Hindoeïsme - Centrum voor Mondiaal Onderwijs

advertisement
Hindoeïsme
Een informatiepakket voor een werkstuk of spreekbeurt
COLOFON
Tekst: Henk Reuser
Illustraties: CMO en zijn licentiegevers, Flickr. com, Wereldreisgids.nl, Schoolbieb.nl,
Shrivishnu.nl, Hindiles.nl, Mediatheek.thinkquest.nl, Wikipedia.nl, Wereldgodsdiensten.mysites.nl
De inhoud is met zorg samengesteld. Mocht u van mening zijn dat inbreuk is gedaan
op uw auteursrechten of beeldrechten, dan verzoeken wij u vriendelijk contact met
ons op te nemen via [email protected].
Centrum voor Mondiaal Onderwijs
Postbus 9108
6500 HK Nijmegen
tel. 024-3613074
e-mail: [email protected]
http://www.cmo.nl
De Scriptieservice Nieuwe Stijl is mede mogelijk gemaakt door een bijdrage van Kerk en
Wereld en door een solidariteitsbijdrage van de gezamenlijke religieuzen in Nederland via de
commissie PIN.
© Centrum voor Mondiaal Onderwijs, Nijmegen, 2009
II
INHOUD
Een hindoetempel in Wijchen
pag. 1
Een wereld vol goden
pag. 2
Heilige boeken
De Veda’s
De Upanishads
De Mahabharata en de Ramayana
De Puranas
pag. 3
pag. 3
pag. 4
pag. 5
pag. 6
Godenverhalen
Vamana de dwerg
Koerma de schildpad
Ganesja de olifant
Nieuwe goden
pag. 7
pag. 8
pag. 8
pag. 9
pag. 10
Wereldtijdperken
pag. 11
Kastenstelsel
pag. 12
Feesten
Divali
Holi
De heks Holika
pag. 14
pag. 15
pag. 16
pag. 18
Hindoes in Nederland
De huisceremonie
Sanatan Dharma
pag. 19
pag. 19
pag. 21
Wetenswaardigheden
pag. 23
Aantekeningen
pag. 25
Meer op internet
pag. 27
III
IV
EEN HINDOETEMPEL IN WIJCHEN
Dit bericht kon je op 16 januari 2006 in dagblad de Gelderlander lezen:
“Grootste hindoetempel Nederland geopend
Gisteren heeft in het Gelderse Wijchen de grootste hindoetempel van Nederland voor
het eerst haar deuren geopend. Enkele honderden hindoes en andere belangstellenden
uit het hele land woonden de plechtigheid in de fonkelnieuwe Shree Raam Mandir bij.
Het gebouw is zo'n 17,5 bij 20 meter groot, telt drie bouwlagen en staat op een eigen
stuk grond van 2176 m2.
In Nederland wonen naar schatting 250.000 hindoes. De meesten zijn afkomstig uit
Suriname. Tot nog toe kwamen Nederlandse hindoes vooral bijeen in huiselijke kring.
Alleen in Rotterdam, Den Haag en Amsterdam zijn enkele kleine hindoetempels. De
nieuwe tempel in Wijchen is bedoeld voor hindoes uit het hele land.
De naam van de tempel, 'Shree Raam Mandir', staat voor 'het huis van de heer Raam'.
Naast tempel zal het gebouw ook dienen als Hindoestaans cultureel centrum en als
kenniscentrum van taal, religie en cultuur. In het centrum komt ook een bibliotheek
met werken over het hindoeïsme. De bouw heeft in totaal 1,3 miljoen euro gekost.
Dat geld komt van giften en donaties van hindoes.
De lokale bevolking van Wijchen was in eerste instantie niet blij met de plannen voor
een tempel. Die eerste plannen dateren van 10 jaar geleden. Het heeft de hindoegemeenschap heel wat uitleg gekost om duidelijk te maken dat er weinig engs is aan
het hindoegeloof. Nu het in gele en witte baksteen opgetrokken gebouw er staat, lijkt
iedereen in Wijchen trots op de tempel.”
1
EEN WERELD VOL GODEN
Het hindoeïsme is geen godsdienst zoals de andere godsdiensten in Nederland. Voor
christenen, moslims en joden is er één god. Dit geldt niet voor het hindoeïsme: voor
hindoes kunnen er duizenden goden zijn.
In Nederland zijn er ongeveer 250.000 mensen die zich hindoe noemen. In Nederland
is het hindoeïsme niet zo’n belangrijke godsdienst, maar in India met meer dan een
miljard inwoners is 83% van de bevolking hindoe. India is daarom het land met de
meeste hindoes ter wereld en hier is het hindoeïsme ook ontstaan.
Het hindoeïsme kent niet zoals het christendom en de islam een grondlegger of één
heilig boek. Er zijn heel veel heilige boeken en iedereen kan een sekte beginnen. Bijna
onophoudelijk verandert de godsdienst. In het hindoeïsme komen goden op en worden
later weer vervangen door andere goden. Goden kunnen honderden jaren belangrijk
zijn om daarna vergeten te worden. De goden van de Veda’s, de oudste boeken van
het hindoeïsme, worden tegenwoordig bijna geen van alle meer vereerd.
Volgens sommige hindoes is er uiteindelijk maar één god achter de vele goden die
vereerd worden. Voor andere hindoes is dat een vreemde gedachte, voor hen gaat er
niets boven de goden die zij vereren. Weer anderen ontkennen het bestaan van elke
god. Toch zijn ook deze laatsten hindoe. Weer een andere mogelijkheid is dat op het
huisaltaar naast een hindoegod ook Christus en Boeddha worden vereerd.
Hoewel het hindoeïsme veel rituelen kent, zijn er heel wat hindoes die iedere vorm
van ritueel gedrag onzin vinden. Anderen zien pelgrimstochten als de hoogste vorm
van religieuze beleving. De algemene gedachte in het hindoeïsme is dat je als hindoe
geboren wordt. Maar als je zelf vindt dat je je thuis voelt in dit geloof, dan kun je je
altijd aansluiten bij één van de vele richtingen die het hindoeïsme kent.
Hindoes nemen een ritueel bad in de grootste en heiligste rivier van India: de Ganges
2
HEILIGE BOEKEN
Het hindoeïsme kent niet één heilig boek,
maar heel veel heilige boeken: de Veda’s,
de Ramayana, de Mahabharata, de Bhagavad-Gita en nog vele andere. Het is ook
heel goed mogelijk je hindoe te noemen
terwijl je aan geen enkel boek gezag toekent.
Het is mogelijk hindoe te zijn zonder ooit
van één van de heilige boeken gehoord te
hebben. Maar een aantal boeken is voor
grote groepen hindoes en voor hindoegeleerden heel belangrijk om de plaats van
de mens op aarde te begrijpen.
