- Scholieren.com

advertisement
Samenvatting maatschappijwetenschappen: Criminaliteit en
Rechtstaat
1.1
Crimineel gedrag  alles waarbij mensen de rechtsregels overtreden die de overheid namens de
samenleving stelt.
Aan de basis van regel staat waarde:
Een principe dat mensen belangrijk vinden om na te streven.
Norm afgeleid van waarde. Normen = gedragsregels. Verschillende normen:
- Religieuze normen;
- Morele normen;
- Fatsoensnormen;
- Rechtsnormen.
Norm overschreden  normoverschrijdend gedrag
Sommige normen vertegenwoordigen zulke belangrijke waarden in samenleving  zijn als
rechtsregels vastgelegd in zogenaamde rechtsbronnen bijv. wetten, gemeentelijke verordeningen,
Algemene Maatregelen van Bestuur en ministeriële regelingen. Rechtsregels hebben voorrang boven
andere normen.
Wie rechtsregels overtreedt, vertoond onmaatschappelijk en crimineel gedrag.
Jurisprudentie:
Het geheel aan rechterlijke uitspraken.
Voorbeeld van interpretatie van wetsartikel:
Diefstal:
Het wegnemen van enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, met het oogmerk om
het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Als wet te vaag is, nemen rechters beslissingen wat na verloop van tijd een nieuwe wet wordt.
Rechtsregels zijn zowel voor overheid als voor burgers belangrijke middelen om:
 Rechtszekerheid te bieden. Rechtsregels regelen verhoudingen tussen mensen.
 Orde aan te brengen in maatschappij.
 Onafhankelijke rechtspraak te waarborgen. Rechtsregels moeten zorgen dat iedereen in
samenleving kan rekenen op gelijke onafhankelijke rechtspraak.
Belangrijk deel van rechtsregels is in 1886 vastgelegd in wetboek van Strafrecht. In loop van tijd
wordt wetboek herhaaldelijk aangepast om twee redenen:
1. Sommige rechtsregels geschrapt vanwege afwijkende normen en waarden van
maatschappelijke aanvaardbaarheid. Sommige gedragingen zijn niet strafwaardig (bijv.
spugen). Door aanpassingen blijven rechtsregels in overeenstemmingen met normen die in
samenleving horen.
2. Samenleving is complexer geworden, vooral door informatietechnologie zijn gedragingen
ontstaan die strafbaar zouden moeten zijn. Ook is er aanscherping van privacyrecht
vanwege makkelijk ophalen van gegevens.
Rechtsregels zijn tijd –en plaatsgebonden.
1.2
Criminaliteit:
Elk door de overheid bij wet strafbaar gesteld gedrag.
De juridische benaming voor strafbaar gedrag  delict. Niet alle gedragingen worden als crimineel
ervaren.
Misdrijf:
Wat meer ernstige strafbare feiten. (moord, diefstal)
Overtreding:
Wat minder ernstige strafbare feiten. (door rood rijden)
In gewone spreektaal is criminaliteit:
Alle misdrijven die in de wet staan omschreven.
CBS gebruikt definitie van criminaliteit in spreektaal i.p.v. juridische definitie, omdat de
spreektaaldefinitie meer in overeenstemming is met de geldende moraal in de samenleving.
Als in de samenleving voldoende overeenstemming is, wordt een nog niet strafbaar gedrag
opgenomen in het Wetboek van Strafrecht  criminalisering:
Het strafbaar worden van bepaald gedrag.
Andersom kan ook  decriminalisering:
Strafbaar gedrag wordt uit het Wetboek van Strafrecht gehaald.
In NL hebben regering+parlement wetgevende m8.
Strafbaar gedrag kan ingedeeld worden naar soort delict:
 Delicten tegen openbare orden en gezag (beledigen van ambtenaar in fucntie);
 Geweldsdelicten tegen leven en persoon;
 Ruwheiddelicten (vernieling, graffiti);
 Vermogensdelicten (diefstal, verduistering);
 Seksuele delicten
 Verkeersdelicten (rijden onder invloed boven promille);
 Drugsdelicten (harddrugbezit en de verkoop);
 Economische delicten (vleesverkoop met teveel sulfiet);
 Milieudelicten (asbest lozen, boven illegaal kappen)
Criminologen:
Wetenschappers die crimineel gedrag bestuderen.
Naast delictsoort wordt ook het onderscheid gemaakt in veelvoorkomende –en zware criminaliteit.
Veelvoorkomende criminaliteit/’kleine criminaliteit’ winkeldiefstal, hooligans, diefstal,
zwartrijden.
Zware criminaliteit  moord, inbraak, verduistering, afpersing, harddrugverkoop.
Bijzondere vorm van zware criminaliteit is georganiseerde criminaliteit en wordt gedaan door een
groep mensen.
1.3
Codex Hammoerabi  oudste bekende geschreven wetgeving. Criminaliteit staat hoog op de
publieke agenda: media publiceren vaak erover en men verwacht dat de overheid actie
onderneemt. Ook de culturele dimensie is in dit opzicht van belang: de dominante cultuur in NL vraagt
enerzijds om individuele vrijheid en anderzijds om zo groot mogelijke veiligheid.
Vanwege grote maatschappelijke gevolgen en door verschillen van meningen over de beste aanpak
v.d. maat. gevolgen staat criminaliteit lang op de politieke agenda en is het een politiek
probleem geworden. Criminaliteit is politiek probleem, omdat ’t een ernstige bedreiging v.d.
rechtsorde is. handhaven v.d. openbare orde en veiligheid verschaffen zijn de basisfuncties v.d. staat.
 als dit niet lukt en dit loopt in gevaar  wordt het gevaar voor eigenrichting groter en hebben
mensen lak aan de wet.
Materiële schade door criminaliteit loopt in de € mlden per jaar. ’t Gaat daarbij om:
 Directe financiële schade aan burgers, bedrijven en overheid. Bijv. bij inbraak;
 Indirecte financiële schade. Zijn er veel winkeldiefstallen wordt de schade doorgerekend aan
de klant en stijgen de verzekeringspremies;
 Kosten voor bestrijding van criminaliteit voor burgers, bedrijven en overheid.
Naast materiële schade, kan criminaliteit/delicten ook immateriële gevolgen hebben wat niet in
geld uit te drukken is:






Gevoelens van onveiligheid;
Probleme door inbreuk op de geestelijke –en lichamelijke integriteit of persoonlijke
levenssfeer;
‘vermijdingsgedrag’, ’s avonds niet meer op straat gaan als je bent lastiggevallen;
Psychosomatische problemen;
Aantasting van rechtsgevoel van mensen;
Posttraumatische stressstoornis.
Criminaliteit bestrijden is niet alleen de taak v.d. overheid, ook burgers, bedrijven en maatschappelijke
instelling zijn betrokken bij criminaliteit. Particuliere initiatieven om criminaliteit te voorkomen zijn
bijv. huisbeveiliging en burgerw8en inzetten. Bedrijven beveiligen winkels en kantoren met camera’s,
poortjes, luiken en particuliere bewakingsdiensten. Maatschappelijke instellingen en organisaties
die belangen van de dader en sl8offers behartigen zijn officieel zelfstandig, maar financieel afhankelijk
v.d. overheidssubsidies.
