DE CHRISTELIJKE GELOOFSTRADITIE, EEN INSPIRATIEBRON VOOR SOCIAAL EN ECONOMISCH HANDELEN DEEL II ‘Wat vinden we in de Bijbel terug aangaande economische principes?’ In het economisch handelen staan we als christen in de spanning van de utopie van het Rijk Gods en de dagdagelijkse realiteit waarin we onze eigen mogelijkheden uitbouwen. De bijbelse visie geeft ons interpretatiesleutels voor het economisch handelen maar de context waarin dit zich afspeelt is totaal anders dan onze postmoderne maatschappij. We kunnen dus niet anders dan ons richten op het principe van de analogie: een vertaling maken van bijbelse economische oriëntaties naar situaties in onze tijd. Er is een economische realiteit aanwezig: deze van de heilseconomie en de zakelijke economie. Heilseconomie = een beweging van God naar de mensen toe, van bevrijding en verlossing. Het maken van orde uit de chaos, vrede uit de oorlog. De scheppingsopdracht van de mens bestaat er in om deze opties mee uit te bouwen. Wie gelooft in de God Schepper kan niet anders dan deze optie mee uitbouwen. In de Bijbel bestaat er ook zoiets als een seculiere, zakelijke realiteit (omgaan met goederen, diensten, productie, consumeren en ruilen). Doorheen de Bijbel wordt duidelijk dat de zakelijke economie wordt ingeschakeld in de realisatie van de heils- of gelovige economie. Het OT is niet opgezet met offers en erediensten aan God als je tegelijkertijd je medemens niet rechtvaardig behandelt. Met geld en bezit wordt omgegaan om een manier die het heilseconomisch principe in realiteit omzet. Het economisch handelen wordt zo ingeschakeld in de dienst aan God. Het volk van Israël: overgang van een gehoorzaamheidsmoraal naar een creatieve moraal. Waarom dit zo is wordt duidelijk aan de hand van de Joodse visie op het Verbond. Het Joodse Verbond wordt vaak beschouwd als een lijst wetten en normen die God heeft overgemaakt aan zijn volk, een eenrichtingsverkeerssituatie of de zogenaamde ‘gehoorzaamheidmoraal’. Zo verliest men uit het oog dat God vooreest een dynamische, inspirerende God is die de Israëlieten aanmoedigt om iets te doen aan hun positie, om een eigen maatschappij uit te bouwen waar er andere normen gelden. Zo krijgen zij de inspiratie om met de creatie van nieuwe wetten en normen een samenlevingsvorm uit te bouwen die ingaat tegen de heersende moraal van die tijd. God spoort voortdurend de mens aan om een rechtvaardige orde uit te bouwen, God schept voortdurend de mens die zijn eigen wet maakt gebaseerd op de God van het Verbond (creatieve moraal). Wat zegt de verbondsvisie ons over economische kwesties? - In de verbondsvisie zit de idee van de ‘sociale zekerheid’ reeds ingebakken. Respect en oog voor de behoeften van anderen, de voorkeursbehandeling voor weduwen, wezen, vreemdelingen en armen = het opkomen voor economisch zwakke groepen 1 bv. Na de oogst mag niet alles worden afgeplukt; de armen mogen de rest met de hand afplukken. - In het Verbond wordt ook de idee van het rentmeesterschap vernoemd. Dit houdt in dat de schepping in zijn totaliteit moet worden gerespecteerd. De mens krijgt de opdracht de wereld te verbeteren tot het geluk van iedereen. - Het Verbond uit kritiek op het ongebreideld nastreven van rijkdom. Wie rijkdom heeft, heeft ook plichten tegenover de gemeenschap. De welvaart van de gemeenschap staat boven een persoonlijke verrijking. Vandaar dat we kunnen stellen dat de Sabbat ook een ethische dimensie inhoudt: zij gaat het nastreven van rijkdom enigszins inperken en in een ander perspectief plaatsen. Ten tweede is er het sabbatjaar waarin het land niet wordt bewerkt, de menselijke neiging tot verrijking wordt een halt toe geroepen. In het ideaal van het Jubeljaar (Lev. 25) wordt gesteld dat na zeven maal zeven jaar bezit moet worden herverdeeld; een stuk grond gaat terug naar de oorspronkelijke eigenaars. En in de bijbelse agrarische economie is grondbezit de belangrijkste vereiste. Men weet niet of het Jubeljaar ooit in de praktijk werd gevierd, maar als idee is de (her)verdelende rechtvaardigheid die een grens stelt aan accumulatie zeker aanwezig. - In het OT, in het Verbond steekt een sterk rechtvaardigheidsideaal en iedereen draagt hier verantwoordelijkheid voor. Een economie moet niet alleen de welvaart maar ook het welzijn van iedereen bevorderen. → Zo kan je stellen dat in elke situatie economisch onrecht vanuit het Verbond wordt beschouwd als geloofsontrouw, ontrouw aan God!!! Vertaling van de Bijbelse economische principes naar een aantal grondhoudingen voor een hedendaags christelijk geïnspireerd economisch handelen. 