- Scholieren.com

advertisement
Hoofdstuk 1.
Op 28 November 1773 komt een Brits schip thee naar Amerika brengen. Dit is de eerste lading thee
na de nieuwe theewet. Amerikanen zijn hier boos om omdat zij invoerrechten moeten betalen voor
Britse thee. De Amerikanen blokkeren de weg voor de Britten. En de gouverneur zegt dat hij op 17
december terug komt met soldaten. Op 16 december 1773 komen duizenden inwoners van Boston
bijeen. Tientallen mannen lopen weg uit de vergadering en zijn verkleed als indianen (zij worden ook
onderdrukt). Ze gaan aan boord van de theeschepen en gooien alle thee over boord. Het is een
geweldloze actie (de Britten grijpen ook niet in). Met deze Boston Tea Party zijn de spanningen
tussen Amerika en Groot-Brittannië op z’n hoogst. De Amerikanen moeten wel belasting betalen,
maar ze zijn niet vertegenwoordigd in het Britse parlement; no taxation without representation. In
1775 breken gevechten uit tussen Amerika en Groot-Brittannië. Een jaar later verklaren de
Amerikanen zich onafhankelijk.
1.1
Op 4 juli 1776 roepen de Britse kolonies de Verenigde Staten van Amerika uit.
De Britse overheid liet de Amerikanen belasting betalen, maar liet ze niet meer beslissen in de
politiek. Dit leidde tot de Boston Tea Party, en uiteindelijk tot de onafhankelijkheid van Amerika. De
Amerikanen vonden dat een regering die het minst regeert het beste was. De VS waren eerst alleen
een aantal losse staten die samenwerkte. Er was geen staatshoofd en geen hoofdstad. De enige soort
nationale regering die er was kon geen belasting heffen en alleen besluiten nemen met een ruime
meerderheid. Dit werkte niet. In 1787 kwam 55 afgevaardigde bijeen. Dit waren de 55 founding
fathers die een nieuwe grondwet maakte. De grondwet is steeds aangevuld met amendementen. In
1791 kwamen de eerste al, de bill of rights. Dit zijn alle rechten van de Amerikaanse burgers
Volgens de Amerikaanse grondwet zijn de VS een federatie. De soevereiniteit is tussen de federale
overheid en de deelstaten.
Deelstaten: regering, parlement, rechtspraak, politie en onderwijs.
Federale regering: buitenlandse politiek, defensie, financiën en economisch verkeer tussen
deelstaten.
De organisatie vd overheid is gebaseerd op de trias politica, aangenomen in 1789. Om
machtsmisbruik en onderdrukking te voorkomende moesten de wetgevende, de uitvoerende en de
rechterlijke macht strikt gescheiden worden.
Wetgevende macht:
- Capitol Hill
- Congres : Huis van Afgevaardigden&Senaat.
- Moet wetten en begrotingen goedkeuren.
- Kan impeachment tegen president starten.
- Mag veto van president opheffen met 2/3 meerderheid.
- Uitvoerende macht:
- White House
- Federale regering, onder leiding vd president.
- Staathoofd,regeringsleider en opperbevelhebber vd
strijdkrachten.
- Benoemt ministers, topambtenaren en rechters (met
goedkeuring senaat)
- Kan wetten tegenhouden door veto
- Belangrijk voor het buitenlands beleid vd
Rechterlijke macht:
- Supreme Court
- Hooggerechtshof= 9 rechters.
- Toetst wetten aan de grondwet.
Sommige Amerikanen vinden dat het machtsevenwicht is
verstoord en spreken van een imperial presidency, dit wil zeggen
dat de president een soort Romeinse keizer is geworden, maar de macht van een president is
beperkt.
De VS heeft al lang een tweepartijstelsel. De democraten en de republikeinen. Het is wat losser als in
Europa, er is geen partijleider en ze zijn beide niet zo radicaal.
Republikeinen:
1854: oprichting Republikeinse Partij.