Coornhert Liga streeft naar humanisering v.h. strafrecht en houdt zich bezig met de belangen van
verd8en en (ex)gedetineerden. De vereniging is genoemd naar Dirck Volckertszoon Coornhert en hij
wilde gevangenen zinvolle arbeid geven i.p.v. lijfstraffen. De taakstraffen zijn deels afkomstig v.d. C.L.
Reclassering  vormt maatschappelijk werk voor verdachten en (ex)gedetineerden met 3
hoofdtaken:
1. Hulp verlenen aan mensen die met justitie in contact zijn gekomen. Hulp voor
exgedetineerden in de samenleving.
2. Onderzoek+voorlichting over de achtergrond van verdachten voor de officier van justitie en
de rechter. De reclassering beschrijft in een rapport de persoonlijke situatie v.d. verdachten.
3. Voorbereiden en begeleiden v.d. taakstrafuitvoering.
In NL zijn rechten van sl8offers vastgelegd in de wet.
 Sl8offer heeft recht op informatie. Politie+justitie zijn verplicht ’t sl8offer info te geven over
de aangifte en de evt. ID v.d. dader.
 Sl8offer heeft spreekrecht. Sl8offer kan in sl8offersbrief de gevolgen v.h. misdrijf aangeven.
Brief wordt door ovj Voorgelezen.
 Sl8offer heeft recht op schadevergoeding. Sl8offer kan of. Van jus. Vragen om de geleden
schade tijdens de zitting te laten horen.
Niet in alle gevallen krijgt t sl8offer schade uitbetaald  sl8ofer kan dan beroep doen op
Schadefonds Geweldsmisdrijven. Slachtofferhulp biedt hulp bij misdrijven. Stichting Blijfvan-mijn-Lijf biedt sl8offers hulp van huiselijk geweld. Voor discriminatie is er Meldpunt
Discriminatie. Voor zinloos geweld is er Stichting tegen Zinloos geweld.
2.1
Kwantitatieve en kwalitatieve methoden gebruikt om aard+omvang criminaliteit te meten.
Kwantitatieve methode verzamelt gegevens of ondervraagd mensen. Onderzoek wordt in % of
cijfers getoond. Kwalitatief onderzoek wordt gebruikt bij diepgaande info (interviews)
Niet alle onderzoeksmethoden zijn betrouwbaar  iedere methode heeft voor- en nadelen. Bij
betrouwbaarheid berusten gegevens niet op toeval. Onderzoek is betrouwbaar als ’t goed gemeten
is. validiteit: onderzoek meet, wat het moet meten. Generaliseerbaarheid  mate waarin
onderzoek als algemeen geldig wordt gezien. Voor de generaliseerbaarheid van onderzoek is ’t nodig
dat onderzoeker let op onderzoekspopulatie.
Onderzoeksmethode; politiestatistieken
Is niet altijd betrouwbaar. Geeft geen beeld van alle misdrijven, maar alleen geregistreerde
misdrijven  geeft beperkt beeld aantal delicten om 3 redenen:
 Er wordt niet altijd aangifte gedaan.
 Er zijn onontdekte delicten (dronken rijden)
 Er zijn minder zichtbare delicten (fraude)
Onderzoeksmethode; rechtbankstatistieken
Laat klein deel v.d. criminaliteit zien. Niet alles komt voor de rechter. 2 redenen:
 Deel v.d. opgeloste strafzaken wordt geseponeerd, bijv. bij ‘first-offenders’, ( je komt voor ’t
eerst in aanmerking met justitie), als je jong bent of als je al genoeg gestraft bent.
 Dader een transactie bieden.
Geregistreerde criminaliteit geeft geen betrouwbaar beeld van alle criminaliteit. Aan de hand van
geregi. Criminaliteit is ’t moeilijk te zeggen of criminaliteit toe- of afneemt. 3 redenen:
 Selectieve opsporing. Meer controles verhoogt geregi. Criminaliteit.
 Toename regels en wetten zorgen voor meer delicten.
 Misdrijfregistratie is niet altijd nauwkeurig  gekleurd door subjectieve beoordeling door
ovj; de ene ovj noemt ’t mishandeling, de ander een poging tot doodslag.
Om beeld te krijgen van niet-geregistreerde criminaliteit worden sl8offer- en daderenquêtes
gebruikt.
Slachtofferenquête
Bij sl8offerenquête wordt aan zo veel mogelijk man gevraagd of sl8offer is gezien. Gevraagde blijft
anoniem. Voordeel  misdrijven waar niet snel aangifte voor wordt gedaan, komen aan t licht. Uit
sl8offerenq. Blijkt  er is angst. Sl8offerenq. Hebben ook nadelen:
 Sommige mensen zijn niet ondervraagd waardoor ze sl8offer lijken.
 Delicten verzwijgen voor enquêteur.
 Enquête is subjectieve mening. Antwoord is afhank. Van ondervraagden persoonlijke
beleving. Enquête meet gevoeligheid voor criminaliteit.
 Meet alleen veelvoorkomende delicten. Ernstige delicten komen minder voor 
steekproef is niet representatief.
 Slachtofferloze criminaliteit valt buiten methoden (te hard rijden).
Daderenquête/ ‘self report studies’
Vraagt of men een misdrijf heeft gepleegd. Deze enquête geven meest complete beeld. Wordt niet
altijd eerlijk beantwoord.
Kwalitatief onderzoek
Legt nadruk op resultaten in cijfers uitdrukbaar. Diepte-interviews 8erhalen betekenis van het sl8offerzijn. kenmerk van kwal. Onderzoek  open vraagstelling.
2.2
Door media krijg je ander beeld van criminaliteit dan werkelijkheid. Referentiekader over
criminaliteit wordt niet altijd door media bepaald. Je kunt nu zelf info zoeken. Toch bepalen
massamedia grootste beeldvorming en ontstaat zo generaliserend en stereotiep beeld van
criminaliteit met 2 kenmerken:
1. Criminaliteit heeft vooral met geweld te maken;
2. Aandeel zware criminaliteit is groot.
2.3
Langetermijnontwikkelingen van criminaliteit
NL 1950

NL nu
 Meer inwoners
 meer geregistreerde misdrijven
 meer vernielingen en delicten tegen openbare orde
 meer geweldsmisdrijven
 meer onopgehelderde misdrijven
Toename v.d. criminaliteit houdt verband met aantal ontwikkelingen
 afname overheidsgezag. Overheid moet respect verdienen.







Afname betekenis maatschappelijk middenveld als gevolg van individualisering  minder
sociale controle.
Vervaging maatschappelijke normen+waarden. Toename veelvoorkomende criminaliteit
hangt samen met secularisatie en ontzuiling.
Toename welvaart  er is meer te halen.
Afname pak- en strafkans. Pakkans  kans dat je wordt opgepakt. Strafkans 
pakkans+zekerheid v.d. straf.
Toename werkloosheid. Naast uitkering krijgen ook zwartwerken.
Technologische ontwikkelingen. Digitalisering+internet leidt tot criminele mogelijkheden.
Internationalisering. Open grenzen zorgen voor meer criminelen.
