Hindoeïsme Een informatiepakket voor een werkstuk of spreekbeurt COLOFON Tekst: Henk Reuser Illustraties: CMO en zijn licentiegevers, Flickr. com, Wereldreisgids.nl, Schoolbieb.nl, Shrivishnu.nl, Hindiles.nl, Mediatheek.thinkquest.nl, Wikipedia.nl, Wereldgodsdiensten.mysites.nl De inhoud is met zorg samengesteld. Mocht u van mening zijn dat inbreuk is gedaan op uw auteursrechten of beeldrechten, dan verzoeken wij u vriendelijk contact met ons op te nemen via [email protected]. Centrum voor Mondiaal Onderwijs Postbus 9108 6500 HK Nijmegen tel. 024-3613074 e-mail: [email protected] http://www.cmo.nl De Scriptieservice Nieuwe Stijl is mede mogelijk gemaakt door een bijdrage van Kerk en Wereld en door een solidariteitsbijdrage van de gezamenlijke religieuzen in Nederland via de commissie PIN. © Centrum voor Mondiaal Onderwijs, Nijmegen, 2009 II INHOUD Een hindoetempel in Wijchen pag. 1 Een wereld vol goden pag. 2 Heilige boeken De Veda’s De Upanishads De Mahabharata en de Ramayana De Puranas pag. 3 pag. 3 pag. 4 pag. 5 pag. 6 Godenverhalen Vamana de dwerg Koerma de schildpad Ganesja de olifant Nieuwe goden pag. 7 pag. 8 pag. 8 pag. 9 pag. 10 Wereldtijdperken pag. 11 Kastenstelsel pag. 12 Feesten Divali Holi De heks Holika pag. 14 pag. 15 pag. 16 pag. 18 Hindoes in Nederland De huisceremonie Sanatan Dharma pag. 19 pag. 19 pag. 21 Wetenswaardigheden pag. 23 Aantekeningen pag. 25 Meer op internet pag. 27 III IV EEN HINDOETEMPEL IN WIJCHEN Dit bericht kon je op 16 januari 2006 in dagblad de Gelderlander lezen: “Grootste hindoetempel Nederland geopend Gisteren heeft in het Gelderse Wijchen de grootste hindoetempel van Nederland voor het eerst haar deuren geopend. Enkele honderden hindoes en andere belangstellenden uit het hele land woonden de plechtigheid in de fonkelnieuwe Shree Raam Mandir bij. Het gebouw is zo'n 17,5 bij 20 meter groot, telt drie bouwlagen en staat op een eigen stuk grond van 2176 m2. In Nederland wonen naar schatting 250.000 hindoes. De meesten zijn afkomstig uit Suriname. Tot nog toe kwamen Nederlandse hindoes vooral bijeen in huiselijke kring. Alleen in Rotterdam, Den Haag en Amsterdam zijn enkele kleine hindoetempels. De nieuwe tempel in Wijchen is bedoeld voor hindoes uit het hele land. De naam van de tempel, 'Shree Raam Mandir', staat voor 'het huis van de heer Raam'. Naast tempel zal het gebouw ook dienen als Hindoestaans cultureel centrum en als kenniscentrum van taal, religie en cultuur. In het centrum komt ook een bibliotheek met werken over het hindoeïsme. De bouw heeft in totaal 1,3 miljoen euro gekost. Dat geld komt van giften en donaties van hindoes. De lokale bevolking van Wijchen was in eerste instantie niet blij met de plannen voor een tempel. Die eerste plannen dateren van 10 jaar geleden. Het heeft de hindoegemeenschap heel wat uitleg gekost om duidelijk te maken dat er weinig engs is aan het hindoegeloof. Nu het in gele en witte baksteen opgetrokken gebouw er staat, lijkt iedereen in Wijchen trots op de tempel.” 1 EEN WERELD VOL GODEN Het hindoeïsme is geen godsdienst zoals de andere godsdiensten in Nederland. Voor christenen, moslims en joden is er één god. Dit geldt niet voor het hindoeïsme: voor hindoes kunnen er duizenden goden zijn. In Nederland zijn er ongeveer 250.000 mensen die zich hindoe noemen. In Nederland is het hindoeïsme niet zo’n belangrijke godsdienst, maar in India met meer dan een miljard inwoners is 83% van de bevolking hindoe. India is daarom het land met de meeste hindoes ter wereld en hier is het hindoeïsme ook ontstaan. Het hindoeïsme kent niet zoals het christendom en de islam een grondlegger of één heilig boek. Er zijn heel veel heilige boeken en iedereen kan een sekte beginnen. Bijna onophoudelijk verandert de godsdienst. In het hindoeïsme komen goden op en worden later weer vervangen door andere goden. Goden kunnen honderden jaren belangrijk zijn om daarna vergeten te worden. De goden van de Veda’s, de oudste boeken van het hindoeïsme, worden tegenwoordig bijna geen van alle meer vereerd. Volgens sommige hindoes is er uiteindelijk maar één god achter de vele goden die vereerd worden. Voor andere hindoes is dat een vreemde gedachte, voor hen gaat er niets boven de goden die zij vereren. Weer anderen ontkennen het bestaan van elke god. Toch zijn ook deze laatsten hindoe. Weer een andere mogelijkheid is dat op het huisaltaar naast een hindoegod ook Christus en Boeddha worden vereerd. Hoewel het hindoeïsme veel rituelen kent, zijn er heel wat hindoes die iedere vorm van ritueel gedrag onzin vinden. Anderen zien pelgrimstochten als de hoogste vorm van religieuze beleving. De algemene gedachte in het hindoeïsme is dat je als hindoe geboren wordt. Maar als je zelf vindt dat je je thuis voelt in dit geloof, dan kun je je altijd aansluiten bij één van de vele richtingen die het hindoeïsme kent. Hindoes nemen een ritueel bad in de grootste en heiligste rivier van India: de Ganges 2 HEILIGE BOEKEN Het hindoeïsme kent niet één heilig boek, maar heel veel heilige boeken: de Veda’s, de Ramayana, de Mahabharata, de Bhagavad-Gita en nog vele andere. Het is ook heel goed mogelijk je hindoe te noemen terwijl je aan geen enkel boek gezag toekent. Het is mogelijk hindoe te zijn zonder ooit van één van de heilige boeken gehoord te hebben. Maar een aantal boeken is voor grote groepen hindoes en voor hindoegeleerden heel belangrijk om de plaats van de mens op aarde te begrijpen. Twee bladzijden uit de Rigveda. De taal van de vier Veda’s is het Sanskriet. Het is een dode taal, net als in Europa het Latijn. Als een eeuwenoude religieuze en culturele taal blijft Sanskriet wel belangrijk. De bladzijden sla je van onder naar boven open. Volgens de overlevering heeft de grote wijze Vyasa de Veda's 5000 jaar geleden neergeschreven. De vedische teksten gaan over uiteenlopende