te uiten
door energiek op een van die trommels te slaan. Het geluid
was haast niet te verdragen. De kapi­tein van het Leger had
een bijzonder schelle stem en leidde het zingen door meer
te schreeuwen dan te zingen, met zijn handen te zwaaien en
op de preek­stoel te slaan. De jonge Cubanen zongen luid,
met veel handgeklap en gestamp van voeten. Om negen uur
was ik al volkomen op, en het enige wat ik had gedaan, was
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 99
21-01-15 14:54
100
Zwerfster voor God
luisteren! Mijn oren gonsden en mijn hoofd bons­de van de
hoofdpijn vanwege het donderende lawaai van de trommels. Maar eindelijk was ik aan de beurt om te spreken en
de zaal werd stil. Ik was dankbaar voor die paar stille momenten.
Toen ik klaar was, kondigde de kapitein een zendeling
aan die dia’s zou vertonen. De lichten gingen uit en daar zaten we allemaal in die ellendige hitte, terwijl de zen­deling
de ene dia na de andere vertoonde. Zoals veel zendelingen,
had hij bij zijn werk ook medische hulp moeten verlenen
en veel van zijn dia’s hadden daar be­trekking op. Hij liet dia
na dia zien van allerlei medicijnen die hij van verschillende
artsen had gekregen. “Het flesje met pillen dat we hier zien,
heb ik van dokter Smith gekregen,” dreunde hij op. En bij
een volgende dia: “En deze doos met poeders heeft dokter
Jones mij gestuurd.”
De jongelui in de zaal waren absoluut niet geïnteresseerd
in al die doosjes, flesjes en potjes. Het werd zo rumoerig,
dat de zendeling tenslotte moest schreeuwen om zich verstaanbaar te maken. Om half elf was de voorstelling eindelijk afgelopen en gingen de lichten weer aan.
Er vlogen nu allerlei insecten door de zaal. Motten, kevers
en een soort enorme vliegende torren, zoemden om de kale
lampen heen en vielen daarna op de grond of bij de mensen
in hun schoot. Jongelui klommen over de banken, baby’s lagen op de grond te slapen en iedereen transpireerde hevig.
Ik had het ge­voel dat ik het niet lang meer zou uithouden.
Toen kwam de kapitein weer naar voren. Hij begon te
preken. Er vloog een insect in mijn oor en een tweede raakte
verward in mijn haar. Ik probeerde een manier te bedenken
om ongemerkt te kunnen ontsnappen, maar ik zat opgesloten tussen de enorme trommels. Ten­slotte nodigde de ka-
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 100
21-01-15 14:54
13. De echte Corrie ten Boom
101
pitein de mensen uit naar voren te komen en de Heer aan
te nemen.
“Niemand wil vast iets anders dan naar huis gaan,” zei
ik tegen mezelf. Toen dacht ik: Ik hoop dat er nie­mand naar
voren komt. Ik wil hier weg. Ik wil naar bed.
Maar tot mijn grote verbazing begonnen mensen op te
staan en naar voren te lopen. Ze knielden neer op het podium. Twintig in totaal. Ik zag tranen in de ogen van een paar
jonge Cubanen en luisterde naar de kapi­tein, die vol overtuiging en met een stem vol liefde tot hen sprak.
Toen deed ik een verbijsterende ontdekking. Ik was egoïstisch. Ik had gehoopt dat er niemand gered zou worden,
omdat ik zo moe was. Mijn slaap was belang­rijker voor me
dan de redding van zondaren. Wat een verschrikkelijke egoïst was ik. Opeens was mijn bed volmaakt onbelangrijk. Ik
was bereid de hele nacht op te blijven als God aan het werk
was. Maar wat moest ik met mijn schuldgevoel over het feit
dat ik zo egoïstisch was geweest?
Toen begon ik de Heer te loven, want ik had geleerd wat
ik met mijn zonden moest doen. Ik beleed mijn fout in Jezus’ naam aan de hemelse Vader en vroeg Hem om vergeving. Toen was ik in staat om vol van blijd­schap op te staan
en met de twintig jonge mensen te bidden die de belangrijke beslissing hadden genomen om hun leven aan Jezus
Christus te geven. Het was half twaalf toen de bijeenkomst
was afgelopen.
De volgende ochtend – op zondag – sprak ik in een mooie
kerk. Alle vooraanstaande inwoners van Havana waren aanwezig. Toen ik het indrukwekkende gebouw betrad, kreeg
ik een nummer van het kerkblad, dat onder alle aanwezigen
was verspreid. Daarin las ik een stuk over mijn werk voor
de Heer. Er stond: “Corrie ten Boom is een vermaarde we-
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 101
21-01-15 14:54
102
Zwerfster voor God
reldevangeliste… Ze is onvermoeibaar en volkomen onzelfzuchtig in haar ab­solute toewijding aan de zaak van het
evangelie.”
O Heer, dacht ik, als die mensen de echte Corrie ten Boom
kenden, zouden ze vanmorgen niet gekomen zijn om naar me
te luisteren.
“Licht ze dan maar in,” antwoordde de Heer onmid­dellijk.
Ik zat toen al op het podium naar die zee van gezich­ten
voor me te kijken. “Maar Heer, als ik dat doe, zul­len ze me
afwijzen.”
“Kan Ik een leugen zegenen?” vroeg de Heer in mijn hart.
“Ik kan alleen maar de waarheid zegenen. Je wilt mijn zegen
toch, of niet?”
Toen kwam het moment dat ik moest spreken. De vrien­
delijke dominee hield een bloemrijke inleiding en vroeg me
op de preekstoel te komen. Ik wist echter wat me te doen
stond, voordat ik aan mijn toespraak kon be­ginnen.
Eerst las ik het stuk uit het kerkblad voor. Toen zei ik:
“Soms krijg ik hoofdpijn van de hitte van die stralen­krans,
die de mensen steeds weer op mijn hoofd zet­ten. Wilt u
horen hoe Corrie ten Boom werkelijk­is?” Toen vertelde ik
wat er de vorige avond was ge­beurd – dat mijn eigen slaap
in mijn ogen belang­rijker was geweest dan de redding van
die jonge men­sen. “Dat,” zei ik, “was Corrie ten Boom.