Criminaliteit is toegenomen. Geregistreerde criminaliteit is afgenomen  daling van aantal
geregistreerde vermogensdelicten. Ondanks daling  angst is ’t zelfde. Geweldsmisdrijven zijn
toegenomen, sinds jaren ’60 met 700%. Geweldsmisbruik heeft verband met betere beveiliging.
Ondanks stijging geweldsdelicten  NL = veilig. VS zijn 10x dode door misdrijven.
3.1
Verschillen criminaliteit hebben te maken met:
 Geslacht;
 Leeftijd;
 Maatschappelijke positie;
 Etnische afkomst;
 Locatie.
Geslacht
Criminaliteit komt vooral voor bij mannen.
Leeftijd
Vooral in adolescentieperiode worden delicten gepleegd. Vooral veelvoorkomende criminaliteit.
Voor oververtegenwoordiging van jeugdige delinquenten zijn aantal verklaringen:
 Grenzen opzoeken en maatschappelijke normen overschrijden horen bij opgroeien. Veel
delinquenten stoppen na verloop van tijd.
 Veel jongeren worden met sociale problemen geconfronteerd. Vaak ontbreken social
vaardigheden om problemen te lijf te gaan.
 Segregatie vergroot de kans om met politie+justitie in aanraking te komen. Segregatie 
geen kans op normale baan, uitgesloten worden van economisch leven, geen perspectief op
sociale mobiliteit en maatschappelijke participatie.
Vooral mensen met lagere maatschappelijke positie vertegenwoordigen delicten, inbraak, diefstal.
Werklozen komen vaker in aanraking met politie+justitie.
Vermogensdelicten komen vooral voor in hogere en middenklasse. Criminaliteitsvorm heet ook wel
witteboordencriminaliteit.
Allochtone groepen oververtegenwoordigen delicten als diefstal en drugscriminaliteit, maar zijn
ondervertegenwoordigd in delicten als fraude.
Verschillen tussen allochtonen – autochtonen valt te nuanceren
 In harde kern v.d. jeugdcriminaliteit  evenveel allochtonen als autochtonen.
 Allochtonen zijn niet 1 groep. Marokkaanse en Antilliaanse jongeren komen meer in aanraking
met politie+ justitie dan andere allochtone jongeren.
 Meeste allochtonen behoren tot de lagere maatschappelijke klasse.
Verstedelijking zorgt voor meer criminaliteit in steden dan in kleine steden: in grote steden wonen
meer kansarme jongeren, is minder sociale controle en is meer criminele gelegenheid.
3.2
Criminologie:
Wetenschap die zich bezighoudt met de bestudering van menselijke gedragingen die door de
wetgever strafbaar zijn gesteld en van de wijze waarop de verheid en de rest van de maatschappij
daarop reageert.
Binnen criminologie is onderscheid gemaakt tussen beschrijvende- en theoretische criminaliteit.
Beschrijvende criminaliteit is gericht op:
 Aard, omvang, spreiding+ontwikkelingen van crimineel gedrag en criminaliteit.
 Beschrijvingen v.d. type daders (veelplegers, first offenders)
 Beschrijvingen v.d. type sl8offers.
 Beschrijvingen v.d. doelwitten van criminaliteit.
 Onderscheid maken tussen gewelds- en georganiseerde criminaliteit.
Theoretische criminologie probeert crimineel gedrag te verklaren. Onderscheid in 3
benaderingssoorten:
1. Microniveau: criminaliteit vanuit individu verklaren. Onderzoek gericht op biologische en
psychologische factoren.
2. Midden- of mesoniveau: criminaliteit benaderen vanuit individu in relatie tot z’n directe
leefomgeving. Nadruk op sociaalpsychologische factoren.
3. Macroniveau: criminaliteit bekijken vanuit structurele en culturele kenmerken van
samenleving als geheel. Criminaliteit als maatschappelijk verschijnsel opvatten. Sprake van
sociologische factoren.
Microniveau: biologische en psychologische verklaringen
5% v.d. jongeren behoort tot persistente delinquenten vaker crimineel gedrag tonen en ernstige
delicten plegen. Onderzoek naar die daders splits in 2 richtingen:
 Onderzoek naar biologische verschillen als genetische en neurofysiologische
kenmerken. Kinderen met lage hartslag  asociaal gedrag; minder bang voor straf en
hebben minder angst. Verhoogd testosteron  agressief gedrag.
 Onderzoek naar psychologische verschillen als cognitieve en functionele
persoonlijkheidskenmerken. Impulsiviteit, sensatiezucht, lage intelligentie psychiatrischeen persoonlijkheidsstoornissen kunnen crimineel gedrag veroorzaken.
Maar er is geen causaal verband tussen biologische/psychologische kenmerken en crimineel gedrag.
Attention Deficit and Hyperactivity Disorder (ADHD-)syndroom. ADHD komt veel voor bij
jongeren die in aanmerking zijn gekomen met politie+justitie. maar van alle ADHD’ers komt ’t
merendeel niet in aanraking met pol.+just.  ADHD is niet determinerend (allesbepalend)
Er is veel onderzoek op de vraag: ‘’Zorgen omgevingsfactoren dat erfelijke factoren negatief
ontwikkelen’’? omgevingsfactoren in dit geval risicofactoren (gezin, school, buurt, vrienden)
Mesoniveau: Sociaalpsychologische verklaring
Mesoniveau: kans is groter dat iemand crimineel gedrag toont, als problemen optreden in primaire
en secundaire socialisatie. Primaire socialisatie  gezin. Secundaire socialisatie school,
leeftijdgenoten, vereniging, kerk.
 Gezin. Gezinsproblemen kunnen leiden tot gedragsstoornissen. Daders krijgen weinig
aand8 of kind wordt aan lot overgelaten. Als ouders kind niet corrigeren, kan
normvervaging toenemen, omdat kind niet stopt met vandalisme uitproberen.
 School. Kind komt met nieuwe normen in aanraking en moet omgaan met nieuwe
autoriteiten  lukt jongeren niet?  kans met justitie in aanraking te komen. Er is verband
tussen spijbel- en licht crimineel gedrag.
 hoe ouder, hoe groter invloed van leeftijdsgenoten  ‘peergroup’. Veel vormen van
jeugdcriminaliteit is in groepen. Niet meedoen?  eruit. Crimineel gedrag is



rechtvaardiging. Ander gevolg groepsgedrag  schuldgevoel verdwijnt. Met gedrag is niets
mis  ontkenning eigen verantwoordelijkheid voor crimineel gedrag => neutralisatie.
Conflicten tussen dominante cultuur – subcultuur. Kunnen leiden tot normafwijkend en
crimineel gedrag. Dominantie cultuur botst met groepen die niet deel willen/kunnen
uitmaken van domin. Cultuur. Door m8eloosheid+ onafhankelijkheid kan binnen subcultuur
spanningen ontstaan.
Kans dat kinderen uit achterstandswijken crimineel worden, is veel groter dan kind uit
rijker deel. In 8erstandswijken is minder aand8 voor publiek domein en gebrekkige sociale
controle.
Invloed kerk en het verenigingsleven op jeugd verschilt. Jongeren zijn actie in
verenigingsleven  minder contact met justitie.
Macroniveau: sociologische verklaring.