onderwerpen, zoals geestelijke ontwikkeling, geneeskunde, landbouw, astrologie en leiderschap. De belangrijkste geschriften van het hindoeïsme zijn de vier Veda’s, waarvan de Rigveda misschien wel de belangrijkste is, de Upanishads, de Mahabharata en de Ramayana. De laatste twee bestaan uit lange verhalen over de avonturen van de god Visjnoe op aarde Tijdens zijn verblijf op aarde neemt Visjnoe altijd een menselijke gedaante aan. Hij kan dan elke vermomming aannemen. ook de gedaante van een dier. Zo’n menselijke (of dierlijke) verschijning van een god heet een avatar. De taal waarin al deze geschriften zijn opgesteld, is het Sanskriet. Het Sanskriet wordt nu niet meer gesproken, maar gaat vooraf aan de meestgesproken taal van het moderne India: het Hindi. Moderne uitgave van de Gita De Veda’s De vedische gezangen zijn de oudste geschriften van het hindoeïsme. Ze zijn geschreven in de periode tussen 1500 en 1000 voor Christus. De belangrijkste vedische tekst is de Rigveda. De Rigveda is een verzameling van spreuken en magische formules. Het belangrijkste ritueel (eredienst) dat in het boek beschreven wordt is het vuuroffer aan Agni, de god van het vuur. Agni is ook de god van het haardvuur. Hoewel het hindoeïsme zoals in deze boeken beschreven nauwelijks meer bestaat, worden deze teksten wel als het meest heilig beschouwd. 3 De teksten in de Rigveda vertellen over goden en godinnen die verschijnselen uit de natuur verpersoonlijken: Indra, god van donder en regen; Agni, god van het vuur, de Maruts, windgoden; Ushas, godin van de dageraad; Savitri, god van de zon en nog vele andere goden. In de Rigveda is ook al sprake van de god Visjnoe. Hier is hij nog een onbelangrijke zonnegod, maar later wordt hij één van de belangrijkste goden van het hindoeïsme. Het belangrijkste ritueel in de Rigveda is het offer van de soma. Soma is een bedwelmende drank die gebruikt werd om visioenen op te roepen. Daarnaast staan er aanwijzingen in over het sluiten van huwelijken en het afscheid nemen van de doden. De Upanishads In de latere vedische geschriften wordt de betekenis van de goden uit de Veda’s en de daarin beschreven gebruiken minder belangrijk. De vele goden van de Rigveda worden vervangen door een geloof waarin de hele schepping als goddelijk wordt gezien. De aanbeden god is Prajapati, het alles. In de Upanishads komt deze ‘god’ samen met het idee van brahman, hoogste werkelijkheid en kern van het heelal. Brahman stelt op geen enkele manier een persoon of god voor. Indra, de dondergod, rijdend op een olifant De Upanishads ontstaan in 700 tot 400 voor Christus, maar ook nu nog worden er Upanishads geschreven. Het doel van de schrijvers is het verval van waarden en normen tegen te gaan. Ze worden beschouwd als een vervolg op de Veda’s. De wereld om ons heen is volgens deze geschriften slechts verbeelding. Alleen brahman bestaat echt. Bovendien is brahman in alle dingen en levende wezens aanwezig. Agni, de vuurgod, rijdend op een bok. Het woord agni is Sanskriet voor vuur. Agni wordt afgebeeld als rode god met twee of drie hoofden, diverse armen, een baard en vlammen als kleding. Indische miniaturen van goden 4 De Upanishads raden de lezer aan zich terug te trekken uit de wereld, kluizenaar te worden en zich te wijden aan verering en aanbidding van de goden. De Mahabharata en de Ramayana Tussen 300 voor en 300 na Christus ontstaan in India twee grote dichtwerken: de Mahabharata en de Ramayana. De basis voor deze epen of heldendichten zijn verhalen die al veel langer bestonden. Ze gaan over de betekenis van leven en dood, goed en kwaad en de juiste manier van leven. De Mahbharata gaat over de strijd tussen de vijf zonen van Pandu en de zonen van Pandu’s broer. Op één na sterft iedereen. De Mahabharata bevat in zijn meest uitgebreide versie meer dan 100.000 verzen, waardoor het ongeveer vier keer zo lang is als de christelijke Bijbel. Eind jaren '80 werd de Mahabharata uitgezonden op de Indiase staatstelevisie. De uitzendingen waren zo populair dat de straten tijdens de uitzendingen uitgestorven waren en zelfs vergaderingen van het kabinet werden verplaatst om de ministers de kans te geven te kijken. Tegenwoordig zijn er talloze miniseries en stripboeken met het verhaal. Het epos werd ook diverse malen verfilmd. Voor westerlingen is de vijf uur durende filmversie van Peter Brook uit 1989 het meest toegankelijk. Een belangrijk onderdeel van de Mahabharata is de Bhagavad Gita. Misschien is dit wel de meest populaire tekst van het hindoeïsme. De Bhagavad Gita bestaat uit een tweegesprek tussen de god Krisjna en Arjuna. Krisjna is wagenmenner van Arjuna, aanvoerder van het Pandava-leger. Aan de vooravond van de slag wordt Arjuna door twijfel overvallen. Hij weigert te vechten tegen zijn vrienden en verwanten. Krisjna en Arjuna raken in gesprek. In dit gesprek stellen zij het leven voor als een gevecht. Krisjna behandelt elk onderdeel van het menselijk bestaan aan de hand van vragen van Arjuna. Hij legt uit dat niemand iets kan doen aan de situatie waarin hij zich bevindt. Die wordt door de goden bepaald. Van mensen wordt verwacht dat je in die omstandigheden doet waarvoor je geboren bent. Zo moet Arjuna vechten omdat hij als krijger geboren is. Het is zijn aard om te vechten en er wordt van hem verwacht dat hij zich moedig in de strijd stort. Een bekende uitspraak van Krisjna is: “Welke weg je ook bewandelt, je kunt me bereiken. Al geef je mij ook maar een bloem of een vrucht, slechts een blad of een beetje water. Als je met een zuiver, liefhebbend hart tot mij komt, zal ik je gave aannemen.” Krisjna onderwijst Arjuna in de leer van de Gita 5 In de Mahabharata zijn de Vedische goden bijna alle vergeten. Prajapati verandert in Brahma, de schepper. De belangrijkste persoon is Krisjna. In het verhaal is hij een held, een leider van zijn