Standpunten:
- Voor afschaffing slavernij
- Voor ‘free labor’
- Voor een sterke federale overheid
- Voor invoerrechten.
Aanhangers: blanken in het noorden, en zwarten.
Einde 19e eeuw/ begin 20e eeuw:
Standpunten
- Tegen komst nieuwe immigranten.
- Tegen een regulerende overheid op economisch gebied.
- Voor een regulerende overheid op moreel gebied.
Aanhangers: mensen uit de gegoede burgerij en het bedrijfsleven.
Democraten:
Begin 19e eeuw: ontstaan Democratische Partij.
Standpunten:
- Tegen een sterk regulerende federale overheid.
- Zo veel mogelijk rechten voor de deelstaten.
Aanhangers: Blanken in het zuiden, pioniers in het westen en immigranten.
Eind 19e eeuw/ begin 20e eeuw:
Standpunten:
- Voor een sterk regulerende overheid op economisch en sociaal gebied.
- Voor opbouw verzorgingsstaat
- Voor bescherming sociaal zwakke groepen.
- Voor big government
Aanhangers: Arbeiders, boeren en zwarten.
1.2
In 1789 waren er maar 13 deelstaten in Amerika met vooral veel indiaanse inwoners. De meeste
blanke die er woonde waren protestant van Engelse of schotse komaf. De samenleving was sterk
agrarisch. In het noorden waren overwegend zelfstandige boeren. In het zuiden waren rijst-en
tabaksplantages waar veel slaven werkten. In 1861 begon de Amerikaanse burgeroorlog, de VS was
nog steeds agrarisch, maar had wel een enorme ontwikkeling doorgemaakt. Sinds 1830 was de
frontier (de grens tussen de blanken en de indianen) snel opgeschoven. De snelle uitbreiding had te
maken met de groeiende immigratie en met de ontwikkeling van spoorwegen. De eerste locomotief
reed ook in 1830. Langs de spoorlijnen kwamen graanboeren en veehouders, hun producten konden
met de trein worden naar het oosten worden vervoerd. In 1860 was het grootste deel vd productie
bestemd voor de markt. In 1820 was in het noordoosten ook de industriële revolutie op gang
gekomen. De steden groeiden en in die steden ontstonden een rijke bovenlaag en een arme
arbeidersmassa.
De Amerikanen waren liberaal en nationalistisch, het grootste deel was protestants. Ze geloofd dat
wie hard werkte en goed deed in de hemel kwam. Ook geloofde de Amerikanen dat god wilde dat
heel Noord-Amerika werd beheerst. Het was hun manifest destiny om het hele continent te
ontwikkelen en in heel Amerika vrijheid en beschaving te hebben. In 1830 nam het Congres een wet
aan waarmee indianen gedwongen werden te verhuizen naar reservaten in Mississippi. In 1823
formuleerde Monroe de Monroe-doctrine. Dit hield in dat Europese mogendheden zich niet met
Amerika moesten bemoeien en de VS niet met Europa. De economie was liberaal, particulier initiatief
was belangrijk, maar de overheid beschermde wel de opkomende industrie in het noordoosten met
invoertarieven tegen concurrentie uit Groot-Brittanie.
Door de hoge invoerrechten nam de spanning tussen het noorden en het zuiden toe. Het zuiden had
geen industrie, de importtarieven waren voor hun alleen maar hogere prijzen. Vanaf 1800 richten
het zuiden zich vooral op katoen. Voor dit werk werden zwarte slaven ingezet. In 1808 werden
handel in slaven verboden, maar door het hoge geboortecijfer bleef het aantal slaven toch stijgen. In
het noorden waren ze steeds meer tegen slavernij. In het noorden ontstond een abolitionistische
beweging, die afschaffing vd slavernij wilde. In 1860 werd Abraham Lincoln president. Hij was een
tegenstander vd slavernij. Hierdoor scheidden het zuiden zich af. In 1861 braken gevechten uit. Dit
was het begin vd Amerikaanse burgeroorlog. Na 4 jaar oorlog gaven de zuidelijke troepen zich in
1865 over, tegelijkertijd werd Lincoln doodgeschoten, uit wraak over de afschaffing vd slavernij. Kort
voordat hij doodgeschoten werd had het Congres het 13e amendement aangenomen; slavernij was in
heel de VS verboden.