Twee bladzijden uit de Rigveda. De taal van
de vier Veda’s is het Sanskriet. Het is een
dode taal, net als in Europa het Latijn. Als
een eeuwenoude religieuze en culturele taal
blijft Sanskriet wel belangrijk. De bladzijden
sla je van onder naar boven open.
Volgens de overlevering heeft de grote wijze
Vyasa de Veda's 5000 jaar geleden neergeschreven. De vedische teksten gaan over
uiteenlopende onderwerpen, zoals geestelijke ontwikkeling, geneeskunde, landbouw,
astrologie en leiderschap.
De belangrijkste geschriften van het hindoeïsme zijn de vier Veda’s, waarvan de
Rigveda misschien wel de belangrijkste is,
de Upanishads, de Mahabharata en de Ramayana.
De laatste twee bestaan uit lange verhalen
over de avonturen van de god Visjnoe op
aarde Tijdens zijn verblijf op aarde neemt
Visjnoe altijd een menselijke gedaante aan.
Hij kan dan elke vermomming aannemen.
ook de gedaante van een dier. Zo’n menselijke (of dierlijke) verschijning van een god
heet een avatar.
De taal waarin al deze geschriften zijn opgesteld, is het Sanskriet. Het Sanskriet
wordt nu niet meer gesproken, maar gaat
vooraf aan de meestgesproken taal van het
moderne India: het Hindi.
Moderne uitgave van de Gita
De Veda’s
De vedische gezangen zijn de oudste geschriften van het hindoeïsme. Ze zijn geschreven in de periode tussen 1500 en
1000 voor Christus. De belangrijkste vedische tekst is de Rigveda. De Rigveda is een
verzameling van spreuken en magische
formules.
Het belangrijkste ritueel (eredienst) dat in
het boek beschreven wordt is het vuuroffer
aan Agni, de god van het vuur. Agni is ook
de god van het haardvuur. Hoewel het hindoeïsme zoals in deze boeken beschreven
nauwelijks meer bestaat, worden deze
teksten wel als het meest heilig beschouwd.
3
De teksten in de Rigveda vertellen over
goden en godinnen die verschijnselen uit
de natuur verpersoonlijken: Indra, god
van donder en regen; Agni, god van het
vuur, de Maruts, windgoden; Ushas, godin
van de dageraad; Savitri, god van de zon
en nog vele andere goden.
In de Rigveda is ook al sprake van de god
Visjnoe. Hier is hij nog een onbelangrijke
zonnegod, maar later wordt hij één van de
belangrijkste goden van het hindoeïsme.
Het belangrijkste ritueel in de Rigveda is
het offer van de soma. Soma is een bedwelmende drank die gebruikt werd om
visioenen op te roepen.
Daarnaast staan er aanwijzingen in over
het sluiten van huwelijken en het afscheid
nemen van de doden.
De Upanishads
In de latere vedische geschriften wordt de
betekenis van de goden uit de Veda’s en
de daarin beschreven gebruiken minder
belangrijk. De vele goden van de Rigveda
worden vervangen door een geloof waarin
de hele schepping als goddelijk wordt gezien.
De aanbeden god is Prajapati, het alles. In
de Upanishads komt deze ‘god’ samen met
het idee van brahman, hoogste werkelijkheid en kern van het heelal. Brahman stelt
op geen enkele manier een persoon of god
voor.
Indra, de dondergod, rijdend op een olifant
De Upanishads ontstaan in 700 tot 400
voor Christus, maar ook nu nog worden er
Upanishads geschreven. Het doel van de
schrijvers is het verval van waarden en
normen tegen te gaan. Ze worden beschouwd als een vervolg op de Veda’s.
De wereld om ons heen is volgens deze
geschriften slechts verbeelding. Alleen
brahman bestaat echt. Bovendien is brahman in alle dingen en levende wezens aanwezig.
Agni, de vuurgod, rijdend op een bok.
Het woord agni is Sanskriet voor vuur.
Agni wordt afgebeeld als rode god met
twee of drie hoofden, diverse armen,
een baard en vlammen als kleding.
Indische miniaturen van goden
4
De Upanishads raden de lezer aan zich terug
te trekken uit de wereld, kluizenaar te worden en zich te wijden aan verering en aanbidding van de goden.
De Mahabharata en de Ramayana
Tussen 300 voor en 300 na Christus ontstaan in India twee grote dichtwerken: de
Mahabharata en de Ramayana. De basis
voor deze epen of heldendichten zijn verhalen die al veel langer bestonden. Ze gaan
over de betekenis van leven en dood, goed
en kwaad en de juiste manier van leven.
De Mahbharata gaat over de strijd tussen de
vijf zonen van Pandu en de zonen van Pandu’s broer. Op één na sterft iedereen.
De Mahabharata bevat in zijn meest uitgebreide versie meer dan 100.000 verzen,
waardoor het ongeveer vier keer zo lang is
als de christelijke Bijbel.
Eind jaren '80 werd de Mahabharata uitgezonden op de Indiase staatstelevisie. De
uitzendingen waren zo populair dat de straten tijdens de uitzendingen uitgestorven
waren en zelfs vergaderingen van het kabinet werden verplaatst om de ministers de
kans te geven te kijken. Tegenwoordig zijn
er talloze miniseries en stripboeken met het
verhaal. Het epos werd ook diverse malen
verfilmd. Voor westerlingen is de vijf uur
durende filmversie van Peter Brook uit 1989
het meest toegankelijk.
Een belangrijk onderdeel van de Mahabharata is de Bhagavad Gita. Misschien is dit wel
de meest populaire tekst van het hindoeïsme. De Bhagavad Gita bestaat uit een tweegesprek tussen de god Krisjna en Arjuna.
Krisjna is wagenmenner van Arjuna, aanvoerder van het Pandava-leger.
Aan de vooravond van de slag wordt Arjuna
door twijfel overvallen. Hij weigert te vechten tegen zijn vrienden en verwanten. Krisjna en Arjuna raken in gesprek. In dit gesprek stellen zij het leven voor als een gevecht. Krisjna behandelt elk onderdeel van
het menselijk bestaan aan de hand van vragen van Arjuna.
Hij legt uit dat niemand iets kan doen aan
de situatie waarin hij zich bevindt. Die wordt
door de goden bepaald. Van mensen wordt
verwacht dat je in die omstandigheden doet
waarvoor je geboren bent. Zo moet Arjuna
vechten omdat hij als krijger geboren is. Het
is zijn aard om te vechten en er wordt van
hem verwacht dat hij zich moedig in de
strijd stort.
Een bekende uitspraak van Krisjna is:
“Welke weg je ook bewandelt, je kunt me
bereiken. Al geef je mij ook maar een bloem
of een vrucht, slechts een blad of een
beetje water. Als je met een zuiver, liefhebbend hart tot mij komt, zal ik je gave aannemen.”