volk. Pas in latere geschriften verandert hij in een god. De Ramayana gaat over het leven van Rama. Rama is de god Visjnoe in menselijke gedaante. Het boek is minder lang dan de Mahabharata. Het onophoudelijk lezen van de Ramayana wordt door hindoes gezien als een daad van grote verdienste. De Puranas De Puranas bestaan uit achttien zeer lange teksten die mythen en legenden over goden, helden en heiligen behandelen. Het verschil met de Veda’s, de Mahabharata en de Ramayana is dat dezelfde goden vaak een andere rol spelen en dat in de verhalen voor het eerst ook godinnen voorkomen. Een voorbeeld hiervan is de god Indra. Rama als trotse krijger met zijn echtgenote. Aan zijn voeten Hanuman, de apegod in aanbidding In de Rigveda is Indra de god van de oorlog. In de Puranas is hij de god van de regen. Dit komt omdat de Puranas bedoeld zijn voor boeren: mensen die afhankelijk zijn van de regen. De Rigveda is geschreven voor de edellieden en krijgers. Voor hen is oorlog voeren het belangrijkste dat er is. De Puranas bestaan voor een belangrijk deel uit verhalen over goden. De belangrijkste Purana is de Bhagavata-purana. Deze gaat over het leven van de god Krisjna. Deze illustratie uit de Bhagavatapurana gaat over het hevige gevecht van Krisjna met de vijfkoppige demon Mura. Mura is een demon die zich slapend onder het water rondom de stad Pragyyotishapura ophield. De stad is in de rechterhoek van de schildering afgebeeld. Krishna met zijn blauwe huidskleur bevindt zich rechtsboven, gezeten op zijn krijgsros Garunda. De demon bevindt zich in het water in het midden van de illustratie. 6 GODENVERHALEN Volgens het hindoeïsme heeft alles deel aan het goddelijke en kun je bijna alles als god aanbidden. Daarom is het ook niet zo vreemd dat filmsterren die voor een god spelen in India vaak ook als echte goden worden gezien. Hetzelfde geldt voor de verering van Jesus Christus of Mohammed door hindoes. Hoewel zij uit het christendom en de islam stammen, nemen zij net zo zeer deel aan het goddelijke als de hindoe-goden en verdienen ze het te worden aanbeden. Sjiva vertrapt in zijn dans de demon van onwetendheid onder zijn voeten De oudste goden zijn de goden uit de vedische geschriften. Uiteindelijk zijn deze goden overgegaan in de huidige goden. Maar ook de goden uit de Veda’s worden nog door kleine groepen vereerd. Drie goden zijn belangrijk: Brahma, Sjiva en Visjnoe. Regelmatig kun je lezen dat deze verschillende goden uiteindelijk één god vormen. Brahma is de god van de schepping. Er zijn geen tempels voor Brahma, maar in tempels voor andere goden kun je wel afbeeldingen van hem vinden. Hoewel Brahma de schepper van de wereld is, heeft hij zich daarna niet meer met zijn eigen schepping bemoeit. De hindoes vinden daarom dat je Brahma pas weer moet vereren als het einde van de wereld in zicht komt. Brahma wordt meestal afgebeeld met vier hoofden en vier armen. Sjiva is de god van de vernietiging. Hij staat ook bekend als de koning van de dans. Tijdens zijn dans bevindt zich onder zijn voet is een dwerg. De dwerg is een symbool voor de onwetendheid van de mensen. Daarom vertrapt Sjiva hem tijdens zijn dans met zijn voet. Sjiva heeft vlammen in de palmen van zijn handen. Hij wordt afgebeeld met vier, acht of soms zelfs met zestien handen. De vlammen zijn symbolen van zijn kracht. Als machtige god is hij staat de hele wereld te vernietigen. Bedevaartganger verkleed als Sjiva 7 Visjnoe is de god van de bescherming. Om de mensen te hulp te komen kan hij zichzelf ook als mens voordoen. Steeds wanneer demonen dreigen hemel en aarde te vernietigen komt hij als mens op aarde. Zo’n menselijke vorm van Visjnoe heet een avatar. Die avatars worden zelf ook weer vereerd als goden. Vamana de dwerg Een avatar van Visjnoe is Vamana, de dwerg. In het verhaal hebben de demonen de wereld veroverd en de goden smeken hen om een stukje ervan. Ze vragen een stukje dat net groot genoeg is voor Visjnoe om op te liggen. Visjnoe heeft de gedaante van de dwerg Vamana aangenomen. De demonen vinden het goed. Vamana mag met drie passen een stuk land afmeten. Dan begint Vamana te groeien tot hij zo groot is als het heelal. Met de eerste stap neemt hij de aarde. Met zijn tweede stap meet hij alle planeten van de hemel af. Omdat hij het heelal in twee stappen in bezit heeft genomen vraagt hij aan de leider van de demonen waar hij nu zijn derde voetstap moet plaatsen. De demon Bali antwoordt: “O, heer, plaats uw voet op mijn hoofd”. Zo krijgt Visjnoe alles in bezit. De demonen Vamana zet zijn voet op Bali, de leider van de demonen, die daardoor in het water verdwijnt. zijn nu de wereld weer aan de goden kwijt. Koerma de schildpad Een andere avatar van Visjnoe is Koerma, de schildpad. Visjnoe neemt deze vorm aan wanneer de goden en de demonen weer eens met elkaar strijden. De goden willen de zee van melk karnen om hun heilige drank, soma, te maken. Die soma hebben ze nodig om onsterfelijk te zijn. Zij roepen de demonen te hulp en beloven ze een deel van de soma. De karnstok om in de melk te roeren is een berg die op de bodem van de zee rust. De slang Vasoeki wordt gebruikt als touw om de stok mee rond te draaien. Het karnen wekt zo veel beroering dat de aarde in stukken dreigt te breken. Visjnoe verandert in een schildpad en neemt de karnstok op zijn rug. Een lassiverkoper in Benares. Lassi is een traditionele yoghurtdrank, die te vergelijken is met een milkshake. Karnen wordt overal in India gedaan om voedsel te bereiden. Het verhaal over de slang Vasoeki als karnstok is in India dan ook heel bekend. 