Puur egoïstisch! Puur zelfzuchtig! Maar gelukkig wist Corrie ten Boom wat ze met haar zonden moest doen. Toen ik
die beleed aan de Vader, waste Jezus Christus die weg met
zijn bloed. Mijn zonde is nu in de diepste oceaan geworpen
met een bordje erbij, waarop staat: Verboden te vissen. Corrie ten Boom is lui, egoïstisch en vervuld van zichzelf. Maar
Jezus Christus in Corrie ten Boom is precies het tegenovergestelde van dat alles.”
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 102
21-01-15 14:54
13. De echte Corrie ten Boom
103
Toen wachtte ik. Nu de gemeente wist wat voor ie­mand
ik eigenlijk was, zouden ze me wel niet meer willen horen.
In plaats daarvan voelde ik, dat ze als het ware voorover bogen, vol verlangen om te horen wat ik ging zeggen. In plaats
van dat ze me afwezen, aanvaardden ze me. In plaats van een
prachtige kerk vol met vooraanstaande mensen en een vermaarde we­reldevangeliste waren we allemaal zondaars, die
wis­ten dat Jezus gestorven is om ons uit de vicieuze cir­kel
van zonde en dood in het licht van zijn liefde op te heffen.
God had de waarheid gezegend!
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 103
21-01-15 14:54
14
Checkpoint Charlie
Want de Zoon des mensen is gekomen om het verlore­ne te
zoeken en te redden (Lucas 19:10).
Conny en ik stonden met een heleboel mensen in de rij
voor Checkpoint Charlie, de grensovergang voor buitenlanders naar Oost-Berlijn. Er waren veel Neder­landers onder
en ik zag dat ze ongehinderd werden doorgelaten. Het leek
allemaal routinewerk: paspoort aan een beambte geven,
doorlopen en het paspoort terug­krijgen met een stempel
erin, waardoor je toestemming had gekregen om die dag in
Oost-Berlijn door te bren­gen. Ik hoopte dat het ook zo glad
zou verlopen als wij aan de beurt waren.
Eindelijk was het zover. De beambte keek in onze paspoorten, bladerde in een boek, draaide zich toen om en zei
iets tegen een man achter zich.
“Zijn er problemen?” vroeg ik aan de man.
Hij draaide zich om en keek me streng aan. “Komt u maar
mee,” zei hij. Hij wenkte Conny en mij om hem te volgen
naar een kamertje. Daar werden we ondervraagd, waarna
mijn tas werd opengemaakt. Ze vonden er twee boeken in.
Het ene was een boek van mezelf, dat in Oost-Duitsland
was uitgegeven. Het andere was Peace with God van Billy
Graham, ook in het Duits.
De strenge beambte pakte het boek van Billy Graham
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 104
21-01-15 14:54
14. Checkpoint Charlie
105
en schreeuwde: “Wat? Een boek van die mitrailleur van
God!”
Ik lachte. “Ik vind dat een goeie naam voor Billy Gra­ham!
Zodra ik hem weer spreek, zal ik hem vertellen hoe u hem
noemt – Gods mitrailleur. Maar als ik die boeken niet mag
meenemen naar Oost-Berlijn, geef ik ze aan u en dan kunt
u ons doorlaten.”
“O nee,” zei hij streng. “Zo gemakkelijk gaat dat niet. Allereerst moeten we hier een rapport van maken.”
Hij doorzocht alles grondig om te zien of ik nog meer
boeken had verstopt en begon me daarna te ondervragen. Ik
had het niet begrepen op zijn ruwe, grove manier van optreden, en vertelde hem dat.
“Ik heb het gevoel alsof ik weer in handen van de Gestapo
ben gevallen,” zei ik.
“Maar ik ben geen Gestapo,” zei hij, uit het veld ge­slagen.
“Het lijkt er anders veel op,” zei ik kortaf.
Zijn gedrag veranderde, maar hij hield ons langer dan drie
uur vast in dat kamertje. Een typiste noteerde al­les wat ik zei
in een “protocol”. Ik hoorde dat mijn naam in Oost-Duitsland op de zwarte lijst stond, re­den waarom ik zo grondig
werd ondervraagd. Ik was echter hoofdzakelijk bezorgd
omdat we maar een paar uur hadden om de christenen in
Oost-Berlijn op te zoeken.
“Heer,” klaagde ik in stilte, “waarom houdt U ons hier?
We zijn toch in Oost-Berlijn nodig voor uw zaak?” Toen
drong het langzaam tot mijn koppige Ne­derlandse hersenen door dat God ons met een bepaald doel in dat kamertje
liet zitten. Hij hield niet alleen van de christenen in OostBerlijn, maar ook van deze com­munistische beambten – de
man zowel als de typiste. We begaan wel eens de droevige
vergissing te denken dat God alleen maar van christenen
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 105
21-01-15 14:54
106
Zwerfster voor God
houdt. Hoewel God wil dat alle mensen christenen worden, houdt Hij van de één niet meer dan van de ander. God
heeft zijn eniggeboren Zoon gegeven voor de wereld, en
Jezus heeft zelf gezegd dat Hij niet gekomen is om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars (Matteüs 9:13). Ik dacht
aan de woorden van Jezus, toen Hij zei: “Gij zult ook geleid
worden voor stadhouders en koningen om Mij­nentwil, tot
een getuigenis voor hen en voor de vol­ken. Wanneer zij u
overleveren, maakt u dan niet be­zorgd, hoe of wat gij spreken zult; want het zal u in die ure gegeven worden wat gij
spreken moet” (Matteüs 10:18,19).
Opeens veranderde mijn houding tegenover de beamb­te.
Ik zag hem niet langer als een vijand, maar als een van de
mensen voor wie Christus was gestorven. Nu beantwoordde ik elke vraag met een getuigenis van mijn geloof in Jezus.
Het werd haast een spel.
Ik vroeg de beambte: “Leest u wel eens in de Bijbel?”
“Nee, ik ben marxist,” zei hij weerspannig.
“De Bijbel werd speciaal voor marxisten geschreven,” zei
ik. “Er staat in dat God zoveel van de marxisten hield, dat
Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat elke marxist, die in Hem gelooft, niet verloren zal gaan, maar eeuwig
leven zal hebben.”
Zowel de beambte als de typiste luisterde aandachtig. Ik
sprak verder over de twee problemen van het menselijk geslacht – zonde en dood – en zei dat de Bijbel ons het antwoord geeft op die problemen door ons over Jezus te vertellen.
“Waarom houdt u mijn boeken niet om die eens te le­
zen?” zei ik. “Ik zal met alle genoegen een handteke­ning
zetten in dat boek van mij; en in het boek van Billy Graham
zult u het antwoord vinden op veel van uw vra­gen.”