Krisjna onderwijst Arjuna in de
leer van de Gita
5
In de Mahabharata zijn de Vedische
goden bijna alle vergeten. Prajapati
verandert in Brahma, de schepper. De
belangrijkste persoon is Krisjna. In het
verhaal is hij een held, een leider van
zijn volk. Pas in latere geschriften verandert hij in een god.
De Ramayana gaat over het leven van
Rama. Rama is de god Visjnoe in menselijke gedaante. Het boek is minder
lang dan de Mahabharata. Het onophoudelijk lezen van de Ramayana
wordt door hindoes gezien als een
daad van grote verdienste.
De Puranas
De Puranas bestaan uit achttien zeer
lange teksten die mythen en legenden
over goden, helden en heiligen behandelen.
Het verschil met de Veda’s, de Mahabharata en de Ramayana is dat dezelfde goden vaak een andere rol spelen en dat in de verhalen voor het
eerst ook godinnen voorkomen. Een
voorbeeld hiervan is de god Indra.
Rama als trotse krijger met zijn echtgenote. Aan
zijn voeten Hanuman, de apegod in aanbidding
In de Rigveda is Indra de god van de oorlog. In de Puranas is hij de god van de regen.
Dit komt omdat de Puranas bedoeld zijn voor boeren: mensen die afhankelijk zijn van
de regen. De Rigveda is geschreven voor de edellieden en krijgers. Voor hen is oorlog voeren het belangrijkste dat er is.
De Puranas bestaan voor een belangrijk deel uit verhalen over goden. De belangrijkste
Purana is de Bhagavata-purana. Deze gaat over het leven van de god Krisjna.
Deze illustratie uit de Bhagavatapurana gaat over het hevige gevecht van Krisjna met de vijfkoppige demon Mura. Mura is een
demon die zich slapend onder
het water rondom de stad
Pragyyotishapura ophield. De
stad is in de rechterhoek van de
schildering afgebeeld. Krishna
met zijn blauwe huidskleur bevindt zich rechtsboven, gezeten
op zijn krijgsros Garunda. De
demon bevindt zich in het water
in het midden van de illustratie.
6
GODENVERHALEN
Volgens het hindoeïsme heeft alles deel
aan het goddelijke en kun je bijna alles als
god aanbidden. Daarom is het ook niet zo
vreemd dat filmsterren die voor een god
spelen in India vaak ook als echte goden
worden gezien.
Hetzelfde geldt voor de verering van Jesus
Christus of Mohammed door hindoes. Hoewel zij uit het christendom en de islam
stammen, nemen zij net zo zeer deel aan
het goddelijke als de hindoe-goden en verdienen ze het te worden aanbeden.
Sjiva vertrapt in zijn dans de demon van
onwetendheid onder zijn voeten
De oudste goden zijn de goden uit de vedische geschriften. Uiteindelijk zijn deze goden overgegaan in de huidige goden. Maar
ook de goden uit de Veda’s worden nog
door kleine groepen vereerd.
Drie goden zijn belangrijk: Brahma, Sjiva
en Visjnoe. Regelmatig kun je lezen dat
deze verschillende goden uiteindelijk één
god vormen.
Brahma is de god van de schepping. Er zijn
geen tempels voor Brahma, maar in tempels voor andere goden kun je wel afbeeldingen van hem vinden. Hoewel Brahma
de schepper van de wereld is, heeft hij zich
daarna niet meer met zijn eigen schepping
bemoeit.
De hindoes vinden daarom dat je Brahma
pas weer moet vereren als het einde van
de wereld in zicht komt. Brahma wordt
meestal afgebeeld met vier hoofden en vier
armen.
Sjiva is de god van de vernietiging. Hij
staat ook bekend als de koning van de
dans. Tijdens zijn dans bevindt zich onder
zijn voet is een dwerg. De dwerg is een
symbool voor de onwetendheid van de
mensen. Daarom vertrapt Sjiva hem tijdens zijn dans met zijn voet.
Sjiva heeft vlammen in de palmen van zijn
handen. Hij wordt afgebeeld met vier, acht
of soms zelfs met zestien handen. De
vlammen zijn symbolen van zijn kracht. Als
machtige god is hij staat de hele wereld te
vernietigen.
Bedevaartganger verkleed als Sjiva
7
Visjnoe is de god van de bescherming. Om de mensen te hulp te komen kan hij zichzelf ook als mens voordoen. Steeds wanneer demonen dreigen hemel en aarde te vernietigen komt hij als mens op aarde. Zo’n menselijke vorm van Visjnoe heet een avatar. Die avatars worden zelf ook weer vereerd als goden.
Vamana de dwerg
Een avatar van Visjnoe is Vamana, de
dwerg. In het verhaal hebben de demonen de wereld veroverd en de goden smeken hen om een stukje ervan. Ze vragen
een stukje dat net groot genoeg is voor
Visjnoe om op te liggen. Visjnoe heeft de
gedaante van de dwerg Vamana aangenomen. De demonen vinden het goed. Vamana mag met drie passen een stuk land afmeten. Dan begint Vamana te groeien tot
hij zo groot is als het heelal.
Met de eerste stap neemt hij de aarde.
Met zijn tweede stap meet hij alle planeten
van de hemel af. Omdat hij het heelal in
twee stappen in bezit heeft genomen
vraagt hij aan de leider van de demonen
waar hij nu zijn derde voetstap moet
plaatsen. De demon Bali antwoordt: “O,
heer, plaats uw voet op mijn hoofd”. Zo
krijgt Visjnoe alles in bezit. De demonen Vamana zet zijn voet op Bali, de leider van de
demonen, die daardoor in het water verdwijnt.
zijn nu de wereld weer aan de goden kwijt.
Koerma de schildpad
Een andere avatar van Visjnoe is Koerma, de schildpad. Visjnoe neemt deze vorm aan
wanneer de goden en de demonen weer eens met elkaar strijden. De goden willen de
zee van melk karnen om hun heilige drank, soma, te maken. Die soma hebben ze nodig om onsterfelijk te zijn. Zij roepen de demonen te hulp en beloven ze een deel van
de soma. De karnstok om in de melk te roeren is een berg die op de bodem van de
zee rust. De slang Vasoeki wordt gebruikt als touw om de stok mee rond te draaien.
Het karnen wekt zo veel beroering dat de aarde in stukken dreigt te breken. Visjnoe
verandert in een schildpad en neemt de karnstok op zijn rug.
Een lassiverkoper in Benares. Lassi is een
traditionele yoghurtdrank, die te vergelijken
is met een milkshake. Karnen wordt overal
in India gedaan om voedsel te bereiden.
Het verhaal over de slang Vasoeki als karnstok is in India dan ook heel bekend.