8 Ook komt er een gif vrij dat de goden bijna vernietigt. Maar Visjnoe verzwelgt het gif en maakt het ongevaarlijk. Als de soma klaar is, raken goden en demonen in strijd met elkaar. De demonen nemen de soma mee. Visjnoe verandert zich in een mooie vrouw, de tovenares Mohini. Zij betovert de demonen met haar schoonheid en die geven haar het levensverlengende vocht. Mohini geeft het weer terug aan de goden. Ravana, de demonen-aanvoerder Ganesja de olifant Ganesja is één van de meest populaire goden van India. Het verhaal gaat dat hij is geboren uit een doek. De godin Parvati wil graag een kind. Maar haar echtgenoot Sjiva wil zich niet aan het gezinsleven binden. Omdat hij moe wordt van haar gezeur, zegt Sjiva tegen Parvati dat hij een kind zal maken uit een rode doek. Die doek verandert in een knappe jonge zoon. Maar wanneer Sjiva het hoofd van zijn zoon aanraakt, valt het af. Om Parvati te troosten stuurt Sjiva zijn dienaar Nandi eropuit om een nieuw hoofd voor Ganesha te zoeken. Nandi gaat op zoek en het eerste levend wezen dat hij ontmoet, is de olifant Airavata. Nandi berooft de olifant van zijn hoofd en brengt dat naar Sjiva. Sjiva geeft dan Ganesha als vervanging voor zijn verloren hoofd het hoofd van de olifant. Voortaan wordt Ganesja dan ook altijd afgebeeld als een god met de slurf en de oren van een olifant. Op afbeeldingen heeft Ganesja meestal heeft een rat als rijdier. Zijn bijnaam is heer van de hindernissen; als een rat knaagt hij zich door alle hindernissen heen. Ganesja helpt iedere hindoe die hem aanbidt en hem offers brengt. Ganesja de godheid met het olifantenhoofd. Hij is de god van kennis en wijsheid, neemt hindernissen weg en is de beschermheilige van reizigers. Hindoes bidden tot Ganesja voor ze aan iets nieuws beginnen, zoals een nieuwe baan of wanneer ze verhuizen. Ganesha is de zoon van Shiva en Parvati. Hij rijdt op een muis of een rat. 9 Hiernaast de drieeenheid: Brahma (God als Schepper), Visjnoe (God als Beschermer), Sjiva (God als Vernietiger). Hindoegoden worden vaak afgebeeld of gebeeldhouwd met verschillende hoofden of armen om hun speciale kwaliteiten te laten zien. Zo toont Brahma met vier gezichten dat hij regeert over de vier windrichtingen. Visjnoe is de god die ervoor zorgt dat alles in de wereld behouden blijft. Sjiva is juist de god die alles wil vernietigen. Alles in de schepping bestaat immers maar tijdelijk en zal vroeg of laat veranderd of vernietigd worden. Ook mensen zijn een deel van Brahma. Omdat alles door Brahma geschapen is, zit in alles en iedereen een klein stukje van Brahma: een goddelijke vonk. Daardoor zijn alle mensen als schepsel verbonden met Brahma, de schepper Nieuwe goden Ook nu nog komen er nieuwe goden bij. De filmster Santosi Mata is tegenwoordig in heel India een populaire godin als gevolg van een film die met haar is gemaakt. De godin is geheel bedacht door de makers van de film. Vooral huisvrouwen roepen haar nu aan in de hoop op een nieuwe koelkast. Hiernaast zie je de hoes van de DVD van de film, die in India veel verkocht wordt. De reclameslogan die erbij hoort zegt dat door het bekijken van de film je je geloof in de godin kunt verdiepen zodat je je daardoor ook gelukkiger zult voelen. 10 WERELDTIJDPERKEN De hindoes kennen veel verschillende verhalen over de schepping van de wereld. Deze verhalen heten kosmologische verhalen. Een bekend verhaal gaat over de god Visjnoe die op de rug van de slang Ananta rondzwerft over de eerste wateren. Uit zijn navel groeit een lotus. Daarin wordt de god Brahma geboren. Hij zegt de vier Veda’s op met zijn vier monden. Dan schept hij het ei van Brahma waaruit onze wereld ontstaat.. Er bestaan ook veel verhalen over de ondergang van de wereld. Meestal wordt die toegeschreven aan Sjiva die met zijn dans de wereld vernietigt, maar je kunt ook lezen dat de wereld ten onder gaat wanneer hij ophoudt met dansen. Maar na de vernietiging van de wereld begint alles weer van voren af aan. Mandala is een woord uit het Sanskriet en betekent cirkel. Vaak gaat het om een symbolische afbeelding van de wereld. In het middelpunt staat vaak een godheid afgebeeld. In de mandala hierboven verwijzen de vier poorten in de binnencirkel naar de vier windstreken. Mandala’s kunnen gebruikt worden als een hulpmiddel om de aandacht bij de meditatie (het overdenken van levensvragen) vast te houden. Visjnoe, in de gedaante van Kalki, vernietigt de demonen, ketters en vijanden van India. Om zijn hals hangen de schedels van de al overwonnen vijanden. De geschiedenis van de wereld wordt opgedeeld in vier tijdperken. Het eerste tijdperk is het gouden tijdperk: de mensen leven deugdzaam en voeden zich met de vruchten uit de tuin van de aarde. In de loop van de tijd neemt de levensduur van de mens af. Ook worden ze minder eerlijk en hebben ze minder deugden. Wij leven in het laatste tijdperk: Kali. Het Kalitijdperk is het tijdperk van kwaad, ziekte en ketterij. Alle mensen zijn hiervan het slachtoffer. Volgens sommige hindoes is Boeddha een vermomming van Visjnoe die op aarde is gekomen om de demonen te misleiden. De demonen bekeren zich tot het boeddhisme en kunnen zo vernietigd worden op het einde van het Kali-tijdperk. Tot die tijd zullen zij in aantal groeien. Aan het eind van het Kali-tijdperk komt de laatste verschijning van Visjnoe op aarde als Kalki, de krijger op het witte paard. Hij zal de barbaarse koningen uit India verdrijven en de ketters vernietigen. Iedereen die wel eerlijk is en de goden vereert, zal hij redden van het vuur en de overstromingen die de aarde zullen vernietigen. 