0. Inhoudstafel I. Fysische Geografie 1. Begrenzing 2. Reconstructie van de tektonische evolutie A. Calabrië B. De Apennijnen 3. Thermische getuigenis 4. De Etna en Calabrië 5. Reliëf 6. Bodem A. Bergen B. Pleistocene terrassen C. Mio-Pliocene heuvels D. Kustvlaktes en alluviale valleien II. Menselijke Geografie 1. Populatie en economie 2. Industrie 3. Toerisme 4. Klimaat 5. Communicatie III.Bronnen Calabrië 1 Davy Hollevoet - 6WWa I. Fysische Geografie 1. Begrenzing Calabrië is het topje van het Italiaanse schiereiland. Het grenst aan Basilicata en loopt door tussen de Tyrrheense en de Ionische zee, richting Sicilië, waarvan het gescheiden wordt door de Straat van Messina. 2. Reconstructie van de tektonische evolutie A. Calabrië De noord- en zuidgrenzen van Calabrië zijn hoofdzakelijk strike-slip breuken, de sinistrale Sagientolijn (SL op Fig1) en de dextrale Taorminalijn (TL). Hun zin van beweging toont aan dat het hele Calabrische blok een oostelijke verplaatsing gekend heeft, relatief tegenover de Apennijnen en de Maghrebides. De rotsen in Calabrië zijn opmerkelijk verschillend van deze in de Apennijnen-Maghrebide gordels, wat een verlengde, tectono-metamorfische evolutie aantoont, geassocieerd met de Alpineplooiïng. Het Calabrische blok is verdeeld in drie grote tektonische eenheden. Het laagstgelegen deel bestaat uit een Mesozoisch carbonaatplatform, wat deel uit maakt van de rand van Adria. Het is bedekt door twee ophiolische lagen, bestaand uit Mesozoisch en Cenozoisch sedimentaire en ophiolische rotsen, gedeeltelijk Calabrië 2 Davy Hollevoet - 6WWa getransformeerd door de hoge druk. De hoogstgelegen delen bestaan uit een Paleozoische, Hercynische basis met een Mesozoisch/Cenzoisch sedimentaire toplaag met sterke Alpine invloed. De leeftijd van de metamorfose onder invloed van de hoge druk in het Calabrische blok is onduidelijk en schommelt tussen 60-35 Ma. Tijdens het Oligoceen en het Mioceen, had een isothermische exhumatie van de rotsen onder hoge druk plaats. Dit leidde tot de verplaatsing van zwak- en niet-getransformeerd rotsen bovenop de hogedruk rotsen in tektonisch contact van low-angle extentionele detacheringen. (Fig1) Geografische kaart van het Italiaanse schiereiland en Sicilië. SL = Sagiento Line; TL = Taormina Line. B. De Apennijnen De Apenninische gordel is een laat-Cenozoische vouw-en-stoot gordel die parallel met het schiereiland loopt, van Calabrië tot in de Alpen. De lagen van de Apennijnen bestaan hoofdzakelijk uit zwak- en niet-getransformeerde laat-Traissische/Neogene, maritieme sedimenten, waarschijnlijk afgezet op de passieve rand van de Adriatische kaap. De autochtone, kristallische basis is zelden blootgesteld en wordt enkel gevonden in het gebied van Alpi-Apuane tektonische vensters (noord Apennijnen). Calabrië 3 Davy Hollevoet - 6WWa Extentionele tectonieken gedurende het Oligoceen-Mioceen zouden een belangrijke rol gespeeld hebben in de exhumatie van de Hercynische basis. De deformatie van de Apennijnen begon tijdens het Oligoceen in het noorden van de Apennijnen en heeft zich voortgeplant in zuidelijke richting sinds laat Mioceen. Tijdens deze vervormingen, is het front van het Apenninische thrust systeem gemigreerd in oostelijke richting en is momenteel hoofdzakelijk gesitueerd in de Adriatische zee. Terwijl een voortdurende beweging aan de gang was in de (oostelijke) externe Apennijnen, was het westerse interne domein onderhevig aan extentie in de korst, waarbij er extentionele sedimentaire bassins werden gecreëerd, die jonger worden richting het oosten. 