8
Ook komt er een gif vrij dat de goden bijna
vernietigt. Maar Visjnoe verzwelgt het gif en
maakt het ongevaarlijk. Als de soma klaar is,
raken goden en demonen in strijd met elkaar.
De demonen nemen de soma mee. Visjnoe
verandert zich in een mooie vrouw, de tovenares Mohini. Zij betovert de demonen met haar
schoonheid en die geven haar het levensverlengende vocht. Mohini geeft het weer terug
aan de goden.
Ravana, de demonen-aanvoerder
Ganesja de olifant
Ganesja is één van de meest populaire goden
van India. Het verhaal gaat dat hij is geboren
uit een doek. De godin Parvati wil graag een
kind. Maar haar echtgenoot Sjiva wil zich niet
aan het gezinsleven binden. Omdat hij moe
wordt van haar gezeur, zegt Sjiva tegen Parvati dat hij een kind zal maken uit een rode
doek. Die doek verandert in een knappe jonge
zoon. Maar wanneer Sjiva het hoofd van zijn
zoon aanraakt, valt het af.
Om Parvati te troosten stuurt Sjiva zijn dienaar Nandi eropuit om een nieuw hoofd voor
Ganesha te zoeken. Nandi gaat op zoek en het
eerste levend wezen dat hij ontmoet, is de olifant Airavata. Nandi berooft de olifant van zijn
hoofd en brengt dat naar Sjiva. Sjiva geeft dan
Ganesha als vervanging voor zijn verloren
hoofd het hoofd van de olifant. Voortaan wordt
Ganesja dan ook altijd afgebeeld als een god
met de slurf en de oren van een olifant.
Op afbeeldingen heeft Ganesja meestal heeft
een rat als rijdier. Zijn bijnaam is heer van
de hindernissen; als een rat knaagt hij zich
door alle hindernissen heen. Ganesja helpt iedere hindoe die hem aanbidt en hem offers
brengt.
Ganesja de godheid met het olifantenhoofd. Hij is de god van kennis en wijsheid, neemt hindernissen weg en is de
beschermheilige van reizigers. Hindoes
bidden tot Ganesja voor ze aan iets
nieuws beginnen, zoals een nieuwe baan
of wanneer ze verhuizen. Ganesha is de
zoon van Shiva en Parvati. Hij rijdt op
een muis of een rat.
9
Hiernaast
de
drieeenheid: Brahma (God
als Schepper), Visjnoe
(God als Beschermer),
Sjiva (God als Vernietiger). Hindoegoden worden vaak afgebeeld of
gebeeldhouwd met verschillende hoofden of
armen om hun speciale
kwaliteiten
te
laten
zien. Zo toont Brahma
met vier gezichten dat
hij regeert over de vier
windrichtingen.
Visjnoe is de god die
ervoor zorgt dat alles in
de wereld behouden
blijft. Sjiva is juist de
god die alles wil vernietigen. Alles in de schepping bestaat immers
maar tijdelijk en zal
vroeg of laat veranderd
of vernietigd worden.
Ook mensen zijn een
deel van Brahma. Omdat alles door Brahma
geschapen is, zit in alles en iedereen een
klein stukje van Brahma:
een
goddelijke
vonk. Daardoor zijn alle
mensen als schepsel
verbonden met Brahma, de schepper
Nieuwe goden
Ook nu nog komen er nieuwe goden bij. De filmster Santosi Mata is tegenwoordig in heel India een populaire godin als gevolg van een film die met haar is gemaakt. De
godin is geheel bedacht door de makers van de film. Vooral huisvrouwen roepen haar nu aan in de hoop op een
nieuwe koelkast.
Hiernaast zie je de hoes van de DVD van de film, die in
India veel verkocht wordt. De reclameslogan die erbij
hoort zegt dat door het bekijken van de film je je geloof in
de godin kunt verdiepen zodat je je daardoor ook gelukkiger zult voelen.
10
WERELDTIJDPERKEN
De hindoes kennen veel verschillende verhalen over de schepping van de wereld.
Deze verhalen heten kosmologische verhalen. Een bekend verhaal gaat over de god
Visjnoe die op de rug van de slang Ananta
rondzwerft over de eerste wateren. Uit zijn
navel groeit een lotus. Daarin wordt de
god Brahma geboren. Hij zegt de vier Veda’s op met zijn vier monden. Dan schept
hij het ei van Brahma waaruit onze wereld
ontstaat..
Er bestaan ook veel verhalen over de ondergang van de wereld. Meestal wordt die
toegeschreven aan Sjiva die met zijn dans
de wereld vernietigt, maar je kunt ook lezen dat de wereld ten onder gaat wanneer
hij ophoudt met dansen. Maar na de vernietiging van de wereld begint alles weer
van voren af aan.
Mandala is een woord uit het Sanskriet en
betekent cirkel. Vaak gaat het om een symbolische afbeelding van de wereld. In het
middelpunt staat vaak een godheid afgebeeld. In de mandala hierboven verwijzen de
vier poorten in de binnencirkel naar de vier
windstreken. Mandala’s kunnen gebruikt
worden als een hulpmiddel om de aandacht
bij de meditatie (het overdenken van levensvragen) vast te houden.
Visjnoe, in de
gedaante van
Kalki, vernietigt de demonen, ketters
en vijanden
van India. Om
zijn hals hangen de schedels van de al
overwonnen
vijanden.
De geschiedenis van de wereld wordt opgedeeld in vier tijdperken. Het eerste tijdperk is het gouden tijdperk: de mensen
leven deugdzaam en voeden zich met de
vruchten uit de tuin van de aarde. In de
loop van de tijd neemt de levensduur van
de mens af. Ook worden ze minder eerlijk
en hebben ze minder deugden. Wij leven
in het laatste tijdperk: Kali. Het Kalitijdperk is het tijdperk van kwaad, ziekte
en ketterij. Alle mensen zijn hiervan het
slachtoffer.
Volgens sommige hindoes is Boeddha een
vermomming van Visjnoe die op aarde is
gekomen om de demonen te misleiden. De
demonen bekeren zich tot het boeddhisme
en kunnen zo vernietigd worden op het
einde van het Kali-tijdperk. Tot die tijd zullen zij in aantal groeien.
Aan het eind van het Kali-tijdperk komt de
laatste verschijning van Visjnoe op aarde
als Kalki, de krijger op het witte paard. Hij
zal de barbaarse koningen uit India verdrijven en de ketters vernietigen. Iedereen
die wel eerlijk is en de goden vereert, zal
hij redden van het vuur en de overstromingen die de aarde zullen vernietigen.