Maatschappelijke ontwikkelingen: veranderde normen+waarden, toename welvaart,
werkloosheid, kleine pak- en strafkans, minder sociale controle. Factoren beïnvloeden crimineel
gedrag en hebben te maken met maatschappelijke ongelijkheid. Als maat. ongelijkheid leidt tot sociale
desintegratie of sociale onrechtvaardigheid  kans op crimineel gedrag is groter.
Sociale desintegratie:
Mensen voelen zich niet langer verbonden met anderen in de samenleving.
Sociale onrechtvaardigheid:
Ontstaat wanneer mensen onvoldoende maatschappelijk perspectief hebben.
3.3
Sociobiologische theorie
Edward Wilson  menselijk gedrag wordt bepaald door genetische bepaaldheid. Willem
Buikhuizen  wil gevangen en jongens in kindertehuizen onderzoeken of crimineel gedrag
aangeboren is en samenhangt met biologische factoren  veel ophef+discussie. Door ontdekking
DNA mening sociobiologietheorie genuanceerd. Lombroso  crimineel te herkennen aan uiterlijk.
Aangeleerd-gedragtheorie
Edwin Sutherland crimineel gedrag = aangeleerd. In contact komen met criminelen zelf
crimineel worden. Primaire en secundaire socialisatie is bepalend. Criminelen verschillen niet van
anderen  geen afwijkende persoonlijkheidskenmerken en hebben dezelfde doelen als anderen.
Hebben alleen verkeerd gedrag aangeleerd om doelen te bereiken.
Gelegenheidstheorie
Gebaseerd op rationele keuzetheorie. Economische theorie bed8 Adam Smith: ‘’Ieder individu
kiest voor zichzelf meest gunstige optie’’. Mens  rationeel denkend wezen, weegt kosten en baten
en maat rationele keuze. Marcus Felson  niveau criminaliteit bepaald door aanwezigheid van
potentiële daders, aanwezigheid van doelwitten en afwezigheid van sociale bewaking  gelegenheid
maakt de dief. Voordeel  beter beveiliging.
Anomietheorie
Robert Merton  criminaliteit in maatschappelijke ongelijkheid komt tot uiting in kloof tussen
levensdoelen – beperkte middelen om doelen te bereiken. Ongelijk verdeeld  niet iedereen kan doel
bereiken. Sommige accepteren beperking en wijzigen doel, anderen worden crimineel. Vorm
normloosheid  anomie (ontkennend A en Griekse nomos, wet)
Etiketteringstheorie
Sociale afkeuring van crimineel is gevolg van gedrag. Howerd Becker’s etiketteringstheorie/
stigmatiseringstheorie zegt dat sociale afwijking juist oorzaak is van crimineel gedrag. Als je etiket
‘crimineel’ krijgt stimulans juist te gaan stelen.
Bindings-integratietheorie
Travis Hirschi  ‘’Waarom plegen de meeste mensen geen misdaad’’? We hebben bindingen
waardoor we netjes zijn we netjes zijn en deze niet op spel willen zetten (familie, vrienden, collega’s)
 remmen neiging. Als bindingen ontbreken  neiging crimineel te worden. Bindingen herstellen 
criminaliteit bestrijden. Nadruk ligt op slechte bindingen.
Socialecontroletheorie
Sampson en Laub  belang aan dreiging uitgaande van sancties. Bij sancties horen formele straffen
en berispingen(informele straffen). rol ouders is belangrijk. Hoe minder informaile sociale
controle+slechtere relatie met ouders  grotere kans op crimineel gedrag. Nadruk op gevolgen van
slechte bindingen  gebrekkige sociale controle. Slechte relaties of bindingen vormen zelf de
verklaring.
4.1
Grondbeginselen
Overheid moet aan regels houden bij crimi. Bestrijden. Regels staan in Wetboek van Strafrecht +
Wetboek van Strafvordering. In rechtsstaat gaat ’t om wederzijds vertrouwen  burgers moeten
kunnen vertrouwen dat overh. Geen m8 misbruikt, overheid kan rekenen op gehoorzaamheid +
gezagserkenning  sociaal contract; afspraak tussen burgers – overheid.
Als ’t nodig is, mag overheid als enige geweld misbruiken  geweldsmonopolie overheid.
Rechtsstaat:
Hanteert regels voor burgers en voor de overheid.
In rechtsstaat heeft overh. 2 taken: rechtshandhaving en rechtsbescherming. Wet bepaalt wat
burgers wel/niet mogen  rechtshandhaving. Wet beschermt burger ook tegen optreden overheid 
rechtsbescherming.
Rechtsbescherming tegen overheidsm8 heeft doel: garantie individuele burgervrijheid  te zien aan
aantal beginselen rechtsstaat:
 Politieke machtenscheiding
 Overheid is gebonden aan wet en moet bij taakuitvoering houden aan wettelijke regels.
 Onafhankelijke rechter beslist geschillen tussen burgers en tussen burgers – overheid.
 Grond- of vrijheidsrechten  sterke rechten en inbreuk hierop is alleen mogelijk als
grondwetsartikel ruimte geeft.
Beginselen van rechtsstaat vastgelegd in grondwet in intern.verdragen:
 Grondwet
 Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM)
 Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM)
4.2
Niet alleen plaatselijke verschillen beïnvloeden inrichting rechtsstaat, ook interne ont. beïnvloeden.
Machtenscheiding:
- Wetgevende m8:
In handen van regering + parlement  maken wetten.
- Uitvoerende m8:
In handen van regering, OM, politie, Fiscale Inrichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD), AIVD.
Minister van Jus.  politiek verantw. Voor werk OM en deel voor pol. Voor openbare orde
is burgemeester als 1e en Min. Van BinZa als 2e politiek verantw. Voor politie.
- Rechterlijke m8:
Onpartijdige rechters onafhank. Van regering + parlement.
Onafhankelijke rechters
Trias Politica  belangrijkste voorwaarde voor onafhank. Rechters. Om onafhank. Te waarborgen 
wetten + regels er voor: Art. 117 v.d. grondwet:
- Rechter voor leven benoemd.
- Regering + parl. Kan rechter niet ontslaan.
- Rechtspositie bij wet geregeld.
- Aantal rechters in rechtszaak staat van te voren vast.
Overheid is gebonden aan wettelijke regels
Overh. Gebonden aan regel + wet en staat in Wetboek van Strafrecht  bevoegdheden voor
overh., maar geeft ook grenzen aan.
Uitgangspunten van Wetboek van S.recht:
 Legaliteitsbeginsel: alleen gestraft kunnen worden voor iets wat volgens de wet strafbaar
is. ,, Geen feit is strafbaar dan uit kr8van een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling’’.
 Maximumstraf. Rechter moet met strafbepaling rekening houden met omstandigheden
dader.
 Ne bis in idem-regel: niet meer vervolgd kunnen worden als rechter je vrijspreekt en
daarna is toch bewijs tegen je. In hoger beroep of in cassatie kan niet meer.
 Geen straf zonder schuld, bijv. bij ontoerekeningsvatbaarheid.
 Verjaring. Recht iemand te straffen kan verjaren. Alleen op moord is uitgesloten.
Strafproces
Strafproces:
Procedure van opsporing, vervolging en berechting.