2.1
Na de Amerikaanse Burgeroorlog was er een sterke groei in Amerika. De immigratie groeide en het
inwonersaantal ook, samen met de industrie. De omstandigheden voor een industrialisatie waren
goed:
- De VS waren rijk aan grondstoffen.
- Door de immigratie waren er goedkope arbeidskrachten.
- Einde van de burgeroorlog.
Nationaal economisch groeide Amerika sterk door:
- Er kwam een groot spoorwegennet.
- Er kwamen nieuwe communicatiemiddelen
- Succesvolle ondernemers (nieuwe technologieën en massaproductie)
- Politiek was economisch liberalistisch.
De kleine familiebedrijfjes werden verdrongen door de grote ondernemingen. Deze corporaties
hadden geld voor machines, technologische ontwikkelingen en reclame. Hierdoor ontstond veel
concurrentie tussen de bedrijven. De kleine bedrijfjes vormden kartels en maakte afspraken over
bijvoorbeeld minimumprijzen. Ook vormden ondernemers trusts, dit zijn samengevoegde bedrijven
die 1 leiding hebben. (oorzaak)
Deze welvaart had ook nadelen (gevolg):
- Grote sociale en etnische tegenstellingen:
- vele werklozen arbeiders.
- veel uur werken.
- een laag loon.
- arbeiders konden gemakkelijk ontslagen worden.
- geen verzekeringen en sociale uitkeringen.
- Grote ondernemers krijgen veel invloed
- Toenemende corruptie
- Kleine zelfstandigen zijn verplicht om te stoppen
- Minder aandacht voor boeren en arbeiders.
Ook nam de immigratie enorm toe. Deze polen, Italianen en Oost-Europese joden spraken geen
Engels en deelden niet de Amerikaanse normen en waarden. Dit vonden Angelsaksische Amerikanen
een ramp. Dit leidde ertoe dat er immigratiewetten kwamen, alle immigranten werden op Ellis
Island uitgebreid onderzocht.
2.2
De overheid ging uit van het economisch liberalisme. De corporaties konden hun gang gaan. De
overheid was hier alleen niet consequent in, ze bleef de industrie met importtarieven beschermen,
de landbouw kreeg totaal geen enkele bescherming. Corruptie kwam vaak voor. Geschoolde
arbeiders richten vakbonden op. Werkgevers weigerde alleen om hieraan mee te werken en er
braken veel aanslagen en vechtpartijen uit. Vooral onder de revolutionaire socialisten. Hierdoor nam
het weerzin tegen het socialisme toe. Gematigde bonden verenigden zich in 1886 in de American
Federation Labor (AFL). De leider, Samuel Gompers, wilde maar 1 ding, meer:
- Meer loon
- Betere arbeidsomstandigheden
- Kortere werktijden
De AFL heeft dit bereikt voor geschoolde arbeiders.
In 1891 richtten boerenorganisaties een nationale partij op; People’s Party. (Populisten).
- Ze kwamen op voor de ‘gewone man’
- Ze keerden zich tegen het grote bedrijfsleven.
- De regering moest geld geven voor modernisering van de landbouw
- De regering moest een eind maken aan de macht van spoorwegen en banken
De People’s party was geen succes, na 1896 verdween de partij van het toneel.
In de steden ontstond rond 1890 de Progressive Movement. Deze beweging wilde;
- De macht van de ondernemingen beperken.
- Een eind aan de corrupte overheid
- Een stuk democratischer
- Geen herverdeling vd rijkdom, de armen hadden meer aan scholing en opvoeding.
De aanhangers waren vooral de ontwikkelde middenklasse. Ze bouwde opvanghuizen in
sloppenwijken, kinderspeelplaatsen, ze gaven informatie over hygiëne en verzorgden
beroepsonderwijs.