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 106
21-01-15 14:54
14. Checkpoint Charlie
107
“Moet ik het lezen?” zei de beambte.
“Het zal u geen kwaad doen,” lachte ik.
De beambte moest ook lachen, maar toen riep hij zichzelf
tot de orde; hij werd weer heel ernstig en za­kelijk. “Ik zie dat
u chocola hebt meegenomen, juf­frouw,” zei hij. “Waarom
is dat?”
“Die heb ik meegenomen voor de kinderen van de predikant in Oost-Berlijn. Neemt u nooit chocola mee als u op
bezoek gaat bij een gezin met kinderen?”
“Nee, dan neem ik bloemen mee,” zei hij ernstig.
“Bloemen zijn leuk voor de ouders, maar kinderen ge­ven
meer om chocola. Bovendien preek ik vaak over chocola.”
“Wat een vreemde mensen hebben we hier vandaag,” zei
de beambte. “U hebt een boek bij u van een man die praat
als een mitrailleur, en nu vertelt u me dat u over chocolade
preekt. Wat voor preek maakt u over een reep chocolade?”
“Een paar jaar geleden,” antwoordde ik, “sprak ik voor
een groep Duitsers die er prat op gingen dat ze intellectuelen waren. Ze wilden me eigenlijk niet ont­vangen, omdat
ze meenden dat hun theologie veel diepzinniger was dan de
mijne. De laatste keer dat ik hen zag, gaf ik hun allemaal wat
Nederlandse chocola. Aangezien chocola na de oorlog erg
schaars was, namen ze die dankbaar aan. Later, toen ik moest
spre­ken, zei ik: ‘Niemand heeft iets over de chocola ge­zegd.’
Ze ontkenden dat en zeiden dat ze mij ervoor hadden bedankt.
‘Dat bedoel ik niet,’ zei ik. ‘Ik bedoel dat niemand er vragen over heeft gesteld. Niemand heeft gevraagd of de chocola in Nederland of in Duitsland is gemaakt, hoeveel cacao
er precies in zit, en hoeveel melk, suiker of vitamines. In
plaats van de chocola te ontleden, hebt u hem ge­woon opgegeten.’
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 107
21-01-15 14:54
108
Zwerfster voor God
Toen nam ik mijn Bijbel. ‘Zo is het ook met dit Boek. Als
u het probeert te analyseren als een wetenschappelijk boek,
of zelfs een theologisch boek, hebt u er niets aan. U moet
dit boek niet uit elkaar rafelen, maar het tot u nemen, het
proeven en ervan genieten, net zoals u een stuk chocolade
tot u neemt.’ ”
Ik zweeg en merkte opnieuw dat de beambte en de typiste oprecht belang stelden in wat ik vertelde. Toen strek­te
de beambte zijn rug; hij schraapte zijn keel en zei tegen de
typiste: “Ga het protocol van juffrouw ten Boom maar uittypen, dan laten we haar door.” Met die woorden stond hij
op. Hij verliet het kamertje zonder om te kijken.
Ik bleef rustig zitten, terwijl de typiste het rapport uittikte. Even later verscheen de beambte weer. Hij trok het
rapport uit de schrijfmachine en las het hard­op voor. “In de
gevangenis ontving Corrie ten Boom opdracht van God om
het evangelie van Jezus Christus over de hele wereld te verkondigen. Haar kerk heeft haar geleerd om chocola mee te
nemen als ze op bezoek gaat bij gezinnen met kinderen.”
De beambte knikte en verontschuldigde zich – hij moest
het voorlezen aan zijn chef, voordat ik toegelaten kon worden in Oost-Berlijn. Toen hij weg was, praatte ik verder met
de typiste. Ik drong er bij haar op aan om Jezus te aanvaarden
als haar Heer. Ze luisterde aan­dachtig en las een paar bladzijden van mijn boek. Maar toen de beambte terugkwam, ging
ze weer achter haar schrijfmachine zitten.
Ik gaf het boek van Billy Graham aan de beambte. “Neem
het boek van Gods mitrailleur toch mee naar huis. Het zal
uw leven veranderen.”
Hij probeerde streng te kijken, maar achter zijn ogen
voelde ik honger en dorst. Zonder iets te zeggen nam hij
het boek aan en liet het in zijn tas glijden. Hij gaf mijn eigen
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 108
21-01-15 14:54
14. Checkpoint Charlie
109
boek aan de typiste en zei dat ze het in haar tas moest stoppen. Toen deed hij de deur open en wees naar Oost-Berlijn.
“Het spijt me dat ik u zo lang heb opgehouden, juffrouw,”
zei hij. “Maar wat we ge­daan hebben, was belangrijker dan
het bezoek aan uw vrienden.”
Ik schudde zijn hand en stapte de communistische stad
binnen, me afvragend of die beambte zelf wel wist hoe waar
zijn laatste woorden waren. Wat we in Oost-Berlijn te doen
hadden, was belangrijk, maar het was nog veel belangrijker het Goede Nieuws van Jezus te vertellen aan hen die in
duisternis wandelen.
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 109
21-01-15 14:54
15
Oog in oog met de dood
Indien gij door de naam van Christus smaad lijdt, zijt gij
zalig, daar de Geest der heerlijkheid en de Geest Gods op u rust
(1 Petrus 4:14).
Watchman Nee heeft ergens gezegd: “Als mijn voeten de
zweep voelden, deden mijn handen pijn.”
Alle christenen op de wereld vormen met elkaar het lichaam van Christus. Veel mensen, vooral Amerika­nen realiseren het zich niet, maar een deel van dat li­chaam heeft te
lijden onder de meest vreselijke vervol­gingen in de geschiedenis der mensheid. Als wij leden zijn van één en hetzelfde
lichaam – en dat zijn we – dan moeten we met hen meelijden, voor hen bidden en hen helpen waar dat mogelijk is.
Ik heb eens horen vertellen over een zendelinge – een al­
leenstaande vrouw – die al haar bezittingen de rug toekeerde en naar China vertrok. “Ben je nou niet bang?” vroeg een
vriendin, toen ze aan boord van het schip ging. “Ik ben maar
voor één ding bang,” zei ze, “en dat is dat ik een graankorrel
zou worden, die niet bereid is te sterven.”