11 KASTENSTELSEL Ongelijkheid In Nederland gaan we ervan uit van dat alle mensen gelijk zijn. Het hindoeïsme gaat ervan uit dat mensen in een bepaalde sociale groep geboren worden. Er zijn lagere en hogere groepen. In Nederland geven mensen elkaar bij begroetingen een hand. Een hand geven betekent dan: wij zijn gelijken. In India in het verleden begroetten mensen uit een lagere groep hun meerderen door voor hen te knielen. De hoger geplaatste zette dan zijn voet op het hoofd van de lager geplaatste als wedergroet. Deze groepen of kasten zijn in India waarschijnlijk ontstaan na de inval van de IndoAriërs rond 1500 voor Christus. De Indo-Ariërs verdeelden de mensen in vier groepen die zij varna’s (letterlijk: kleuren) noemen. De Indo-Ariërs kenden vier varna’s: priesters (brahmanen), krijgers (kschatrijas), boeren en handelaren (vaischyas) en een grote groep die als dienaren moeten werken in dienst van de hogere varna’s (schudras). Behalve deze groepen zijn er nog mensen die buiten deze vier groepen vallen; ook wel de onaanraakbaren (harijans) genoemd. Hoogst in de rangorde staan de brahmanen, het laagst de harijans. De gebruikelijke naam voor dergelijke groepen is kaste, een woord dat komt van het Portugese casta dat verwijst naar mensen die hetzelfde beroep uitoefenen. Er zijn in India duizenden kasten. De gewoonte is dat iedereen binnen de eigen kaste trouwt. Vaak hebben de mensen binnen een kaste hetzelfde beroep. priesters, grondbezitters beambten, soldaten, grondbezitters kooplieden, handelaren, geldschieters, grondbezitters boeren, pachters, politieagenten, oliepersers, wevers, kleermakers, pottenbakkers metselaars, vissers, kledingwassers, landarbeiders, stratenreinigers, schoenmakers, tuinlieden 12 Dit idee van de kasten hangt samen met het idee van de wedergeboorte. Dit is het geloof dat mensen na hun dood terugkeren in een ander lichaam. Na zijn dood kan een mens terugkeren als sprinkhaan, brahmaan of wat dan ook. Dat is afhankelijk van zijn gedrag in zijn vorige levens. Als je dus arm bent en tot een lagere kaste hoort, heb je dat aan jezelf te wijten. Had je je in je vorige leven maar beter moeten gedragen. Je kunt dit terug vinden in de uitspraken van goeroes (=religieuze leiders) uit India. Vaak hoor je ze dingen zeggen als: “armen hebben hun lot aan zichzelf te danken”. Een andere gedachte achter het kastenstelsel is de tegenstelling tussen rein en onrein. De tegenstelling tussen aan de ene kant het leven en het goddelijke en aan de andere kant afval, dood en ontbinding. Hierdoor komt het dat sommige mensen door hun geboorte gedwongen zijn zogenaamd onrein werk te doen: haren knippen, uitwerpselen opruimen, kadavers opruimen, leer bewerken en vuil ophalen. Onaanraakbaren mogen in tegenstelling tot degenen die wel tot een kaste behoren alcohol drinken. Daarnaast is het niet zo dat alle brahmanen rein zijn. De brahmanen die de leiding hebben over crematies staan niet echt hoog aangeschreven. Onder invloed van de Britse kolonisten wordt het kastenstelsel een streng en onveranderlijk systeem. Voor de Britten was toen immers elke verandering een bedreiging voor hun macht. Sinds de onafhankelijkheid van India in 1947 zijn alle kastenonderscheidingen verboden en strafbaar. De invloed van iemands kaste is inmiddels een stuk minder geworden. Maar de tegenstellingen spelen nog altijd een rol. In leidinggevende functies zie je bijna alleen brahmanen. Vuilnisophalers komen bijna allemaal uit kasten waarvan de leden al generaties lang het vuil moeten opruimen. Een groepje brahmanen, de hoogste kaste, voor de ingang van een tempel 13 FEESTEN Hindoefeesten zijn een mengeling van ritueel, spektakel, aanbidding van goden, gebed, optochten, muziek, dans, goochelkunsten, magische handelingen, eten, drinken, plezier, liefdadigheid en verder al het andere dat met traditie of godsdienst te maken heeft. Steeds opnieuw is het doel de samenleving van kwade smetten te ontdoen en de gemeenschap en de relaties onderling te vernieuwen. De feesten kunnen dagen duren. En iedere dag wordt er wel ergens een feest gevierd. De feesten vragen de deelname van de hele gemeenschap, van alle volgelingen van een tempel of alle aanhangers. Maar voor de verschillende mensen van de groep betekent de gebeurtenis iets anders. Voor de lagere kasten en de kastelozen biedt het een mogelijkheid om uit de band te springen. Voor de hogere kasten is het de uitbeelding van een goddelijke gebeurtenis. Bekende feesten zijn Divali en Holi. Divali Divali is een van de belangrijkste feestdagen van het hindoeïsme. Het is het feest van het licht. Op deze dag worden overal lampjes en kaarsjes aangedaan. Het feest wordt thuis gevierd. De mensen maken hun huis schoon, gaan in bad en trekken nieuwe kleren aan: alles en iedereen moet schoon zijn. Met de lichtjes wordt Laksjmi, de godin van liefde, geluk en welvaart uitgenodigd om het huis te bezoeken en de bewoners te zegenen. ‘s Avonds eten de hindoes een lekkere vegetarische maaltijd, ze geven elkaar cadeautjes en er worden oude verhalen verteld. 14 Begin november is het tijd voor het feest van het licht of Divali. De letterlijke betekenis is: rij van lichtjes. Diya’s zijn van klei gebakken schoteltjes met een pit erin en gevuld met olie. Tijdens Divali worden overal in en op het huis deze schoteltjes geplaatst. ‘s Avonds steken de bewoners de lichtjes aan. Zo nodigen ze de godin Laksjmi uit binnen te komen. Zij brengt voorspoed en geluk. Vooral winkeliers en handelaren besteden veel aandacht aan haar. Zij laten hun huizen in een weelde van licht baden. Arme mensen zetten in ieder geval een paar diya’s voor de deur. Een afbeelding van de godin Laksjmi. De Mandir Hindoes houden hun erediensten in gebouwen, die ze mandir of tempels noemen. Overal in India staan tempels en ook in andere plaatsen waar hindoes zich hebben gevestigd zijn tempels gebouwd. Deze tempels zijn meestal opgedragen aan een bepaalde god, godin of heilige man. Ze worden gezien als het aardse huis van de godheid wiens aanwezigheid wordt gesymboliseerd door een afbeelding of een beeld in het binnenste, heiligste deel van het tempelgebouw. Veel hindoes vereren hun goden ook thuis, in een bepaalde kamer of een deel van een kamer. Er bestaan geen vastomlijnde regels voor het eren van goden. Sommige mensen gaan elke dag naar de tempel; andere komen