- Scholieren.com

advertisement
Hoofdstuk 1: Een jonge natie en haar grondwet 1776-1865
Paragraaf 1.1: De staatsinrichting van de VS
4 Juli 1776 onafhankelijkheid van Amerika
-
Ontstaan uit opstand tegen Britse moederland
Soevereine staten= geen staatshoofd, geen hoofdstad
Nationale regering: vergaderde alleen
-
Alleen beslissingen met ruime meerderheid stemmen
1787: centrale regering moest versterkt worden
-
Rechten deelstaten + burgers moesten beschermd worden
55 Founding Fathers= opstellers Amerikaanse grondwet (in 1789 ingesteld)
Bill of Rights= eerste 10 amendementen in Amerikaanse grondwet, waarmee de rechten van de
burger werden vastgelegd
Amendement zoals kiesrecht:
-
Halverwege 19e eeuw blanke mannen kiesrecht
1920 vrouwenkiesrecht
1960 zwartenkiesrecht
VS oudste grondwet ter wereld
Federatie= staat waarin de overheid federaal is en de soevereiniteit (hoogste macht) deelt met de
deelstaten
Hoogste macht verdeeld: federale overheid en deelstaten
Deelstaten:
-
Eigen regering
Eigen parlement
Rechtspraak, politie en onderwijs
Federale regering
-
Buitenlandse politiek
De defensie
Financiën
-
Economisch verkeer
Organisatie federale overheid VS  gebaseerd op trias politica van Montesquieu
1. Wetgevende macht
2. Uitvoerende macht
3. Rechtsprekende macht
machten scheiden en elkaar controleren
President: staatshoofd, regeringsleider + opperbevelhebber van strijdkrachten (uitvoerende macht)
Congres (=Amerikaanse volksvertegenwoordiging)
-
Senaat (= Amerikaans Hogerhuis met 2 afgevaardigden uit elke deelstaat)
Huis van afgevaardigden (=lagerhuis met 435 leden die zijn afgevaardigd door hun deelstaat)
Controleert de regering, congres met wetsvoorstellen en begrotingen goedkeuren
Impeachment procedure= proces om Amerikaanse president af te zetten. Dit kan gebeuren wegens
‘high crimes and misdemeanors (ernstige misdaden en misdragingen)
President word gecontroleerd door Hooggerechtshof (hoogste rechterlijke macht)
-
Kunnen wetten en besluiten verbieden als deze volgens hen in strijd zijn met de grondwet
Imperial presidency= president na 20e eeuw zou een soort Romeinse keizer geworden zijn (veel
macht)
-
Toch kunnen deelstaten hun eigen wetten aannemen
Democratische Partij + Republikeinse partij = Tweepartijstelsel
-
Sinds 1852 alle presidenten opgeleverd
19e eeuw:
-
Republikeinse partij progressiever
Vanaf 1930 Democratische partij progressiever
Paragraaf 1.2. Van grondwet tot burgeroorlog
1789 (invoering Amerikaanse grondwet)  VS bestond uit 13 deelstaten
-
Samen 4 miljoen inwoners
Oostkust: blanken, in de rest: indiaanse volkeren
Grote agrarische meerderheid: 90% platteland
1861: begin Burgeroorlog
-
Land had enorme ontwikkeling doorgemaakt
Bevolking 7x zo groot
Frontier (grens tussen het door de blanken bewoonde gebied en de dunbevolkte wildernis)
snel opgeschoven hierdoor
-
1860 bevolkten de blanken de helft van het continent
Snelle uitbreiding na 1830  groeiende immigratie vanuit Europa
Spoorwegen: 1830 eerste stoomlocomotief
-
Dertig jaar later 50 duizend kilometer aan spoor
Langs spoorlijnen: graanboeren + veehouders zodat producten snel met de trein vervoerd
kon worden
In steden ontstond rijke bovenlaag en arme arme arbeidersmassa
Amerikaanse bevolking: liberaal + nationalistisch
Vanaf 1840: katholieke immigranten  toch protestantse christendom overheersend
Nieuwe Amerikanen: geloofden in Manifest Destiny (hele continent te ontsluiten en te ontwikkelen,
overal vrijheid en beschaving brengen)
-
Federale overheid sloot hierbij aan
Continent verdeeld in territoria
In 1830 wet waarmee Indianen gedwongen werden te verhuizen naar reservaten ten westen
van de Mississippi
Monroe-doctrine= het uitgangspunt van de Amerikaanse buitenlandse politiek dat Europese landen
geen politieke macht mogen hebben op het Amerikaanse continent en de VS bemoeiden zich niet
met Europa.