11
KASTENSTELSEL
Ongelijkheid
In Nederland gaan we ervan uit van dat alle mensen gelijk zijn. Het hindoeïsme gaat
ervan uit dat mensen in een bepaalde sociale groep geboren worden. Er zijn lagere en
hogere groepen. In Nederland geven mensen elkaar bij begroetingen een hand. Een
hand geven betekent dan: wij zijn gelijken. In India in het verleden begroetten mensen uit een lagere groep hun meerderen door voor hen te knielen. De hoger geplaatste zette dan zijn voet op het hoofd van de lager geplaatste als wedergroet.
Deze groepen of kasten zijn in India waarschijnlijk ontstaan na de inval van de IndoAriërs rond 1500 voor Christus. De Indo-Ariërs verdeelden de mensen in vier groepen
die zij varna’s (letterlijk: kleuren) noemen. De Indo-Ariërs kenden vier varna’s: priesters (brahmanen), krijgers (kschatrijas), boeren en handelaren (vaischyas) en een
grote groep die als dienaren moeten werken in dienst van de hogere varna’s
(schudras). Behalve deze groepen zijn er nog mensen die buiten deze vier groepen
vallen; ook wel de onaanraakbaren (harijans) genoemd. Hoogst in de rangorde staan
de brahmanen, het laagst de harijans.
De gebruikelijke naam voor dergelijke groepen is kaste, een woord dat komt van het
Portugese casta dat verwijst naar mensen die hetzelfde beroep uitoefenen. Er zijn in
India duizenden kasten. De gewoonte is dat iedereen binnen de eigen kaste trouwt.
Vaak hebben de mensen binnen een kaste hetzelfde beroep.
priesters,
grondbezitters
beambten,
soldaten,
grondbezitters
kooplieden, handelaren,
geldschieters, grondbezitters
boeren, pachters, politieagenten, oliepersers, wevers,
kleermakers, pottenbakkers
metselaars, vissers, kledingwassers, landarbeiders,
stratenreinigers, schoenmakers, tuinlieden
12
Dit idee van de kasten hangt samen met het idee van de wedergeboorte. Dit is het
geloof dat mensen na hun dood terugkeren in een ander lichaam. Na zijn dood kan
een mens terugkeren als sprinkhaan, brahmaan of wat dan ook. Dat is afhankelijk van
zijn gedrag in zijn vorige levens.
Als je dus arm bent en tot een lagere kaste hoort, heb je dat aan jezelf te wijten. Had
je je in je vorige leven maar beter moeten gedragen. Je kunt dit terug vinden in de
uitspraken van goeroes (=religieuze leiders) uit India. Vaak hoor je ze dingen zeggen
als: “armen hebben hun lot aan zichzelf te danken”.
Een andere gedachte achter het kastenstelsel is de tegenstelling tussen rein en onrein.
De tegenstelling tussen aan de ene kant het leven en het goddelijke en aan de andere
kant afval, dood en ontbinding. Hierdoor komt het dat sommige mensen door hun geboorte gedwongen zijn zogenaamd onrein werk te doen: haren knippen, uitwerpselen
opruimen, kadavers opruimen, leer bewerken en vuil ophalen.
Onaanraakbaren mogen in tegenstelling tot degenen die wel tot een kaste behoren
alcohol drinken. Daarnaast is het niet zo dat alle brahmanen rein zijn. De brahmanen
die de leiding hebben over crematies staan niet echt hoog aangeschreven.
Onder invloed van de Britse kolonisten wordt het kastenstelsel een streng en onveranderlijk systeem. Voor de Britten was toen immers elke verandering een bedreiging
voor hun macht.
Sinds de onafhankelijkheid van India in 1947 zijn alle kastenonderscheidingen verboden en strafbaar. De invloed van iemands kaste is inmiddels een stuk minder geworden. Maar de tegenstellingen spelen nog altijd een rol. In leidinggevende functies zie
je bijna alleen brahmanen. Vuilnisophalers komen bijna allemaal uit kasten waarvan
de leden al generaties lang het vuil moeten opruimen.
Een groepje brahmanen, de hoogste kaste, voor de ingang van een tempel
13
FEESTEN
Hindoefeesten zijn een mengeling van ritueel, spektakel, aanbidding van goden, gebed, optochten, muziek, dans, goochelkunsten, magische handelingen, eten, drinken,
plezier, liefdadigheid en verder al het andere dat met traditie of godsdienst te maken
heeft. Steeds opnieuw is het doel de samenleving van kwade smetten te ontdoen en
de gemeenschap en de relaties onderling te vernieuwen.
De feesten kunnen dagen duren. En iedere dag wordt er wel ergens een feest gevierd.
De feesten vragen de deelname van de hele gemeenschap, van alle volgelingen van
een tempel of alle aanhangers.
Maar voor de verschillende mensen van de groep betekent de gebeurtenis iets anders.
Voor de lagere kasten en de kastelozen biedt het een mogelijkheid om uit de band te
springen. Voor de hogere kasten is het de uitbeelding van een goddelijke gebeurtenis.
Bekende feesten zijn Divali en Holi.
Divali
Divali is een van de belangrijkste feestdagen van het hindoeïsme. Het is het feest van
het licht. Op deze dag worden overal lampjes en kaarsjes aangedaan. Het feest wordt
thuis gevierd. De mensen maken hun huis schoon, gaan in bad en trekken nieuwe kleren aan: alles en iedereen moet schoon zijn.
Met de lichtjes wordt Laksjmi, de godin van liefde, geluk en welvaart uitgenodigd om
het huis te bezoeken en de bewoners te zegenen. ‘s Avonds eten de hindoes een lekkere vegetarische maaltijd, ze geven elkaar cadeautjes en er worden oude verhalen
verteld.
14
Begin november is het tijd voor het feest
van het licht of Divali. De letterlijke betekenis is: rij van lichtjes. Diya’s zijn van klei
gebakken schoteltjes met een pit erin en
gevuld met olie. Tijdens Divali worden
overal in en op het huis deze schoteltjes
geplaatst.
‘s Avonds steken de bewoners de lichtjes
aan. Zo nodigen ze de godin Laksjmi uit
binnen te komen. Zij brengt voorspoed en
geluk. Vooral winkeliers en handelaren besteden veel aandacht aan haar. Zij laten
hun huizen in een weelde van licht baden.
Arme mensen zetten in ieder geval een
paar diya’s voor de deur.
Een afbeelding van de godin Laksjmi.
De Mandir
Hindoes houden hun erediensten in gebouwen, die ze mandir of tempels noemen. Overal in India staan tempels en
ook in andere plaatsen waar hindoes
zich hebben gevestigd zijn tempels gebouwd. Deze tempels zijn meestal opgedragen aan een bepaalde god, godin
of heilige man. Ze worden gezien als
het aardse huis van de godheid wiens
aanwezigheid wordt gesymboliseerd
door een afbeelding of een beeld in het
binnenste, heiligste deel van het tempelgebouw.