Strafproces  wettelijk vastgelegd in Wetboek van Strafvordering. Doel van dat wetboek 
voorkomen van schending van fundamentele grondrechten van burgers. Enkele regels uit dit wetboek:
 Iedereen recht op eerlijk proces door onafhank. + onpartijdige rechter.
 Onschuldpresumptie: onschuldig totdat rechter je schuldig acht.
 Procedure van vooronderzoek tot terechtzitting is gebonde aan wettelijke voorschriften.
Vorm voor fouten niet correct naleven  vormfouten ontstaan. Politiek krijg info. d.m.v.
huiszoekingsbevel zonder toestemming  onrechtmatig verkregen bewijs.
 Dwangmaatregelen, zoals verd8e vasthouden  wettelijk gebonden. Overh. Recht iemand
in hechtenis te nemen.
 Iedereen recht op adequate verdediging. Mag je zelf doen of (Pro-Deo)advocaat doet je
verdediging.
 Slachtoffers hebben rechten. Mogen verhaal vertellen of schadevergoeding aanvragen.
4.3
Rechtsstaatbeginselen leiden tot discussies, vooral bij dilemma van de rechtsstaat: botsing van
rechtsbescherming en rechtshandhaving: beschermd willen worden, maar ook willen dat overh.
Vrijheid respecteert.
 Mag overheid zomaar info. als telefoon/- internetgegevens vragen? Of is dit privacyschending.
 Mag overheid burgers DNA dwingen af te staan?
Spanning
Tussen bevoegdheden en verantw. Van trias politica bij strafrecht kunnen spanningen ontstaan. Bijv.
bij identificatieplicht: geen inbreuk op g.recht? Werkt ’t niet stigmatiserend? (alleen bij
Tur./Marok.)
Sommige methodes als infiltratie in strijd met principe van rechtsbescherming. Inmiddels met Wet
bijzondere opsporingsbevoegdheden (Wet BOB) rechtgetrokken.
Dubbele pet van de politie. Meer strafbare feiten opsporen kan botsen met openbare orde
handhaven.
OM werkt voor Min. Van Jus., maar maakt del uit van rechtelijke m8. OM moet strafbare feiten
opsporen, maar hebben ook vrijheid zaken wel/niet voor rechter te brengen.
Tussen politiek – OM kan ’t ook soms botsen. Bijv. bij opportuniteitsbeginsel  vervolging is niet
in algemeen belang.
Onafhankelijkheid van rechter kan ook in gevaar komen: toename werkdruk  sneller + minder
nauwkeuriger zaken behandelen. Of door maatschappelijke druk: vanuit politiek, sam.leving, media
opgeroepen worden voor hogere straffen.
4.4
Ander dilemma  ongelijke kansen m.b.t. recht.
Klassenjustitie:
Het sociale milieu speelt een rol bij de opsporing, vervolging en berechting van verdachten,
Hoger sociale milieu wordt bevooroordeeld boven lagere sociale klassen.
Klassenjustitie voorkomen door:
 Iedereen is gelijk voor wet.
 Iedereen heeft recht op eerlijk proces.
Selectief optreden
Politie bepaalt voor een deel wie ze aanhoudt/bekeurt. Mensen in ‘duurdere’ buurt milder behandeld
dan mensen uit lagere sociale klasse.
Ovj straffen zwaarder bij mensen uit lager milieu, recidive, werklozen en allochtonen.
Verklaringen
Voor klassenjustitie 2 redenen:
 Mensen uit hoger milieu (door inkomen, opleiding, cultuur) zijn beter in staat hun belangen
te behartigen.
 Rechters + ovj komen ook uit hoger milieu  verd8e die tot hetzelfde milieu behoort en
zelfde ‘taal’ spreekt, wordt eerder begrepen. Oordelen ook eerder bijv. vooroordelen +
stereotypen bij verd8en uit voor hun minder bekende milieus.
Selffulfilling prophecy onstaat: politie, OM en rechters verw8en crimineel gedrag bij bepaalde
bevolkingsgroepen en handelen daar vervolgens naar.
5.1
Overheidsbeleid in NL gericht op 2 sporen:
- Preventie waar ’t kan (crimi. Voorkomen)
- Repressie waar ’t moet (strafrechtelijk optreden)
Overh. Beschikt over soorten beleidsmaatregelen.
Groeiende crimi. Zet veiligh. Hoog op politieke + publieke agenda. Daarom plaatst overh.
Criminaliteitsbestrijding binnen een integraal veiligheidsbeleid  beleid richt niet alleen op zware
crimi. Of veelvoorkomende crimi. Ook tegengaan van overlast, bijv. hangjongeren.
Centraal in integraal veilig.beleid  voorkomen en reduceren van crimi.+overlast. Nieuw in dit
beleid  medeverantw. Burgers voor preventie van crimi.+overlast. Veilig.beleid kent
tweesporenbeleid  bekijken welke preventieve maatregelen mogelijk zijn of waar repressie moet
worden gevolgd.


-
Preventieve maatregelen kunnen worden genomen voordat het delict heeft
plaatsgevonden. Bijv:
Sociale controle versterken.
Voorlichting.
Bebouwde omgeving aanpassen  meer sociale veiligh.
Structurele maatregelen zoals scholing en werkgelegenheid.
Repressie: door jus.+ pol
Het optreden als de criminaliteit als heeft plaatsgevonden.
Meer cellen zijn gebouwd om misdadigers op te sporen.
Pol.+ jus.  extra bevoegdheden gekregen zoals Wet BOB  geeft pol. + OM mogelijkheden.
Pol. Mag inkijkoperaties uitvoeren en infiltraten inzetten voor geregis. Crimi.
Repressieve maatregelen kunnen preventief effect hebben. lik-op-stukbeleid laat men beter gedragen.
Binnen





integraal veilig.beleid aantal zijn een aantal beleidsterreinen:
Opsporingsbeleid. Pol. + jus. Beslissen welk misdaad meeste aand8 krijgt van pol.
Vervolgbeleid. Welk delict komt voor rechter en wat niet?
Gevangenisbeleid. Verschillende gevangenisregimes  resocialisatiekansen voor versch.
groepen. Cellen bouwen valt onder gevan.beleid.
Nieuwe wetgeving  bestaande wetten aanscherpen.
Preventief beleid. Vooral gemeentes met cameratoezicht.
Op gebied van veiligheid ook aantal ont.:
 Bevoegdheden uitbreiden. Door Wet BOB en Wet terroristische misdrijven  bevoegdheden
voor overh. Voor opsporing. Vroegsporing  proactivering v.d. opsporingsbevoegdheid 
inkijkop. + infiltr. Zorgen voor verd8e verdenkingen.
 Toename inbreuk persoonlijke levenssfeer. Mensen vrij om keuzes te maken, maar overh.
Wil verkeerde keuzes uitsluiten. Bij terreurverd8e redelijk vermoeden van schuld niet langer
spraken.
 Crimi. Beleid in elkaar schuiven en de bestrijding van overlast. Voor beide beleiden, zijn
maatregelen ontwikkeld buiten strafrecht. Bijv. voetbalwedstrijd verbieden  bestuurlijke
oponthouding.
5.2
Als reactie op toename veelvoork. Crimi.--> Commissie Roethof opgericht. N.a.v. commissie min.