Economische-politiek  liberaal
-
Alleen als het uitkwam beschermde ze de opkomende industrie in het noordoosten met hoge
invoertarieven tegen concurrentie uit Groot-Brittannië
Hoge invoerrechten  spanningen tussen Noorden en Zuiden
-
In Zuiden geen industrie
Importtarieven bracht geen voordelen, alleen hogere prijzen
In zuidelijke deelstaten vanaf 1800 velen katoenplantages voor Britse textielindustrie
Cotton gin  machine die bruikbare katoenvezels kon scheiden van de kleverige zaden
-
Hierdoor hoge productie
Massaal zwarte slaven
Vanaf 1808  handel in slaven verboden
-
Hoog geboortecijfer dus slaven bleef stijgen
Noorden: slavernij verboden
Sterke abolitionistische beweging ontstond (streefde naar afschaffing slavernij)
Presidentsverkiezing 1860: Republikein Abraham Lincoln (tegenstander slavernij) won
-
Zuidelijke deelstaten scheidde zich af
12 April 1861: gevechten braken uit
-
Zuidelijke troepen vielen een federaal fort in havenstad Charleston
Begin oorlog
4 jaar lang oorlog: 650000 doden
-
Zuidelijke troepen gaven zich over
President Lincoln in theater in Washington door toneelspeler uit het Zuiden doodgeschoten
-
Wraak voor afschaffing slavernij
Hoofdstuk 2: De VS worden een wereldmacht (1865-1918)
Paragraaf 2.1 De VS worden een industrienatie
Amerikaanse burgeroorlog= tussen Noordelijke en Zuidelijke deelstaten (1861-1865), waarbij de
Zuidelijke deelstaten vochten voor onafhankelijkheid en het recht om de slavernij in stand te houden
Na burgeroorlog
-
Onwijze groei bevolking
Industriële samenleving
Uitbreiding steden + landbouw breidde zich uit
Spoorwegen kwamen op gang  één nationale markt waar producten werden vervoerd
Communicatiemiddelen  bevorderd nationale economie
1861: telegraaf werd ontworpen die berichten kon verzenden
1876: telefoon op markt
1900  Amerikaanse steden kregen elektrische straatverlichting en elektrische trams
Corporaties=grote bedrijven. in 19e eeuw ontstonden grote bedrijven die de markt in hun sector
domineerden
Kartels= samenwerking van bedrijven met het doel de markt te beheersen en concurrenten buiten te
sluiten
-
Afspraken over minimumprijzen
Trusts=samenvoegingen van bedrijven onder één leiding, waarmee de concurrentie word beperkt
-
Enorme machtsconcentraties ontstonden
Veel amerikanen  profiteerden van de welvaart
-
Miljoenen hadden alsnog karig bestaan
Arbeiders werkten 60 uur of meer per week
Laag loon en slechte arbeidsomstandigheden
Villawijken
-
Rijkdom
vs.
Sloppenwijken
- geweld, alcoholisme, immigranten
Immigranten uit Italië, Polen, Oost-Europa kwamen naar New York
-
Grote weerzin voor deze buitenlanders ontstond
Immigratiewet werd gecreëerd  om ongewenste vreemdelingen te weren
Ellis Island (kust van New York)
-
Alle immigranten werden grondig doorzocht
Kleine ondernemingen/boeren kwamen in de knel
-
Konden het niet opboksen tegen grote ondernemingen
In 1886 ontstond overproductie
-
Graanprijzen kelderden
Boeren kwamen in geldnood
Paragraaf 2.2 De overheid grijpt in
Vanaf 1865 economisch liberalisme
-
Corporaties konden zo ongestoord hun gang gaan
Maar…
-
Wanneer gunstig voor kapitalisten, van liberalisme afwijken
Bijv. industrie met importtarieven beschermen
Politici + Grote bedrijven  nauwe banden
-
Corruptie : politici werd omgekocht
Revolutionaire socialisten  arbeiders die het voor zichzelf opnamen met geweld
-
Hierdoor toenemende weerzin tegen het socialisme
American Federation of Labor (AFL)
-
Geen revolutie en geweld
Samuel Gompers
-
Meer loon, kortere werktijden, betere arbeidsomstandigheden
People’s party= een partij die het opname voor de belangen van de boeren ontstond rond 1890
-
Populisme voor industriearbeiders niet aantrekkelijk
Keerde zich tegen industrieel Amerika
Wilden terug naar agrarisch Amerika
Populisten geen succes
Progressive Movement= hervormingsbeweging die door overheidsingrijpen sociale problemen en
andere misstanden wilde bestrijden en in 1890-1920 grote invloed had in de Amerikaanse politiek
 Politiek moest opener en democratischer, actie voeren tegen kinderarbeid, prostitutie en
drankmisbruik
Theodore Roosevelt + Woodrow Wilson (opvolger)
(Republikein)
-
(Democraat)
Waren beiden hervormingsgezind
Machtsmisbruik van bedrijven werd tegengegaan
Bescherming van individu
Ontstaan van kwaliteitseisen van voedsel (Roosevelt)
-
Er zaten schadelijke stoffen in vlees
War Industries Board= een overheidsorgaan dat in de Eerste Wereldoorlog in het belang van de
oorlogsvoering leiding gaf aan de industrie
-
Er werd vastgesteld wat er geproduceerd moest worden
Paragraaf 2.3 Vrij, maar achtergesteld
Reconstructie (1865-1877)= tijd na burgeroorlog waarin het Noorden probeerde van de zwarten in
het Zuiden gelijkwaardige burgers te maken
1866 werd het 14e amendement door het Congres aangenomen
 Gaf zwarten het Amerikaanse burgerrecht
 Gelijke behandeling
1870 15e amendement aangenomen
 Stemrecht voor zwarten
Zuidelijke staten niet eens met 14e amendementen
Congres  zuidelijke deel bezetten
-
Federale troepen + bestuurders trokken erheen
Moesten amendementen aanvaarden
Ku Klux Klan (KKK) = geheime organisatie van blanken die vanaf 1865 de zwarte bevolking en
activisten voor zwarte burgerrechten terrorisseerde.