Een paar jaar geleden was ik in een klein Afrikaans land,
waar een staatsgreep was gepleegd. De nieuwe regering was
fel gekant tegen christenen. De eerste avond dat ik in het
land was, werden enkele christenen naar het politiebureau
geroepen om geregistreerd te worden. Toen ze daar kwa-
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 110
21-01-15 14:54
15. Oog in oog met de dood
111
men, werden ze gearresteerd en in die nacht werden ze in
het geheim geëxecuteerd. De dag erop gebeurde het­zelfde
met andere christenen. De derde dag weer. Het was de bedoeling van die nieuwe regering om alle christe­nen te vernietigen, mannen, vrouwen en kinderen, net zoals Hitler
geprobeerd heeft alle Joden uit te roeien.
Ik moest op zondagochtend in een kleine kerk spre­ken.
De mensen kwamen wel, maar ik kon de angst en spanning van hun gezichten aflezen. Tijdens de dienst ke­ken ze
voortdurend naar elkaar, met ogen die dezelf­de vraag stelden: “Zal mijn buurman de volgende zijn die er aan gaat?
Zal ik de volgende zijn?”
Ik keek naar die donkere en blanke gezichten. De ruimte
was benauwd en heet. Allerlei insecten vlogen door de open
ramen en zwermden om de kale lampen, die boven de kale
houten banken hingen waarop de mensen zaten. Ze keken
me allemaal afwachtend aan, in de hoop dat ik hun in deze
moei­lijke tijd iets van Godswege kon zeggen.
Ik sloeg mijn Bijbel open en las 1 Petrus 4:12-14 voor:
Geliefden, laat de vuurgloed, die tot beproeving dient, u
niet bevreemden, alsof u iets vreemds overkwame. Integendeel, verblijdt u naarmate gij deel hebt aan het lijden
van Christus, opdat gij u ook met vreugde zult mogen
verblijden bij de openbaring zijner heerlijkheid. Indien gij
door de naam van Christus smaad lijdt, zijt gij zalig, daar
de Geest der heerlijkheid en de Geest Gods op u rust.
Ik sloot de Bijbel en begon te praten, heel gewoon, zoals
een tante met haar nichtjes en neefjes praat. “Toen ik een
klein meisje was,” zei ik, “ging ik een keer naar mijn vader
toe en ik zei: ‘Papa, ik ben bang dat ik nooit sterk genoeg
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 111
21-01-15 14:54
112
Zwerfster voor God
zal zijn om een martelaar voor Jezus Christus te worden.’
‘Vertel me eens,’ zei Vader, ‘als je met de trein van Haarlem naar Amsterdam moet – wanneer geef ik je dan geld
voor een treinkaartje? Drie weken van te­voren?’
‘Nee, u geeft mij dat geld vlak voordat we de trein instappen.’
‘Precies,’ zei mijn vader. ‘En zo gaat het ook met de kracht
van God. Onze wijze Vader in de hemel weet wanneer je bepaalde dingen nodig hebt. Op dit moment heb je de kracht
om een martelaar te worden nog niet nodig, maar zodra je
geroepen wordt en de eer hebt om terwille van Jezus oog in
oog met de dood te staan, zal Hij je de kracht daartoe ge­ven
– op het juiste ogenblik.”
Ik keek naar mijn Afrikaanse vrienden. Velen van hen
hadden al dierbaren verloren voor het vuurpeloton of door
de handen van de beul. Ik wist dat er die week nog meer
zouden omkomen. Ze luisterden gespannen.
“Ik was erg getroost door dat antwoord van mijn va­der,”
zei ik. “Later heb ik in een concentratiekamp veel moeten
doorstaan terwille van Jezus. Hij heeft me toen in­derdaad
de moed en de kracht gegeven die ik nodig had.”
Mijn Afrikaanse vrienden knikten ernstig. Zij geloof­den
ook dat God zou voorzien in alles wat ze nodig hadden, zelfs
in de kracht om de dood dapper onder ogen te zien.
“Vertel ons meer, tante Corrie,” zei een oude zwarte man,
met grijs haar. Het was alsof ze zoveel mogelijk van de waar­
heid in zich wilden opnemen, om daaruit te kunnen putten
op de dag van hun beproeving.
Ik vertelde hun een voorval uit het concentratiekamp
in Ravensbrück. “Een groep medegevangenen had mij gevraagd een paar bijbelverhalen te vertellen. In het concentratiekamp werd de Bijbel door de bewakers das Lügenbuch
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 112
21-01-15 14:54
15. Oog in oog met de dood
113
– het leugenboek – genoemd. Wrede doodstraffen stonden
de gevangenen te wachten als ze betrapt werden met een
Bijbel of als ze over de Heer spraken. Maar ik ging naar mijn
smalle brits, haalde mijn Bijbel te voorschijn en liep ermee
naar de groep gevangenen.
“Opeens voelde ik dat er iemand achter me stond. Eén
van de gevangenen vormde met haar lippen de woor­den:
‘Verstop je Bijbel. Het is Lony.’ Ik kende Lony goed. Ze was
een van de wreedste Aufseherinnen – bewaaksters. Maar ik
wist dat ik God moest gehoor­zamen en Hij had me duidelijk
geleid om deze groep gevangenen de Boodschap te brengen.
Lony bleef roerloos achter me staan, terwijl ik verder vertel­
de. Toen ik klaar was, zei ik: ‘Laten we nu een lof­zang zingen.’
Ik zag de angstige, bezorgde uitdrukking op de gezich­ten
van de gevangenen. Tot dusver had alleen ik mijn mond
open gedaan. Nu zouden ook zij hun mond moeten opendoen om te zingen. Maar ik voel­de dat God wilde dat we dit
deden, juist onder de ogen van de vijand. Dus zongen we.
Toen het lied uit was, hoorde ik een stem achter me zeggen: ‘Zing nog eens zoiets.’ Het was Lony. Ze had het mooi
gevonden en wilde meer horen. De gevange­nen vatten
moed en zongen een ander lied en daarna nog een. Naderhand ben ik naar haar toe gegaan om met haar over de Heer
Jezus te praten. Haar gedrag begon daarna merkwaardig genoeg te veranderen tot ze op een bruuske manier een vriendin van ons werd.”
Ik wachtte zwijgend tot mijn verhaal was doorgedrongen
tot mijn Afrikaanse vrienden. “Ik zal vertellen wat ik hier
zelf van heb geleerd,” zei ik toen. “Ik wist dat elk woord dat
ik uitsprak, mijn dood kon betekenen. Maar nog nooit had
ik zo’n vrede en blijdschap in mijn hart gevoeld als op het
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 113
21-01-15 14:54
114
Zwerfster voor God
moment dat ik uit de Bijbel vertel­de in het bijzijn van mijn
vijand. God gaf me de gena­de en de kracht, die ik daartoe
nodig had. Het geld voor het treinkaartje arriveerde precies
op het moment dat ik in de trein moest stappen.”