alleen op speciale dagen, zoals feestdagen, naar de tempel. Weer anderen kennen geen tempels maar gaan regelmatig naar groepsmeditaties in speciale meditatiecentra (jagrti's). De dag voor Divali krijgt het huis een grondige schoonmaakbeurt. Tijdens de schemering voert een ouder vrouwelijk familielid een plechtigheid uit. Zij bidt tot de godin en vraagt haar langs te komen. Op een koperen bord heeft zij vijf diya’s geplaatst. Als ze die heeft aangestoken, houdt ze haar handen een moment in de warmte boven de vlammetjes en brengt ze vervolgens naar haar voorhoofd. De anderen doen haar na. Als er meer diya’s zijn, worden die nu aangestoken. Terwijl de anderen bezig zijn met het aansteken van de diya’s verjaagt de oude vrouw de armoede. Zij slaat met een stok op een rieten mand en loopt door het huis en roept: “Laksjmi kom binnen, armoede verdwijn.” Als ze klaar is loopt ze het erf op waar het huisvuil wordt gestort. Daar gooit ze de stok en de mand neer. Ze roept: “blijf.” Als er dochters zijn in het gezin neemt de oudste het bord met de vijf diya’s en gaat het huis in om in de vijf belangrijkste vertrekken een diya te zetten. De andere lampjes worden rond het huis gezet. 15 De vrouwen maken nu Amavas kakajal, het oogzwart van de nieuwe maan. Ze wrijven een plaatje ijzer met olie in en houden dat boven één van de diya’s. Al snel vormt zich op het plaatje een laagje roet. Deze roet is de kajal, het oogzwart. De rest van het jaar wordt deze aangebracht als oogschaduw om het boze oog te weren. Na een vegetarische maaltijd brengt men de rest van de avond door met dobbelen. Kleine bedragen vormen de inzet. Het brengt geluk op deze avond te spelen. Als er een cassetterecorder of een platenspeler in huis is, wordt er muziek opgezet met divaliliederen. Holi Eind februari, begin maart vieren hindoes een feest dat Holi heet. Het is het feest van het nieuwe jaar. Het begint met volle maan en eindigt de volgende dag met afnemende maan. De voorbereiding begint vijf weken daarvoor op de dag dat de lente begint met het feest ter ere van de god Ram. Priester, dorpshoofd en dorpsbewoners verzamelen zich bij een open plek in het dorp. Onder het prevelen van gebeden plant de priester een tak van een plant. Deze plek wordt de brandstapel en heet de holika. In de daaropvolgende weken slepen de jongens van het dorp alles wat brandbaar is naar de plek. Een paar dagen voor het feest brengen de dorpsjongens echt alles naar de plek. Als bewoners niet thuis zijn, lichten ze deuren uit hun scharnieren, slepen ze strodaken mee en is ook huisraad niet veilig. Als iemands spullen eenmaal op de holika liggen, kan de eigenaar ze niet meer terugkrijgen. Een belangrijke feestdag voor de hindoes is Holi, het feest van de overwinning van het goede op het kwade, van het licht op de duisternis. Het is overwinnings-, nieuwjaarsen bezinningsfeest. Er wordt geten, gedronken, gedanst , gezongen en iedereen bekogelt elkaar met gekleurd poeder. Hindoefeesten zijn vrolijke levendige gebeurtenissen. Hierbij doet de hele familie, gemeenschap of dorp mee. Er zijn het hele jaar door honderden feesten. Op sommige feestdagen wordt de geboorte of een belangrijke gebeurtenis uit het leven van sommige goden gevierd. Andere feestdagen zijn verbonden met het wisselen van de seizoenen, de oogsttijd of gebeurtenissen in de familie. De meeste feesten in het hindoeïsme hebben te maken met de tijdsrekening. Er zijn twee van dergelijke berekeningen, één volgens de zon en één volgens de maan. In het algemeen is de tijd van de wassende maan en een sterker wordende zon een gunstige periode, wordt de zon zwakker dan is het ongunstig. De meeste hindoes vieren in elk geval de feesten van Divali en Holi. 16 Dan is het Holi. Als de zon achter de horizon is verdwenen, verzamelen de inwoners van het dorp zich rond de holika. De priester houdt een kleine offerdienst en steekt de holika aan. Als de vlammen van het oplaaiende vuur naar het oosten gaan, wacht de gemeenschap een voorspoedig nieuw jaar. Naar het westen of noorden is ook gunstig, maar als de vlammen naar het zuiden of recht omhoog gaan, voorspelt dat onheil. Dan loopt iedereen zeven keer om het vuur heen. Als dat is afgelopen omhelst iedereen elkaar: jong en oud en hoge en lage kasten. Sommigen pakken uit het vuur een brandende stok en planten die op hun akker. De fakkel trekt een goede oogst aan en weert boze geesten af. Anderen nemen een fakkel mee naar huis en steken daarmee de haard aan. Een jaar lang zal dit vuur blijven branden tot de volgende holi. Rond het vuur schelden de overgeblevenen elkaar uit. Zo raken mensen hun ergernissen kwijt die ze in de loop van het jaar hebben gekregen. Mensen spuiten elkaar nat met gekleurd water en smeren elkaar in met abier, een rood gekleurd poeder. Ondertussen klinkt het roffelen van trommels. Tot diep in de nacht blijven de mensen spelen en dansen. Daarna trekt iedereen schreeuwend en zingend naar het huis van het dorpshoofd. De volgende ochtend komen de mensen weer bijeen voor het huis van het dorpshoofd. Nu smeren de mensen elkaar niet alleen met rood poeder in of spuiten ze elkaar nat met gekleurd water, maar ze wrijven elkaar nu ook in met modder, roet en stinkende olie. Vanuit het huis van het dorpshoofd wordt de menigte bekogeld met koeienpoep. Het dorpshoofd probeert degenen die verwikkeld zijn in een ruzie te verbroederen. “Laten we alle wrok als verbrand beschouwen, net als de holika van gisteravond”. Met de as van het vuur maakt iedereen een stip op zijn voorhoofd. Een familie, uitgedost in feestkleding, maakt een rondgang om de holika, de brandstapel waarop Holika, de zuster van Harnakas volgens het verhaal in vlammen opging, terwijl zijn zoon Prahlaad ongedeerd bleef. 