De progressives voerden actie tegen kinderarbeid, prostitutie en drankmisbruik. Tussen 1900 en
1920 domineerden de progressieve hervormers de Amerikaanse politiek. (Roosevelt en Wilson waren
hervormingsgezind). Zij wilde beiden door actief overheidsingrijpen de kapitalisten in te perken.
Roosevelt en Wilson namen wetten aan die machtsmisbruik van bedrijven tegen moesten gaan.
Roosevelt nam een wet aan die kwaliteitseisen aan eten stelden. Tijdens de 1e WO kreeg de federale
overheid een leidende rol in de economie. De VS gingen over op een oorlogseconomie.
2.3
In de periode 1865-1877 was de reconstructie, het Noorden wilden van zwarten in het Zuiden
gelijkwaardige burgers maken. In 1866 werd het 14e amendement aangenomen dat zwarten het
Amerikaans burgerrecht gaf. In 1870 word het 15e amendement aangenomen dat zwarten stemrecht
gaf. Deze amendementen hadden weinig nut omdat zwarten alsnog werden buitengesloten. De
blanken richten organisaties zoals de Ku Klux Klan op. Eerst wilde de kkk alleen de zwarten bang
maken maar ze gebruikten uiteindelijk ook geweld, er werd zelfs gemoord. Na 1877 was in het
Zuiden rassenscheiding. Officieel hadden de zwarten dezelfde rechten, maar in praktijk werden ze
gediscrimineerd. De zuidelijke staten hadden deze rassenscheiding vast gelegd in de Jim-Crowwetten. Dit leidde tot:
- Zwarten werden geweerd bij het stemmen (met onmogelijke testen)
- Zwarten werden vaak vermoord, en de daders zijn nooit opgepakt
- Zwarten kregen aparte treinwagons, scholen, parken etc.
- Zwarten bleven economisch achtergesteld.
Booker T Washington, de leider van de zwarten, zei dat verzet geen nut had. Hij zei dat de positie vd
zwarten alleen zou verbeteren door onderwijs, goed gedrag en hard werken. Dit had Washington zelf
ook gedaan.
2.4
Na de burgeroorlog waren de VS erg isolationistisch. Aan het eind vd 19e eeuw gingen de VS zich pas
met de rest vd wereld bemoeien. Dit kwam vooral door de economie. De VS wilden hun producten in
het buitenland gaan verkopen. Ook het nationalisme speelde een grote rol. De VS wilden hun macht
in het buitenland vergroten. Deze ideeën sluiten aan bij het modern imperialisme. In 1853 stuurden
de VS schepen naar Japan om handelsrechten af te dwingen, Japan was weerloos en gaf toe. Nadat
de oorlogschepen naar Japan waren gestuurd begon de Amerikaanse vloot in verval te raken. De VS
waren militair machteloos en in 1883 gaf het congres de opdracht om de oorlogsvloot te
moderniseren. Deze vloot werd voor het eerst ingezet in 1893 om Hawai te bezetten. In 1898
bezetten de VS ook Cuba en de Fillipijnen. De VS stuurden een schip naar Cuba om de burgers te
beschermen, deze onplofte. Hierdoor verklaarde Amerika de oorlog aan Spanje (1898). Binnen 3
maanden eindigde de oorloog met de Spaanse capitulatie. Hierdoor werden de Fillipijnen een
Amerikaanse kolonie en Cuba een Amerikaanse protectoraat. De VS wilden een kanaal bouwen
tussen de Atlantische en de stille oceaan. Colombia lag hier dwars. De VS stuurden een oorlogsvloot
en even later gaf Panama de VS toestemming voor de bouw van het Panamakanaal. Amerika vond
dat alle landen open moesten zijn voor elkaar voor de economie (open door policy). Hierdoor kregen
europeanen en Japan toegang tot China. In de 1e WO wilden de Amerikanen neutraal blijven, maar zij
leverden Groot-Brittannie wel wapens en voedsel. In 1915 namen de spanningen met Duitsland toe
doordat een dUitse onderzeeer het Britse schip Lusitania liet zinken met daarop 128 Amerikanen.