Van Jus. Experimenteert preventieprojecten en ondersteunt finan.. Meeste projecten hebben 3
pijlers:
 Intensivering van functioneel toezicht.
 Daders meer binden bij sam.leving.
 Verbeteren + herinrichten v.d. gebouwde omgeving.
Nadruk bij bestrijding van veel.voork. crimi. Op voorkomen ervan, overh. Ook repressieve mogelijkh.
Naar schatting enkele mlnen winkeldiefstallen p.j.  omzetverlies van € 1 mld p.j. winkeldiefs.
Bestreden met preventieve maartregelen. Door bedrijven zelf met ondersteunende repressieve maatr.
Van overh.. Maatregelen van winkeliers:
 Technische maatregelen (camera’s, poorten);
 Meer winkel/bewakingspersoneel;
 Personeel trainen + motiveren.
Maatregelen van overheid:
 Stimulans stilalarmgebruik;
 Heling zwaarder aanpakken;
 Optellen van kleine zaken van draaideurcrimi.
Veelvoork. Crimi. Vaak gepleegd door jongeren. Bij bestrijden jeugdcrimi. Let overh. Dat jongeren
geen echte crimineel worden:
 overtredingen + misdrijven door -18 jr. vallen onder kinderrechter. 16-18 jr. kan ook via
volwassenenrecht.
 Jongeren voor eerst in aanraking met pol.  Bureau Halt.
 Werkgelegenheidsprojecten bieden jongeren perspectief, tegen verleiding van ’t snelle geld.
Om geregis. Crimi. Te bestrijden hebben pol. + jus. Meer opsporingsbevoegdheden  Wet BOB:
inkijkop., infiltratie. Jus. Mag anonieme getuigen gebruiken. Ook kroongetuigen kan  krijgt minder
straf als’-ie getuigd.
Om terrorisme te bestrijden  radicalisering + rekrutering. AIVD valt onder min. BinZa; MIVD valt
onder min. Def.
Witteboordencrimi. Voor pol. + jus. Moeilijk te achterhalen  controlemogelijkh. + specialistische
kennis pol. + jus. Te weinig. Om situatie te verbeteren moeten banken alle geevens over spaarrente
aan FIOD geven als gevolg van wettelijk geregelde informatieplicht. Wet meldpunt
ongebruikelijke transacties (MOT) verplicht ongewone transacties te melden > € 15k of
witwassen/ terrorismefinanciering.
5.3
Grotere partijen eens  crimi. Heeft te maken met maat. omstandigheden en gedrag + verantw.
Individuen. Linkse partijen benadrukken maat. oorzaken van crimi., preventieve maatregelen en
verbeteren maat. omstandigheden. Rechtse partijen benadrukken individuele verantw.,
rechtshandhaving belang van waarden en normen, en repressie.




-
PvdA
Duidelijke grenzen stellen en misdaad bestraffen in sam.leving.
Normen duidelijk zijn en overeenstemming over de waarde ervan, anders regels niet te
handhaven  pragmatisch-moralistische visie.
Iedereen recht op resocialisatie.
Voor praktisch sociaal beleid met doel: sociaal rechtvaardige sam.leving.
SP
Criminaliteit lokaal aanpakken  vindt ook lokaal plaats.
Sterkere bindingen tussen pol. – gemeente.
Capaciteit pol. + jus. Vergroten om georganiseerde (internationale)crimi. Aan te pakken.
CDA
Nadruk belang gezin, school, maat.middenveld bij voorkomen crimi.
Wil permanente maat. discussie over normen + waarden.
Socialiserende instituties moeten op normen + waarden en respect voor anderen wijzen.
VVD
Toezien op wetten door opsporing/bestraffen  kerntaak overh.
Wil strengere straffen bij (veelvoork.) crimi.
Belang van rechtsregels bewerkstelligen zo groot mogelijke burgervrijheid.
6.1
NL’se pol. Valt onder 2 ministeries: min. BinZa voor veiligheid, openbare orde + hulpverlening; min.
Van Jus. Voor opsporing. Marechaussee beveiligt o.a. Schiphol en valt onder min. Van Def.
Belangrijkste taken politie:
 Openbare orde handhaven (verkeer regelen, surveilleren op straat).
 Hulpverlening (verdwaald kind thuisbrengen)
 Opsporing en aanhouding verd8e en bewijsmateriaal verzamelen.
Opsporing
Opsporing kan alleen gebeuren als objectief, redelijk vermoeden er is dat strafbaar feit is
gepleegd of wordt voorbereid  vloeit voort uit legaliteitsbeginsel.
Redelijk vermoeden van schuld  heterdaad betrapt of aangifte gedaan. Door komst Wet
terroristische misdrijven  betekenis verd8e verruimd. In ouder situatie was een verdachte:
De persoon heeft zich schuldig gemaakt aan een strafbaar feit waar een redelijk vermoeden over
bestaat.
Vroegsporing
Opsporingsmethoden ingezet om voorbereidingen van strafbare feiten op te sporen. Al mogelijk
bij intentie tot plegen.
Pol. + jus.’s Wens om zo vroeg mogelijk op te treden botst met grondwettelijk bescherming
persoonlijke vrijh. Door rechter dan ook vrijgesproken.
Bevoegdheden bij opsporing
Bevoegdh. Vastgelegd in Wetboek van Strafvordering en Politiewet. In Politiewet staat welk +
wanneer pol. Dwangmiddel mag gebruiken.
Dwangmiddelen zonder toestemming ovj nodig.
 Verd8e staande houden  laten stilstaan en naar personalia vragen. Sinds 2005 ook
idplicht voor 14+. Je bent geen verd8e als je wegloopt bij die plichtvraag.
 Verd8e aanhouden/arresteren. Verzet = verboden. Arrestant naar (hulp)ovj gebr8.
(hulp)ovj  politieambtenaar en heeft hogere functie. Betrapt worden op heterdaad mag
iedereen je aanhouden.
 Fouilleren alleen als bijdraag aan oplossing strafbaar feit of als veiligheid agent/anderen
wordt bedreigd.
 In beslag nemen. Bewijsmateriaal mag in beslag worden genomen. Ovj, rechter-comm.,
rechter beslist of je je spullen terugkrijgt.
 Vrijheid benemen. Pol. Mag verd8e max. 6 uur vasthouden. Tussen 24.00 – 9.00 telt niet.
Die 6 uur alleen gebruikt voor identificatie verd8e. als misdrijf min. 4 jr. oplevert, mag pol. Je
langer vasthouden  inverzekeringstelling is 3dg. En kan verlengd worden met 3 dg. 
goedkeuring (hulp)ovj nodig. Na inverzekeringstelling kan verd8e nog 104 vastgeh. Worden.
 voorlopige hechtenis. Voor 1e 14 dagen (inbewaringstelling) goedkeuring rechter-comm.
nodig, voor overige dagen (gevangenhouding) goedkeuring rechtbank nodig.
Dwangmiddelen met toestemming ovj nodig:
 Huiszoeking. Alleen met ‘machtiging tot binnentreden’ toestemming ovj nodig. Geen
m8iging en toch huiszoeking?  onrechtmatig verkregen bewijs.
 Inzetten van infiltranten. Soms moet infiltrant strafbaar feit plegen om niet verraden ten
worden, toestemming ovj nodig.
