Afstudeerproject deel II ICT en Taalonderwijs Jetske Janssen Klas 4B Datum: 15-5-2003 Docent: Nelly Lemmens Supervisor: Anton Vandeursen Jetske Janssen ICT en Taalonderwijs Inhoudsopgave Inhoudsopgave .......................................................................................................................... 2 Inleiding .................................................................................................................................... 3 Hoofdstuk 1: Het macrodeel ............................................................................................... 4 Visie .................................................................................................................................................... 4 Introductie.......................................................................................................................................... 6 Ontdekkend leren .............................................................................................................................. 8 Software ............................................................................................................................................ 12 Functies in het basisonderwijs ....................................................................................................... 15 Hoofdstuk 2: Het meso-deel ............................................................................................. 16 Hoofdstuk 3: Het micro-deel (gericht op de stagegroep) .............................................. 19 Beginsituatie van de groep (algemeen) ......................................................................................... 19 Beginsituatie van de groep (specifiek gericht op ict) ................................................................... 19 Mijn eigen beginsituatie m.b.t. ict ................................................................................................. 21 Gestelde doelen voor mezelf ........................................................................................................... 21 Gestelde doelen voor de kinderen .................................................................................................. 21 Plan van aanpak ............................................................................................................................... 22 Het gebruik van WORD ................................................................................................................. 23 Uitvoering in de praktijk ................................................................................................................. 25 Hoofdstuk 4: Terugblik en conclusies ............................................................................. 30 Slot .................................................................................................................................................... 32 Literatuurlijst ........................................................................................................................... 33 Bijlagen .................................................................................................................................... 34 Mei 2003 2 Jetske Janssen ICT en Taalonderwijs Inleiding Motivatie van de keuze De keuze om me in de afstudeerfase te gaan verdiepen in ICT onderwijs heb ik al lang geleden gemaakt. Ik ben zelf altijd graag bezig met computers en vind het dan ook belangrijk dat deze op school zoveel mogelijk ingezet worden. Niet alleen omdat het zo leuk is, maar ook omdat ik het belangrijk vind dat kinderen leren werken met de computer. Er wordt in de maatschappij zoveel met computers gedaan en ik heb in mijn stages al gezien dat veel klassen wat achterblijven in die ontwikkeling. Onder omgaan met de computer versta ik het typen van verslagen en het maken van presentaties. Daarnaast noem ook het gebruik van software programma’s om je bepaalde stof eigen te maken. En niet te vergeten, het gebruik van internet om informatie te zoeken en te communiceren met andere mensen. Omdat ik weet dat ik niet alles tegelijk moet doen heb ik me in dit project vooral verdiept in hoe de computer kan worden ingezet in het gewone onderwijs. Daarbij maak ik gebruik van educatieve software maar ook van het tekstverwerkingsprogramma dat op de meeste computers wel zit: WORD. Omdat de computer geïntegreerd moet worden in het onderwijs is het natuurlijk niet de bedoeling om te zeggen: “Nu gaan we WORD leren”. Daarom heb ik ervoor gekozen om WORD te gaan gebruiken bij het taalonderwijs. Wat kunnen kinderen in groep drie al met de computer en wat kun je ze allemaal leren? Onderzoeksvragen Wat kunnen de kinderen in groep 3 al met de computer? Omdat ik nog nooit een groep 3 heb gehad weet ik nog niet wat de kinderen wel en niet kunnen met de computer. Kinderen hebben net leren lezen en zullen daarom hartstikke nieuwsgierig zijn naar de computer. Op de computer valt immers van alles te lezen. Sommige kinderen herkennen misschien al wat letters die ze op het toetsenbord zien. Hoe introduceer ik computergebruik in mijn klas? Waar moet ik allemaal aan denken als ik de computer wil gaan gebruiken. Om hier achter te komen ga ik me verdiepen in klassenmanagement. Zodat ik daarna vlot aan de slag kan met de computers in de klas. Hoe kun je WORD gebruiken bij het taalonderwijs? Kinderen hebben de drang dingen te ontdekken. Bij deze exploratiedrang wil ik aansluiten als de kinderen gaan werken met WORD. Ik wil namelijk op een ontdekkende manier gaan laten werken. Vooraf zal ik me verdiepen in deze manier van werken door het onderwerp Ontdekkend leren verder uit te zoeken. Hoe kun je kinderen een verhaal laten typen op de computer? Dat kinderen zelf verhaaltjes kunnen maken heb ik al ervaren tijdens het werken met de letterdoos. Kinderen vinden het leuk om hiermee verhaaltjes te maken. Maar gaat dit nu hetzelfde als ze met de computer werken? Waar lopen kinderen tegenaan en hoe kan ik voorkomen dat ze daar tegenaan lopen. In dit deel van mijn afstudeerproject is een uitgebreid verslag te lezen van hoe ik te werk ben gegaan om een antwoord te vinden op bovenstaande. Ik heb hiervoor wat literatuur doorgenomen en eventueel samengevat. Dit is te lezen in hoofdstuk 1. In hoofdstuk 2 vertel ik iets over de school waar ik stage gelopen heb. De theorie die ik bestudeerd heb, heb ik in de praktijk toegepast. Hoe dit is verlopen is terug te lezen in hoofdstuk 3. Aan het einde van het project heb ik een aantal conclusies getrokken. Deze staan in hoofdstuk 4. Mei 2003 3 Jetske Janssen Hoofdstuk 1: ICT en Taalonderwijs Het macrodeel Visie De westerse maatschappij verandert in een rap tempo van industriële samenleving naar een kennis- en informatiemaatschappij. Hierdoor worden andere eisen gesteld aan de mensen die deel uitmaken van deze maatschappij en dus ook andere eisen aan de scholing van deze mensen. In het onderwijs worden we uitgedaagd om kinderen voor te bereiden op een samenleving waarin het adequaat kunnen omgaan met informatie tot één van de belangrijkste activiteiten behoort. Veel leerlingen die op dit moment onderwijs volgen, zullen uiteindelijk een baan gaan vervullen die nu nog niet eens bestaat. Het onderwijs zal aan moeten sluiten bij de talenten van kinderen. Er komt meer differentiatie in het onderwijsaanbod. Nieuwe werkvormen worden gerealiseerd en er komen uitdagende lesmaterialen. Deze moderne vorm van onderwijs geven vraagt om andere vormen van instructie, realistische contexten en een nadruk op samenwerking tussen leerlingen. Om dit alles te realiseren wordt onder anderen Informatie en Communicatie Technologie (ICT) binnen de school gehanteerd. Computers worden ingezet om vaardigheden te oefenen en te toetsen. Kinderen hebben allerlei gedachten bij computers: leuk, spelletjes, internetten, moeilijk en noem maar op. Het ene kind gaat er gemakkelijk mee om en de ander maakt liever rekensommen op papier. Leerkrachten hebben ook allerlei opvattingen over het computergebruik in het onderwijs. Kinderen mogen aan de computer gaan werken als ze hun werk af hebben. Het is dan een extraatje. Ook wordt de computer ingeschakeld als kinderen extra oefening nodig hebben. Maar wat moet er eigenlijk allemaal gebeuren? Verward door de vele mogelijkheden en een gebrek aan samenhang komt bij veel leerkrachten de vraag op: ‘wat nu? Hoe komen we verder? Blijven we programma’s bekijken en constateren dat het alweer meer van hetzelfde is?’ De behoefte aan overzicht en visie ontstaat. Een heldere visie brengt rust. Een visie op de inrichting van onderwijs speelt een doorslaggevende rol bij het al dan niet slagen van de inzet van ICT. Opvattingen over de rolverdeling tussen leraar en leerling moeten duidelijk zijn. Maar ook over de keuze van doelen en materialen zal een goed gefundeerd standpunt moeten worden ingenomen. Meer en meer houden leerkrachten rekening met de individuele verschillen tussen leerlingen. ICT kan hierbij een ondersteunende functie vervullen. Een beleidsplan is daarbij van essentieel belang. Die zorgt ervoor dat ontwikkelingen een plaats krijgen. Daarnaast vormt een visie een soort filter waardoor de stormachtige nieuwe technieken beoordeeld kunnen worden: wat past bij ons en wat niet. Een visie kan op verschillende manieren ontwikkeld worden. Sommige mensen gaan ervoor zitten. Langs de weg van discussie en overleg wordt er langzaam een visie op papier gezet. Daarna worden de gevolgen van de visie aangegeven voor de gebruikte methoden, de gekozen didactiek en de manier waarop kinderen leren. In de jaren zeventig werden op deze manier veel schoolwerkplannen gemaakt. Een aantal teams kon ermee uit de voeten, andere liepen flinke frustraties op omdat er nogal wat tijd gaat zitten in ‘theoretische’ discussies die niet door iedereen als zinvol worden ervaren. Theoretisch ingestelde leerkrachten kunnen een gevoel van verwarring en onmacht ervaren als ze de grote hoeveelheid informatie niet meer rationeel op een rijtje krijgen. Ook kunnen de voortrekkers op school die op deze manier werken, het spoor kwijtraken als er niet genoeg lijn (visie) in het werken zit. Mei 2003 4 Jetske Janssen ICT en Taalonderwijs Vaak heeft de school ook moeite om aan teamleden en ouders uit te leggen waar ze mee bezig zijn, wat tot onzekerheid leidt. Mijn eigen visie Kinderen moeten werken in een uitdagende leeromgeving. Bij de leerstofkeuze moet je uitgaan van het kind. Hierbij denk ik aan het Jenaplanonderwijs waarin ik stage gelopen heb. Door steeds het kind en zijn behoeftes centraal te stellen kun je met het onderwijs gemakkelijk aansluiten bij het kind. Kinderen blijven op deze manier betrokken bij het onderwijs. Natuurlijk is er ook stof