3. Thermische getuigenis Het Calabrische massief is gesitueerd in het zuidelijke deel van de Apennijnen en bestaat uit pre-Alpine korst die betrokken was in de Alpineplooiïng. De Alpenketen werd losgescheurd door latere bewegingen van microplaten in het westers Mediterrane. Sommigen beschouwen het Calabrisch massief als een stuk van de Adriatische korst dat eerst in ophiolische delen naar het westen, en later (Apinninisch stadium), samen met de onderliggende laag, terug op het Apenninisch carbonaat platform naar het oosten geduwd werd. Anderen bekijken het massief als afkomstig van het Europese continent, dat enkel geduwd werd naar het oosten, waarbij het de ophiolisch eenheden onder de voet liep en nu rust, met zijn ophiolische basis, op het Adriatisch platform. De tektonisch hogere eenheden van het massief bestaan in hun diepere delen uit granuliete, dieper korstige gneiss (gelaagde, metamorfische rots), die bedekt is door Calabrië 4 Davy Hollevoet - 6WWa Hercynische grantoïdes. Die laatste drong door in de onderliggende amphibolische, hoger korstige gneiss en Palaeozoische rotsen. Bijgevolg bestaat deze sequentie uit stenen afkomstig uit vrij verschillende korstniveaus en kunnen - als ze van hetzelfde Hercynische korstsegment afkomstig zijn - interessante informatie over de vroegere thermische condities in de verschillende lagen van die Hercynische korst bewaard hebben. 4. De Etna en Calabrië Men ziet dat de Mount Etna aan de zijkant van de Ionische plaat gesitueerd is (Fig2), in plaats van er recht boven. Ook dat het de magmatische boog niet raakt, maar er een beetje voor is geplaatst, op een lijn met het forearcisch gebied (Calabrië), waar de top van de plaat, op 70 km diepte, te ondiep is om smelting te produceren. Deze localisering is overeenkomstig met de geochemische data, die suggereert dat de Mount Etna niet gevoed wordt door materiaal dat komt van de mantelwig tussen de subducterende en de stijgende platen. Men heeft aangetoond dat de Etna gesitueerd is op de junctie tussen drie breuksystemen, maar dat verklaart enkel hoe de magma opklimt door de korst, niet de reden tot smelten. Calabrië 5 Davy Hollevoet - 6WWa (Fig2) Kaart van de Zuid-Tyrrheense subductie zone. De Inoische microplaat, tussen de Apulia en Malta hellingen, zakt onder de Tyrrheense microplaat (paars). De Aeolische eilanden (rood) maken deel uit van de vulkanische arc. De Vavilov en Marsili bassins met hun jonge oceanische korst zijn twee backarctische bassins, en Calabrië is het omhoog geduwde forearcische gebied. Men neemt aan dat het smelten onder de Mount Etna veroorzaakt wordt voor het 'aanzuigen' van asthenosferisch materiaal van onder de Afrikaanse plaat. Dit is gebaseerd op een 3D-model ontwikkeld van de Zuid-Tyrrheense subductiezone. Dit model omschrijft de vorm van de asthenosferische wig tussen de zakkende Ionische lithosfeer en de stijgende Tyrrheense plaat, en legt de interactie tussen die wig en de omliggende asthenosfeer. (Fig3) 3D-beeld van de Zuid-Tyrrheense subductie zone. Rode lijnen tonen het magma dat stijgt van de top van de plaat naar de arc. Zwarte pijlen stellen locale patronen van mantel beweging voor, gedreven door platen beweging. Merk op dat de Etna gesitueerd is buiten de Aeolische arc en boven op een