 Freedman (bevrijde slaven) mochten niet van hun rechten gebruikmaken
1877 werd het opgegeven door het Noorden
-
Troepen trokken zich terug
Reconstructie was voorbij
Tegenstanders van de zwarte emancipatie kwamen in het Zuiden aan de macht
Na 1877  rassenscheiding (segregatie) in het Zuiden
-
Zwarten zouden in theorie dezelfde rechten hebben als blanken
In praktijk achtergesteld en gediscrimineerd
‘Jim Crow’- wetten= wetten in het Zuiden die de segregatie van blank en zwart verplicht stelden
-
Zwarten werden geweerd uit ‘blanke’ treinwagons, scholen, parken enz.
Er kwamen bordjes: WHITES ONLY of COLOURED
Officieel zwarten stemrecht in het zuiden  maar bij verkiezingen geweerd met een test op lezen en
schrijven (onderwijs werd verwaarloosd dus 2/3 analfabeet)
1890-1918: duizenden zwarten gelyncht (door woedende menigtes gedood)
Werkeloos door  in industrie geen kans door racisme, geen geld om grond te kopen voor boerderij
Sharecroppers=pachters die een stuk land mogen gebruiken in ruil voor een deel van de oogst
-
Veel zwarten werden sharecropper
Booker T. Washington  leider zwarten
-
Economische + politieke achterstelling kon overwonnen worden door onderwijs, goed gedrag
+ hard werken
Washington zelf was daar een voorbeeld van
-
Eerste zwarte ontvangen door president (Roosevelt)
W.E.B. Dubois  zwarten moesten rechten opeisen
- anders voor altijd vernederd
National Association for the Advancement of Colored People (NAACP)
-
Streefde naar gelijkberechting van zwarten
Tot Tweede Wereldoorlog weinig succes
Paragraaf 2.4. Een wereldmacht in opkomst
Isolationisme= het streven in de Amerikaanse politiek in de 19e eeuw en de jaren 1919-1939 om zich
zo min mogelijk met de buitenwereld te bemoeien
-
VS grootste industriële en agrarische producent
Producten verkopen op buitenlandse markten
Frontiers= het verlangen om nieuwe gebieden te veroveren of nieuwe doelen te bereiken
Manifest Destiny= het idee in de 19e eeuw dat de blanke bevolking was voorbestemd het gehele
Amerikaanse continent te bevolken en overheersen
-
Was eerst het plan, nu plan om macht overzee uit te breiden
Modern imperialisme= het streven van westerse mogendheden vanaf 1870 naar een groot overzees
rijk
Economisch motief: buitenlandse markten te openen, beschermen en overheersen
Politiek motief: Amerikaanse macht versterken
Ideologisch motief: Amerikaanse principes overal te laten gelden
1853: VS stuurden oorlogsschepen naar Japan om handelsrechten af te dwingen
-
Matthew Perry leiding
Japan gaf toe aan Amerika  militair machteloos
Na expeditie naar Japan  Amerikaanse vloot in verval
-
Alleen houten zeilschepen
In 1883 moderne oorlogsvloot  anders militair machteloos
-
Overzees handelbelangen beschermen
Overzees rijk opbouwen
1893: Hawaï bezetten
1898: Cuba + Filipijnen bezetten (resten Spaanse wereldrijk)
VS  oorlogsschip naar Cuba om burgers van Amerika te beschermen die daar waren  schip
ontplofte daar  260 doden (Amerikanen)
VS + Spanje: oorlog  Spaanse vloot verouderd
VS: heftig debat tussen voor- en tegenstanders
-
Imperialisten wonnen
Filipijnen: kolonie
Cuba: protectoraat (=staat die onder toezicht staat van een andere staat)
President Roosevelt: ‘’VS zou optreden als internationale politiemacht als dat nodig was om
Amerikaanse belangen veilig te stellen’’
Amerikaanse troepen op Latijns-Amerikaans gebied om te beschermen tegen Europa
Europese mogendheden + Japan  in China exclusieve rechten veroveren
‘de deur’ naar Chinese economie moest voor iedereen openblijven
1900: Europese + Amerikaanse troepen naar China
-
Antiwesterse opstand in China
Open Door Policy= het streven van de Amerikaanse buitenlandse politiek naar vrij toegankelijke
markten in Azië en andere delen van de wereld
Europeanen + Japanners  veroverde delen van China
Eerste WO: Amerika lange tijd neutraal
-
Wel verwant met de Britten