die gewoonweg behandeld moet worden, maar ook deze kun je vaak aanpassen aan je klas, waardoor het voor de kinderen interessant blijft. Ik kan de kinderen in de klas helpen bij het werken met de computer. De computer kan gebruikt worden als middel om informatie op te zoeken en te verwerken, maar ook als hulpmiddel om leerlingen mee te laten oefenen. Ik heb ervaren dat een aantal leerkrachten weinig weten van de computers die in hun klas staan. Dit vind ik erg jammer en ik hoop zelf nooit zo’n leerkracht te zijn. Daarom zal ik me altijd bezig blijven houden met de ontwikkelingen. Het onderwijs heeft extra computers en mensen die ermee om kunnen gaan nodig. Het onderwijs is aan het veranderen door de komst van de computer. Scholen zijn een visie aan het ontwikkelen waarbij het computeronderwijs een plaats inneemt. Kinderen moeten in het basisonderwijs leren hoe ze om moeten gaan met de computer. Daarbij is het belangrijk dat de leerkracht ondersteuning kan bieden. Deze moet dus ook geschoold zijn en geschoold blijven. Ook vind ik het belangrijk dat de computer geïntegreerd wordt in het onderwijs. Bij aardrijkskunde kun je immers net zo goed gebruik maken van de computer en internet als bij het vak taal. Ook bij tekenen en geschiedenis is de computer met internet een belangrijk middel. Kortom bij alle vakken kun je met de computer werken. Omdat ik zelf erg veel met de computer werk is het voor mij ook niet moeilijk goede websites te vinden die aansluiten op onderwerpen. En als ik er dan toch geen kan vinden kan ik er altijd nog een maken. Bij de integratie van de computer in groep drie denk ik nog niet zo direct aan het gebruik van internet om dingen op te zoeken. Kinderen kunnen immers net lezen, maar beschikken nog niet over voldoende vaardigheden om ook echt iets op te zoeken. Ik denk in mijn project meer aan de invoering van de computer bij het taalonderwijs. In plaats van werken met de letterdoos kunnen kinderen misschien ook wel eens een verhaaltje typen. Hierbij verwerven de kinderen kennis van de computer en ze zijn bezig met taal. Mei 2003 5 Jetske Janssen ICT en Taalonderwijs Introductie De kinderen in groep 3 werken nog vrijwel niet met de computer. Ik wil daar verandering in gaan brengen, omdat ik vind dat de computer bij het onderwijs hoort. In de klas staan twee computers. Deze wil ik gaan inzetten tijdens de les. Voordat ik dat ga organiseren ga ik me eerst verdiepen in klassenmanagement. Klassenmanagement is een verzameling organisatorische vaardigheden van de leraar met het doel die voorwaarden te vestigen en te handhaven waardoor instructies van de leraar en leeractiviteiten van de leerlingen succesvol zijn. In een goed georganiseerde klas kun je problemen voorkomen. De leraar houdt het overzicht over de klas en kan de aandacht over meerdere dingen tegelijk verdelen. Leerkrachten moeten over een aantal basisvaardigheden beschikken. Duidelijk zijn Precies zeggen wat je van de leerlingen verwacht, dus welke opdrachten ze aan de computer moeten doen, wat ze moeten doen als ze klaar zijn, enz. Aangeven wat gewenst en ongewenst gedrag is. Dit kan door een aantal regels te presenteren aan de leerlingen. Consequent zijn De gestelde regels in verschillende situaties tegenover verschillende leerlingen op dezelfde wijze toepassen. De leerlingen weten waar ze aan toe zijn door een consequente toepassing van regels en normen door de leraar. Evenwichtig reageren Op alle situaties adequaat reageren. Klassenmanagement zit hem ook in de organisatie. Dat betekent dat je moet plannen. Gebeurtenissen in de klas vragen op maat gesneden beslissingen. Veel van die beslissingen kunnen al voor de les genomen worden. Deze beslissingen noemen we de planningsbeslissingen. Hieronder vallen regels en afspraken die vooraf zijn bedacht. Ze scheppen duidelijkheid voor de leerlingen en voor de leraar. Het voorkomen van problemen is belangrijk. Wanneer ik aan de instructietafel zit is het niet handig dat er een kind een probleem heeft met de computer. Daarom is het belangrijk probleemsituaties vooraf te overdenken. Daarvoor moet ik eerst gaan kijken welke problemen ik verwacht dat kinderen tegen komen. Vooraf moet ik daarvoor dan een oplossing bedenken. Het is ook erg belangrijk de leerlingen te laten merken dat je alles in de gaten hebt. Leerlingen laten voelen dat je ‘erbij’ bent, is een van de voornaamste managementvaardigheden op het gebied van preventie van probleemsituaties. Hiervoor kies ik een plaats in de klas waar ik alles in de gaten kan houden. Als ik met de rug naar kinderen toe zit moet ik me af en toe omdraaien. Tijdens de instructie aan de instructietafel kinderen aankijken, maar ook contact houden met de rest van de klas. Dus ook de kinderen aan de computer. Door af en toe een opmerking te maken over correct gedrag weten kinderen ook dat je ze ziet en dat je hun gedrag waardeert. De inrichting van de klas. De leerlingen weten waar hun eigen plaats is. Tijdens het werken wordt er zo min mogelijk gelopen. Als kinderen naar de computer lopen moeten ze de kortste route lopen. Dus niet langs hun vriendje dat aan de andere kant van de klas zit. Als leerlingen dat wel doen moet je als leerkracht consequent reageren. Wanneer de computer in de klas gebruikt wordt kost dit dus wat extra organisatie. Daarnaast is het ook belangrijk om regelmatig weer de aandacht te vestigen op de regels die bij het werken Mei 2003 6 Jetske Janssen ICT en Taalonderwijs horen. Maar wanneer het goed georganiseerd is zal er ook meer rendement uit het leren gehaald worden. In mijn klas staan de computers in een hoek achter in de klas. Als ik zelf voorin de klas sta, kan ik meekijken op het beeldscherm. Hierdoor denk ik een goed overzicht te hebben. Ik kan namelijk zien wat de kinderen aan het doen zijn. Mei 2003 7 Jetske Janssen ICT en Taalonderwijs Ontdekkend leren1 Figuur Ontdekkend leren. Computer Leerlingen Leraar We praten over ontdekkend leren als zowel de leerlingen als de leraar fundamenteel bijdragen aan de inhoud van het onderwijs. Waarnemingen, vragen en ideeën van alle betrokkenen spelen een rol in de communicatie en dragen bij aan het leerproces. Ontdekkend leren is een benadering die de interesse van kinderen serieus neemt, hen aanmoedigt om hun omgeving onderzoekend tegemoet te treden en om samen met juf of meester tot bevredigende antwoorden te komen. Deze onderwijsstijl biedt je als leerkracht de mogelijkheid om leersituaties goed voor te bereiden, terwijl er toch ruimte is om flexibel met reacties van kinderen om te gaan. Naarmate je meer ervaring hebt, kun je die reacties ook steeds beter voorspellen zodat je er alvast rekening mee kunt houden. Voor de leerlingen is ontdekkend leren een werkwijze waarbij hun betrokkenheid meer kans krijgt, en die hen stimuleert om zinvolle vragen die zij hebben door onderzoek te beantwoorden. Als leraar bied je daarbij niet meer, maar ook niet minder hulp dan nodig is. Om kinderen te begeleiden bij ontdekkend leren, maak je gebruik van operationele vragen of werkvragen. Met dit type vragen kun je kinderen uitdagen om iets met het materiaal te gaan doen om een antwoord te vinden. De belangrijkste typen operationele vragen heb ik hieronder beschreven Waarnemings- en vergelijkingsvragen Een confrontatie met iets nieuws roept belangstelling op. Waarnemings- en vergelijkingsvragen stimuleren die kennismaking. - Waarom komt er een rode streep onder dat woord? Vergelijkingsvragen stimuleren nauwkeurig en gericht waarnemen. ‘Wat gebeurt er (met…) als…?’-vragen Met dit soort vragen kunnen kinderen ontdekken dat de dingen op een karakteristieke manier reageren. Deze vragen kun je extra voorspellend maken door de antwoorden eerst te laten voorspellen. 1 Els de Vaan, Jos Marell: Praktische didactiek voor natuuronderwijs Mei 2003 8 Jetske Janssen ICT en Taalonderwijs ‘Hoe kun je …?’-vragen Na verloop van tijd zijn kinderen toe aan een nieuwe soort vragen, de ‘Hoe kun je …?’- vragen. Op de stippellijn komt eerst het gevraagde resultaat en daarna een werkwoord als maken, tekenen en dergelijke. Bijvoorbeeld: ‘Hoe kun je … - de letters groter maken?’ - de tekstkleur veranderen?’ Mei 2003 9 Jetske Janssen ICT en Taalonderwijs Schrijven2 Schrijven en onderwijs in schrijven hebben een verschillende betekenis voor verschillende groepen mensen. Er zijn verschillende definities van. We gaan ervan uit dat kinderen niet leren schrijven door nadoen, maar door doen en reflecteren op doen. Op de basisschool schrijven kinderen zelf teksten. In het denken over schrijven is er door de jaren heen nogal wat veranderd. In de praktijk wordt nog steeds veel tijd besteed aan deeloefeningen, aan dictees en oefeningen in de zinsbouw. We weten echter dat de effecten daarvan op de schrijfvaardigheid uiterst gering zijn. De praktijk van het schrijfonderwijs verandert maar moeizaam en dat heeft veel te maken met beperkingen die de schoolse situatie aan het geven van schrijfonderwijs oplegt. Enkele belangrijke uitgangspunten voor schrijfonderwijs. Wat is schrijven? In de traditionele aanpak van schrijfonderwijs gaat het vooral om het product. Schrijven is een complexe vaardigheid omdat er in het proces van tekstproductie veel verschillende vaardigheden, attituden en soorten kennis een rol spelen. Een schrijver moet gemotiveerd zijn, moet kennis hebben van de context waarin hij schrijft, moet kennis hebben van normen en conventies, moet voldoende stof hebben om over te kunnen schrijven en moet beschikken over voldoende motorische vaardigheden. Of zoals in dit geval over computervaardigheden. Anders dan bij gesproken taal, bevindt de schrijver zich ook nog eens in een hele specifieke communicatieve situatie. Geschreven taal moet afstand in tijd en ruimte overbruggen. Een schrijver moet kunnen abstraheren van het hier en nu en anticiperen op de activiteiten van de lezer. Die kan niet onmiddellijk met vragen en opmerkingen reageren als de boodschap niet duidelijk is of als hij behoefte heeft aan meer of andere informatie. Juist dit wezenlijke kenmerk van geschreven taal heeft consequenties voor het schrijfonderwijs. Schrijfontwikkeling kan niet los gezien worden van de taalontwikkeling en cognitieve ontwikkeling van kinderen van de ontwikkeling van abstracte denkvermogen en van hun emotionele en sociale ontwikkeling. Waarom schrijven we? Schrijven is communiceren in een specifieke situatie, schrijven heeft een functie, schrijven doen we met een doel. De aandacht voor verschillende functies van schrijven is het tweede belangrijke uitgangspunt van onze schrijfdidactiek. We kunnen drie belangrijke functies onderscheiden: een expressieve, een communicatieve en een conceptualiserende. Bij het schrijven van expressieve teksten ligt de nadruk op de behoefte iets te willen uiten, bij communicatieve teksten op het bereiken van een doel en publiek en bij het conceptualiseren op het leren door schrijven, het vergroten en/of bewaren van onze kennis van de wereld. Om verschillende doelen te bereiken maken we gebruik van verschillende tekstsoorten. De soort tekst die we schijven hangt weer samen met het onderwerp waarover we schrijven. En iedere tekstsoort heeft weer zijn eigen kenmerken. Aandacht voor de verschillende vaardigheden die in het schrijfproces een rol spelen betekent dus automatisch aandacht voor functies van schrijven en kenmerken van teksten. Leren schrijven betekent dus: aandacht hebben voor alle aspecten van het schrijfproces; besef krijgen van verschillende functies van (schrijf)taal; kennis verwerven over schrijven en over (kenmerken van) teksten. 