Op de gezichten voor me verscheen een brede grijns. Alle
lijnen van zorg en angst waren verdwenen. Hun ogen blonken weer van vreugde, en hun harten waren gevuld met
vrede.
De bijeenkomst was afgelopen en de Afrikanen ston­den
op om te vertrekken. Achterin de menigte begon iemand
zachtjes te zingen:
O, heerlijke woning daarboven,
waar dood is, noch ar­moe of pijn,
Waar harten niet breken noch bloeden,
waar nimmer een klaagzang zal zijn.
Geen wolken die zonlicht bedekken,
zijn daar in die hemelse sfeer.
’t Is alles aanbidding en vreugde,
geen zondelast drukt ons daar meer.
O, ’k hijg naar die heerlijke woning,
waar plaats is be­reid door Gods Zoon.
En van de verlosten der eeuwen
het loflied verrijst tot de troon.
O, soms klopt mij ’t hart, en vol heimwee,
verlang ik te zijn bij mijn Heer.
Welk een vreugd zal dat zijn,
ik de zijn’, Hij de mijn’,
en voor eeuwig geen scheiding ooit meer.
Ik weet niet hoeveel er die week gedood werden, maar
ik hoorde van iemand dat meer dan de helft van hen die de
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 114
21-01-15 14:54
15. Oog in oog met de dood
115
dienst hadden bijgewoond een marteldood was gestorven,
en dus een martelaarskroon heeft ont­vangen. Maar ik weet
dat de Geest der heerlijkheid en de Geest Gods op hen rustte (1 Petrus 4:14).
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 115
21-01-15 14:54
16
Gered door een baby
…en een kleine jongen zal ze hoeden (Jesaja 11:6).
Een van mijn grootste voorrechten is het bezoeken van
zendelingen. Mensen die in veilige, gerieflijke hui­zen wonen, kunnen zich niet voorstellen hoe het leven van een
zendeling verloopt. Veel zendelingen hebben geen goed
drinkwater en alleen maar heel eenvoudig voedsel. Ze worden voortdurend bedreigd door ziek­ten en infecties. Sommigen leven onder primitieve omstandigheden, ergens
waar zelfs hun leven niet vei­lig is. Tot mijn grote verdriet,
maar tot eer van God, wordt de lijst van mannen en vrouwen, die op het zendingsveld letterlijk hun leven geven terwille van Jezus, met de dag groter. Die mannen en vrouwen
staan in de frontlinies, vaak op eenzame plaatsen, maar ze
weten dat hun Meester – die hen daar heeft geroepen – naast
hen staat.
Zo bezocht ik eens een zendelingenechtpaar in een eenzaam deel van Afrika. Hun huisje stond op een prachtige
plek, met een schitterend uitzicht op meren en bergen. Ze
hadden bijzonder weinig wereldse goederen, maar ze waren rijk in Gods genade, en ze hadden daar een woonplaats
waar veel rijke men­sen duizenden dollars voor zouden willen neertellen. In dat kleine huisje woonden zes kinderen,
waarvan de jongste een paar maanden oud was.
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 116
21-01-15 14:54
16. Gered door een baby
117
“Ga mee,” zei de vrouw van de zendeling. Ze nam de baby
op haar arm en liep naar buiten. “Ik wil je wat vertellen.” We
gingen zitten op een bank, vanwaar je een adembene­mend
uitzicht had op de machtige bergen, met hun oerwouden,
meren en watervallen.
“Het valt voor zendelingen niet altijd mee om veel kleine
kinderen te hebben,” zei ze. “Er komt een tijd dat je ze naar
het vaderland moet sturen, omdat hier geen goede scholen
zijn. Maar zolang ze nog klein zijn, probeer je van hen te genieten.”
Ze zweeg even en keek naar het kleine mensje dat in haar
armen lag te slapen. Haar stem klonk gespannen toen ze
verder ging. “Maar toen ik merkte dat ik weer in verwachting was, kwam ik in opstand tegen God. We hadden al vijf
kleintjes en het leek niet eerlijk dat er weer een op komst
was. Mijn gezondheid was niet al te best en ik zag de bevalling dan ook met grote zorg en veel verdriet tegemoet.”
De tranen stroomden over haar gezicht toen ze verder
sprak. “Was het niet genoeg – vijf kinderen? Mijn hart was
opstandig tegen God en er waren tijden dat ik hoopte dat
Hij de baby zou wegnemen.
De dag van de bevalling brak aan. Ik was erg zwak en er
waren geen artsen in de buurt. We hadden niemand waar
we de andere kinderen naartoe konden brengen, dus heeft
mijn man ons allemaal met de auto naar een stad gereden
waar een goed zen­dingshospitaal was. Daar zijn we gebleven tot de baby gebo­ren was.”
Het kindje werd wakker, rekte z’n armpjes uit en geeuwde. Wat een kostbaar bezit! De stem van de moeder werd
zacht. “Toen we met dit kleintje thuis kwamen, hoorden
we dat in de korte tijd dat we weg waren de Mau Mau was
geweest. Ze hadden iedere blanke in deze hele streek ver-
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 117
21-01-15 14:54
118
Zwerfster voor God
moord. Als wij thuis wa­ren gebleven, zouden wij ook vermoord zijn.”
Ze drukte de baby tegen haar borst, terwijl de tranen over
haar wangen rolden. “Deze kleine schat werd door God gezonden om onze levens te redden. Nooit meer zal ik in opstand komen tegen de wegen die Hij ons laat gaan.”
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 118
21-01-15 14:54
17
Elke dag wonderen
Mijn tijden zijn in uw hand… (Psalm 31:16).
Ik was voor het eerst in India en moest spreken op een
conferentie voor zendelingen in Vellore. Toen mijn vliegtuig in Bangkok geland was, hoorde ik echter dat er pas over
drie dagen een vliegtuig naar Vellore zou vertrekken.
“Maar dan mis ik de eerste drie dagen van de confe­rentie,”
zei ik.
“Het spijt ons, maar het is niet anders,” zei de man van
het plaatskaartenbureau.