zijdelingse mantelstroom, afkomstig van onder de Afrikaanse plaat. • A: Vanuit een punt boven de Tyrrheense zee, naar het zuidoosten toe. • B: Vanuit een punt onder de Thyrrheense plaat, naar het zuiden en omhoog. AA' en BB' volgens Fig2 Calabrië 6 Davy Hollevoet - 6WWa • • AA' (Fig4) toont het verdunnen van de Tyrrheense lithosfeer en het doordringen van de asthenosfeer tussen de stijgende en dalende platen. BB' toont het asthenosferisch venster dat een stroom van onder de Afrikaanse plaat toelaat tot aan de basis van de korst van Calabrië. Men vermoed dat de decompressie die geassocieerd is met deze stroom de oorzaak is van het volumineuze smelten onder de Mount Etna. (Fig4) AA' en BB' volgens Fig2 Parallel (AA') en loodrecht (BB') op de richting van de subductie in de Zuid-Tyrrheense subductiezone. Het bestaan van stehenosferisch materiaal onder de korst van Calabrië legt niet alleen het onstaan van de Etna uit, maar ook het recente verhogingen van Calabrië en de Aeolische arc. Gebruik makend van de leeftijden van de omhoog gekomen maritieme terrassen, toonde men aan dat Calabrië begonnen is met stijgen ongeveer 700kjaar geleden. Men neemt aan dat het toegenomen magmatisme in de arc en het omhoogkomen van de voorarc gerelateerd zijn met de terugrollende beweging van de Ionische plaat. Ongeveer 700 à 500 kjaar geleden, begon de nu losgelaten top van de plaat te ontkoppelen onder Calabrië en te zinken in de mantel. Als resultaat begon Calabrië Calabrië 7 Davy Hollevoet - 6WWa terug neer te komen, zodat een gat, gevuld met dik materiaal openkwam tussen de platen (AA'). 5. Reliëf De morfologische structuur van Calabrië is wat complex. De meeste bergen zijn massieven en geïsoleerde groepen, gescheiden door grote dalen of bergpassen. Het Pollinomassief, met als piek de Serra Dolcedorme (2.267 meter), ligt op de Basilicata grenslijn, en de randen strekken zich zuidwaarts uit tot aan de Passo dello Scalone (740 m.) waar de Lucanianse Apennijnen eindigen, en de Calabrische Apennijnen beginnen met de Catena Costiera, reikend tot aan de Savuto rivier, tussen de gekartelde Tyrrheense kust en de diepe Vallo del Cratie. Die laatste scheidt de Catena Costiera van de Sila, een groot hoogplateau met hoogtepunt de Botte Donato (1.928 m.). Ten zuiden van de Sila (die bestaat uit drie grote delen: centraal: de Sila Grande, in het noorden de Sila Greca en de Sila Piccola ten zuiden) versmalt Calabrië aan de baaien van Sant'Eufimia en Squillanse, in een laaggelegen landengte, de Marcellinara depressie (251 m.), waarachter de Serre oprijst. De twee bergketens lopen naar het zuidwesten om direct samen te komen met de Aspromonte. Aan de Tyrrheense kant, staat de granieten berggroep Poro (710 m.) geïsoleerd tussen de baaien van Sant'Eufemia en Gioia. Ten zuiden van deze enorme leegte, ligt de Aspromonte, die als hoogste punt de Montalto (1.955 m.) heeft. De meest belangrijke vlaktes zijn de vlakte van Sibari aan de Ionische kust en de vlaktes van S.Eufemia en van Joy Tauro aan de Tyhhreense kust. Als resultaat van de uitgerokken vorm van het schiereiland en de ligging van de bergen, zijn de rivieren, met uitzondering van de Crati (met bijrivier Coscile en Muscone) en de Neto (bijrivier Vitravo) niet erg lang. Die twee ontstaan in het Sila en stromen in de Ionische zee, terwijl de Savuto en de Massina, met minder belang, in de Tyrrheense zee uitmonden. De belangrijkste meren