2 Nijmeegse Werkgroep Taaldidactiek: Taaldidactiek aan de basis Mei 2003 10 Jetske Janssen ICT en Taalonderwijs Hoe leren we dit allemaal aan kinderen? Achter ons uitgangspunt dat schrijven een proces is waarbij verschillende functies van geschreven taal een belangrijke rol spelen, ligt een leertheoretische opvatting: schrijven leren we door doen en door denken over dat doen. Als ik het heb over een ‘holistische’ aanpak van het schrijfonderwijs betekent dat dat het schrijven van teksten door de leerlingen centraal staat en er geen sprake is van gesoleerde oefeningen op het niveau van de zin. Dit betekent niet dat er niets geïnstrueerd kan of moet worden, dat we kinderen zonder hulp in het diepe moeten gooien, dat we nooit aanvullend of corrigerend kunnen optreden. Kinderen moeten alleen zo min mogelijk gestuurd worden in het doen. Terwijl kinderen schrijven leren ze al doende en tijdens het bespreken van en reflecteren op teksten van kinderen kunnen we de kennis van kinderen over taal en schrijven uitbreiden. Belangrijk is de kennis en vaardigheden van kinderen uit te breiden op het moment dat dat ook voor de kinderen zinvol is. Samenvattend: Een motiverende, veelzijdige schrijfomgeving, waarin kinderen met plezier allerlei soorten teksten schrijven en waarin er gereflecteerd wordt op het eigen schrijfgedrag en op de functies van schrijven is het belangrijkste ingrediënt van een stimulerende schrijfdidactiek. Bovenstaande theorie gaat dan wel over schrijfonderwijs, waarbij geschreven wordt met een pen of potlood. Toch zijn er niet veel verschillen met het schrijven met behulp van een tekstverwerker. Ook bij het gebruik van de computer is schrijven een complexe vaardigheid. Er spelen immers net zo goed verschillende vaardigheden een rol. De schrijver moet nu alleen beschikken over motorische vaardigheden om de muis en het toetsenbord te gebruiken en niet om de pen vast te houden. Verder is enige basiskennis van het programma waarmee getypt wordt van belang. Maar door doen en proberen leren kinderen al heel veel. Door het bespreken van het gemaakte werk vergroten kinderen hun vaardigheden met betrekking tot WORD. Kinderen vertellen elkaar wat ze al weten en laten dit aan elkaar zien. Hierdoor leren de kinderen van elkaar. Mei 2003 11 Jetske Janssen ICT en Taalonderwijs Software In groep 3 leren de kinderen lezen en schrijven. Als kinderen net leren schrijven is het al leuk als ze 1 woordje kunnen schrijven of typen. Dit wordt uitgebouwd naar zelf zinnen maken en uiteindelijk het zelf produceren van een verhaal. Niet alle kinderen zijn hier even snel aan toe. Er zijn kinderen die nog niet over voldoende vaardigheden beschikken om zelf woorden te produceren. De een heeft nou eenmaal meer tijd nodig dan de andere. Maar dat betekent niet dat deze kinderen nog niet met de computer mogen werken. Clusteren Voor kinderen die nog letterspellend lezen hebben we in de klas een programma op de computer staan. Dit is Clusteren. Hiermee oefenen kinderen die problemen hebben met de visuele synthese en directe woordherkenning de snelheid van het lezen van losse woorden. Kinderen kunnen hiermee op hun eigen niveau werken. Afhankelijk van hun prestaties wordt het niveau steeds aangepast. voor letterspellende kinderen en kinderen met een radende leesstrategie door middel van het aanbieden van visuele synthese oefeningen, om hen zo tot directe woordherkenning te brengen; voor lettergroepspellende kinderen, om ook hen tot directe woordherkenning te brengen. Doel van het programma: Het oefenen van de snelheid van het lezen van losse woorden: Het programma is niet methodeafhankelijk. Het programma maakt met name gebruik van de zogenaamde 'opbouwmethodiek', waarbij de diverse deelvaardigheden van het lezen op basis van een taakanalyse in volgorde gezet zijn. Opbouw van het programma: De woordenlijsten zijn ingedeeld in niveaus van 1 (MKM) tot en met 10 (woorden met morfemen). Ieder niveau kent drie fasen: de oefenfase (Kijk en wijs); de automatiseringsfase (Flits); de verwerkingsfase (Letterdoos, Half en Memory). Feedback: Er is geen geluid bij de teksten onder de Help-knop of bij andere informatie of feedback. De feedback per antwoord is afhankelijk van het oefeningtype. Meestal geeft een lachend of triest gezichtje aan of het antwoord goed of fout was. In het onderdeel Flits verschijnt in een venster feedback op het antwoord (-goed zo-, -dat is fout, ik laat het nog eens zien-, en -dit woord slaan we even over- na twee foute herhalingen). Na de oefening verschijnt nog een venster met commentaar als -we hebben fijn gewerkt- of goed, volgende keer gaan we door met letterdoos-. Een antwoord kan 1x verbeterd worden. Daarna verschijnt een ander woord. Inhoudelijke differentiatie: Het programma biedt via de verschillende oefenvormen en instelopties mogelijkheden tot inhoudelijke differentiatie. Het programma voorziet hier niet automatisch in. De leerkracht verzorgt zelf deze instellingen. Instelmogelijkheden: Ingesteld kan worden: het type opgaven, het startniveau, de te gebruiken woordenlijst, de werktijd, de flitstijd, de pauzetijd, de normen, het maximum aantal woorden, de startlijst en de toonwijze. Mei 2003 12 Jetske Janssen ICT en Taalonderwijs Met bovenstaand programma zijn kinderen dus nog niet echt bezig met het zelf schrijven van verhalen. Wel oefenen kinderen het lezen van woorden. Ook zijn kinderen met de computer bezig. Ze moeten de muis gebruiken, maar ook het toetsenbord. Bij het flitsen moeten de kinderen immers zelf het woord dat ze net gezien hebben intypen. Aangezien op de meeste toetsenborden hoofdletters staan, moeten de kinderen de hoofdletters ook al kennen. Bij mijn zoektocht naar software kwam ik naar aanleiding van bovenstaand programma, clusteren, op de website van NIB software. Hier vond ik ook informatie over het programma: De Digitale Taalkist. Een kist vol taalmogelijkheden, die leerlingen uitnodigt met taal aan de slag te gaan. Door de ondersteuning met spraak, het spellingschrift en de spellingscontrole krijgen de kinderen directe feedback over het werk. Met taalkaarten worden opdrachten gestructureerd. Zo krijgen de leerlingen steun bij het maken van diverse opgaven. Op de website www.programmamatrix.nl heb ik verder gezocht naar software op het gebied van taal die geschikt zou zijn in mijn klas. Ik heb ingevoerd wat ik precies zocht. Dus: voor de doelgroep basisonderwijs en in het bijzonder voor de middenbouw. Het leergebied: Nederlandse taal; schrijfvaardigheid. De programma’s in de lijst die daaruit rolde heb ik allemaal bekeken, gedownload en eventueel een demo besteld. ABC is een programma waarmee kinderen op de basisschool van groep 3 tot en met 8 spelenderwijs kunnen oefenen met letters, woorden en zinnen. Ook dit programma is methode onafhankelijk. In Creatief verhalenboek deluxe kunnen kinderen een eigen multimediaal boekenverhaal samenstellen met tekst, geluid en beeld. Het eindproduct is een boekje op A4 of A5 formaat dat afspeelbaar of afdrukbaar is. Elke bladzijde bevat een ondertitelde tekening. Onderwijs / thuismarkt: Deze software is gemaakt voor de thuismarkt, maar is ook bruikbaar in basis- en speciaal (buitengewoon) onderwijs. Groep / leeftijd: 6 - 12 jaar. Dit programma is goed in te zetten voor hoogbegaafde leerlingen of leerlingen in de groep die meer uitdaging nodig hebben. Het programma biedt een open leeromgeving en doet een beroep op de nieuwsgierigheid en de probleemoplossingsvaardigheden van de leerling. Het daagt de leerling uit tot het bedenken van creatieve oplossingen. Het programma is tekstueel van hoog niveau. De leerling kan zelfstandig een langere tijd met het programma werken. Leesladder is een remediërend programma voor kinderen bij wie het leren lezen moeizamer verloopt dan bij de meeste andere kinderen. Leesladder zoekt aan de hand van een ingebouwd navigatiesysteem uit aan welke oefeningen uw leerling de meeste behoefte heeft. Het programma registreert de verrichtingen van de leerling nauwkeurig. Vervolgens analyseert het de resultaten. Hierdoor kan Leesladder elke leerling op zijn eigen niveau aanspreken. De leerling raakt zo niet gefrustreerd door te moeilijke oefeningen of verveeld door te eenvoudige oefeningen. In Leesladder ligt het hoofdaccent op technisch lezen. Daarnaast komen ook spelling en begrijpend lezen aan bod. Het complete pakket bestaat uit vier cd-rom's die elk een andere deelvaardigheid oefenen. Mei 2003 13 Jetske Janssen ICT en Taalonderwijs Een boekje open is een programma dat de leesmotivatie van kinderen stimuleert. Het programma bevat bij elk boek uit een aantal bekende leesseries van Zwijsen/Infoboek, een tiental vragen die de kinderen uitdagen hun kennis over het verhaal te tonen. De vormgeving van de schermen draagt bij aan het plezier van kinderen om met het programma en de leesboeken te werken. Het programma is uitdrukkelijk niet bedoeld als toetsprogramma. De vragen zijn van een zodanig niveau dat de meeste kinderen ze juist kunnen beantwoorden als ze het boek gelezen hebben. Het gaat erom dat de kinderen het gevoel hebben dat ze een boek goed hebben begrepen en zin krijgen in het volgende verhaal. Wanneer een leerling vier boeken met een voldoende resultaat heeft gemaakt (8 of hoger), kan de leerling een Leesdiploma met de naam van de leerling en de resultaten laten afdrukken. De leerling kan door middel van een catalogus, die alleen de boeken toont met het AVI-niveau van de leerling, een AVI-niveau hoger en een AVI-niveau lager een nieuw boek uitzoeken om te gaan lezen. Van elk boek wordt een korte inhoud gegeven. De leerkracht heeft ook de mogelijkheid om zelf vragen te maken over boeken uit de schoolen/of klassenbibliotheek. Veilig leren lezen sluit exact aan bij de methode in de uitvoering maan-roos-vis. De 150 oefeningen van het programma lopen parallel aan de twaalf leerstofkernen van Veilig leren lezen. Vanaf boekje drie is het programma ook te gebruiken bij