Veel hindoes vereren hun goden ook
thuis, in een bepaalde kamer of een
deel van een kamer. Er bestaan geen
vastomlijnde regels voor het eren van
goden. Sommige mensen gaan elke dag
naar de tempel; andere komen alleen
op speciale dagen, zoals feestdagen,
naar de tempel. Weer anderen kennen
geen tempels maar gaan regelmatig
naar groepsmeditaties in speciale meditatiecentra (jagrti's).
De dag voor Divali krijgt het huis een grondige schoonmaakbeurt. Tijdens de schemering voert een ouder vrouwelijk familielid
een plechtigheid uit. Zij bidt tot de godin
en vraagt haar langs te komen. Op een koperen bord heeft zij vijf diya’s geplaatst.
Als ze die heeft aangestoken, houdt ze
haar handen een moment in de warmte
boven de vlammetjes en brengt ze vervolgens naar haar voorhoofd. De anderen
doen haar na. Als er meer diya’s zijn, worden die nu aangestoken.
Terwijl de anderen bezig zijn met het aansteken van de diya’s verjaagt de oude
vrouw de armoede. Zij slaat met een stok
op een rieten mand en loopt door het huis
en roept: “Laksjmi kom binnen, armoede
verdwijn.” Als ze klaar is loopt ze het erf op
waar het huisvuil wordt gestort. Daar gooit
ze de stok en de mand neer. Ze roept:
“blijf.”
Als er dochters zijn in het gezin neemt de
oudste het bord met de vijf diya’s en gaat
het huis in om in de vijf belangrijkste vertrekken een diya te zetten. De andere
lampjes worden rond het huis gezet.
15
De vrouwen maken nu Amavas kakajal, het
oogzwart van de nieuwe maan. Ze wrijven
een plaatje ijzer met olie in en houden dat
boven één van de diya’s. Al snel vormt zich
op het plaatje een laagje roet. Deze roet is
de kajal, het oogzwart. De rest van het
jaar wordt deze aangebracht als oogschaduw om het boze oog te weren.
Na een vegetarische maaltijd brengt men
de rest van de avond door met dobbelen.
Kleine bedragen vormen de inzet. Het
brengt geluk op deze avond te spelen. Als
er een cassetterecorder of een platenspeler
in huis is, wordt er muziek opgezet met
divaliliederen.
Holi
Eind februari, begin maart vieren hindoes
een feest dat Holi heet. Het is het feest van
het nieuwe jaar. Het begint met volle
maan en eindigt de volgende dag met afnemende maan. De voorbereiding begint
vijf weken daarvoor op de dag dat de lente
begint met het feest ter ere van de god
Ram. Priester, dorpshoofd en dorpsbewoners verzamelen zich bij een open plek in
het dorp.
Onder het prevelen van gebeden plant de
priester een tak van een plant. Deze plek
wordt de brandstapel en heet de holika. In
de daaropvolgende weken slepen de jongens van het dorp alles wat brandbaar is
naar de plek. Een paar dagen voor het
feest brengen de dorpsjongens echt alles
naar de plek. Als bewoners niet thuis zijn,
lichten ze deuren uit hun scharnieren, slepen ze strodaken mee en is ook huisraad
niet veilig. Als iemands spullen eenmaal op
de holika liggen, kan de eigenaar ze niet
meer terugkrijgen.
Een belangrijke feestdag voor de hindoes is
Holi, het feest van de overwinning van het
goede op het kwade, van het licht op de
duisternis. Het is overwinnings-, nieuwjaarsen bezinningsfeest. Er wordt geten, gedronken, gedanst , gezongen en iedereen
bekogelt elkaar met gekleurd poeder.
Hindoefeesten zijn vrolijke levendige gebeurtenissen. Hierbij doet de hele familie, gemeenschap of dorp mee. Er zijn het hele jaar door honderden feesten. Op sommige
feestdagen wordt de geboorte of een belangrijke gebeurtenis uit het leven van sommige goden gevierd. Andere feestdagen zijn verbonden met het wisselen van de seizoenen, de oogsttijd of gebeurtenissen in de familie.
De meeste feesten in het hindoeïsme hebben te maken met de tijdsrekening. Er zijn
twee van dergelijke berekeningen, één volgens de zon en één volgens de maan. In het
algemeen is de tijd van de wassende maan en een sterker wordende zon een gunstige
periode, wordt de zon zwakker dan is het ongunstig. De meeste hindoes vieren in elk
geval de feesten van Divali en Holi.
16
Dan is het Holi. Als de zon achter de horizon is verdwenen, verzamelen de inwoners
van het dorp zich rond de holika. De priester houdt een kleine offerdienst en steekt de
holika aan. Als de vlammen van het oplaaiende vuur naar het oosten gaan, wacht de
gemeenschap een voorspoedig nieuw jaar. Naar het westen of noorden is ook gunstig,
maar als de vlammen naar het zuiden of recht omhoog gaan, voorspelt dat onheil.
Dan loopt iedereen zeven keer om het vuur heen. Als dat is afgelopen omhelst iedereen elkaar: jong en oud en hoge en lage kasten. Sommigen pakken uit het vuur een
brandende stok en planten die op hun akker. De fakkel trekt een goede oogst aan en
weert boze geesten af.
Anderen nemen een fakkel mee naar huis en steken daarmee de haard aan. Een jaar
lang zal dit vuur blijven branden tot de volgende holi. Rond het vuur schelden de overgeblevenen elkaar uit. Zo raken mensen hun ergernissen kwijt die ze in de loop van
het jaar hebben gekregen. Mensen spuiten elkaar nat met gekleurd water en smeren
elkaar in met abier, een rood gekleurd poeder. Ondertussen klinkt het roffelen van
trommels. Tot diep in de nacht blijven de mensen spelen en dansen. Daarna trekt
iedereen schreeuwend en zingend naar het huis van het dorpshoofd.
De volgende ochtend komen de mensen weer bijeen voor het huis van het dorpshoofd.
Nu smeren de mensen elkaar niet alleen met rood poeder in of spuiten ze elkaar nat
met gekleurd water, maar ze wrijven elkaar nu ook in met modder, roet en stinkende
olie. Vanuit het huis van het dorpshoofd wordt de menigte bekogeld met koeienpoep.
Het dorpshoofd probeert degenen die verwikkeld zijn in een ruzie te verbroederen.
“Laten we alle wrok als verbrand beschouwen, net als de holika van gisteravond”. Met
de as van het vuur maakt iedereen een stip op zijn voorhoofd.
Een familie, uitgedost in feestkleding, maakt een rondgang om de
holika, de brandstapel waarop Holika, de zuster van Harnakas volgens het
verhaal in vlammen opging, terwijl zijn zoon Prahlaad ongedeerd bleef.
17
Er bestaan veel verhalen met het Holifeest
als achtergrond, misschien wel honderden.
Eén van die verhalen is het verhaal van de
heks Holika.