In 1917 Kondigde Duitsland een onbeperkte duikbotenoorlog af. De Britten onderschepten een
telegram van Duitsland aan Mexico (zimmermanntelegram) om Mexico aan hun zijde te krijgen.
Hierdoor wilde Wilson meedoen aan de oorlog. Het Congres stemde tegen.
3.1
De eerste jaren na de 1e WO waren de VS in een moeilijke periode:
- De economie was vol van inflatie, recessie en stijgende werkeloosheid
- Politiek was het land in de greep vd Red Scare (angst voor het communisme&socialisme)
Er kwamen arbeiders stakingen onder de socialisten en communisten in Amerika.
Hierdoor worden communisten in Amerika gearresteerd.
- De invloed van de Progressive movement vermindert.
Na 1920 groeide de economie in Amerika enorm. Dit leidde tot:
- Concentratie van bedrijven
- Groei productiviteit.
Hierdoor daalde de prijzen
- Lonen stijgen
Hierdoor groeide de welvaart en werd er een consumptiemaatschappij ontwikkeld.
Dit kwam ook door:
- Toenemende reclame
- Luxe producten werden aantrekkelijker zoals auto’s ,stofzuigers, koelkast ed.
- Er werd aangemoedigd om geld te lenen om deze spullen te kopen.
Er werd heel veel geld geleend omdat Amerikanen dachten dat ze het later met hun loonstijgingen
wel terug konden betalen.
Via de massamedia werd het geloof in het New Capitalism verspreid, dit hield in dat het goed ging in
de economie en dat de armoede snel zou verdwijnen (de crisis en de grote depressie maakte een
einde aan het new capitalism).
3.2.
In 1929 was de beurskracht in Wallstreet. (zwarte donderdag) door twijfel over aandelen storten de
beurs in. Hierdoor raakte de economie in een recessie, dit liep uit tot de Grote Depressie. Dit leidde
tot:
- Mensen en ondernemingen gingen massaal failliet
- Mensen werden werkloos
- Enkele Amerikanen werden ondervoed.
- Tallozen verloren hun spaargeld, baan en huis.
- Banken gingen failliet
- De VS stoppen met leningen aan Europese landen.
- De Amerikaanse vraag naar Europese producten nam af.
Hierdoor slaat de economische crisis over naar Europa en de rest vd wereld.
De oorzaken vd grote depressie zijn:
- De federale overheid had te weinig oog voor zwakke plekken:
- Sturcturele werkloosheid in de textielindustrie, spoorwegen en mijnbouw.
- ongelijke inkomensverdeling
- overproductie.
- er werden leningen afgesloten die niet konden worden terugbetaald.
- De beurskrach in Wallstreet.
Franklin D. Roosevelt werd als president gekozen en kwam al vlug met de New Deal. Dit hield in dat
de overheid een actieve ral inneemt in de economie, er kwam geld beschikbaar voor werklozen,
overschotten werden opgekocht en vernietigd. Hierdoor daalde de werkloosheid en gingen boeren
en arbeiders erop vooruit.
De New deal kreeg kritiek van zakenlieden en het hooggerechtshof door:
- Hogere belastingen en overheidsuitgaven
- Aantasting vh economisch liberalisme
- Versterking vd vakbonden
- Sommige maatregelen zijn in strijd met de grondwet
- Angst voor een te sterke president.
Republikeinen en conservatieve democraten hielden de verdere uitbouw van de New Deal tegen,
Roosevelt besloot te bezuinigen omdat de overheidsuitgaven te sterk waren gestegen. Hierdoor
raakte de economie in 1937 opnieuw in een recessie.
Deze recessie bleef tot in Amerika de oorlogsindustrie. Er werd een beroep gedaan op vrouwen, de
welvaart nam toe omdat meer mensen werkten en omdat de lonen stegen. Ook gaven werknemers
eerder toe aan de vakbonden.