VS leverden Groot-Brittannië voedsel en wapens
President Wilson: bang dat Duitse overwinning Amerikaanse principes in gevaar zou brengen
1917: duikbotenoorlog
-
Britse geheime dienst onderschepte telegram van Duitse minister Buitenlandse zaken
Telegram zou Mexico verleiden tot oorlog met VS
Oorlog verklaard aan Duitsland
Hoofdstuk 3: Welvaart, Crisis en Oorlog (1918-1945)
Paragraaf 3.1. Welvaart in de Jaren 1920
Na 1e WO: inflatie, recessie en stijgende werkloosheid
Red Scare= uitbraak van angst voor het communisme in de VS in 1919-1920. Duizenden linkse
Amerikanen en immigranten opgepakt en gevangengezet
-
Door Russische Revolutie
Door Communistische Internationale  streefden naar communistische wereldrevolutie
Amerikaanse Socialistische + communistische partijen groeiden
1919: miljoenen stakende mensen (soms geweld)
-
Linkse activisten pleegden bomaanslagen
Mensen opgepakt vanwege communistische sympathieën of revolutionaire activiteiten
-
In werkelijkheid was er geen revolutiedreiging
Door deze gebeurtenis  immigratie uit Europa drastisch beperkt
Economie onrustig: elektrotechnische industrie en auto industrie groeiden
-
Autobezit nam sterk toe vanaf 1920
In jaren ’20 enorme groei:
-
Producten als wasmachine, broodrooster, stofzuiger enz.
Filmindustrie
Wegennet in hoog tempo uitgebreid
Suburbs= aan randen van steden groeiden buitenwijken waar mensen woonden die met de auto naar
het werk gingen
Rationalisatie= het efficiënter maken van de productie  hoogtepunt was de lopende band (1914)
door autofabriek Henry Ford
Efficiëntere productiemethodes  sterke toename welvaart
-
Producten goedkoper
Betere arbeidsomstandigheden
‘leef nu, betaal later’
 Geld lenen voor huizen, auto’s enz.
 Hoop op later meer geld, dan aflossen
New Capitalism= het idee dat het oude kapitalisme met zijn armoede, uitbuiting en crisis aan het
verdwijnen was en het nieuwe kapitalisme met goede werkomstandigheden en goede welvaart
-
Na zo’n periode altijd weer economische crisis
Paragraaf 3.2. De crisis van de jaren 1930
‘zwarte donderdag’ 24 oktober
-
Aandelenhandel stortte volledig in
1932 90% waarde verloren
Beurskrach= plotselinge ineenstorting van de aandelenkoersen. De Amerikaanse beurskrach in 1929
liep uit op de Grote Depressie
Grote Depressie=langdurige wereldwijde recessie in jaren ‘30
-
Banken, boeren + fabrieken failliet
12 miljoen arbeiders werkloos  HONGER!
Hoe kon dit gebeuren?
1. 1920: productie groeide sterker dan inkomens (overproductie)
- Er werd geld geleend om toch te consumeren
2. Textielindustrie, spoorwegen + mijnbouw
Landbouw in de 1e WO  veel productie voor Groot-Brittannië
-
Na oorlog overproductie
Prijzen daalde
Om inkomensverlies op te vangen meer produceren
President Hoover: ‘’Het komt vanzelf goed, het marktmechanisme zou z’n werk doen’’
1932: nogsteeds geen verbetering
-
Banken + bedrijven hulp vragen
Geen geld aan hulp voor werklozen
Democraat Franklin Delano Roosevelt (1933-1945)
-
Won verkiezingen in 1932
Achterneef vroegere Republikeinse president Roosevelt
New Deal = het geheel van federale wetten, federale overheidsinvesteringen en federale projecten
waarmee president Roosevelt de Amerikaanse economie wilde stimuleren en sociale zekerheid wilde
bieden
-
Actief overheidsingrijpen
Voorbeelden: geld voor werkelozen, overschotten van de landbouw opkopen
Herstellen economie  rijken betaalden via hogere belastingen mee
Tweede New Deal= reactie op verzet, met nieuwe verdergaande wetten die minder gericht waren op
herstel en meer op hervormingen
 Versterkte de positie van de vakbonden nog meer
1936: Roosevelt won in bijna alle staten en de Democraten kregen een overweldigende meerderheid
in het Congres
-
Roosevelt besloot te bezuinigen
Economie in 1937 opnieuw in recessie
VS  deed mee in de Tweede Wereldoorlog
-
Vraag naar wapens, munitie, kleding enz.