zijn de artificiële Cecita, de Arvo en de Ampollino in de Sila. 6. Bodem A. Bergen Een betrekkelijk groot deel van het territorium is ingenomen door bergen (ongeveer 7000 m²) en worden getypeerd door zeer oude geologische substrata (Primair). De stollingsgesteenten en de metamorfische gesteenten zijn enkel plaatselijk bedekt door afgezet slib. Calabrië 8 Davy Hollevoet - 6WWa De morfologie, zacht golvend op het Silaplateau, wordt sterk hellend in de pre-Sila strook, in de Sierra's en in de Aspromonte. De bodems zijn terug te brengen naar twee typologieën: de diepe bodems van de plateaus en de rotsachtige bodems van de meer hellende gebieden. • De eerste soort stamt af van een diepe laag van alteratie van het graniet (alterite) en is grof korrelig. Deze bodems van het plateau hebben een oppervlaktelaag die rijk is aan organische substanties, die ze al vlug verliezen als ze voor ontginningsdoeleinden gebruikt worden. Ze worden beroofd van calciumcarbonaat en worden basisch. Hun beperkte vermogen om fertiliserende elementen op te nemen heeft tot gevolg dat het risico op een pollutie van de grond en het grondwater hoog is. Hoe dan ook zijn deze gebieden vooral ingenomen door bos en weides, hoewel er ook een aantal voorbeelden zijn van een uitstekende groenten- en fruitteelt. Vooral kent het telen van aardappelen voor de productie van zaden groot succes in die omstandigheden van fysische isolatie, want het risico op een pestbesmetting en de nood aan een chemische behandeling is significant verlaagd hierdoor. • De tweede soort bodem, te vinden op rotsachtige hellingen, heeft een zeer ondiepe laag die de onderliggende rotsen verbergt (vaak niet dikker dan 50 cm) en is dus zeer onderhevig aan erosie. De laatste paar tientallen jaren doet men aan herbebossing van die gebieden. B. Pleistocene terrassen Die vlakke gebieden zijn te vinden aan zowel de Ionische als aan de Tyrrheense kant. Hun ontstaan is bijna altijd verbonden met de zeewerking. Verhogingen door neotectonieken hebben deze gebieden naar hun huidige hoogtes gebracht, variërend van 600 m. van het Poro plateau tot 10 m. van de meest recente terrassen. De pedologische bijzonderheden worden veroorzaakt door de zware veranderingsprocessen van het origineel substrata (verraden door de verschillende tinten rood van de grond), de partiële uitloging van klei op de horizontale oppervlaktes en de cumulatie in de lagergelegen lagen, en de zure reacties van deze bodems. Deze gebieden zijn meest geschikt voor groenten- en wijnteelt. Calabrië 9 Davy Hollevoet - 6WWa C. Mio-Pliocene heuvels Grote delen van het Ionisch gebied behoren tot dit omgevingssysteem. De hoofdkenmerken van de bodem zijn strikt verbonden met de variaties van het substratum. Fijn afzetsel (klei en slib) is meestal verbonden met een golvende morfologie en wordt gebruikt voor graanverbouwing (durum tarwe), terwijl het grover substrata correspondeert met steilere hellingen en wordt gebruikt voor olijventeelt. Als aan de ene kant overwegend extensieve cultivatiesystemen en natuurlijke bijzonderheden (een beperkte aanvoer van water of een laag niveau van relatieve vochtigheid) de productie limiteren, voorzien ze aan de andere kant hoog kwalitatieve standaarden D. Kustvlaktes en alluviale valleien De vlaktes nemen maar 9% van de totale oppervlakte in (ongeveer 150.000 hectare), maar vanuit het standpunt van de landbouw gezien, spelen ze zeker een