de boom-roos-vis versie. Het programma kent diverse oefenvormen, onder andere juiste plaatje zoeken, grafemen en clusters op volgorde houden, wisselwoorden lezen, ontbrekende letter zoeken, woord toevoegen aan een zin, zoek het woord, flitswoorden, knip-plak-machine en betekenisrelatie tussen zinnen zoeken. De leerkracht heeft diverse instelmogelijkheden ter beschikking. Verhaaltjes met Arti is bedoeld om kinderen via een leuke en onderhoudende manier een aantal vaardigheden aan te leren, zoals luisteren, kijken, maar ook vragen beantwoorden. Er worden vier verhaaltjes voorgelezen, waarna ze nog gelezen kunnen worden, vragen beantwoorden en spelletjes doen. Er zijn veel programma’s waarbij geluid zit. In de klas hebben we computers zonder geluidskaart. Dit is erg jammer, want daardoor kunnen we veel programma’s niet goed gebruiken. Zo ook het programma van Veilig Leren Lezen dat wel op de computers zit. Een aantal spelletjes kan eigenlijk alleen gedaan worden als de kinderen geluid op de computer hebben. Omdat we dit niet hebben kunnen er altijd maar ongeveer 3 spellen gedaan worden. Bij het zoeken naar geschikte programma’s heb ik ook niet gekeken of je geluid nodig hebt. Voor kinderen in groep drie is de ondersteuning met geluid wel heel belangrijk. Kinderen die nog niet zo goed kunnen lezen kunnen een woord dat ze zien ook luisteren. Daardoor kunnen ze toch succeservaringen opdoen bij bepaalde programma’s. Op school heb ik wel vertelt over mijn zoektocht naar software. Ik ben zelf namelijk erg enthousiast over het programma: Een boekje open. Hiermee motiveer je kinderen volgens mij heel erg om hun boekje heel goed te lezen. Een programma waarbij de kinderen ook echt bezig zijn met het zelf produceren van verhalen is creatief verhalenboek deluxe. De andere programma’s zijn wel met taal en verhalen bezig, maar hierbij produceren de kinderen zelf geen verhaal. Het gaat hier vaak om begrijpend lezen. Maar ook begrijpend lezen is belangrijk voor het werken met de computer. Op de werkbalken staan immers allerlei tekens die de kinderen moeten begrijpen om ze te kunnen gebruiken. Ik kies ervoor om Clusteren te gebruiken bij de introductie van het computeren in de klas. Dit programma sluit aan bij mijn plan om computers te gebruiken bij het taalonderwijs. Bij het Mei 2003 14 Jetske Janssen ICT en Taalonderwijs gebruik van dit programma maken de kinderen gebruik van de muis en het toetsenbord. Ze leren hierbij dus deze alle twee te gebruiken. Dit programma staat al op twee computers die in de klas staan, dus er hoeft niks aangeschaft te worden. Betekenis voor de ontwikkeling van kinderen Kinderen groeien op in een samenleving waarin de computertechnologie een belangrijke plaats inneemt. In de winkel, in de bibliotheek, thuis en op school, overal zijn computers te vinden. Jong geleerd, oud gedaan. ICT als middel – niet als doel op zich. Om iets te leren, maar kinderen leren bijvoorbeeld tijdens het schrijven van een opstel met behulp van het programma WORD niet alleen een verhaal schrijven. Ze zien woorden die door de spellingscontrole onderstreept worden en gaan zich afvragen waarom dat gebeurt. Kinderen zijn op dat moment bewuster bezig met spelling, doordat ze meteen zien of een woord goed of fout geschreven is. Kinderen willen graag nieuwe dingen leren door zelf te ontdekken. Als er met WORD gewerkt wordt zien ze een aantal knoppen. Als leerkracht kun je een hoop knoppen/ werkbalken weglaten, maar het is ook heel goed als kinderen de betekenis leren. Zo kunnen ze hun opstel verfraaien. Functies in het basisonderwijs Vaak wordt de computer ingezet als kinderen klaar zijn met hun ‘gewone’ werk. Als extraatje mogen ze dan even aan de computer. Ik vind het jammer dat computers vaak alleen daarvoor gebruikt worden. Daarom zal ik ook mijn uiterste best doen de computer de hele dag in gebruik te hebben. De computer gaat pas uit als ik naar huis ga. Er zijn meestal maar een paar computers in de klas. Dat betekent dat kinderen niet zo vaak aan de computer kunnen zitten. Door hem de hele dag te gebruiken komen er meer kinderen aan de beurt. Natuurlijk moet je wel in de gaten houden dat kinderen geen belangrijke instructiemomenten missen. Daarom is een goede voorbereiding erg belangrijk. Door vooraf te kijken welke kinderen bijvoorbeeld onder een instructie aan de computer kunnen zitten omdat ze de stof al beheersen. Ook moet je er af en toe toch voor kiezen iedereen bij de les te hebben. Dan is de computer misschien 10 minuten buiten gebruik, maar niet veel langer. De computer wordt vaak gebruikt om te oefenen met rekenen en taal, maar ook om eens iets op te zoeken. In groep drie gebeurt dit opzoeken nog niet zo vaak, maar als de kinderen weten dat het kan zullen ze er naar gaan vragen. Methodes hebben vaak software die te gebruiken is op school. Deze software sluit goed aan bij waar de kinderen in de klas mee bezig zijn. Het vergt enige organisatie, maar kinderen moeten de kans hebben de computer de hele dag te kunnen gebruiken. Door vooraf te vertellen wanneer kinderen wat aan de computer mogen doen weten de kinderen waar ze aan toe zijn. In het begin zal het enige oefening kosten om zo zelfstandig te werken, maar ik denk dat kinderen heel snel leren dat er van ze verwacht wordt dat ze heel goed werken. De computers in de klas worden dus voornamelijk gebruikt als ondersteuning, om vakken zoals rekenen en lezen te oefenen. Bij het werken met de computer vind ik het belangrijk dat kinderen zelf zoveel mogelijk ontdekken. Uiteindelijk zijn de kinderen dan zover dat ze zelf een tekst kunnen produceren. Mei 2003 15 Jetske Janssen Hoofdstuk 2: ICT en Taalonderwijs Het meso-deel In de schoolgids staan de volgende punten met betrekking tot ICT. “ICT-coordinatoren: zij begeleiden en ondersteunen leerkrachten bij het computergebruik.” (F1) “Computeronderwijs Wij vinden het belangrijk, dat de kinderen op onze school kennis maken met de computer. We gebruiken de computer bij alle leergebieden. Er ontstaan steeds meer mogelijkheden om kinderen op hun eigen niveau met de computer te laten werken. In de loop van het schooljaar 2002-2003 zal een computernetwerk in gebruik genomen worden. Alle teamleden besteden aandacht aan hun persoonlijke ontwikkeling. Daarnaast zal het team inspanning leveren met het doel om de computer in de lessen te integreren. Ook e-mail, internet en het Kennisnet krijgen hierbij de aandacht.“ (F5) Dit is vrij minimaal. Er is verder geen duidelijke uitleg waarin staat hoe men op de Hinkstap met computeronderwijs werkt. Er wordt gesproken over mogelijkheden om kinderen op hun eigen niveau met de computer te laten werken. Van dit werken heb ik in sommige klassen wel het een en ander terug gezien. Zo wordt er in groep 3/4 gewerkt met het programma clusteren. Hierbij werken kinderen op hun niveau. De computer houdt dit niveau steeds bij en kinderen aan een niveau hoger als ze er aan toe zijn. Kinderen in groep 8 hebben samen een werkstuk gemaakt. Hierbij kan ik wel zeggen dat er op eigen niveau met de computer gewerkt wordt. De meeste teamleden hebben vorig jaar hun digitaal rijbewijs gehaald. Dit wordt bedoeld met de aandacht aan hun persoonlijke ontwikkeling. Het netwerk is inmiddels in gebruik genomen. Notulen van de vergaderingen worden nu op het netwerk gezet. Leerkrachten moeten deze hier zelf opzoeken en eventueel uitprinten. Ik heb wel gemerkt dat dit elke vergadering weer een probleem is. Mensen hebben de notulen niet gevonden bijvoorbeeld. KPO Enkele jaren terug ontwikkelde het Katholiek Primair Onderwijs (KPO) Land van Cuijk, een samenwerkingsverband van 6 katholieke schoolbesturen, een eigen visie op ICT in het onderwijs. Inmiddels wordt deze visie gedeeld door 48 scholen in het primair onderwijs in NoordoostBrabant, met samen zo’n 10.000 leerlingen en 650 leerkrachten. Als er in het primair onderwijs over ICT wordt gepraat, gaat het maar al te vaak vooral over hardware, kosten en budgetten. Bij Land van Cuijk is een andere insteek gekozen. Eerst zijn de doelstellingen eens grondig bekeken. Hoe zit het onderwijs op dit moment in elkaar? Waar willen we in de toekomst naartoe? Hoe kunnen computers en netwerken daarbij een ondersteunende rol spelen? En welke specifieke behoeftes hebben de individuele scholen op dit gebied?” Toen is er gewerkt aan gerichte trainingen voor de leerkrachten. Die trainingen zijn inmiddels voor ongeveer 90% afgerond. Verder hebben mensen zich verdiept in de rol die educatieve software en internet in de visie zouden kunnen spelen en welke begeleiding daar eventueel bij nodig zou zijn. En pas toen dat allemaal in kaart was gebracht, is men zich serieus met de vereiste hardware gaan bezighouden. Er is gestreefd om alle scholen een gelijkwaardig netwerk te bieden. Uiteindelijk is onze keuze op EDULAN gevallen. De netwerkeigenaar Edulan heeft de server in beheer. Dat betekent dat wanneer er nieuwe software is aangeschaft voor op het netwerk, dit door Edulan erop gezet moet worden. Dit is af en toe een probleem voor de school. Op school werkt men namelijk met de rekenmethode Mei 2003 16 Jetske Janssen ICT en Taalonderwijs Pluspunt. De bijbehorende software wordt (nog) niet door Edulan ondersteund en kan dus niet gebruikt worden op school. Als de computer aangezet wordt moeten de kinderen nu nog een lastige weg door verschillende lagen van het netwerk afleggen. Edulan werkt aan een apart openingsscherm voor de onderbouw en de bovenbouw. Dit wordt collectief aangekocht door KPO. Het KPO Land van Cuijk heeft besloten tot het uitvoeren van een project waarin het stimuleren van ICT-gebruik op de basisscholen in het Land van Cuijk centraal staat. Een van de elementen van dit project vormt een traject aangaande onderwijskundig ICT. De doelstelling van dit traject is om in een aantal bijeenkomsten onder leiding van een medewerker van het Begeleidingscentrum voor onderwijs en Opvoeding (BCO) uit Venlo te komen tot een meerjarig plan van aanpak, waarin de school aangeeft hoe men de komende jaren ICT-middelen in de eigen onderwijssituatie gaat inzetten. In de eerste bijeenkomst zijn we per bouw bij elkaar gaan zitten om aan de hand van een formulier (bijlage) vast te stellen welk onderwijsprofiel het beste bij de school past. Aan de hand van deze gegevens is een profiel opgesteld van het onderwijs op basisschool De Hinkstap. (bijlage) Aan de hand van de eerste bijeenkomsten met BCO zijn de Doelen Onderwijskundig ICTgebruik van basisschool De Hinkstap opgesteld. Het zijn doelen op vier terreinen die de meeste kansen bieden als het gaat om invoering van ICT in het basisonderwijs. Schooladministratieve toepassingen De school beschikt over een registratieprogramma voor zorgleerlingen De school beschikt over een programma