Meer werk beschikbaar
Zelfs een tekort aan arbeidskrachten
Paragraaf 3.3: De moeizame strijd tegen rassendiscriminatie
Zwarte getto’s= achterstandswijk waar groepen wonen die geen of nauwelijks kans hebben aan de
armoede te ontsnappen
NAACP  stimuleerde zwarten in het leger voor betere positie
-
Blanken in het Noorden voelden zich bedreigd door ‘negerinvasie’
Rassenrellen braken uit
1919 in 20 steden heftige rellen
Steeds meer immigratie van Zuiden naar Noorden
-
Zwarten kregen slechtst betaalde banen
Nieuwe organisaties zwarte emancipatie
-
Rechtszaken, stakingen, demonstraties enz.
New Deal
-
Zwarten kregen veel steun
Bij overheidsprojecten werk
In de landbouw heel slecht
Blanken  hogere uitkering dan zwarten
Rechtszaak in Alabama (1931)
-
Meisjes beweerden verkracht te zijn door zwarte jongens
Doodstraf voor zwarten
Zwarten voor de rechtbank
Noorden zorgde voor nieuwe rechtszaak
Jury oordeelde elke keer alsnog doodstraf
1937: einde rechtszaak  lange gevangenisstraffen
Tweede Wereldoorlog
-
Zwarten massaal in dienst
Zwarte leiders: ‘a double V’, victorie op het slagveld en aan het thuisfront
Rassendiscriminatie in het leger  zwarten gepest, in aparte eenheden
-
1943 einde rassendiscriminatie in het leger
Paragraaf 3.4. Jaren van Isolationisme
President Wilson  meedoen in 1e WO
-
A war to end all wars
Programma van veertien punten
-
Internationaal rechtssysteem
Voorbeelden van veertien punten:
-
Zelfbeschikkingsrecht
Oprichting volkerenorganisatie voor vrede en rechtsorde
Verdrag van Versailles= vredesverdrag van de geallieerden met Duitsland na de eerste WO
- Duitsland raakte kolonies kwijt
- Duitsland moest grondgebied afstaan en herstelbetalingen
 Hierin werd de volkenbond opgenomen
Volkenbond= in 1919 opgerichte volkerenorganisatie, die de vrede en orde in de wereld moest
handhaven.
VS, SU en Duitsland deed hieraan niet mee
Reden niet meedoen van VS
-
de lidstaten werden verplicht de territoriale integriteit en politieke onafhankelijkheid van alle
leden van de Bond te beschermen
Senaat hier niet mee eens
Republikeinen (meerderheid in Senaat) wilde niks meer met Europa te maken hebben
Plannen van Wilson  niet geaccepteerd door Amerikanen sinds 1919
Isolationisme= het streven in de Amerikaanse politiek in de 19e eeuw en 1919-1939 om zich zo min
mogelijk met de buitenwereld te bemoeien
 De isolationistische stemming werd sterker tijdens het interbellum (= periode tussen de twee
oorlogen) door films en boeken uit de eerste wereldoorlog
Handelspolitiek  weer protectionistisch
-
Importtarieven fors verhogen
Niet terug naar volledig isolationisme
Opvolgers Wilson: open door policy
-
Internationale afspraken maken
Om economische problemen en internationale spanningen op te lossen
Maar, VS was niet verplicht in te grijpen als andere landen zich niet aan de afspraak hielden
Voorbeeld: Japan + Europa beloofden Oorlogsvloot niet te vergroten, ook China niet dwarsbomen
(1922)
 1931 bezette Japan Mantsjoerije in China
Amerika in 1e WO: geld geleend aan Groot-Brittannië en Frankrijk  wilde dit niet kwijtschelden
Britten en Fransen grote economische problemen
-
Duitsland kreeg de schuld
1923: Duitse economie stortte volledig in
-
VS kwam met leningen
Duitsland betaalde GB en Frankrijk  geld naar VS
In 2 Midden-Amerikaanse en Caribische landen  troepen uit VS in 1920
1933 door Roosevelt: Good Neighbour Policy (=Amerikaanse politiek om te streven naar goede
relaties met Latijns-Amerika, door middel van economische samenwerking)
-
Niet militair ingrijpen
Paragraaf 3.5. De VS en de Tweede Wereldoorlog
1935: neutraliteitswet (=wet uit de jaren 1935-1937 die de Amerikaanse neutraliteit in toekomstige
oorlogen moest garanderen)  ondertekend door Roosevelt
-
Verbood verschepen van wapens
Tweede wet: ook leningen aan oorlogvoerende landen
1 nadeel: moeilijk om landen te steunen die bedreigd werden door nazi-Duitsland + Japan
1937 Japan extreem nationalistisch  wrede oorlog in China
1 September 1939 Duitse troepen Polen binnengevallen
-
GB + Frankrijk verklaarden oorlog aan nazi-Duitsland
Geallieerden=vechtend tegen Duitsland. Bondgenoten
-
Amerikanen hoopte op overwinning van geallieerden
Lend Lease Act= Amerikaanse wet uit 1941 die het mogelijk maakte oorlogsmateriaal te lenen aan de
geallieerden
-
Het Congres keurde dit goed
VS leverde miljarden aan militaire goederen
Na inval in SU  ook lend lease hulp
Atlantisch handvest= Amerikaans-Britse verklaring uit 1941 waarin doelen stonden voor de
naoorlogse wereld, zoals vrijhandel, zelfbeschikkingsrecht en de vorming van wereldorde
-
Door Roosevelt en Churchill
Pearl Harbour= Amerikaanse marinehaven op Hawaï, die op 7 December 1941 doelwit was van een