1. De fundamentele waardigheid van elke mens! Ieder lid van de gemeenschap heeft recht op een aantal goederen en kansen zodat hij volwaardig kan deelnemen aan het gemeenschapleven en de daaraan gekoppelde economische activiteit. Deze idee kon in de bijbelse tijd op sociaal, politiek en economisch gebied niet worden doorgedreven omdat ze te revolutionair waren voor hun tijd, maar ze worden in het OT gevoed vanuit de Verbondsvisie. Toegepast op werk en werkgelegenheid: Iedere mens heeft recht op arbeid. De deelname aan het economisch leven geeft de persoon eigenwaarde en erkenning. Maar er schuilen ook gevaren (verklaringsmodellen van armoede). 2. Het doel van de economie is het welzijn van de gemeenschap. Bezit, rijkdom en zelfontplooiing zijn alleen maar mogelijk met uitzicht op het algemeen welzijn. Rechtspraak, transport, water, natuurlijke goederen moeten gerealiseerd worden voor de gemeenschap. Toegepast op werk en werkgelegenheid: Iedereen wordt opgeroepen tot solidariteit en verantwoordelijkheid om bij te dragen tot het welzijn van de gemeenschap. Arbeid is 2 in die zin geen individuele aangelegenheid voor louter persoonlijke verrijking, maar een gemeenschapsgebeuren. Mensen moeten aangemoedigd worden om een zinvolle niet-consumptieve vrijetijdscultuur uit te bouwen, en mee te bouwen aan een gezinsvriendelijke cultuur. 3. Het relativeren van de bezitsdrang. Gelovigen beleven de relativiteit van de rijkdom vanuit hun relatie met God en hun geloof in een betere wereld voor iedereen. Mensen die wel over rijkdom beschikken, investeren deze in de gemeenschap want rijkdom is dienst aan God, dus dienst aan de mens. Toegepast op werk en werkgelegenheid: het vergaren van rijkdom is relatief. De zondag als dag voor God en het gezin, moet beveiligd worden. Door de flexibiliteit van werkuren bestaat het gevaar dat het gezin daar onder gaat lijden. Is het wenselijk dat de verzorgende functie van het gezin wordt overgenomen door specialisten (dienstencheques?) ten voordele van eigen beroepsleven? 4. Economie is eerder coöperatie dan louter concurrentie Economie staat uit op samenwerking en concurrentie is slechts een middel waardoor dit in goede banen kan worden geleid. Toegepast op arbeid: Elke onderneming is dan ook een instituut waar mensen samenkomen om arbeid te verrichten ten dienste van de samenleving. Ondernemingen zijn verenigingen van mensen die op verschillende manieren bijdragen tot het arbeidsproces = coöperatieve opvatting 5. Een economische activiteit moet duurzaam zijn Rentmeesterschap is de bijbelse term voor een duurzame economie. Men spreekt wel eens van de universele bestemming van de goederen en hieraan gekoppeld een duurzaam omspringen met gemeenschapsgoederen voor onze generatie en de volgende. Toegepast op arbeid: ondernemingen hebben een sociale verantwoordelijkheid tegenover werknemers, klanten, leveranciers, politieke wereld, aandeelhouders. Een rechtvaardig evenwicht vinden voor alle belanghebbende partijen. Individuele principes voor het economisch handelen vanuit de bijbelse grondhoudingen (Amerikaanse Bisschoppen). 1. Uit naastenliefde, aandacht voor de zwakke volgt de solidariteit als basisingesteldheid en garanties voor zwakke groepen. Alle werkgevers moeten tewerkstelling overwegen voor mensen met een sociale, fysieke of mentale handicap en personen met een lage scholingsgraad. 2. Drie aspecten van rechtvaardigheid: a. ruilrechtvaardigheid: eerlijke ruilverhoudingen bij economische transacties 3 b. verdelende rechtvaardigheid: correcte herverdeling van goederen en inkomsten: iedereen heeft recht op een minimuminkomen en economische basisrechten c. participatieve rechtvaardigheid: ieders kansen tot deelname aan het maatschappelijke en economische leven verbeteren (vorming, creatie van arbeidsplaatsen) 4