 Inkijkoperaties.
 Gecontroleerde doorvoer. Om meer zicht op crimi. Org te krijgen, kan pol. W8en met
drug/ wapens in beslag te nemen.
 Pol. Mag informanten betalen. Leden van misd. Org. Of ermee in contact staan en info. aan
pol. Geven.
 Preventief fouilleren. In risicogebieden, mag zonder verdenking. Geregeld door
burgemeester + gemeenteraad i.s.m. ovj.
6.2
Centraal persoon in strafproces  ovj en geeft leiding aan opsporingsonderzoek. Als voldoende
bewijs is, besluit ovj zaak voor rechter te leggen  vervolgen. In rechtszaak is ovj openbare
aanklager  namens de sam.leving. als rechter besluit tot een straf is ovj verantw. Voor de uitvoer
ervan. Alle ovj’s bij elkaar  Openbaar Ministerie. Bij gewone rechtbank heeft openbare aanklager
ovj, bij gerechtshof advocaat-generaal.
Wel/niet vervolgen?
In meeste strafzaken onduidelijk wat er is gebeurd (bewijsgebrek)  ovj stelt opsporingsonderzoek
in. Tijdens opsp.onderzoek wordt dossier gemaakt met bewijsmateriaal + getuigenverkl. Niet elk
dossier leidt to rechtszaak  ovj 3 keuzemogelijkheden:
 Zaak seponeren;
 Transactievoorstel aanbieden;
 Vervolgen, dus dagvaarden.
Seponeren
Redenen om te seponeren:
 Onvoldoende bewijs of verd8e is niet strafbaar. Verw8 wordt dat er geen veroordeling zal zijn
 technisch sepot.
 Opportuniteitsbeginsel: vervolging niet in algemeen belang. Winkeldief krijgt bijv. alleen
waarschuwing  ovj weet dat rechter veel zwaardere zaken te behandelen heeft
beleidssepot.
 Klein vergrijp of verd8e al genoeg gestraft bijv. als je je baan kwijt raakt  beleidssepot.
Als ovj voorwaarden verbindt aan seponeren  voorwaardelijk sepot.
Transacties
Ovj kan bij lichte misdrijven en overtredingen transactie aanbieden i.d.v. van geldboete of taakstraf.
Transactie heet ook schikking. Schikking aanvaren  niet voor rechter. Schikking weigeren  wel
voor rechter.
1-2-2008: Wet OM-afdoening ingegaan  geeft ovj mogelijkheid om zelf strafbeschikking op te
leggen. Als max. straf niet meer dan 6 jr. is, mag OM zelf straf opleggen:
 Taakstraf <180 uur;
 Geldboete;
 Onttrekking verkeer;
 Ontzegging rijbevoegdheid voor max. ½ jaar.
Al deze maatregelen  geen voorstel v.d. ovj, ovj legt ze echt op.
Om strijd met trias politica te voorkomen mag ovj geen vrijheidsstraf opleggen.
Dagvaarden
Ovj kan verd8e voor rechter brengen  verd8e officieel vervolgd.
6.3
Afhank. Van ernst zaak wordt verd8e berecht door kantonrechter, politierechter of meervoudige
kamer.
Organisatie v.h. strafrecht
Rechtbank heeft verschillende rechters met eigen taak+bevoegdheid:
 Kantonrechter. Ervaren  moet kennis hebben van burgerlijk- en strafrecht. Behandeld bij
burgerrecht vooral huur- en arbeidsgeschillen; bij strafrecht overtredingen.
 Politierechter. Lichtere en simpele misdrijven. Ook wel enkelvoudige kamer  alléén
pol.rechter spreekt recht. Mag max. 1jr. gevan.straf geven en doet bijna altijd direcht
uitspraak na rechtszaak.
 Meervoudige kamer. 3 rechter. Behandelt ernstige en ingewikkelde misdrijven. Meestal na
2 weken uitspraak.
 Kinderrechter. Alle overtredingen door 12 – 18-jarigen. Kinderrechtszaken niet openbaar om
kind te beschermen. Bij zware delicten door 16 – 18-jarigen kan volwassenenrecht gelden.
Voor 19 – 20-jarigen kan jeugdstrafrecht gelden. – 12 jarigen  kan niet worden berecht.
Raad voor Kinderbescherming en Bureau Jeugdzorg helpen kind dan.
Als verd8e niet eens is met rechter’s uitspraak  recht om in hoger beroep te gaan. Bij gerechtshof.
Ook OM kan in hoger beroep. Gerechtshof heeft ook enkel- en meervoudige kamers. In hoger beroep
wordt zaak altijd overgedaan.
Na gerechtshof kan je naar Hoge Raad. 3 – 5 raadsheren. Doet zaak niet over, maar kijkt of recht
goed is toegepast  in cassatie. Recht goed toegepast  uitspraak gerechtshof blijft; recht fout
toegepast  zaak naar ander gerechtshof. Uitspraken Hoge Raad heten arresten. Doel cassatie +
jurisprudentie  zorgen dat in NL rechtseenheid- en zekerheid bestaat.
De rechszaak
Strafzaak  openbaar  iedereen weet wat er gebeurd. Vóórdat rechtszaak begint, krijgt verd8e
oproep of dagvaarding  staat in waar verd8e van wordt verd8 en waar+wanneer het plaatsvond.
Rechtszaak bestaat uit 8 stappen:
1. Opening. Rechter controleert verd8e’s persoonsgegevens, verd8e moet goed opletten en is
niet tot antw. Verplicht.
2. Aanklacht. Ovj leest tenlastelegging/aankl8 voor  toelichting op dagvaarding.
3. Onderzoek. Rechter begint met onderzoek naar evt. bewijs voor aankl8. Rechter maakt
gebruik van proces-verbaal en getuigen. Ook deskundigen kunnen worden gevraagd.
Getuigen + deskundigen staan onder ede.
4. Verhoor van verd8e. verd8e mag zelf verklaring afleggen, daarna ondervraging van rechter,
ovj en door eigen advocaat. Verd8e staat niet onder ede.
5. Requisitoir. Houdt ovj. In requisitoir probeert ovj aan te tonen dat verd8e schuldig is en
vraagt rechter bepaalde straf  eis.
6. Pleidooi. Houdt advocaat en verdedigt verd8e. zal zeggen dat er te weinig bewijs is of
verz8ende omst. Vraagt vrijspraak, strafvermindering of ontslag rechtsvervolging.
7. Laatste woord. Verd8e altijd laatste woord. Kan spijt betuigen, onschuld aangeven, of
zeggen hoeveel schade hij zal lijden door de evt. straf.
8. Vonnis. Kanton- en politierechter doen meteen na rechtszitting of op dezelfde dag uitspraak.
Meervoudige kamer doet na 2 wk. Uitspraak.
Wel/niet schuldig?
Om verd8e schuldig te verklaren beantwoordt rechter procesmatige en inhoudelijke vragen die positief
beantwoord moeten worden  anders houdt zaak op. De volgorde v.d. vragen is dwingend.