Japanse aanval. Dit leidde tot de Amerikaanse deelname aan de Tweede Wereldoorlog
-
Samen met SU en GB de grote drie (=drie sterkste geallieerde mogendheden in de 2e WO)
 Samen het fascisme (extreem nationalisme, voor totalitaire staat) bestrijden
Verenigde Naties= in 1945 opgerichte opvolger van de volkenbond (VS, SU + GB, China en Frankrijk)
-
Vrede en orde handhaven
VN onder leiding van Veiligheidsraad(=alle beslissingen worden genomen over politieke en militaire
conflicten)
Jalta=vergadering van 4 t/m 11 februari 1945 waarop de geallieerde leiders Stalin, Roosevelt en
Churchill afspraken maakten over de toekomst van Europa
-
Meningsverschillen tussen Stalin en Westerse leiders
Stalin  eiste veroverde gebieden te houden en de rest van Oost-Europa als
invloedsfeer(=buitenlands gebied waarin een staat overheersende invloed heeft, zoals de VS in
Latijns-Amerika en SU tijdens de Koude oorlog in Oost-Europa)
Duitsland en Berlijn verdeeld tussen: Frankrijk, Sovjet-Unie, Verenigde Staten en Groot-Brittannië
Stalin  wilde herstelbetalingen van Duitsland
-
Roosevelt + Churchill werkten hier niet aan mee (leidt namelijk tot grote problemen)
Hoofdstuk 4: Consumptie, Consensus en Koude Oorlog (1945-1965)
Paragraaf 4.1. Welvaart en Wantrouwen
Na 2e WO: angst op weer economische inval
-
Tijdens oorlog gigantische militaire productie (veel inkomsten)
Terugkerende militairen moesten ook weer een baan
Gebeurde niet: i.p.v. tanks: auto’s
-
Krachtige vraag
Veel geld verdiend in de oorlog, nu het geld rollen
GI Bill= wet die oorlogsveteranen uit de Tweede Wereldoorlog hielp om hun plaats in de
Amerikaanse maatschappij terug te vinden. Bijv. goedkope leningen, geld voor studie
-
Hierdoor liep economie soepel
Vele studenten
1950-1960 sterke economische groei
Miljoenen Amerikanen verhuisden van stad naar buitenwijken
-
Enorm huis, garage, grote tuin
Vaatwassers, muziekinstallaties, televisies enz. werden aangeschaft
1945-1960 babyboom: hierdoor scholen, huizen en gezinsauto’s nodig tussen 1946 en 1970: boeren
productie verdubbelde, maar boerenbevolking halveerde
 Productie geautomatiseerd
Wapenindustrie+leger  belangrijk in Amerikaanse economie
Groei van militair industrieel complex=bundeling van belangen van politici, hoge militairen en de
wapenindustrie. Eisenhouwer verzon dit begrip in 1961
Goede verdeling rijkdom  instellen van minimumlonen, pensioen en werkloosheidsuitkeringen
Roosevelt: overleed voor het einde 2e WO  opvolger (vicepresident) Harry S. Truman
-
Uitbreiding New Deal
Congres hier niet mee eens
Presidentenverkiezingen 1948: Truman won weer
-
Dankzij zijn verzet tegen de afbraak van de New Deal
Democraten herwonnen meerderheid in Congres
Truman verzon Fair Deal= uitgebreidde New Deal met algemene ziektekostenverzekeringen en
investeringen in het onderwijs
 Conservatieve democraten en Republikeinen in het Congres lieten de grote veranderingen
niet doorgaan
Republikeinse senator: Joseph McCarthy
-
‘’communisten hebben belangrijke posities op het ministerie van Buitenlandse Zaken’’
Hierdoor snelle overname van SU van atoombom
McCarthyisme= anticommunistische heksenjacht in de VS (1950-1954) waarbij de meeste
slachtoffers onterecht werden beschuldigd
-
Democraten deden mee
Niet ‘soft en communism’
Velen raakten hun baan kwijt door valse beschuldigingen
Paragraaf 4.2. Consumptiemaatschappij: consensus en kritiek
Dwight D. Eisenhouwer (1953-1961)
 Republikein met verzet tegen New Deal
- Congres wilden overheidsuitgaven verlagen, volk minder afhankelijk van overheid
(Republikeinen)
Eisenhouwer: gematigde Republikein
-
Geen terugdraaiing New/Fair- Deal
1954: Congres weer onder de Democraten
1956: Eisenhouwer herkozen
-
Republikeinen wilden New/Fair Deal behouden
Amerika beste samenleving
‘American way of life’  auto, televisie, groot huis, veel eten
Tientallen miljoenen armen
-
Straatarme immigranten uit Latijns-Amerika
Bejaarden en alleenstaande moeders
John Kenneth Galbraith (econoom)
-
Boek ‘the affluent society’
Economische groei zal vaart voor iedereen brengen
Kritiek hierop (teveel geld naar luxegoederen)
Consumptiemaatschappij= samenleving die gericht is op het produceren, verkopen en gebruiken van
grote hoeveelheden consumptiegoederen
Kwaliteit van het bestaan ging achteruit  gezondheidszorg, onderwijs, OV, milieu verwaarloost
John F. Kennedy in 1960 president
-
Ideeën van John Kenneth Galbraith
New Frontier(=politiek programma om via overheidsuitgaven armoede en achterstelling te
bestrijden en de Amerikaanse samenleving en politiek nieuwe doelen te geven
 Meer geld naar onderwijs, nationale ziektekostenverzekering
Door Congres, niks van deze plannen kwamen terecht
MOORD KENNEDY!