3.3
Zwarten mannen en vrouwen gingen mee werken in de oorlogsindustrie. Zwarte mannen gingen mee
vechten in Europa. Hierdoor werden zwarte mannen trots en zelfverzekerd.
De segregatie bleef echter bestaan, maar de zwarte bevolking pikt dit niet en komt vaker in opstand.
Ze organiseren stakingen en demonstraties. Als reactie hierop gebruiken blanken geweld tegen
zwarten en de lokale overheden zetten politie en leger in. Hierdoor keren hele groepen blanke zich
tegen de zwarten. Hierdoor groeide de NAACP. Ditzelfde gebeurde ook tijdens de2e WO.
Door de crisis werden vaak zwarten als eerste ontslagen en waren veel zwarten werkloos.
In 1943 verbood Franklin Roosevelt rassendiscriminatie inhet leger en de oorlogsindustrie. Zwarten
mochten ook piloot en marinier worden.
3.4
In 1918 komt Woordrow Wilson met zijn veertienpuntenplan:
- Zelfbeschikkingsrecht van volkeren.
- Ondertekenaars moeten actief samenwerken aan een internationale rechtsorde.
- Oprichting van een volkenbond om de internationale rechtsorde te handhaven.
Deze punten zouden in het Verdrag van Versailles worden opgenomen, maar het congres hield dit
tegen omdat:
- De VS zijn bang hun soevereiniteit te vverlizen.
- De VS willen geen internationale verplichtingen aangaan.
- De VS willen zich richten op de binnenlandse politiek en economie.
De VS worden hierdoor geen lid vd volkenbond. De VS keren terug naar het isolationisme.
De VS konden echter niet volledig isolationistisch worden want de belangen in het buitenland waren
te groot.
De opvolgers van Wilson hielden vast aan de open door policy.
Franklin Roosevelt beloofd een good neighbour policy. Dit leidt tot:
- Militair ingrijpen word niet populair.
- Er komt een nauwere economische samenwerking met Latijns-Amerika.
- Er worden leningen verstrekt aan Latijns-Amerika.
3.5
Omdat het isolationisme toenam nam het congres in 1935 de neutraliteitswet aan. Deze wet verbood
het om wapens aan oorlog voerende landen te verkopen. Een tweede neutraliteitswet verbood ook
leningen aan deze landen te geven. De meeste Amerikanen wilden tijdens de oorlog neutraal blijven
maar hoopte wel dat de geallieerden zouden winnen. Franklin Roosevelt besloot om Groot-Brittanie
wapens en leningen te geven. In 1941 werd het Atlantisch Handvest afgesloten tussen Churchill en
Roosevelt. Hierin stond dat de landen streefden naar economische samenwerking, vrijheid op zee,
ontwapening en zelfbeschikkingsrecht voor volkeren.
Hierdoor vond Roosevelt dat deelname aan de oorlog onvermijdelijk was.
Na de aanval op pearl harbor verklaarden de VS de oorlog aan Japan. Hierdoor verklaarden Duitsland
en Italie de oorlog aan de VS. Hierdoor namen de VS deel aan de oorlog aan de kant vd geallieerden.
Ze wilden door gaan tot de complete overwinning vh fascisme.
Ook Wilson wilde dat er na de oorlog een volkerenorganisatie zou blijven om te internationale
rechtsorde te handhaven. Hij bedacht in 1941 de naam de Verenigde Naties.
In deze VN zouden de VS, Sovjet-unie, Groot-Britannie, China en Frankrijk de leiders worden. Met
een veto recht konden ze besluiten tegen houden. In 1945, nog voor het einde vd oorlog, werden de
VN opgericht. Hier werden in de Conferentie van Jalta tussen Churchill, Stalin en Roosevelt afspraken
over gemaakt. Er was onenigheid over:
- Herstelbetalingen van Duitsland aan de Sovjet-Unie
- Landsgrenzen en toekomstige regering van Polen.