Procesmatige vragen:
1. Is de dagvaarding geldig uitgereikt?
Verd8e moet dagvaarding+tenlastelegging op tijd krijgen zodat hij weet dat hij voor de
rechter moet komen. Antw. Ja?  vr. 2
2. Is de rechter bevoegd over de voorgelegde zaak te oordelen?
Politierechter mag niet over moord oordelen, meerv. Kamer wel. In wet staat ook waar de
verd8e voor de rechter moet verschijnen. Antw. Ja?  vr. 3
3. Mag de ovj de zaak (nog) vervolgen?
Bijv. als delict is verjaard of verd8e is -12 jr. Antw. Ja?  vr. 4
4. is er geen reden om de zaak te schorsen?
Rechter kan dan beslissen om bijv. burgerlijk geschil over zelfde feit af te w8en, zodat hij met
kennis v.d. uitspraak verder kan oordelen. Antw. Ja?  inhoudelijke vragen.
Inhoudelijke vragen:
1. Is het ten laste gelegde feit geheel bewezen?
Ieder deel van ten laste gelegde feit moet bewezen zijn. om te voorkomen dat verd8e ten
onrecht wordt vrijgesproken, baseert ovj eis op meerdere artikelen. Antw. Ja?  vr. 2
2. Levert het bewezen feit een strafbaar feit op?
Als ’t strafbaar wordt gezien, moet dat ’t ook volgens de wet zijn. verder meot gedrag in strijd
met het recht zijn.  rechter rekening houden met omst. Delict, bijv. bij onm8 +
zelfverdediging.  niet-strafbaar gedrag.  sprake van rechtvaardigheidsgrond en ontslag
rechtsvervolging volgt. Antw. Ja?  vr. 3
3. Is de dader strafbaar?
Feit moet aan schuld v.d. dader te wijten zijn. strafbaar feit wordt dader niet angerekend als
sprake is van schulduitsluitingsgrond of ontoerekeningsvatbaarheid. Antw. Ja?  vr. 4
4. Welke straf moet worden opgelegd?
juryrechtspraak
in NL schuldvraag door rechters beantwoord, BE., VS., EN., FR. Gebruiken juryrechtspraak. Voordeel
juryrechtspraak  juryleden kunnen beter inleven in toestand verd8en en sl8offer dan rechter, en
voelen beter aan hoe sam.leving tegen crimi. Aankijkt. Nadelen juryrechtspraak  juryleden hebben
minder inzicht in maat. belang op langere termijn van bepaalde veroordelingen, juryleden zijn
makkelijker te beïnvloeden dan rechters.
7.1
Voor gemak zeggen we straf. Juridisch zeg je strafrechtelijke sancties.
Als vaststaat dat iemand schuldig is, bepaalt rechter strafsoort + strafhoogte  strafmaat. Elk
strafbaar feit heeft maximumstraffen. Rechter legt niet altijd max. straf op kijkt naar
omstandigheden en moet kijken of ’t recidive zijn.
Hoofdstraffen
Strafrecht onderscheid tussen hoofdstraffen, strafrechtelijjke maat. en bijkomende straffen. Wet kent
3 soorten hoofdstraffen:
 Geldboete. Rechter straft meeste daders hiermee. Max. geldboete voor overtreding  €
370,-, voor zware misdrijven  € 740.000,-. Niet betalen = zitten.
 Vrijheidsstraf. Bij misdrijven heet vrijh.straf gevangenisstraf. Max. vrijh.straf voor
overtreding  1 jr. en noem je hechtenis.
 Taakstraf. Kan worden opgelegd i.p.v. vrijh.straf. is leer- of werkstraf en mag max. 240 uur
zijn. werkstraf heet ook wel ‘onbetaalde arbeid ten algemene nutte’. Taakstraffen moeten
veroordeelden straffen en voorkomen dat hij in crimineel spiraal komt. Vooral toegepast bij
jongeren.
Van elke hoofdstraf kan deel voorwaardelijk worden opgelegd: voorw. Straf krijg je niet als je
binnen bepaalde periode geen strafbaar feit begaat. Wel strafbaar feit begaan?  voorw. Straf+
nieuwe straf.
Bijkomende straffen
Bijv. arts uit beroep zetten of rijbewijs innemen.
Maatregelen
Bij gedeeltelijke toerekeningsvatbaarheid of bij ontoerekeningsvatbaarheid, kan je
terbeschikkingstelling krijgen  opgenomen worden en psychiatrisch behandeld. Opgelegd voor 2
jr. en kan verlengd worden. Duurt gem. 6 jr. tbs kan levenslang gelden. Andere maatregel: pluk-zewet:
Het ontnemen van door misdaad verkregen geld of goederen.
m.a.w.  je gestolen zooi wordt van je afgenomen.
7.2
Vroeger wraak+afschrikking redenen om iemand te straffen. vanaf 19 e eeuw strafrecht milder+
rechtvaardiger en zag men de positie+rechten sl8offers.
Doel en functie van sancties
Soort+hoogte straf verbonden met nut+effect van sanctieverw8ing. Keuze rechter voor straf geven is
afweging tussen de daad en mogelijke gevolgen v.d. straf  spelen volgende motieven om dader te
straffen en rol:
 Vergelding. Misdaad mag niet lonen  straf hoger dan beloning. Vergelding is anders dan
wraak  subjectieve, emotionele wens sl8offers.
 Preventie. Langere gev.straf moet anderen weerhouden straf te plegen 
algemene/generale preventie. Ook speciale preventie  voorkomen dat dader in toekomst in
herhaling valt.
 Resocialisatie. Dader met straf verbeteren  aangepast worden aan normen+waarden v.d.
sam.leving. dader voorbereid op terugkeer in maatschappij.
 Beveiliging van de samenleving. Landurige opsluiting beveiligt sam.leving.
 Handhaving van de rechtsorde. Overh. Maakt duidelijk dat ’t háár taak is te straffen en
niet die v.d. burgers. Voorkomen van eigenrichting.
 Genoegdoening aan het slachoffer. Sl8offer heeft nu spreekrecht en kan
schadevergoeding aanvragen. Sl8offer moet door straf gevoel van rechtzetting voelen.
Nog 2 omstandigh. Die rechter bij vonnis meeneemt in afweging:
 De kosten v.d. verschillende sancties. Met gerichte straf  kans op recidive minder 
minder kosten.
 Cellentekort. Gevolg cellentekort  veroordeelden lang w8en of beschikbare plaats.
Reclassering
NL heeft 3 reclasseringsorg.: Leger des Heils, Stichting Verslavingsreclassering GGZ (SVG) en
Reclassering NL.. De 1e 2 zijn voornamelijk gericht op dak- en thuislozen en verslaafden. En Recl. NL
is bezig met maatschappelijke (her)inpassing van menen die met strafrecht in aanraking zijn
gekomen. O.a. taakstraffen+resocialisatie.
Resocialisatie
Soms kan in gevangenis opleiding gevolgd worden als je geen diploma hebt. Tijdens laatste jaar van
zitting mag gedetineerde met verlof  gedeeltelijke vrijheid.
Uitvoer taakstraffen
Bij uitvoer werk- en leerstraffen houdt reclassering toezicht. Onder toezicht valt voorbereiding +
begeleiding v.d. uitvoering van o.a.:
 Dienstverleningsprojecten (herstelwerkzaamh. In de buurt);
 Dader- en sl8offerprojecten. Dader met sl8offer geconfronteerd;
 Cursus Alcohol en Verkeer.
Download