Vicepresident Lyndon B. Johnson opvolger (democraat, aanhanger New Deal)
-
Maakte het idee van Kennedy waar
Door schok moord Kennedy geen tegen stemmen
1964: Johnson groot hervormingsprogramma: Great Society
-
Fair Deal voltooien + flink uitbreiden
Johnson  met grote meerderheid herkozen
-
Republikeinen + Conservatieve democraten konden geen wet meer stoppen, in Congres de
Democraten in meerderheid
Ziektekostenverzekering, veel geld naar onderwijs en milieuwetten ingevoerd
 Betaald door omhoogschietende belastingsinkomsten
1967: Vietnamoorlog (veel geld)
-
Johnson moest bezuinigen op hervormingsprogramma
Hierna ging alles met Johnson bergafwaarts
Paragraaf 4.3. Burgerrechten: succes en frustratie
Truman  vóór gelijke zwarte rechten
-
Verbood rassendiscriminatie
In Fair Deal voorstellen om in heel Amerika de rassen discriminatie tegen te gaan
1940-1950 miljoenen zwarten van Zuidelijke platteland naar industriesteden
-
Zwarte middenklasse
Langzamerhand werden zwarten geaccepteerd
NAACP won belangrijke rechtzaken
Rassenscheiding in het onderwijs  zo snel mogelijk voorbij
-
Bepaald door Hooggerechtshof
Zuidelijke staten: weigerde dit
Arkansas (1957)  in het plaatsje Little Rock
-
Blanke school accepteerden zwarten
Rellen op straat
Eisenhouwer stuurde federale troepen om zwarten te beschermen
Civil Rights Movement (burgerrechtenbeweging)= streefde naar gelijkberechting van de zwarte
bevolking. Vanaf 1955 onder leiding van Martin Luther King een beweging die actie voerde in het
Zuiden
Montgomery, Alabama  Rosa Parks werd gearresteerd omdat ze weigerde haar zitplaats af te staan
aan een blanke
Busboycot= meer dan een jaar lieten de zwarten in Montgomery de bus staan
 Maakte Martin Luther King beroemd
Martin Luther King
-
Wilde zonder geweld verzet tonen
Protestmarsen
Sit-ins (zo lang mogelijk in de weg zitten totdat ze weggesleept werden of hun zin kregen)
In cafés, restaurants, hotels enz.
Ku Klux Klan herleefden door deze zwarten demonstraties
-
Door geweld werden zwarte betogers sterker
Kennedy: Civil Rights Act= gelijkberechting van zwarten werd afgedwongen. Discriminatie werd
verboden
Congres onder druk: een ‘Mars’ in Washington
-
Kwart miljoen demonstranten (ook blanken)
Toespraak king: ‘I have a dream’
-
Hoopte op zwarten en blanken die vreedzaam leefden
1965 King: kiesrechtdemonstratie in Alabama
-
King werd opgepakt en in gevangenis gegooit
Johnson: Voting Right Act= wet uit 1965 die zwarten ook kiesrecht gaf, officieel einde aan wettelijke
achterstelling zwarten
In praktijk: nog steeds racisme + discriminatie
Zwarten aangesloten bij: Nation of Islam(= zwarte islamitische beweging die zich afzette tegen de
blanken. Wilden eigen natie voor de zwarten. Malcolm X (leider) zag zwarten als superieur ras.
Blanken zouden duivels zijn
-
Malcolm X vanaf 1964 wees opeens elke vorm van racisme af
Vermoord door drie leden van de Nation
Black Panthers (1966)= beweging van zwarten die de blanke heerschappij met geweld wilde stoppen.