De heks Holika
In een bos woont een kluizenaar, Harnakas. Hij doet niets anders dan bidden en
mediteren. Harnakas is een volgeling van
de god Sjiva. Sjiva is zeer onder de indruk
van de toewijding van Harnakas. “Nooit
eerder zag ik zulk een toewijding, je mag
als beloning twee wensen doen”, zegt hij.
Harnakas antwoordt zonder aarzelen: “Ik
wil de machtigste heerser op aarde worden
en door iedereen als een god aanbeden
worden. Geen god, mens of dier moet mij
ooit kunnen doden.” Vanaf dat ogenblik
moeten alle mensen Harnakas vereren als
een god. Zijn meest toegewijde aanbidder
is zijn zus, de heks Holika. Zijn zoon
Prahlaad blijft trouw aan de god Visjnoe.
Harnakas wil weten waarom.
De heks Holika op de brandstapel
“De Mensen vereren u, vader, alleen omdat ze bang zijn. De god die ik aanbid
schenkt vertrouwen. Hij is de weg die tot
het geluk leidt”, zegt Prahlaad. Harnakas is
woedend. “Schelm”, schreeuwt hij naar
zijn zoon. “Hier zul je voor boeten.” Hij
brult om zijn zus Holika.
“Ik maak een groot vuur”, zegt Harnakas.
“Jij moet daar in gaan zitten met Prahlaad
op je schoot. Door jouw toverkracht blijf jij
ongedeerd en zullen de vlammen Prahlaad
verteren” Zijn dienaren bouwen een enorme brandstapel. Holika neemt samen met
Prahlaad plaats op de brandstapel. De
brand duurt dagen. Eindelijk zwakken de
vlammen af. In de rook op de gloeiende
kolen zit Prahlaad. De vlammen hebben
hem niets kunnen doen. Van Holika is alleen een hoopje as overgebleven.
Opeens klinkt er een luid gebrul. Uit één
van de pilaren van het paleis springt een
gestalte die half mens en half leeuw is. Het
is Visjnoe. In deze gedaante is hij geen
god en geen mens en geen dier. Nu kan
hij Harnakas doden. Met één slag slaat hij
Harnakas dood tegen de grond.
18
Visjnoe, in de gedaante van een man-leeuw,
rukt het hart van Harnakas uit.
De beeldhouwer heeft Visjnoe als een mens
maar met een leeuwenhoofd afgebeeld.
HINDOES IN NEDERLAND
De meeste van de ongeveer 250.000 hindoes in Nederland zijn uit Suriname hiernaartoe gekomen na de onafhankelijkheid
in 1975. Zij zijn afstammelingen van contractarbeiders die tussen 1873 en 1917
vanuit India naar Suriname zijn overgebracht om daar op de plantages te werken.
Deze afstammelingen van de contractarbeiders worden Hindoestanen genoemd.
Vaak hoor je de woorden Hindoestaan en
hindoe door elkaar gebruiken. Dit is echter
niet juist. Hindoestaan is een woord voor
de mensen die vanuit India naar Suriname
zijn getrokken. De meeste van deze mensen zijn hindoe, maar niet allemaal. Een
minderheid is christen of moslim.
Een afbeelding van goeroe (geestelijk leider)
Sai Baba, populair in Nederland
Andere groepen hindoes zijn afkomstig uit
Azië, vooral India, of Afrika. Daarnaast zijn
er ook Nederlanders die zich uit zichzelf
hebben bekeerd tot het hindoeïsme. Zij behoren tot een van de vele stromingen. In
het bijzonder de Hare Krisjna-beweging en
de goeroe Sai Baba hebben aanhang.
De huisceremonie
Belangrijke rituelen worden uitgevoerd onder begeleiding van een pandit (hindoepriester). De pandit krijgt bijvoorbeeld het verzoek aan de goden te offeren om succes
af te smeken voor de kinderen bij hun studie.
Zo’n dienst heet een puja. Alles wat een hindoe doet om een god (of die ene god die
alle goden gezamenlijk vormen) te vereren, heet puja. Terwijl de moeder de offers
bereidt, maakt de vader de woonkamer klaar voor de dienst. Hij maakt de kamer
schoon. Op de kamervloer tekent hij een vierkant. Op dit vierkant wordt een altaar
gebouwd. Dit altaar bestaat uit een doos met een doek erover heen. Door de doos zijn
enkele bamboestengels gestoken van ongeveer een meter lang.
Hare Krisjna-aanhangers in hun oranje kleding
Een pandit voor een huisaltaar
19
Die stengels worden met een rode doek aan elkaar gebonden waardoor een overkapping ontstaat. Dit altaar stelt het heelal voor. Om het altaar heen liggen doeken. De
priester wijdt het altaar in en plaatst de beelden van Visjnoe en Laksjmi onder de
overkapping. De gezinsleden reinigen zich symbolisch en krijgen een ring van de nerf
van een mangoblad om hun vingers geschoven. Dan steekt de priester wierook aan en
enkele olielampjes.
Als de priester en de deelnemers aanwezig zijn, begint de dienst. De priester zit met
zijn gezicht naar het noorden. De dienst begint met het danken van moeder aarde.
Daarna danken de deelnemers de goden. Beelden van de goden worden gewassen,
met parfum besprenkeld en op een bloembed gelegd. De priester blaast op een schelp
en rinkelt met een bel. De deelnemers offeren water en bloemen aan de goden en bieden hen voedsel aan. Aan Sarasvati wordt de zegen gevraagd over de studie van de
kinderen.
Daarna leest de pandit voor uit een heilige tekst, meestal de Bhagavad Gita. Aan het
eind van het ritueel vindt een vuuroffer plaats. In een metalen schaal steekt de priester olie en kruiden aan. Ondertussen spreekt de priester mantra’s (heilige spreuken
die steeds weer herhaald worden) uit. Iedereen krijgt een stip op zijn voorhoofd van
gemalen sandelhout. De ouders lopen met olielampjes door het huis en bidden voor
het huisaltaar. De priester en de gasten verdelen de offerprijs en genieten samen de
maaltijd. Daarna gaat iedereen naar huis.
Een hindoe-huisvrouw voor haar huisaltaar. Zo’n altaar kan een tafeltje, een kast of een nis in
de muur zijn. Rijkere mensen hebben soms een aparte kamer beschikbaar waar ze kunnen bidden, mediteren en offers kunnen brengen. Let op de rode stip op haar voorhoofd.
20
Sanatan Dharma
De uit Suriname afkomstige hindoes zijn op te delen in twee geloofsstromingen: de
Sanatan Dharma en de Arya Samaj. Naast deze stromingen bestaan er -net als in India- groepen die niet in een god of goden geloven of zijn er mensen die zeggen dat je
niet kunt weten of er een god bestaat.