belangrijke rol. Eigenlijk is er in zo'n omgeving een concentratie van een aantal sectoren die essentieel is voor de agriculturele economie van de streek (het kweken van citrusvruchten, telen van vroeg fruit en groenten). De bodems zijn overwegend diep en vruchtbaar met een leemachtige compositie, en zonder limiterende condities. De gebieden hebben ook gronden met een fijnere compositie (kleiig). Calabrië 10 Davy Hollevoet - 6WWa II. Menselijke geografie 1. Populatie en economie Zoals in vele andere regio's, is er in Calabrië een groeiende trend naar een concentratie van de populatie in grotere steden, vooral in kustgebieden, in het nadeel van de binnenlandse rurale gebieden waar de depopulatie gelinkt is met slechte vooruitzichten voor de onderontwikkelde economie. Emigratie op grote schaal naar het buitenland alsook naar Noord-Italië, die maar begon af te nemen in de jaren '70, heeft een blijvend effect gehad op de demografische situatie van het gebied. In de laatste eeuw hebben bijna een miljoen mensen Calabrië verlaten, alhoewel er veel nu terugkeren. Populatie in 1000 1991 2001 2003 Acri 23.0 21.7 21.7 Castrovillari 22.7 21.4 21.3 103.8 93.5 93.4 Corigliano Calabro 39.5 36.7 36.7 Cosenza 87.1 71.8 71.7 Crotone 61.8 51.2 51.1 Lamezia 69.7 70.5 70.4 178.5 179.4 179.1 Rende 30.8 34.5 34.5 Rossano 35.5 34.9 34.8 San Giovanni 20.9 18.0 18.0 Vibo Valentia 33.7 35.1 35.1 Catanzaro Reggio di Calabria De levensstandaard is veel lager dan het nationale gemiddelde, wat afgeleid kan worden uit het feit dat het pro capite inkomen het laagste van de alle gebieden is. Er zijn hiervoor verschillende redenen, de morfologie van de streek inbegrepen, die het de communicatie nooit heeft gemakkelijk gemaakt, waardoor Calabrië consequent meer geïsoleerd geraakt van de rest van Italië, waarbij de economisch exploitatiepolitiek gevoerd door de verschillende heersers over Zuid-Italië ook heeft toegedragen. 2. Industrie Aangezien er het grootste deel van de bevolking in werkt, is de primaire sector nog altijd aanzienlijk belangrijk. Die is echter getypeerd door een aantal algemeen kleine eigenaren en door een schril contrast tussen de kuststreken (vooral de Sibari, Sant'Eufemia en Rosarno laaglanden), die meer ontwikkeld zijn, gesteund worden door de staat en irrigatiesystemen hebben, en het binnenland, waar landbouw voor Calabrië 11 Davy Hollevoet - 6WWa eigen gebruik nog altijd bestaat. Van de granen is het belangrijkste gewas tarwe, terwijl de voornaamste gewassen van de nu meer verspreide, horticulturele en gespecialiseerde teelten aubergines, tomaten, ajuinen, water meloenen, bonen en pepers bevatten. Suikerbieten en aardappelen zijn ook belangrijk, maar Calabrië is beroemd voor de olijven, citrusvruchten (sinaasappelen en bergamot) en wijndruiven. Hoewel Calabrië omgeven is door zee, is de visvangst niet erg ontwikkeld. Typisch is het vissen naar de pescespada in de zones naast de straat van Messina, Bagnara Calabra en Scilla. De Industriële sector is onderontwikkeld en getypeerd door redelijk kleine vervaardigende bedrijven. De meest belangrijke zijn betrokken in de bouw, de voedselproductie (suiker raffinaderijen, wijnteel/productie), de textielsector (wolproductie in Praia a Mare, Cetraro en Tortora), constructie materialen (talrijke cementbedrijven), metaalsector (Crotone, Vibo Valentia), houtverwerking en papierproductie. De chemische industrie is, naast die in