Pleegde moorden op poliite. 1970 einde
-
1965 LA tienduizenden zwarte jongeren plunderen en brandstichten
Veel rassenrellen in opeenvolgende jaren
Martin Luther King  vermoord door blanke racist (1968)
Paragraaf 4.4. De eerste jaren van de Koude Oorlog (1945-1949)
Na 2e WO  VS & SU : Supermachten
-
In oorlog bondgenoten, nu vijanden
Elkaar bestrijden, zonder militaire confrontatie
Koude oorlog=vijandschap zonder regelrechte oorlog tussen de VS en de SU vanaf de Tweede
Wereldoorlog tot 1989
-
Vrije wereld (kapitalisme) VS. Het communisme
Roosevelt: probeerde basis te leggen  naoorlogse samenwerking
Roosevelt overlijdt, Truman komt
Vervolgconferentie Juli 1945 (Conferentie van Potsdam)
-
Truman nieuwe president, kon het niet vinden met Stalin
Geen duidelijke afspraken ontstonden
Amerika had de atoombom  Rusland bang
6 + 9 Augustus 1945  atoombommen op Japan
-
Hiroshima en Nagasaki
Na een paar dagen Capituleerde Japan
Stalin  communistische dictaturen in Oost-Europa
‘ijzeren gordijn’: scheiding tussen het ‘Oostblok en het ‘Westen’
Amerika: bang voor communistische wereldrevolutie
-
Eerder optreden tegen fascisme
Turkije + Griekenland  bedreigd door communisme 1947
Trumandoctrine= het uitgangspunt dat de VS landen helpen in de strijd tegen het communisme
(containmentpolitiek)
Marshallhulp= economische en financiële hulp voor economische wederopbouw van West-Europa.
Onderdeel van containmentpolitiek
-
Door Amerikaanse minister van Buitenlandse zaken: George Marshall
Omdat armoede voedingsbodem van het communisme was
1948: crisis in Berlijn
- Westerse bezetters nieuwe munt in Duitsland
 Stalin sloot wegen naar Berlijn af (blokkade van Berlijn )
Amerikanen bevoorraden West-Berlijn via de lucht
Mei 1949: Stalin gaf blokkade op
Westelijke zones samengevoegd: democratische en kapitalistische Bondesrepubliek Duitsland
Oostzone: Communistische DDR
Mei 1949 : militair bondgenootschap NAVO (Noord Atlantische verdragsorganisatie)
-
VS, Canada, Turkije en vele europese landen
Een aanval op één van hen is een aanval op allen
Paragraaf 4.5. Wereldwijde Koude Oorlog (1950-1965)
SU: had atoombom
China: Mao (communist) greep de macht
1949
Juni 1950: communistische Noord-Korea valt Zuid-Korea binnen
-
Amerikanen verjoegen de Zuid-Koreanne
Korea-oorlog= oorlog tussen Noord-Korea en China (met hulp van de SU) en de VS, Zuid Korea en
Westerse bondgenoten. In 1945 was Korea verdeeld in een Amerikaanse zone in het Zuiden en een
Sovjet zonde in het Noorden
-
Eindigde in 1953 met wapenstilstand
Vietnam: Ho Chi Minh in 1945 onafhankelijkheid uitgeroepen
-
Frankrijk probeerde kolonie te heroveren
Frankrijk vs. Vietminh (gewapende communistische beweging in Vietnam onder leiding van Ho Chi
Minh)
Amerikanen waren vóór dekolonisatie, maar niet onder communistische leiding
-
VS steunde Frankrijk met geld en wapens
1954 Frankrijk gaf op
VS ging door: president Eisenhouwer dacht dat als je de eerste laat vallen dat de rest razendsnel zou
omgaan
Vietnam: Communistische Noord en VS gesteunde Zuid
Dominotheorie(= het idee dat een communistische overwinning in een gebied ook zou leiden dat
andere gebieden rondom ook in communistische handen kon vallen) vanaf 1954 uitgangspunt
Amerika
Wapenwedloop tussen wereldmachten
-
Steeds meer en steeds krachtigere wapens
Vanaf 1955: intercontinentale raketten
-
Zo konden ze elkaars hele grondgebied bestoken
Wedloop in de ruimte
1957: SU als eerste satelliet in een baan rond de aarde
1961: SU als eerste bemande ruimtereis
1969: Neil Armstrong (VS) 1e man op de maan
13 Augustus 1961: DDR in Berlijn:
Berlijnse muur= zwaarbewaakte grensversperring rond West-Berlijn
-
Kennedy legde zich hierbij neer
1962: Amerikanen ontdekten kernraketten op Cuba
-
Kennedy eiste dat de SU deze weg moest halen
Cuba: eerste communistische bondgenoot van de SU
Chroesjtsjov: trok zich niets aan van Kennedy
-
Een week bijna kernoorlog
Uiteindelijk verwijdering van kernwapens op Cuba
Na Cubacrisis  spanning nam af
Vietnam: onrustig
-
Zuid-Vietnam werd aangevallen door communisten
Meer hulp vanuit VS aan Zuid-Vietnam
Na Kennedy’s dood: President Johnson
-
Na ‘zogenaamde’ aanval op Amerikaanse oorlogsschepen harde militaire aanpak in ZuidVietnam
Half miljoen amerikanen in Zuid-Vietnam
Tonkinresolutie= gaf president Johnson toestemming om tegen Vietnam alle noodzakelijke
maatregelen te nemen om elke gewapende aanval tegen Amerika te vergelden
Download