Ongeveer 60% van de hindoes in Nederland hoort bij de Sanatan Dharma. Dit is de
oudste stroming binnen het hindoeïsme. In deze groepering bestaat een grote variatie
in de manier van geloven. Maar altijd is het einddoel om van het wereldse bestaan vol
leed en gebrek op te gaan in de oppergod Brahma, het begin en einde van de schepping. De gelovigen vereren ook andere goden zoals Visjnoe, Sjiva of Laksjmi.
Veel families binnen de Sanatan Dharma kennen behalve de algemene manier van het
vereren van de goden ook een eigen vorm van verering. Zij hebben een familieheilige
waarvoor een familiealtaar of buiten een kapelletje is gebouwd. Dagelijks offert de
oudste van het gezin hierop bloemen, spijs en dhara (een mengsel van melk, yoghurt,
suiker en honing). Naast de familieheilige kunnen er ook afbeeldingen van heilige dieren, zoals de koe of de olifant, op staan. Eén keer in het jaar is er voor de heilige een
speciaal offer.
Vrouwen voeren vaak een dienst uit voor hun man. Deze dienst heet sohaga puja. Sohaga betekent echtgenoot, puja verering. In India voeren vrouwen dit uit in de rivier
de Ganges. Dat is in Nederland niet mogelijk. Vrouwen gaan hier naar zee of naar een
andere rivier. “Alle wateren zijn tenslotte met elkaar verbonden”, zeggen de hindoes.
.
Tijdelijk huisaltaar op de vloer ingericht
21
In Nederland leven ongeveer 90.000 Surinaamse hindoes. Het Surinaamse hindoeïsme
is gebaseerd op de traditie van het Noord-Indiase hindoeïsme. Het traditionele kastensysteem - zo kenmerkend voor de Indiase hindoes- is bij de Surinaamse hindoes zo
goed als niet aanwezig. De brahmanen spelen tot op heden een leidende rol.
De meeste van de hindoes in Nederland zijn aanhangers van de Sanatan Dharma.
Deze stroming is de oudste en meest klassieke vorm van hindoeïsme. Zij vereren
goden als Vishnu en Shiva. De hindoes kunnen hun religie op allerlei manieren beoefenen. Bijvoorbeeld door aanbidding van de huisgoden, het lezen van de heilige boeken,
het vieren van feesten als Holi en Divali, of het uitvoeren van rituelen bij geboorte,
huwelijk en dood.
Belangrijke termen
karma
samsara
moksha
dharma
De verering van de goden Aarti en Puja (hierboven afgebeeld) neemt een centrale
plaats in. De begrippen karma, samsara, moksha en dharma zijn belangrijk. Karma is
het ‘positieve of negatieve saldo van vorige levens’. Samsara is de eindeloze kringloop
van geboorte en dood en het steeds opnieuw geboren moeten worden op aarde. Of je
een gunstige wedergeboorte krijgt, hangt dan af van je goede of slechte karma, dus je
goede of slechte gedrag in je vorige levens.
In het hindoeïsme is het einddoel om aan al die wedergeboortes te ontsnappen. Dit is
te bereiken door verlossing of moksha. Dharma zijn alle religieuze en sociale plichten
en normen waaraan iedereen zich moet houden. Houd je je niet aan die regels dan
kun je daardoor in moeilijkheden komen met je omgeving. Bijvoorbeeld als je niet
naar de eredienst gaat, die door je familie gehouden wordt.
Goed karma
Iemand die zich tijdens zijn
vorige leven heel goed
heeft gedragen, heeft een
goed karma. Daardoor kan
hij een einde maken aan
samsara, het steeds opnieuw geboren worden. En
hierdoor kan hij verlost
worden van alle leed dat
elke wedergeboorte met
zich meebrengt.
22
WETENSWAARDIGHEDEN
Veel Nederlanders denken bij het woord
“hindoeisme” aan de in oranje gewaden
gestoken Hare Krisjna-aanhangers
die trommelend en hun bekende “Hare
Krisjna, Hare Rama” zingend door de
straten trekken. Het vereren van de god
Krisjna neemt al hun tijd in beslag.
Yoga is een systeem van oefeningen
bedoeld om lichaam en geest te beheersen. Meestal gaat het om ontspanningsoefeningen die als heilzaam worden ervaren tegen de door een jachtig leven
opgebouwde spanningen. Meestal is religie hierbij van minder belang.
Een fakir, heilige man of wonderdoener
zoals ze nog steeds in India te zien zijn.
Ahimsa of geweldloosheid is één van de
idealen van hindoes. Respect voor alle
levende wezens is het motto. Dit goldt voor
Gandhi, de politieke leider van India in zijn
strijd tegen de Engelse overheersing in de
jaren 1914-1948.
23
De Ganges
De rivier de Ganges ontspringt in het Himalayagebergte. Alle hindoes moeten eenmaal
in hun leven de Ganges gezien hebben. Als ze op bedevaart naar de Ganges gaan,
nemen ze een fles mee en vullen ze die met het water van de Ganges. Als ze daarna
naar een tempel gaan, nemen ze die fles mee als teken van gelovigheid.
Heilige koeien
In India moet je respect hebben voor het
leven en de natuur. De hindoes kozen een
koe als symbool voor dit respect.
Als je in India een koe iets aandoet, dan
krijg je problemen met de mensen die de
koe als een heilig dier beschouwen. In de
grote steden kunnen koeien lopen en
liggen waar het ze uitkomt.
24
Crematie
Overleden hindoes worden verbrand. De
as die overblijft wordt in de Ganges gegooid. In Nederland wordt de as diep in
de zee gegooid of meegenomen naar
India om de as in de Ganges te gooien.
AANTEKENINGEN
25
26
MEER OP INTERNET
Op de website van het Centrum voor Mondiaal Onderwijs vind je nog meer
onderwerpen die je kunnen helpen bij je werkstuk of spreekbeurt.
Je vindt daar tips over hoe je het beste een werkstuk kunt opzetten of hoe je
het beste je spreekbeurt kunt inkleden.
Ga naar www.cmo.nl of www.maak-een-werkstuk.nl.
27
SCRIPTIESERVICE
De Scriptieservice Mondiaal Onderwijs richt zich op leerlingen vanaf 10 jaar. In de
reeks zijn meer dan 85 onderwerpen opgenomen over Derde Wereld, Vrede, Milieu
en Mensenrechten.
Elk pakket bestaat uit 24 pagina's tekst, foto's, tekeningen, strips en/of cartoons.
Bij dit pakket is op de website van CMO een handleiding te vinden voor het maken
van een scriptie/werkstuk.
De versie op papier is te bestellen bij:
Centrum voor Mondiaal Onderwijs
Postbus 9108
6500 HK Nijmegen
tel. 024-3613074
e-mail: [email protected]
http://www.cmo.nl
Download