dat de leerlingenadministratie verzorgt De school beschikt over een programma dat de rapportage van leerlingen registreert De school beschikt over een registratieprogramma om testen bij te houden. Educatieve toepassingen De Leerlingen maken gebruik van programma’s om te kunnen differentiëren bij taal en rekenen. De Leerlingen maken gebruik van programma’s om deze tijdens de werklessen te gebruiken bij tellen, vormen en kleuren. De Leerlingen maken gebruik van programma’s ter ondersteuning of aanvulling in de zaakvakken o.a. aardrijkskunde. De leerlingen maken gebruik van internet t.b.v. werkstukken, boekverslagen, spreekbeurten en wereldoriëntatie. De Leerlingen makten gebruik van e-mail als communicatie mogelijkheid bij taal en wereldoriëntatie. De leerlingen maken gebruik van WORD als hulpmiddel. De Leerlingen maken gebruik van programma’s die passen bij de verschillende methodes (Taalactief en Pluspunt). De Leerlingen maken gebruik van programma’s om onderdelen van het reken- en taalonderwijs te oefenen (denk aan flits en clusteren). De leerlingen kunnen gebruik maken van edutainment programma’s. De zorgleerlingen, zowel zwakke als sterke leerlingen, kunnen gebruik maken van programma’s om te oefenen. (taal, rekenen, enz…) Mei 2003 17 Jetske Janssen ICT en Taalonderwijs Mogelijkheden om leren anders vorm te geven De Leerlingen hebben de mogelijkheid om met behulp van ICT meer zelfstandig te kunnen leren. De Leerlingen beschikken over mogelijkheden om ICT in te zetten waardoor de motivatie toeneemt. De leerkracht De leerkracht beschikt over de mogelijkheid om materialen en informatie van internet te halen. ICT is op de Hinkstap dus erg in ontwikkeling. Er zijn twee ICT-coördinatoren die zich bezig houden met ICT op school. Zij hebben ook het beheer over de computers en het netwerk op school. Dit gebeurt minimaal 1 dag in de week. Helaas gebeurt het wel eens dat er een andere leerkracht ziek is. Dan wordt deze vervangen en kunnen de ICT-ers niet uit hun klas. Ze kunnen dan die dag minder met hun ICT taken bezig zijn. Natuurlijk is het erg dat het zo geregeld moet worden, maar dat komt omdat het moeilijk is om andere invalkrachten te vinden. Een van de ICT-ers en de directeur hebben allerlei cursussen gevolgd die te maken hebben met computers en netwerken. Hardware: Op school staat een centrale server met printer die is aangesloten op het netwerk. Op de server zijn 15 computers aangesloten. Deze computers zijn verdeeld over de klassen. In iedere klas staat nu minimaal 1 computer die is aangesloten op het netwerk. Ook heeft de school ervoor gekozen om 10 laptops aan te schaffen. Deze kunnen in alle klassen op het netwerk aangesloten en gebruikt worden. Ook zijn er nog ongeveer 10 stand alones. Deze zijn ook verdeeld over de groepen. Twee computers beschikken ook over een losse printer. Software: Edulan om het netwerk te kunnen draaien. Office 2000 Windows 98 ESIS is een geïntegreerd administratief systeem, ontwikkeld voor alle schoolvormen binnen het primair onderwijs. LVS Software de klas De Stand Alones beschikken allemaal over andere software. In groep drie zijn dit programma’s als rekenen totaal. Dit is een rekenprogramma met allerlei verschillende oefeningen. De opvolger van dit programma is rekensom. Dit programma is niet op school aanwezig. Verder het programma van Veilig Leren Lezen (VLL) en Clusteren Mei 2003 18 Jetske Janssen Hoofdstuk 3: ICT en Taalonderwijs Het micro-deel (gericht op de stagegroep) Beginsituatie van de groep (algemeen) Ik loop stage in groep 3 van basisschool De hinkstap in Wanroij. In deze groep zitten 25 kinderen, 15 meisjes en 10 jongens. De kinderen zijn allemaal 6 of 7 jaar oud en de kinderen wonen allemaal in Wanroij. In de groep zitten enkele kinderen met (matige) leerproblemen. Een van de kinderen is aangemeld voor het speciaal onderwijs, maar zal tot de zomervakantie bij ons in de groep blijven. Er zijn enkele kinderen met leesproblemen. Met vier van deze kinderen lees ik twee keer in de week wat extra. Er zijn gelukkig ook kinderen die heel goed mee kunnen komen. Deze kinderen krijgen altijd extra werk als ze klaar zijn met hun ‘gewone’ werk. Bijvoorbeeld na het rekenen krijgen deze kinderen extra rekenwerk en bij taal extra taalwerk. Beginsituatie van de groep (specifiek gericht op ict) Toen ik na de kerstvakantie voor het eerst in deze klas kwam stonden er twee computers. Deze computers waren niet aangesloten op het netwerk. Dit was omdat op het netwerk het programma van Veilig Leren Lezen niet draait. Het programma Veilig Leren Lezen wordt steeds gebruikt aan het einde van een kern. Dan gaan de kinderen in circuitvorm werken. Een van de onderdelen uit het circuit zijn dan de computers. Hierop doen de kinderen meestal de eerste drie spelletjes die bij Veilig Leren Lezen horen. De eerste drie, omdat die zonder geluid zijn. Bij de andere spelletjes heb je wel geluid nodig en er zit geen geluidskaart in de computers. Omdat het toch handig is om op het netwerk te kunnen en in de klas te kunnen internetten is er een derde computer in de klas bij gekomen. Dit werd met name gedaan omdat alle leerkrachten een e-mailadres van Kennisnet kregen en omdat de notulen van vergaderingen in het vervolg op de S-schijf (gedeelde netwerkschijf) van het netwerk gezet werden. Deze computer is dus in eerste instantie niet voor de kinderen. Ik kwam er al snel achter dat mijn mentor de computers eigenlijk alleen maar gebruikt met het circuit. Dat is ongeveer 1 keer in de 3 weken. Ik vond het heel erg weinig. Zelf wil ik zoveel mogelijk de computer bij het onderwijs betrekken. Ik ben al bezig geweest met hoe ik de computer het beste kan gebruiken. Mijn mentor vindt het heel fijn dat ik dat doe, want die computers staan er niet voor niets. Hij heeft er alleen zelf nooit tijd voor gehad. Ik ben ook in andere groepen op De Hinkstap gaan kijken naar het computergebruik. Wat me al snel opviel was dat de computer heel verschillend werd gebruikt. In groep 8 bijvoorbeeld mogen de kinderen als ze hun werk af hebben een laptop gaan pakken om daarmee op internet te surfen. Ook zoeken de kinderen naar aanleiding van de geschiedenis of aardrijkskunde les naar extra informatie over het onderwerp. Soms maken ze er ook een werkstuk van. In groep 4-3 heb ik een schema zien hangen waarop staat wie, wanneer aan de computer mag werken. Hierdoor weten kinderen precies wanneer ze aan de beurt zijn. Helaas waren er ook groepen waar de computer nauwelijks gebruikt wordt. Hierbij denk ik aan groep 6, groep 7 en voordat ik er was ook groep 3. Kinderen in deze groepen krijgen nauwelijks de mogelijkheid om aan de computer te werken. Terwijl in groep 3/4, groep 4, groep 4/5 en groep 5 kinderen (bijna) dagelijks aan de computer mogen. In groep 8 werken de kinderen ook al heel zelfstandig met de computer. Ook pakken ze wel eens een laptop om op internet te gaan surfen. In de kleutergroepen staan de computers dagelijks aan en worden ze gebruikt als keuzeopdracht. Mei 2003 19 Jetske Janssen ICT en Taalonderwijs Volgens mijn mentor vinden de kinderen het helemaal niet zo leuk om met de computer te werken. Ze vragen er immers nooit om. Nou, na een week werd er bij mij al om gevraagd. Iedereen was al een paar keer aan de beurt geweest en ze hadden gemerkt dat het leuk was. Ik denk dat ze er eerst niet om vroegen, omdat ze vrijwel nooit aan de computer zaten. Tenminste niet op school. Er zijn wel veel kinderen die thuis met de computer werken. Laatst kregen een aantal kinderen een CD-ROM van de Okki, waarop wat spelletjes staan. Ook hoor ik ouders wel eens over dat kinderen op de computer oefenen met rekenen en lezen. Naar aanleiding van die CD-ROM ben ik me af gaan vragen welke kinderen thuis met de computer werken. Ik heb in de klas een aantal vragen gesteld om preciezer te weten te komen wat kinderen al weten. Ik heb de vragen klassikaal gesteld. Kinderen staken hun vinger op en ik heb geteld. Ik heb voor deze manier gekozen omdat nog niet alle kinderen even goed kunnen lezen en schrijven om het schriftelijk te doen. Hieronder de resultaten. Enquête groep 3 25 kinderen Wie heeft thuis een computer? 24 Wie heeft meer dan 1 computer? Hoeveel? 10 Gebruik je de computer wel eens om een spelletje te doen? 20 En waarvoor nog meer? Wie computert er iedere dag? Wie computert er alleen in het weekend? typen 2X 10 8 Er is een kind waar ze geen computer hebben. Dit kind geeft aan wel eens te computeren, bij oom en tante. Een aantal kinderen computert iedere dag. Dit gebeurt meestal ’s middags. Er is ook een aantal kinderen die alleen in het weekend mogen computeren. De andere kinderen geven aan af en toe te computeren. Ik concludeer hieruit dat alle kinderen in mijn groep wel eens met de computer gewerkt hebben, maar sommige kinderen nog niet zo heel vaak. Mei 2003 20 Jetske Janssen ICT en Taalonderwijs Mijn eigen beginsituatie m.b.t. ict Ik heb vanaf de zomervakantie tot de kerstvakantie stage gelopen op een andere school, basisschool De Waai in Cuijk. Ook op deze school was men bezig met het ontwikkelen van een visie op ICT. In oktober 2002 is er een aantal splinternieuwe computers met Windows-XP op school gekomen. Ook hier zijn de computers verbonden aan een netwerk. Met de computers kan men e-mailen, internetten en printen op het kopieerapparaat. Op De Waai heb ik verschillende studieavonden gehad met BCO. Hierin zijn we bezig geweest met ICT. Eerst hebben we het gehad over de gevaren en de pluspunten van computers in het onderwijs. Daaruit werd duidelijk dat een groot aantal leerkrachten bang was voor het feit dat kinderen meer zouden weten over de computer dan de leerkracht zelf. Daarna zijn we in de bouwen in overleg gegaan over wat we nou eigenlijk willen met ICT in de klas. Ook is er een bijeenkomst geweest waarin we bezig zijn geweest met het zoeken en vinden van software. Hierbij werd gebruik gemaakt van de programmamatrix. Omdat ik hier zelf al veel van wist heb ik collega’s vooral geholpen. Een aantal mensen is echt ‘bang’ voor de computer viel me op. Bang om iets aan te klikken of in te typen. En als na een zoekopdracht het woord ERROR verschijnt zit de schrik er al helemaal in. Zelf heb ik deze angst gelukkig helemaal niet. Ik houd ervan om dingen zelf uit te zoeken. Ik ben nooit bang dat er iets zo fout zal gaan dat de computer helemaal kapot is. Die kans is immers zo klein. In januari kwam ik op basisschool De Hinkstap in Wanroij. Ook hier was men bezig met ICT. Er was net een nieuw netwerk. Op deze school maakt men wel gebruik van de ‘oude’ computers. Maar verder zijn ze wel volop in ontwikkeling. Vanaf 13 januari zijn er al verschillende BCO bijeenkomsten geweest. Deze zijn weer net iets anders dan op De Waai. Maar ook hier gaat het om het