De luchtvaartmaatschap­pij zorgde wel voor een hotel
waar ik zolang kon loge­ren. Toen ik daar aankwam, vroeg
ik de vriendelijke Indiase man, die alles voor me regelde: “Is
er geen enkele kans dat er een ander vliegtuig naar Vellore
gaat?”
“Iedereen doet zijn uiterste best,” verzekerde hij me.
“Dan moeten we God maar vragen of Hij hen wil helpen,” zei ik.
“Bent u dan een christen?” vroeg hij met een verbaas­de
uitdrukking op zijn gezicht.
“Jazeker, ik ben een christen,” antwoordde ik. “En u?”
Hij liet zijn hoofd hangen. “Ik was het, maar nu ben ik
wat je een verloren schaap noemt.”
“Halleluja!” zei ik. “Dan bent u dat ene schaap, voor wie
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 119
21-01-15 14:54
120
Zwerfster voor God
de Herder die andere negenennegentig alleen liet, om het te
gaan zoeken.”
We spraken samen een hele poos in de lounge van het
hotel. Tenslotte vroeg ik de man of hij niet weer bij Jezus
wilde komen.
“O ja,” zei hij. “Want ik geloof dat God u speciaal daarvoor heeft laten wachten.”
We baden samen en daarna zei ik tegen hem: “Nu God
mij heeft gebruikt voor dit wonder, wilt u misschien wel
met mij bidden om nog een wonder, zodat ik op tijd in Vellore aankom voor die conferentie.”
De man sprong op. “Terwijl u bidt, ga ik even weg. Ik ben
zo terug.” Hij schoot de deur uit en liet mij achter tussen
mijn bagage.
Een half uur later was hij terug. “Maak u snel klaar om te
vertrekken,” zei hij. “Ik geloof dat God uw wonder heeft
verricht. We hebben een ander vlieg­tuig opgespoord, dat
langs een andere route naar Vel­lore vliegt.”
“Hebt u dat geregeld?” vroeg ik.
“Inderdaad,” glimlachte hij, terwijl hij met mijn baga­ge
worstelde. “Maar u hoeft me niet te bedanken. Ik moet u bedanken dat u me weer bij de Herder hebt gebracht.”
We haastten ons naar de luchthaven en daar hoorde ik dat
het vliegtuig allang had moeten vertrekken. Maar ze hadden
het voor mij aan de grond gehouden. Hijgend beklom ik het
trapje naar de in­gang.
“Ah, bent u daar?” zei de stewardess, terwijl ze de deur
achter me sloot. “We waren al bang dat we u zouden moeten achterlaten.”
“Aardig dat u gewacht hebt,” zei ik.
“O,” lachte ze vriendelijk. “Maar we weten alles over u. De
man uit het hotel vertelde ons dat u een VIP (Very Important
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 120
21-01-15 14:54
17. Elke dag wonderen
121
Person – zeer belangrijk persoon) uit Nederland bent en dat u
belangrijke toespraken moet houden in Vellore. Daarom hebben we het vliegtuig aan de grond gehouden tot u er was.”
Ik ging bij een raampje zitten. Buiten stond het ver­loren
schaap te grijnzen en te zwaaien. Ik zwaaide te­r ug. God heeft
vast niet alleen een speciale reden ge­had om mij in Bangkok te
laten stranden, dacht ik. Hij moet een even belangrijke reden
hebben om mij op tijd in Vellore te laten aankomen.
En dat bleek ook het geval te zijn. De volgende och­tend
hield ik mijn eerste toespraak op de conferentie in Vellore. Ik
sprak over de realiteit van Gods belof­ten in de Bijbel. Na de
bijeenkomst glipte ik weg uit de menigte. Ik maakte een wandeling door een prach­tige tuin bij het conferentiecentrum
– een le­vend palet: groene en rode crotons mengden hun vol­
le kleuren tussen het donkere oranje van de koper­planten en
de regenboogkleuren van de bloeiende heesters. Wat heerlijk,
liep ik te denken, om in het cen­trum van Gods wil te staan.
“Pardon,” zei een verlegen stem achter me.
Ik draaide me om en herkende een van de Engelse zendelingsvrouwen. Haar lichaam zag er niet sterk uit. Ze aarzelde, maar zei eindelijk: “Gelooft u werkelijk in de beloften
van God?”
“Jazeker,” zei ik.
“Gelooft u dat de Heer nog steeds zieken geneest?”
“Natuurlijk,” antwoordde ik. Ik ging met haar op een
stenen bank bij een bloeiende hibiscus zitten. Eerst las ik
haar voor uit de Bijbel, het gedeelte waar Jezus zegt dat we
op zieken de handen zullen leggen en dat ze zullen genezen
(Marcus 16:18-20). Toen vertelde ik haar over een recente
ervaring in Indonesië.
“Ik logeerde in het huis van een fijne Chinese voor­ganger
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 121
21-01-15 14:54
122
Zwerfster voor God
en zijn vrouw,” zei ik. “Maar we hadden het zo druk, dat de
vrouw geen tijd had om eten te koken, zodat een gemeentelid – ook een Chinese – elke dag per riksja kwam om een
Chinese maaltijd voor ons klaar te ma­ken.
Op een ochtend zat ik voor het raam naar buiten te kijken toen ik die lieve vrouw het pad op zag strompelen.
Haar hoofd bloedde en haar jurk was aan flarden. Ik schoot
naar buiten om haar naar binnen te helpen. Haar riksja was
in botsing gekomen met een andere riksja en ze was daarbij ernstig gewond geraakt. Ze was met haar hoofd tegen
een metalen onderdeel van het pri­mitieve vervoermiddel
terechtgekomen. Maar Chinezen waren in die tijd niet zo
in aanzien in Indonesië en er wilde geen dokter naar haar
komen kijken. Daarom hadden ze haar alleen maar naar dit
huis gereden en op straat afgezet.
Ik wist dat ze er ernstig aan toe was en ik wist ook dat er
geen dokter naar het huis van die Chinese voor­ganger zou
willen komen. Daarom legde ik haar de handen op en bad in
Jezus’ naam voor haar gene­zing. Ze was direct beter.”
De zendelingsvrouw luisterde aandachtig. “Moet je precies weten wat voor ziekte iemand heeft als je voor die persoon wilt bidden?” vroeg ze.
“Nee, ik ben geen dokter. Ik genees niet. Het is de Heer
die geneest.”
“Ik ben ernstig ziek,” zei ze toen rustig. “Wilt u mij de
handen opleggen en voor me bidden?”