Cosenza, Catanzaro en Reggio di Calabria, vooral vertegenwoordigd in Crotone. Er zijn fabrieken voor de productie van zink en lood, voor chemische meststoffen en zuur solforico. Andere industriële vestingen zijn gebonden aan de locale, agriculturele producties. Verscheidene ambachten (vlechtwerk, ceramiek, houtbewerking) zijn nog altijd van belang. De commerciële activiteiten zijn wijd verspreid, maar vaak inefficiënt georganiseerd. De tewerkstelling in de publieke sector is hoog en de enorme toeristische bronnen van Calabrië worden tegenwoordig uitgebaat. 3. Toerisme Calabrië heeft enorme toeristische mogelijkheden en de exploitatie ervan wordt geacht een oprechte boost te geven aan de regionale economie, vandaar het belang. Een schat aan prachtige landschappen is te vinden langs de kust, die, de Tyrrheense en Ionische kusten inbegrepen, ongeveer 800 km lang zijn en getypeerd worden door een enorme variëteit van panorama's, gaande van rotsen (vooral de Tyrrheense kusten) tot grote stranden aan een heldere zee. De bergachtige streken van Calabrië hebben ook hun eigen aantrekkingskrachten, op talrijke plaatsen kan een zonnige zomervakantie of een wintersportvakantie doorgebracht worden. 4. Klimaat In de kustgebieden is het klimaat Mediterraan, met milde, regenachtige winters en hete, droge zomers. Naar het binnenland toe, wordt het toenemend continentaal, vooral in de hoge bergen. Neerslag is vooral overvloedig op de Tyrrheense flanken, maar geringer op lage hoogtes en op hoge punten aan de kust. Calabrië 12 Davy Hollevoet - 6WWa 5. Communicatie Als resultaat van aanzienbare inspanningen van staatswege en door verschillende publieke autoriteiten, is het communicatienetwerk gradueel aan het verbeteren, en is de Salerno-Reggio Calabria autosnelweg toegevoegd aan het bestaand kustelijke snelwegennet. Er zijn drie luchthavens: Reggio di Calabria, Crotone en Lamezia Terme (internationaal). Het gebied wordt gekruist door twee treinverbindingen: één langs de volledige Tyrrheense kust die Reggio di Calabria met Napels verbindt, terwijl de andere komend van Taranto de Ionische bank kruist. De verbinding naar Sicilië in de Straat van Messina gebeurt met ferryboten. Er zijn plannen om een brug te bouwen om Sicilië met Calabrië te verbinden. http://www.strettodimessina.it/ Calabrië 13 Davy Hollevoet - 6WWa III. Bronnen http://www.mi.cnr.it/WOI/deagosti/regions/calabria.html http://sapori.calabriaweb.it/ambiente.asp?p=4&l=2&fl=1 http://www.mediasoft.it/italy/calabria/calabria_en.htm http://www.nature.com/cgitaf/DynaPage.taf?file=/nature/journal/v401/n6755/full/401782a0_r.html http://www.sosed.it/Cdsole/Nov96/e-3-11-96.htm http://earth.es.huji.ac.il/~zoharg/Geology/geology.htm http://openoffice.org http://utenti.lycos.it/votantonio/calabriaenglish.htm http://virtualexplorer.earth.monash.edu.au/VEjournal/2002/Rosenbaum/Rosenbaum/p aper3.html http://www.ieec.fcr.es/hosted/15wmevga/proceedings/gueguen/gueguen.html http://www.world-gazetteer.com/d/d_it_cl.htm http://www.mediasoft.it/italy/calabria/calabria_en.htm http://google.be • • "Plate detachment, asthenosphere upwelling, and topograpy across subduction zones" - Zohar Gvirtzman & Amos Nur "Thermal evolution of the continental crust of Calabria during the Hercynian orogeny: constraints from metamorphic phase equilibria and isotopic dating" Doctoraatsthesis van Dr. Thorsten Graessner Calabrië 14 Davy Hollevoet - 6WWa