onderwijskundig gebruik van ICT op school. Op deze school zijn de mensen over het algemeen meer bezig met de ontwikkelingen op ICT gebied. Zo zie ik het tenminste. Iedereen is er heel positief mee bezig. Omdat ik zelf ook altijd zo positief ben, voel ik me hier meer op mijn plaats. Collega’s zijn ook erg bezig met mijn project. Gestelde doelen voor mezelf Ik wil er achter komen hoe men in de verschillende groepen de computer inzet in het onderwijs. De computer wordt in mijn groep nu nog nauwelijks gebruikt. Mijn doel is hier verandering in te brengen. In groep 3 gaan werken met WORD en daarbij aansluiten bij de behoeften van de kinderen. Dus wanneer kinderen eraan toe zijn om verder te ontdekken, dan zal ik ze daarbij helpen. Ook ga ik werkbladen maken waarmee de kinderen WORD verder gaan ontdekken. Gestelde doelen voor de kinderen Werken met de computer. Naar aanleiding van mijn enquête heb ik gemerkt dat alle kinderen wel eens met de computer gewerkt hebben. Ook in de klas hebben alle kinderen wel eens iets op de computer gedaan. In de klas hebben de kinderen alleen nog maar aan de computer gewerkt met het leescircuit. Dit is dus niet vaak. Kinderen gaan nu leren zelfstandig met de computer te werken. Hierbij kunnen ze niet altijd hulp vragen aan de juf. Afhankelijk van hoe dit zelfstandig werken met de computer gaat, mogen kinderen het tekstverwerkingsprogramma WORD gaan verkennen, waarna ze zelfstandig een verhaal schrijven. Dit gebeurt aan de hand van foto’s. Mei 2003 21 Jetske Janssen ICT en Taalonderwijs Plan van aanpak De kinderen in mijn groep werken vrijwel nooit met de computer. Daarom ga ik eerst het werken met de computer introduceren. Om te beginnen doe ik dit door gebruik te maken van het programma clusteren, waarbij leerlingen individueel oefeningen doen die met lezen te maken hebben. Vooraf heb ik de namen van de kinderen al ingevoerd. Ik heb ervoor gekozen alle kinderen bij het laagste niveau te laten beginnen. Dit omdat de AVI niveaus nog niet bekend zijn en ook de DMT (Drie Minuten Toets) nog niet is afgenomen. Ik wil elke dag zoveel mogelijk (liefst alle) kinderen aan de beurt laten komen om aan de computer te werken. Daarom kies ik ervoor om te beginnen met één spelletje. Daarna tikken de kinderen het volgende kind aan. Dit gebeurt allemaal zonder de les te storen. Het gaat er nu om dat de kinderen bezig zijn met lezen, maar natuurlijk ook dat ze leren hoe ze aan de computer moeten werken. Ik leg vooraf even uit hoe de spelletjes in z’n werk gaan. De meeste spelletjes hebben een zelfde opzet. Er komt een woord in beeld en kinderen moeten dat woord of delen van dat woord met behulp van de muis aanklikken. Na een aantal oefeningen krijgen ze de opdracht de woorden die kort in beeld flitsen, na te typen. Als het woord getypt is moeten ze op enter duwen en verschijnt het nieuwe woord. Na elk spelletje komt het kind weer in het keuzemenu. Hierin staan de namen van de kinderen. Na één spelletje is het volgende kind aan de beurt. (de naam onder je eigen naam) De kinderen gaan na de instructie om de beurt werken aan de computer. Ik zit dan vaak met een groepje kinderen aan de instructietafel. Dat betekent dat kinderen die hulp nodig hebben met de computer mij niet kunnen vragen. Ik spreek met de kinderen af dat ze als ze er zelf echt niet uit komen het kind dat aan de andere computer zit mogen vragen. Natuurlijk zal ik wel naar de computer kijken, maar ik wil stimuleren dat kinderen zelf hun problemen oplossen. Eventueel met hulp van een ander kind. Na de afname van de DMT en AVI stel ik de niveaus op de computer bij, zodat iedereen op zijn eigen niveau kan werken. Kinderen die A of B scoren krijgen wat moeilijkere woorden en kinderen met een D of E score laat ik op het laagste niveau staan. Zo hebben alle kinderen succeservaringen. Als het werken aan de computer zo verloopt dat kinderen er zelfstandig mee bezig kunnen zijn en zelfstandig kunnen wisselen introduceer ik wat nieuwe programma’s om mee te werken. We hebben in de klas nog een computer met een rekenprogramma (rekenen totaal) en op de andere computer kunnen kinderen werken met rekenweb. Na de DMT en AVI stel ik mijn groepje van vier kinderen samen waarmee ik mijn project wil gaan voortzetten. Op dinsdag- en donderdagochtend zijn de laatste 20 minuten ingeruimd voor AVI-lezen. Kinderen uit de groepen 3, 4 en 5 lezen dan in kleine groepjes onder begeleiding van iemand uit groep 8 in een boekje op hun eigen niveau. De 4 kinderen die ik (samen met mijn mentor) selecteer hoeven op dat moment niet te lezen, maar gaan werken met de computer. Ik kies hiervoor dus kinderen die al een hoog AVI-niveau hebben. Les 1 introductie Op dinsdag 18 maart begin ik met het groepje. Deze eerste keer introduceer ik het onderwerp. Het is de bedoeling dat de kinderen op een leuke manier kennis maken met wat we gaan doen, zelf een verhaal maken. We praten over verhalen schrijven. Ik vraag de kinderen of ze dat wel eens gedaan hebben. De kinderen mogen uitgebreid vertellen. Dan vraag ik wie er wel eens iets getypt heeft. Ik inventariseer wat de kinderen al allemaal weten en gedaan hebben. We kijken eens op de computer of iemand WORD kan vinden. Om het gemakkelijker te maken zorg ik vooraf dat dit al op het bureaublad staat. Mei 2003 22 Jetske Janssen ICT en Taalonderwijs Als WORD gestart is, geef ik de kinderen allemaal een werkblad. Iemand leest voor wat erop staat. Als het duidelijk is kunnen de kinderen zelf aan de slag met het werkblad. De kinderen vullen hierop in wat verschillende knoppen op de werkbalken betekenen. Als het vandaag niet af komt mogen ze het in de loop van de week afmaken. (bijlage) Les 2 evaluatie Als het blad ingevuld is bespreken we het samen. Zo leren de kinderen ook van elkaar. De computers zet ik aan en ik ga kijken of de kinderen WORD nu zelf op kunnen starten. Eventueel kunnen kinderen aan elkaar laten zien hoe ze iets doen. Bijvoorbeeld een woord cursief zetten. Nu heb ik een verhaal voor de kinderen. Dit gaan ze lezen en bewerken. Les 3 zelf een verhaal maken Als je iets ontdekt (waar een knop voor is) schrijf je het weer op het werkblad. Dingen die de kinderen in de eerste les nog niet ontdekt hebben moeten ze nu dus ontdekken. Eventueel kan ik het werkblad nog eens kopiëren om knoppen op te tekenen. Les 4 Laptops voor de hele groep De vier kinderen zijn nu al een paar keer bezig geweest met WORD. De rest van de klas gaat nu ook kennis maken met typen op de computer. De kinderen hebben al vaak verhaaltjes gelegd op de letterdoos. Nu krijgen kinderen per tweetal een laptop om een verhaaltje te typen. Eventueel schakel ik de hulp in van de vier kinderen die al eerder bezig geweest zijn met WORD. Het gebruik van WORD Omdat ik dit niet met de hele klas kan doen wil ik beginnen met een kleiner groepje. Ik kies een aantal kinderen uit met een hoger AVI niveau. Deze kinderen kunnen immers al beter lezen en hebben sommige oefeningen dus niet meer nodig. Daarom deze nieuwe uitdaging. Ze mogen zelf een tekst gaan maken. De eerste keer start ik word zelf op. Ik zorg dat alleen de werkbalken standaard, opmaak en teken actief zijn. Dit om niet teveel tegelijk op het scherm te hebben. Ik kies voor deze drie werkbalken omdat hierop een aantal belangrijke dingen staan. Met deze werkbalken kunnen de kinderen al heel veel leren. Met de werkbalk standaard kunnen ze bijvoorbeeld opslaan en printen. Met de werkbalk opmaak leren de kinderen hoe ze hun tekst kunnen opmaken. En omdat het ook heel aantrekkelijk is om te tekenen kies ik ook voor de werkbalk tekenen. Voor de eerste les heb ik een stukje tekst getypt. De kinderen mogen in tweetallen aan de computer en zelf weten wat ze met word doen. De tekst staat op het scherm. De kinderen mogen zelf een verhaaltje typen. De verhaaltjes moeten aan een aantal eisen voldoen. Kinderen moeten de tekst in verschillende kleuren typen. Ook moeten ze het lettertype veranderen. Er moet een stukje vet zijn en een stukje cursief. In april wordt er in de klas gewerkt met een project van BISK (Brabants Instituut voor School en Kunst). Dit project gaat over fantasie en werkelijkheid. In de klas komt een kast met daarin verschillende foto’s. We gaan het nu hebben over of deze foto’s echt zijn of niet. Naar aanleiding van deze foto’s gaan de kinderen ook zelf foto’s maken. Althans de kinderen bouwen iets op waarvan ik vervolgens een foto maak. Van de gemaakte foto’s maak ik vervolgens een website, zodat de kinderen in de klas de verschillende foto’s kunnen bekijken. Mei 2003 23 Jetske Janssen ICT en Taalonderwijs Naar aanleiding van deze foto’s kies ik een paar kinderen uit die een verhaaltje mogen typen bij de foto. Ik stimuleer kinderen hierbij om de foto in de tekst te zetten. Als het iemand lukt mag hij/zij het aan de klas laten zien en vertellen hoe dat het gedaan is. Eventueel zet ik deze teksten ook op de website. Mei 2003 24 Jetske Janssen ICT en Taalonderwijs Uitvoering in de praktijk Introductie Vooraf heb ik bedacht hoe ik in groep drie wil gaan werken met de computer. Ik heb eerst een enquête afgenomen in de klas. Zo kwam ik der achter hoeveel kinderen er thuis wel eens met de computer werkte. Bijna alle kinderen werken wel eens met de computer. Sommige kinderen elke dag, anderen alleen in het weekend. Meestal spelen de kinderen spelletjes op de computer. Er zijn twee kinderen in de klas die wel eens een verhaal typen. Voordat ik met Clusteren kon beginnen heb ik de kinderen ingevoerd in de computer. In de klas staan twee computers waarop het programma draait. Deze computers zijn niet aan elkaar verbonden. Daarom heb ik ervoor gekozen om de halve groep op de ene computer in te delen en de andere helft van de groep op de andere computer. Dit heb ik gedaan omdat de computer de gegevens van de kinderen bijhoudt en hun aan de hand van de resultaten het niveau aanpast. Als kinderen steeds op een andere computer werken zou dat betekenen dat ze steeds dezelfde oefeningen krijgen. Nadat ik had uitgelegd wat de bedoeling was tijdens het computeren mochten twee kinderen beginnen. Ik merkte al snel dat er bij het wisselen toch nog wat hulp nodig was. Dat kwam goed uit want er was op dat moment geen extra instructie. Daardoor kon ik meer bij het computeren zijn. Ik merkte dat sommige kinderen wel heel kort aan de computer zaten. Ze hadden die eerste oefening echt zo gedaan. Toen iedereen die ochtend dan ook één oefening aan de computer gedaan had, heb ik gezegd dat kinderen die nu aan de beurt waren pas na twee oefeningen hoefde te wisselen. Omdat het voor de kinderen heel nieuw was om tijdens de rekenles of leesles te mogen computeren was het allemaal hartstikke leuk. Naarmate er meer met de computer gewerkt werd merkte ik dat kinderen vooruit