“Dat zal ik doen,” zei ik. Ze liet zich van de bank glij­den
en knielde neer in die mooie tuin. Ik legde mijn handen op
haar hoofd en bad dat ze genezen mocht worden in de naam
van Jezus Christus.
Langzaam kwam ze overeind. “Nu zal ik u zeggen welke
ziekte ik heb,” zei ze. “Ik heb lepra.”
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 122
21-01-15 14:54
17. Elke dag wonderen
123
Ik ben wel in leprozenkolonies geweest en opeens werd
ik bevangen door een grote angst. O, dacht ik, dit is veel te
moeilijk voor de Heer. Ik wou nu dat ze het me van tevoren
had verteld, dan had ik geweten dat ik niet voor haar moest
bidden.
Toen schaamde ik me. Ik vroeg vergeving voor mijn
kleingelovigheid en ongeloof. Per slot van rekening was ik
het niet die had gezegd dat Hij de zie­ken zou genezen, maar
Hijzelf.
Er verstreken een paar jaar en ik was de naam en het
adres van die zendelinge al lang kwijt, hoewel ik nog heel
vaak moest denken aan die dag in de tuin, en voor haar bleef
bidden. Vijf jaar daarna was ik weer in India. Ik logeerde bij
vrienden van de Zakbijbelbond. Op een middag werd er bij
me aangeklopt. “Kent u me nog?” vroeg een knappe vrouw.
Ik keek haar aan en zei: “Ik heb u wel eens eerder ge­zien,
maar ik weet niet meer wie u bent.”
“Herinnert u zich nog dat u in Vellore een leprapatiënt
de handen hebt opgelegd en dat u in Jezus’ naam voor haar
genezing hebt gebeden?”
“O ja,” riep ik. “Natuurlijk! Maar u bent gewoon een ander mens geworden!”
Ze glimlachte. “De Heer heeft me op wonderbaarlijke
wijze genezen. Volgens de artsen ben ik helemaal gezond.”
“Dank U, Heer,” zei ik hardop. “Ere zij Uw naam! U bent
altijd bereid in onze noden te voorzien, ook als ons geloof
maar klein is.”
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 123
21-01-15 14:54
18
Gods Woord, het Zwaard
– Gods volmaakte wapen
Het gras verdort, de bloem valt af, maar het woord van
onze God houdt eeuwig stand (Jesaja 40:7,8).
Ik had een ontzettend druk half jaar achter de rug. Ik was
van Nieuw-Zeeland naar Korea gevlogen, waar ik in meer
dan tweehonderdvijftig bijeenkomsten had ge­sproken in
een periode van drie maanden. Daarna was ik weer naar
Nieuw-Zeeland gegaan voor een kort bezoek, om vandaar
door te reizen naar India.
Ik had in Nieuw-Zeeland gelogeerd bij een gezin dat bijbelteksten uit het hoofd leerde, waarbij ze het sys­teem van
de Navigators volgden. Tot mijn grote vreug­de merkte ik
dat veel pas bekeerden in Nieuw-Zeeland aan die cursus
deelnamen. Omdat ik minder Engelse dan Nederlandse teksten kende, besloot ik ook tek­sten te gaan leren. Ik wist dat
het Woord van God, als het eenmaal opgeslagen lag in mijn
geheugen, altijd bij me zou zijn.
Ik verliet Nieuw-Zeeland met een nieuwe bezieling en
kwam in Kerala, India, waar ik moest spreken op een serie
kleine conferenties, diep in het oerwoud. Mijn Indiase begeleider stond op het vliegveld op me te wachten en bracht
me naar een kleine aanlegplaats bij de rivier, waar een kano
lag. We stapten erin en be­gonnen aan onze langzame reis
over de vredige rivier. Traag gleed ons bootje over het on-
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 124
21-01-15 14:54
18. Gods Woord, het Zwaard – Gods volmaakte wapen
125
diepe water. Afge­zien van het ritmische geluid van de peddel en het ruisen van de zachte wind in de bomen, was er
niets te horen.
Mijn Indiase metgezel was leider van een huiskring.
Tweemaal per jaar werden conferenties georganiseerd, waar
de huiskringen uit die streek bij elkaar kwamen voor bijbelstudie, voorbede en gebed om een opwekking. Ik moest
drie­maal per dag op verscheidene van die conferenties een
toespraak houden onder een pan­dal – een enorm dak, dat
de mensen tegen de steken­de zon beschermde. Zo’n pandal
heeft geen muren, zodat de wind er onderdoor kan waaien;
de mensen zitten gewoon op het gras.
Terwijl de koelie onze kano de rivier afpeddelde, ver­telde
mijn metgezel over het grote verlangen in zijn hart om mensen voor Jezus Christus te winnen.
“Maar het wil me niet lukken,” zei hij. “Ik geef altijd mijn
getuigenis, maar het lukt me niet de mensen over te halen
om een beslissing nemen.”
“Gebruikt u het Zwaard van de Geest, het Woord van
God?” vroeg ik hem.
“Ik ben bang dat ik niet erg bedreven ben in het han­teren
van dat Zwaard,” bekende hij. “Op het kritieke moment
weet ik nooit een tekst te vinden, die op de situatie van toepassing is.”
“Ja, dat ken ik,” zei ik. “Ik zit soms met hetzelfde probleem. Maar ik ben nu bijbelteksten uit mijn hoofd aan het
leren en dat noem ik mijn Eerste Hulp Cursus. Het zijn teksten voor noodgevallen, die ik op de wond leg tot ik andere
teksten kan opzoeken die voor de verdere genezing kunnen
zorgen.”
Mijn Indiase metgezel keek al wat opgewekter. Toen ver­
telde ik hem wat ik onlangs in Canada had meegemaakt en
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 125
21-01-15 14:54
126
Zwerfster voor God
waardoor ik had geleerd dat niet ik mensen voor Christus
win, maar het Woord van God dóór mij.
“Ik had voor een groep studenten gesproken,” zei ik,
terwijl de kano rustig verder gleed over de kalme rivier.
“Ik zat wat uit te rusten op de veranda van een van de stu­
dentenhuizen, toen er een zeer ontwikkelde vrouw bij me
kwam zitten die me had horen spreken.