17 Er bestaan veel verhalen met het Holifeest als achtergrond, misschien wel honderden. Eén van die verhalen is het verhaal van de heks Holika. De heks Holika In een bos woont een kluizenaar, Harnakas. Hij doet niets anders dan bidden en mediteren. Harnakas is een volgeling van de god Sjiva. Sjiva is zeer onder de indruk van de toewijding van Harnakas. “Nooit eerder zag ik zulk een toewijding, je mag als beloning twee wensen doen”, zegt hij. Harnakas antwoordt zonder aarzelen: “Ik wil de machtigste heerser op aarde worden en door iedereen als een god aanbeden worden. Geen god, mens of dier moet mij ooit kunnen doden.” Vanaf dat ogenblik moeten alle mensen Harnakas vereren als een god. Zijn meest toegewijde aanbidder is zijn zus, de heks Holika. Zijn zoon Prahlaad blijft trouw aan de god Visjnoe. Harnakas wil weten waarom. De heks Holika op de brandstapel “De Mensen vereren u, vader, alleen omdat ze bang zijn. De god die ik aanbid schenkt vertrouwen. Hij is de weg die tot het geluk leidt”, zegt Prahlaad. Harnakas is woedend. “Schelm”, schreeuwt hij naar zijn zoon. “Hier zul je voor boeten.” Hij brult om zijn zus Holika. “Ik maak een groot vuur”, zegt Harnakas. “Jij moet daar in gaan zitten met Prahlaad op je schoot. Door jouw toverkracht blijf jij ongedeerd en zullen de vlammen Prahlaad verteren” Zijn dienaren bouwen een enorme brandstapel. Holika neemt samen met Prahlaad plaats op de brandstapel. De brand duurt dagen. Eindelijk zwakken de vlammen af. In de rook op de gloeiende kolen zit Prahlaad. De vlammen hebben hem niets kunnen doen. Van Holika is alleen een hoopje as overgebleven. Opeens klinkt er een luid gebrul. Uit één van de pilaren van het paleis springt een gestalte die half mens en half leeuw is. Het is Visjnoe. In deze gedaante is hij geen god en geen mens en geen dier. Nu kan hij Harnakas doden. Met één slag slaat hij Harnakas dood tegen de grond. 18 Visjnoe, in de gedaante van een man-leeuw, rukt het hart van Harnakas uit. De beeldhouwer heeft Visjnoe als een mens maar met een leeuwenhoofd afgebeeld. HINDOES IN NEDERLAND De meeste van de ongeveer 250.000 hindoes in Nederland zijn uit Suriname hiernaartoe gekomen na de onafhankelijkheid in 1975. Zij zijn afstammelingen van contractarbeiders die tussen 1873 en 1917 vanuit India naar Suriname zijn overgebracht om daar op de plantages te werken. Deze afstammelingen van de contractarbeiders worden Hindoestanen genoemd. Vaak hoor je de woorden Hindoestaan en hindoe door elkaar gebruiken. Dit is echter niet juist. Hindoestaan is een woord voor de mensen die vanuit India naar Suriname zijn getrokken. De meeste van deze mensen zijn hindoe, maar niet allemaal. Een minderheid is christen of moslim. Een afbeelding van goeroe (geestelijk leider) Sai Baba, populair in Nederland Andere groepen hindoes zijn afkomstig uit Azië, vooral India, of Afrika. Daarnaast zijn er ook Nederlanders die zich uit zichzelf hebben bekeerd tot het hindoeïsme. Zij behoren tot een van de vele stromingen. In het bijzonder de Hare Krisjna-beweging en de goeroe Sai Baba hebben aanhang. De huisceremonie Belangrijke rituelen worden uitgevoerd onder begeleiding van een pandit (hindoepriester). De pandit krijgt bijvoorbeeld het verzoek aan de goden te offeren om succes af te smeken voor de kinderen bij hun studie. Zo’n dienst heet een puja. Alles wat een hindoe doet om een god (of die ene god die alle goden gezamenlijk vormen) te vereren, heet puja. Terwijl de moeder de offers bereidt, maakt de vader de woonkamer klaar voor de dienst. Hij maakt de kamer schoon. Op de kamervloer tekent hij een vierkant. Op dit vierkant wordt een altaar gebouwd. Dit altaar bestaat uit een doos met een doek erover heen. Door de doos zijn enkele bamboestengels gestoken van ongeveer een meter lang. Hare Krisjna-aanhangers in hun oranje kleding Een pandit voor een huisaltaar 19 Die stengels worden met een rode doek aan elkaar gebonden waardoor een overkapping ontstaat. Dit altaar stelt het heelal voor. Om het altaar heen liggen doeken. De priester wijdt het altaar in en plaatst de beelden van Visjnoe en Laksjmi onder de overkapping. De gezinsleden reinigen zich symbolisch en krijgen een ring van de nerf van een mangoblad om hun vingers geschoven. Dan steekt de priester wierook aan en enkele olielampjes. Als de priester en de deelnemers aanwezig zijn, begint de dienst. De priester zit met zijn gezicht naar het noorden. De dienst begint met het danken van moeder aarde. Daarna danken de deelnemers de goden. Beelden van de goden worden gewassen, met parfum besprenkeld en op een bloembed gelegd. De priester blaast op een schelp en rinkelt met een bel. De deelnemers offeren water en bloemen aan de goden en bieden hen voedsel aan. Aan Sarasvati wordt de zegen gevraagd over de studie van de kinderen. Daarna leest de pandit voor uit een heilige tekst, meestal de Bhagavad Gita. Aan het eind van het ritueel vindt een vuuroffer plaats. In een metalen schaal steekt de priester olie en kruiden aan. Ondertussen spreekt de priester mantra’s (heilige spreuken die steeds weer herhaald worden) uit. Iedereen krijgt een stip op zijn voorhoofd van gemalen sandelhout. De ouders lopen met olielampjes door het huis en bidden voor het huisaltaar. De priester en de gasten verdelen de offerprijs en genieten samen de maaltijd. Daarna gaat iedereen naar huis. Een hindoe-huisvrouw voor haar huisaltaar. Zo’n altaar kan een tafeltje, een kast of een nis in de muur zijn. Rijkere mensen hebben soms een aparte kamer beschikbaar waar ze kunnen bidden, mediteren en offers kunnen brengen. Let op de rode stip op haar voorhoofd. 