gingen in het programma. Andere kinderen bleven op hun niveau zitten. Dat is meteen een pluspunt van Clusteren. Als kinderen goed presteren worden ze door het programma vooruit gezet. Bij kinderen waarvan ik merkte dat ze erg veel moeite hadden heb ik de tijd aangepast. Ik heb ze meer tijd gegeven om een woord dat op het scherm flitst te lezen. Zo kunnen ook deze kinderen het woord lezen en hebben ze succeservaringen aan de computer. Nadat de AVI niveaus bekend waren en ik de DMT afgenomen had kon ik de kinderen nog beter op nu niveau zetten. Natuurlijk wist ik al een beetje op welk niveau kinderen zaten. Dit had ik immers al gezien op het rapport en het verlag dat door Clusteren gemaakt wordt. Hierop kan ik zien of ik het niveau of de tijd aan moet passen. In het verslag is ook te zien hoe het kind zich ontwikkelt. Maar toch waren er een aantal kinderen die ik een stapje terug of vooruit gezet heb. Kinderen die erg laag gescoord hebben heb ik nu meer aan de computer laten oefenen. Ze mochten bijvoorbeeld 3 oefeningen doen in plaats van 2. In de klas zijn we momenteel erg met lezen bezig. Het tempo ligt namelijk veel te laag. Daarom heb ik voor alle kinderen flitskaartjes gemaakt waarmee ze bijna elke dag oefenen. Om het nog aantrekkelijker te maken heb ik de woorden die op de kaartjes staan ook in een Power Point presentatie gezet. Op het beeld verschijnt steeds een mkm of mmkm woord dat een kind leest. Als het gelezen is klikt het met de muis, zodat het volgende woord in beeld verschijnt. De kinderen hebben deze woorden ook op losse kaartjes staan waarmee ze aan hun tafel oefenen. Het lezen aan de computer is eigenlijk precies hetzelfde, maar we hebben maar twee computers in de klas waarop de kinderen met Power Point kunnen flitsen, daarom is het als het ware een extraatje om aan een van die computers te mogen oefenen. Ik heb gemerkt dat kinderen die met de kaartjes oefenen Mei 2003 25 Jetske Janssen ICT en Taalonderwijs niet altijd alle woorden lezen. Ze leggen bijvoorbeeld drie kaartjes tegelijk weg en hebben er daarvan maar één gelezen. Op de computer kan dit ook, maar dat doen de kinderen niet. Kinderen lezen veel beter als ze aan de computer zitten. Ik heb ook vooraf gezegd dat kinderen heel serieus met de computer moeten oefenen, anders kies ik iemand anders. WORD Week 12 De eerste les met het groepje was zoals gepland op dinsdag 18 maart. Ik ben met de kinderen bij de computers gaan zitten. We hebben eerst gepraat over het schrijven van verhalen. De kinderen hadden dit wel eens gedaan met de letterdoos. De twee meisjes hadden ook thuis wel eens een verhaaltje geschreven. Eén van de meisjes typte zelfs verhalen op de computer. Ze was dan ook erg enthousiast toen ik vertelde dat wij dat nu op school gingen doen. Ik had de computers al aan staan. De kinderen hebben opgezocht of ze WORD konden vinden. Dit duurde een tijdje, maar het lukte wel. Het opstarten van WORD kostte ook enige oefening. Dubbelklikken met de muis was namelijk erg lastig. Toen WORD op twee computers gestart was hebben we even gesproken over wat we zagen. Alleen de werkbalken standaard, opmaak en tekenen waren actief. Hiervoor had ik gekozen omdat het dan overzichtelijker is en de kinderen deze werkbalken het meest zullen gebruiken. Ook het liniaal stond aan. Kinderen herkenden wel wat knopjes, maar probeerde vooral de woorden in de menubalk te lezen. Ik heb kinderen als tip meegegeven dat ze de muis op een knopje kunnen zetten. Dan verschijnt er een woordje of zinnetje over wat het knopje precies doet. De woorden die verschijnen waren soms wel moeilijk, maar de kinderen konden ze wel lezen. Wat wel lastig was was het stilhouden van de muis, als je hem op zo’n knop zet. Ik heb het werkblad uitgedeeld en dit hebben we even samen gelezen. Kinderen hadden erg veel zin om aan de slag te gaan, maar helaas was de tijd alweer voorbij. Ik heb met de kinderen afgesproken dat ze het werkblad in de loop van de week af mogen maken. Donderdag hebben ze zeker weer de tijd. Na deze eerste les denk ik dat het verstandig is om kinderen wel in tweetallen te laten ontdekken wat er zoal mogelijk is met de knoppen op de werkbalken en wat er nog meer kan met word. Maar na het ontdekken wil ik kinderen toch een eigen computer geven. Daarom heb ik twee laptops gereserveerd. Om de beurt mogen 2 kinderen hieraan werken en twee anderen aan de andere computers. Week 13 De kinderen hebben in tweetallen de werking van WORD verkend. Hierbij hebben de kinderen hun eigen werkblad gebruikt. Naar aanleiding van dit ingevulde werkblad heb ik een gesprekje gehad met de kinderen. Ook het tweede werkblad hebben de kinderen in mogen vullen. Hierbij hebben ze een verhaaltje gebruikt dat ik voor ze op diskette had gezet. De opdracht was niet zo moeilijk voor de kinderen. Kinderen wisten immers al hoe ze woorden bijvoorbeeld een andere kleur moesten geven. Een van de kinderen in het groepje typt thuis ook wel eens verhalen. Ik heb gemerkt dat ze al heel veel weet. Ze probeert ook andere kinderen te helpen. De kinderen kunnen daardoor heel zelfstandig bezig zijn met de computer. Ik heb met het meisje afgesproken dat ze de volgende keer een verhaal meeneemt. Dit heeft ze gedaan en dit heeft ze aan het groepje voorgelezen. Het verhaal bestaat uit ongeveer 10 regels. De kinderen krijgen bij het zien van dit verhaal zin om zelf aan de slag te gaan. Ik heb twee laptops in de klas gezet. Hieraan mogen nu twee kinderen werken. Bij de laptops zitten geen losse muizen, dus oefenen de kinderen even met de muis op de laptop. Dat gaat Mei 2003 26 Jetske Janssen ICT en Taalonderwijs eigenlijk vrij snel goed. Kinderen weten ook WORD nog te vinden. Nu mogen ze van mij beginnen. Ik heb verder geen uitleg gegeven. Aan het einde van de les zijn de kinderen nog niet klaar. Ze mogen de computers zo laten staan. Ik sla de teksten voor de kinderen op diskette op. Week 14 De kinderen werken verder aan hun verhaal. Analyse van een verhaal Het Vogeltje en de Valk . het vogeltje vloog in de lucht op eens kwam er een valk aan die valk wou een veer uit de vogel trekken maar toen vloog de valk tegen een flat en de vogel die kon maar door vliegen hij kon zo lach hij wou en toen kwam de valk er weer aan en dat was niet slim van de valk want het vogel die kon super hard vliegen want het vogeltje hat ge oefend hij hat al een beetje ge oefen toen hij klien was maar hij hat nu ook ge oefend nu ge oefend en de valk die kon het vogeltje Kinderen waren tijdens het typen erg bezig met het veranderen van de grootte en de kleur van de letters. Als voorbeeld neem ik het verhaal van Het Vogeltje en de Valk. In dit verhaaltje schrijft het kind alle zinnen aan elkaar. In het leesboekje komen de kinderen wel zinnen tegen. Kinderen hebben ook al kennis gemaakt met hoofdletters en punten, maar hebben hier nog niet zelf mee gewerkt. Doordat de tekst onderstreept is zijn de rode onderstrepingen van de spellingscontrole bijna niet te zien. Deze tekst is geschreven door een goede leerling uit mijn groep. Dat is onder anderen te zien aan het aantal woorden en vooral het aantal moeilijkere woorden. Week 15 Laptops in de klas. In tweetallen zitten de kinderen aan de computer. De vier kinderen die al eerder met mij met WORD gewerkt hebben vertellen wat ze al gedaan hebben. Daarna legt een van de kinderen aan de groep uit hoe ze WORD op moeten starten. Dit doet ze heel goed. Ik geef eerst een uitleg van het toetsenbord. Kinderen vertellen wat ze allemaal zien. Ik inventariseer op het bord. Op een gegeven moment komen we bij de ?-knop. Als je een vraagteken wilt typen moet je de Shift knop gebruiken. Er zijn al kinderen die dat weten. Maar nog niet iedereen. Daarom vertel ik dat je de Shift knop tegelijk met het vraagteken in moet duwen. Daarna bespreken we nog meer tekens die je moet maken door middel van de Shift knop te gebruiken. Een van de kinderen komt met de opmerking dat er een pijltje naar boven op de Shift knop staat. Als je die indrukt typ je ook het bovenste teken. Een hele slimme opmerking. Voor mij was het vanzelfsprekend dat je een hoofdletter of bv een vraagteken kreeg als je op Shift drukt. Dit kind is hier nog heel bewust mee bezig en kan het daardoor zo duidelijk uitleggen. Mei 2003 27 Jetske Janssen ICT en Taalonderwijs Dan is het tijd om te beginnen. We werken net als met de letterdoos. Kinderen mogen 10 minuten typen. Daarna wordt gekeken naar de verhalen. Wie zijn verhaal voor wil lezen mag dat doen. Wij zijn naar autotron ge weest. Het was heel leuk geweest We hebben heel veel brandweers gezien. En ook veel ziekenwaagens gezien. En niet zo veel poolietsies. Einde. Bovenstaand verhaaltje heeft een van de kinderen getypt. Het zijn erg kleine letters, maar omdat het kind de beeldscherminstellingen op 500% had staan leek de tekst voor hem heel groot. Bij het afdrukken kwam het kind er achter dat de letters heel klein waren. Dit vond hij erg jammer. Kinderen zijn erg bezig met het ontdekken van de mogelijkheden. Dat is te zien in bovenstaand verhaaltje. Het kind heeft de tekst rood gemaakt en geel gearceerd. Er was eens een kabouterje hij Loopte door het bos maar wat Hij toen zag dat hat hij nog nooit Gezien het was een reus het kaboutertje rende zo hart Hij struikelde over een Boomstrongk Ook bij het typen van bovenstaand verhaal heeft het kind de beeldscherminstelling op 500% gezet. Als ze bijna aan het einde van de regel was is er op enter gedrukt. De woorden aan het begin van de regel beginnen steeds met een hoofdletter, omdat de autocorrectie is ingesteld op Zinnen met hoofdletter beginnen. Bij het drukken op enter begin je een nieuwe zin. Week 16 Deze week zijn we in de klas bezig geweest met een kunstproject van Bisk. Kinderen hebben gekeken naar foto’s en zelf spullen meegenomen om foto’s van te maken. De spullen hebben we voor verschillende achtergronden in een fotokast opgesteld. Hiervan heb ik vervolgens foto’s gemaakt. Kinderen hebben een kokertje gekregen waardoor ze konden kijken hoe de foto eruit kwam te zien. Ik heb ze niet met mijn fototoestel laten werken. De foto’s heb ik op een website gezet, zodat ze in de klas gemakkelijk bekeken konden worden. Naar aanleiding van de foto’s hebben kinderen alleen of in tweetallen een verhaal getypt in WORD. De vier kinderen die al meer met WORD bezig zijn geweest hebben hier veel bij gezeten. Twee kinderen die samen gewerkt hebben naar aanleiding van de foto van de Barbie kregen het voor elkaar om de foto in te voegen in hun verhaal. Ik had hier helemaal niks van gezegd, dit hebben ze uit zichzelf gedaan. Ook typten deze kinderen steeds zinnen die begonnen met een hoofdletter en eindigden met een punt. Elke zin kwam op een nieuwe regel. Doordat de kinderen samen werkten konden ze reageren