‘Wat u die studenten zojuist vertelde, was erg interessant,’ zei ze. ‘Maar u bent te beperkt. Ik ben deskundige op
het gebied van wereldreligies. Ik ben in veel landen ge­weest
en heb lange gesprekken gevoerd met de leiders van veel religieuze groeperingen. Ik heb gediscussieerd over de levensweg door de tijd en de eeuwigheid, met Moslims, Brahmanen, Shintoïsten, en vele anderen. Zij kennen God allemaal,
ook al geloven ze niet in Jezus Christus. Het spijt me dat ik
het oneens moet zijn met wat u vanmiddag hebt gezegd,
maar u legt teveel de nadruk op Jezus Christus, en u geeft
niet toe dat andere religies even goed zijn als het christendom.’”
“Even wist ik niet wat ik moest zeggen,” zei ik tegen mijn
Indiase metgezel. “Maar toen moest ik opeens denken aan
wat een vriend ooit eens tegen me had gezegd. ‘Er wordt niet
van je verwacht dat je de mensen overtuigt,’ had hij gezegd.
‘Er wordt alleen maar van je verwacht dat je een open kanaal
bent, waar de Geest Gods doorheen kan stromen. Iets anders kun je nooit worden, ook al denk je soms van wel. Volg
het pad van de gehoorzaam­heid, laat het Woord Gods zijn
eigen werk doen, dan zul je door God gebruikt worden, ver
boven je eigen kracht.’
Daarom zei ik tegen die vrouw: ‘U bent het niet on­eens
met mij, maar met de Bijbel. Ik zeg dit niet, maar het Woord
van God zegt het. Jezus heeft gezegd dat niemand tot de Va-
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 126
21-01-15 14:54
18. Gods Woord, het Zwaard – Gods volmaakte wapen
127
der kan komen dan door Hem (Johannes 14:6). Als u met
iemand in discussie wilt treden, weet u tot Wie u zich moet
wenden.’”
Ik keek naar mijn Indiase vriend. Hij hing aan mijn lippen. Ik ging verder met mijn verhaal. “Een tijdje later was er
een receptie in Ottawa, Canada, voor alle mensen die Prins
Bernhard wilden ontmoeten. Het was een feest om zoveel
Nederlanders bij elkaar te zien. De prins zag er moe uit,
maar hij was opgewekt en had voor iedereen een vriendelijk
woord. Ik zag veel bekenden en opeens stond ik oog in oog
met dezelfde dame, die het enige tijd geleden zo helemaal
oneens met me was geweest.
‘Wat fijn dat ik u hier zie,’ zei ze spontaan. ‘Ik heb nooit
kunnen vergeten wat u zei, toen u op onze uni­versiteit hebt
gesproken en Jezus aanhaalde: Niemand komt tot de Vader
dan door Mij. Ik heb op alle moge­lijke manieren geprobeerd
daar onderuit te komen, maar het blijft een feit dat Jezus het
gezegd heeft. Ik kan er met u over discussiëren, maar met
Hem valt dat niet mee.’
‘Wat heerlijk,’ zei ik tegen haar. ‘Nu luistert u naar de
stem van God. Blijf luisteren. Hij heeft u nog veel meer te
zeggen.’
‘Ja,’ zei ze. ‘Dat geloof ik ook.’
We namen afscheid en ik heb haar sindsdien niet meer
gezien, maar ik weet dat het Zwaard van de Geest nog steeds
in haar leven aan het werk is.”
Ik draaide me om en keek naar mijn Indiase vriend. Hij
knikte begrijpend.
“Als we de Bijbel nauwlettend lezen,” zei ik, “dan zal de
Heilige Geest ons de juiste woorden en tekstverwijzingen
te binnen brengen. Als we afhanke­lijk zijn van Hem, zijn
we als de ranken aan de wijnstok, die vrucht dragen. Maar
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 127
21-01-15 14:54
128
Zwerfster voor God
als de ranken af­gebroken worden, zal er geen vrucht zijn.”
Het oerwoud aan beide kanten langs de rivier was dunner
geworden. We konden nu smalle paadjes tussen de bomen
zien, waarop de mensen achter elkaar konden lopen. Het
was bijna donker en over de paadjes liepen hele rijen Indiase
mensen met brandende toortsen van opgerolde palmbladeren in hun hand. De witte kleren die ze droegen, gaven het
geheel iets on­werkelijks, alsof het pelgrims waren, op weg
naar de hemel. Verderop zaten al veel mensen in de pandal.
Terwijl de in het wit geklede pelgrims onderweg waren naar
de plaats van de bijeenkomst, zongen ze een evangelisatielied met een eenvou­dige melodie, steeds weer opnieuw.
Na de bijeenkomst van die avond lag ik in mijn kleine hut
met een rieten dak. Ik loofde de Heer voor de kracht van
zijn Woord, dat deze mensen niet al­leen bij elkaar had doen
komen, maar hen ook had gewon­nen voor de Heer Jezus
Christus. In gedachten somde ik vijf redenen op waarom ik
geloof dat de Bijbel geïnspireerd is:
1. Het staat in de Bijbel: “… door de Heilige Geest ge­dreven,
hebben mensen van Godswege gesproken” (2 Petrus
1:21).
2.De uitwerking die de Bijbel heeft op allen die erin geloven en ernaar handelen.
3. Hoewel een gedeelte ervan, meer dan tweeduizend jaar
vóórdat Jezus op aarde kwam werd geschreven, zijn alle
schrijvers eenstemmig.
4. De schrijvers verontschuldigen hun eigen fouten of zonden niet.
5. De schrijvers tekenen een aantal bijzonder aangrij­pende
taferelen op, die hen zeer getroffen moeten hebben, maar
toch zeggen zij nooit één woord over hun gevoelens. De
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 128
21-01-15 14:54
18. Gods Woord, het Zwaard – Gods volmaakte wapen
129
Heilige Geest wilde de feiten ver­meld hebben en niet hun
gevoelens over die feiten.
Veel mensen maken de fout door te denken dat ze de ze­
kerheid van hun behoud kunnen afmeten aan hun gevoelens. Maar de basis hiervoor is Gods Woord, en daarom is
het belangrijk, voor iemand die pas bekeerd is, om praktische kennis van de Bijbel te verwerven. Juist die pas bekeerde mens zal onder vuur genomen wor­den door de vijand. Hij heeft daarom de kennis van het Zwaard des Geestes
nodig. Net zoals de Here Jezus dit Zwaard gebruikte om de
boze te overwinnen toen deze Hem in verzoeking bracht,
moeten ook wij ons tegen alle mogelijke aanvallen leren
verdedigen.
02_B'werk_Zwerfster-voor-God.indd 129
21-01-15 14:54
19
Waar is de hemel?
Maar verz
Download