20 Sanatan Dharma De uit Suriname afkomstige hindoes zijn op te delen in twee geloofsstromingen: de Sanatan Dharma en de Arya Samaj. Naast deze stromingen bestaan er -net als in India- groepen die niet in een god of goden geloven of zijn er mensen die zeggen dat je niet kunt weten of er een god bestaat. Ongeveer 60% van de hindoes in Nederland hoort bij de Sanatan Dharma. Dit is de oudste stroming binnen het hindoeïsme. In deze groepering bestaat een grote variatie in de manier van geloven. Maar altijd is het einddoel om van het wereldse bestaan vol leed en gebrek op te gaan in de oppergod Brahma, het begin en einde van de schepping. De gelovigen vereren ook andere goden zoals Visjnoe, Sjiva of Laksjmi. Veel families binnen de Sanatan Dharma kennen behalve de algemene manier van het vereren van de goden ook een eigen vorm van verering. Zij hebben een familieheilige waarvoor een familiealtaar of buiten een kapelletje is gebouwd. Dagelijks offert de oudste van het gezin hierop bloemen, spijs en dhara (een mengsel van melk, yoghurt, suiker en honing). Naast de familieheilige kunnen er ook afbeeldingen van heilige dieren, zoals de koe of de olifant, op staan. Eén keer in het jaar is er voor de heilige een speciaal offer. Vrouwen voeren vaak een dienst uit voor hun man. Deze dienst heet sohaga puja. Sohaga betekent echtgenoot, puja verering. In India voeren vrouwen dit uit in de rivier de Ganges. Dat is in Nederland niet mogelijk. Vrouwen gaan hier naar zee of naar een andere rivier. “Alle wateren zijn tenslotte met elkaar verbonden”, zeggen de hindoes. . Tijdelijk huisaltaar op de vloer ingericht 21 In Nederland leven ongeveer 90.000 Surinaamse hindoes. Het Surinaamse hindoeïsme is gebaseerd op de traditie van het Noord-Indiase hindoeïsme. Het traditionele kastensysteem - zo kenmerkend voor de Indiase hindoes- is bij de Surinaamse hindoes zo goed als niet aanwezig. De brahmanen spelen tot op heden een leidende rol. De meeste van de hindoes in Nederland zijn aanhangers van de Sanatan Dharma. Deze stroming is de oudste en meest klassieke vorm van hindoeïsme. Zij vereren goden als Vishnu en Shiva. De hindoes kunnen hun religie op allerlei manieren beoefenen. Bijvoorbeeld door aanbidding van de huisgoden, het lezen van de heilige boeken, het vieren van feesten als Holi en Divali, of het uitvoeren van rituelen bij geboorte, huwelijk en dood. Belangrijke termen karma samsara moksha dharma De verering van de goden Aarti en Puja (hierboven afgebeeld) neemt een centrale plaats in. De begrippen karma, samsara, moksha en dharma zijn belangrijk. Karma is het ‘positieve of negatieve saldo van vorige levens’. Samsara is de eindeloze kringloop van geboorte en dood en het steeds opnieuw geboren moeten worden op aarde. Of je een gunstige wedergeboorte krijgt, hangt dan af van je goede of slechte karma, dus je goede of slechte gedrag in je vorige levens. In het hindoeïsme is het einddoel om aan al die wedergeboortes te ontsnappen. Dit is te bereiken door verlossing of moksha. Dharma zijn alle religieuze en sociale plichten en normen waaraan iedereen zich moet houden. Houd je je niet aan die regels dan kun je daardoor in moeilijkheden komen met je omgeving. Bijvoorbeeld als je niet naar de eredienst gaat, die door je familie gehouden wordt. Goed karma Iemand die zich tijdens zijn vorige leven heel goed heeft gedragen, heeft een goed karma. Daardoor kan hij een einde maken aan samsara, het steeds opnieuw geboren worden. En hierdoor kan hij verlost worden van alle leed dat elke wedergeboorte met zich meebrengt. 22 WETENSWAARDIGHEDEN Veel Nederlanders denken bij het woord “hindoeisme” aan de in oranje gewaden gestoken Hare Krisjna-aanhangers die trommelend en hun bekende “Hare Krisjna, Hare Rama” zingend door de straten trekken. Het vereren van de god Krisjna neemt al hun tijd in beslag. Yoga is een systeem van oefeningen bedoeld om lichaam en geest te beheersen. Meestal gaat het om ontspanningsoefeningen die als heilzaam worden ervaren tegen de door een jachtig leven opgebouwde spanningen. Meestal is religie hierbij van minder belang. Een fakir, heilige man of wonderdoener zoals ze nog steeds in India te zien zijn. Ahimsa of geweldloosheid is één van de idealen van hindoes. Respect voor alle levende wezens is het motto. Dit goldt voor Gandhi, de politieke leider van India in zijn strijd tegen de Engelse overheersing in de jaren 1914-1948. 23 De Ganges De rivier de Ganges ontspringt in het Himalayagebergte. Alle hindoes moeten eenmaal in hun leven de Ganges gezien hebben. Als ze op bedevaart naar de Ganges gaan, nemen ze een fles mee en vullen ze die met het water van de Ganges. Als ze daarna naar een tempel gaan, nemen ze die fles mee als teken van gelovigheid. Heilige koeien In India moet je respect hebben voor het leven en de natuur. De hindoes kozen een koe als symbool voor dit respect. Als je in India een koe iets aandoet, dan krijg je problemen met de mensen die de koe als een heilig dier beschouwen. In de grote steden kunnen koeien lopen en liggen waar het ze uitkomt. 24 Crematie Overleden hindoes worden verbrand. De as die overblijft wordt in de Ganges gegooid. In Nederland wordt de as diep in de zee gegooid of meegenomen naar India om de as in de Ganges te gooien. AANTEKENINGEN 25 26 MEER OP INTERNET Op de website van het Centrum voor Mondiaal Onderwijs vind je nog meer onderwerpen die je kunnen helpen bij je werkstuk of spreekbeurt. Je vindt daar tips over hoe je het beste een werkstuk kunt opzetten of hoe je het beste je spreekbeurt kunt inkleden. Ga naar www.cmo.nl of www.maak-een-werkstuk.nl. 27 SCRIPTIESERVICE De Scriptieservice Mondiaal Onderwijs richt zich op leerlingen vanaf 10 jaar. In de reeks zijn meer dan 85 onderwerpen opgenomen over Derde Wereld, Vrede, Milieu en Mensenrechten. Elk pakket bestaat uit 24 pagina's tekst, foto's, tekeningen, strips en/of cartoons. Bij dit pakket is op de website van CMO een handleiding te vinden voor het maken van een scriptie/werkstuk. De versie op papier is te bestellen bij: Centrum voor Mondiaal Onderwijs Postbus 9108 6500 HK Nijmegen tel. 024-3613074 e-mail: [email protected] http://www.cmo.nl