op elkaars acties. Mede daardoor zijn ze zover gekomen. Hieruit concludeer ik dan ook dat samen aan een verhaal werken kan leiden tot een beter verhaal. Terwijl het ene kind typt kan het andere kijken of er foutjes getypt worden en hoe deze verbetert kunnen worden. Mei 2003 28 Jetske Janssen ICT en Taalonderwijs Week 17 Deze week zijn ook andere kinderen aan de beurt geweest om eens zelfstandig iets te typen op de computer. In de klas heb ik wat zwakke lezers. Deze kinderen oefenen regelmatig extra met Clusteren. Ik heb gemerkt dat deze kinderen ook graag typen. Daarom heb een jongen aan de computer laten typen. Hij was een hele tijd bezig met kleuren en lettertype veranderen. Daarna begon hij te typen. Haloik heet mark ikwoonop noor8 454062 ikbenalheelgoediklees Bovenstaande tekst heeft de jongen getypt. Deze jongen heeft erg veel moeite met lezen en schrijven, maar aan de computer is hij behoorlijk gemotiveerd. Hij werkt graag aan de computer. In het begin kijkt hij nog regelmatig naar het beeldscherm om te lezen wat hij typt. Maar op een gegeven moment zie je dat hij geen spaties meer gebruikt. Hij kijkt dan ook vrijwel niet meer naar het beeldscherm om te lezen wat hij getypt heeft. Tijdens het schrijven in het schrijfschrift moeten kinderen na elk woord een stukje wit (spatie) laten zodat de woorden niet aan elkaar staan. Dit is als het ware een schuifhandeling. Tijdens het typen hoeven kinderen niet te schuiven. Als je naar het toetsenbord kijkt zie je ook geen toets waarop staat dat er een spatie komt. Op de spatiebalk staat immers niks. Het indrukken van de spatiebalk is dus een extra handeling. Kinderen die nog niet zo ver gevorderd zijn met lezen en schrijven zullen deze handeling dan ook eerder vergeten. Toen ik de jongen erop wees dat hij de woorden allemaal aan elkaar typte had hij dat zelf in eerste instantie nog niet in de gaten. Hij had vervolgens ook moeite met het zetten van spaties tussen de verschillende woorden. Als de woorden allemaal achter elkaar staan moet je ook extra aandachtig kijken wanneer een woord afgelopen is en een nieuw woord begint. Juist voor zwakke lezers is dit moeilijk. Mei 2003 29 Jetske Janssen Hoofdstuk 4: ICT en Taalonderwijs Terugblik en conclusies Over de invoering van de computer in de klas ben ik zeer tevreden. Kinderen waren erg enthousiast en wilden graag aan de computer. Er waren kinderen die zelfs liever wilden computeren dan buiten spelen. Wel heb ik gemerkt dat het vooral in het begin nog moeilijk was om te wisselen. Ze wisten niet goed wanneer er een ander kind aan de beurt waren. Ook waren er kinderen die zo druk bezig dat ze ‘vergaten’ om te wisselen. Wel hebben alle kinderen dagelijks aan de computer gezeten, omdat ik zelf ook in de gaten hield hoe lang kinderen aan de computer zaten. Ik heb wel gemerkt dat kinderen aan de computer goed in de gaten gehouden moeten worden. Zo merkte ik dat kinderen die bezig waren met clusteren, in plaats van het goede woord in te typen, zelf iets gingen typen. Daaruit merkte ik op dat kinderen graag dingen ontdekken. Ook waren er kinderen die eens op een ander knopje wilde drukken om te ontdekken wat er dan zou gebeuren. Deze exploratiedrang is een van de drijfveren om te leren. Daarom denk ik dat kinderen het ook zo leuk vonden om te werken met WORD. Ontdekken en zelf ervaren was hier immers erg belangrijk. In eerste instantie wilde ik het werken met WORD in een klein groepje doen. Daarom ben ik daar ook mee begonnen. Ik merkte dat het wel aansloeg en dat andere kinderen ook graag ontdekte wat ze allemaal konden typen. Vandaar mijn keuze om met de hele groep eens te gaan werken op de laptops. Zelf je eigen verhaal typen is ook voor kinderen die moeite hebben met lezen een heel motiverende manier om met lezen bezig te zijn. Kinderen typen een stukje en lezen daarna terug wat ze getypt hebben. Onderzoeksvragen Wat kunnen de kinderen in groep 3 al met de computer? Aan de hand van een enquête heb ik in het begin van mijn stage gekeken welke kinderen thuis al met de computer werken. Ik heb gemerkt dat de niveaus erg verschillen. Er zijn kinderen die al hele verhalen konden typen. Problemen die kinderen tegenkwamen waren bijvoorbeeld dat ze op de verkeerde muisknop drukten. Het kwam ook voor dat kinderen tijdens het typen per ongeluk de cursor verzette. Daardoor stond deze opeens midden in een woord. Nu wisten ze niet hoe ze verder moesten. Ik heb de kinderen toen op een speelse manier verteld wat ze konden doen als de cursor verkeerd stond. De cursor is net een auto, die je kunt besturen met de pijltjestoetsen (het stuur). Als de auto verder wil moet hij op de plaats staan waar je wilt gaan typen. Daar kun je komen met behulp van de pijltjestoetsen. Op die manier begrepen de kinderen wat ze moesten doen als de cursor verkeerd stond en konden ze hem zelf goed zetten. Hoe introduceer ik computergebruik in mijn klas? Vooraf regels kenbaar maken. Tijdens de introductie heb ik de kinderen alleen met het programma Clusteren laten werken. De kinderen leerden dit programma kennen en konden zich daarna bezig houden met de manier waarop ze moesten werken en hoe ze moesten wisselen. Toen ze de manier van werken onder de knie hadden mochten ze ook met andere programma’s werken. Mei 2003 30 Jetske Janssen ICT en Taalonderwijs Hoe kun je WORD gebruiken bij het taalonderwijs? Met een klein groepje beginnen met het gebruik van WORD was heel goed om te ontdekken waar kinderen tegenaan lopen. Bij de introductie in de groep heb je dan hulp van de kinderen die al bekend zijn met WORD. Ze kunnen andere kinderen helpen, als die een probleem hebben. Het invoegen van tabellen of foto’s is heel erg moeilijk. Voor het invoegen van een foto moeten veel handelingen verricht worden. Hiervoor moeten kinderen wel over voldoende leesvaardigheden beschikken. Je kunt kinderen in groep 3 woordjes laten typen, maar daarbij moet er wel aan gedacht worden dat op de toetsen hoofdletters staan. Kinderen die net leren lezen kennen (meestal) nog geen hoofdletters. Je zou de toetsen kunnen beplakken met kleine letters, maar je kunt er ook voor kiezen om bij de computer een kaart te hangen met de hoofdletters en de daarbij behorende kleine letter. Kinderen kunnen dan tijdens het typen steeds naar die kaart kijken om een letter te vinden. Op deze manier maken de kinderen al vroeg kennis met hoofdletters. Het typen van een verhaaltje op de computer was voor de meeste kinderen uitdagender. Kinderen hoefden na het typen hun verhaaltje niet op te ruimen, zoals op de letterdoos, maar mochten het opslaan op de computer. Hierdoor konden ze op een later tijdstip verder werken aan het verhaal. Zo wordt het iets van een kind zelf. Als het verhaal klaar is kon het zelfs uitgeprint worden. Lettercombinaties als eu en au leren de kinderen vlotter als ze ze enkele keren moeten typen. In de letterdoos staan deze letters samen op een kaartje, kinderen hoeven niet na te denken of eerst de e of eerst de u komt bij eu. Dat moeten ze bij het typen wel. Het kwam voor dat kinderen woorden als ioop, siaap en iag typten. Ik dacht eerst dat dit een typfoutje was, maar toen ik de woorden goed bekeek begreep ik dat er loop, slaap en lag moest staan. Kinderen zien op het toetsenbord de hoofdletter I die er hetzelfde uitziet als de kleine letter l. Het feit dat er alleen hoofdletters op het toetsenbord staan is dus bij deze kinderen nog niet helemaal doorgedrongen. Hoe kun je kinderen een verhaal laten typen op de computer? Kinderen moeten eerst voldoende letterkennis hebben. Ook moeten ze weten hoe er met de computer en het toetsenbord gewerkt wordt. Ik merkte bijvoorbeeld dat er kinderen waren die alle woorden aan elkaar typte. Bij het schrijven is de spatie tussen twee woorden geen schrijfhandeling, maar als het ware een schuifhandeling. Kinderen zetten niks met hun pen op papier. Bij het typen moeten ze wel bewust een handeling verrichten om een spatie te krijgen. Op het toetsenbord staan op alle toetsen tekens. De spatiebalk echter is helemaal leeg. Er staat niks op. Ook motivatie mag niet ontbreken. Ik heb wel gemerkt dat het typen aan de computer sowieso al heel motiverend is voor kinderen. Om de kinderen extra te motiveren is het mogelijk om (zelfgemaakte) foto’s te gebruiken en aan de hand daarvan een verhaal te typen. Het grote voordeel van het werken met de computer is dat het verhaal later afgemaakt kan worden. Kinderen hoeven niet, net als op de letterdoos, steeds opnieuw te beginnen, maar kunnen hun verhaal opslaan en op een later tijdstip weer openen. Vervolgens kunnen ze het verhaal dan afmaken en uitprinten om het voor altijd te bewaren. Mei 2003 31 Jetske Janssen ICT en Taalonderwijs Slot Ik heb met heel veel plezier gewerkt aan dit project. Ook de kinderen en mijn mentor waren erg enthousiast. Vooral het ontdekken van wat er nou allemaal mogelijk is vonden de kinderen erg leuk. Ik had niet verwacht dat de kinderen zo snel zouden leren hoe ze een verhaaltje konden typen. Iets waar ik zelf nog niet helemaal uit ben is hoe ik het voor kinderen makkelijker kan maken om foto’s en plaatjes in te voegen. Daarvoor moeten de kinderen nu nog een groot aantal handelingen verrichten. Hierdoor is het erg moeilijk aan te leren. Jetske Janssen Mei 2003 Mei 2003 32 Jetske Janssen ICT en Taalonderwijs Literatuurlijst Nijmeegse Werkgroep Taaldidactiek Taaldidactiek aan de basis 1992 Wolters-Noordhoff bv Groningen ISBN 90 01 50900 2 Els de Vaan, Jos Marell Praktische didactiek voor natuuronderwijs 1999 Uitgeverij coutinho ISBN 90 6283 153 2 John Bronkhorst De digitale school Computergebruik op de basisschool 2000 JSW boek Bekadidact ISBN 90 262 2358 7 John Bronkhorst Basisboek ICT didactiek HB uitgevers pedagogiek en onderwijskunde Ondersteuningspakket p6 Interne uitgave van de FACULTEIT EDUCATIE van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. informatica Ondersteuningspakket p1 Interne uitgave van de FACULTEIT EDUCATIE van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Marcel Lemmen Zoeken en vinden van software BCO, Venlo Integratie van ICT binnen zelfstandig werken. Praxixbulletin 3, november 2001 Websites http://www.lerarenopleidingvorselaar.be/docenten/marckee/ictbasis/index.htm http://www.taalsite.slo.nl http://www.digischool.nl/po/community34/ http://www.kennisnet.nl http://www.ictopschool.nl/start_frames.html http://groups.msn.com/ICTdidactiek http://members.home.nl/patrick.jetske http://www.kpolandvancuijk.com http://www.hinkstap.nl http://www.bisk.nl http://www.marant-ed.nl/po/index.html Mei 2003 33 Jetske Janssen ICT en Taalonderwijs Bijlagen Onderwijsprofiel ICT met visie basisschool De Hinkstap Werkbladen WORD Tuinen groot en klein Integratie van ICT binnen zelfstandig werken Mei 2003 34