- Politieke toekomst van Duitsland.
- De betekenis van het woord invloedssfeer.
Deze onenigheden leidde tot spanningen tussen de VS en de Sovjet-Unie.
Er waren wel afspraken over de Russische oorlogsverklaring aan Japan en de oprichting vd VN.
4.1
Velen waren bang dat na de oorlog de economie weer in een depressie zou zakken. Dit was niet
waar. Dit kwam omdat de productie duurzame consumptiegoederen ging maken. Deze economie
werd versterkt door de enorme vraag. De Amerikanen hadden in de oorlog hun geld bij gehouden en
gingen dat na de oorlog uitgeven. De overheid hielp een recessie te voorkomen door onder meer de
GI Bill, een wet die oorlogsveteranen hielp bij terugkeer in de maatschappij. Deze groeiende
economie werd versterkt door de babyboom, veel mensen wilden in de oorlog geen kinderen en
besloten die na de oorlog te nemen. Doordat de arbeidsproductiviteit steeg konden ook de lonen
stijgen.
De rijkdom in Amerika was beter verdeeld. In het kader vd New Deal waren er minimumlonen,
pensioenen en WW-uitkeringen gekomen. De vakbonden kregen meer invloed. Harry Truman vocht
voor de uitbreidingen vd New Deal maar werd tegengehouden door het Congres. Nadat het Congres
opnieuw gekozen was kondigde Truman de Fair Deal aan. Hier kwam weinig van terecht, het
minimumloon werd verhoogd, de sociale zekerheid werd verbreed, maar de grote veranderingen
werden tegen gehouden door het Congres. De angst voor het communisme nam extreme vormen
aan. Dit bereikte zijn hoogtepunt in 1950. McCarthy was een republikeinse senator die de angst voor
het communisme aanwakkerde. Deze angst en beschuldigingen voor het communisme werden het
McCarthyisme genoemd. Mensen die andere mensen niet mochten gingen ze aangeven als
communist. Door deze valse beschuldigingen raakten duizenden mensen hun baan kwijt.
4.2
Onder president Eisenhower kwam er een eind aan loon-en prijscontroles en de subsidies voor de
boeren gingen omlaag. Er kwam een eind aan de angst voor het communisme, maar de new en fair
deal werden niet terug gedraaid. Er groeide consensus: de meeste politici en wetenschappers
vonden Amerika goed zoals het was. De klassenstellingen waren verleden tijd, en het geloof groeide
dat Amerika de beste samenleving had.
Toch was er nog veel armoede. Wetenschappers, politici en journalisten geloofden dat de armoede
vanzelf zou verdwijnen. Volgens Galbraith ging er te veel geld naar de consumptiemaatschappij.
Hierdoor schoten de gezondheidszorg en het onderwijs te kort. Ook het OV, de binnensteden en het
milieu werd verwaarloosd. Samen met vele anderen werd deze kritiek overgenomen door John F.
Kennedy.
John F. Kennedy bedacht de New Frontier, dit wilde zeggen:
- De VS moesten gaan uitbreiden over zee.
investeringen in een ruimtevaartprogramma.
- Bestrijden vd armoede
- Sociale welvaart verhogen.
Dit wilde Kennedy bereiken door een actievere rol vd overheid. Deze meeste voorstellen werden
geblokkeerd door het Congres.
Na de moord op Kennedy kwam Lyndon B. Johnson aan de macht. Hij was een overtuigd aanhanger
vd New Deal. Hij kondigde een war on Poverty aan (great society). Door hem werden de meeste
ideeen van Kennedy wel door het Congres te krijgen.
- Er kwam speciale hulp voor arme kinderen met leerachterstand
- Werklozen werden aan het werk gezet
- Er kwam een ziektekostenverzekering
- Er ging geld naar het onderwijs
- Er kwam geld voor het opknappen van grote steden.
- Er kwamen milieuwetten
Dit kon betaald worden door de economische groei. Maar door de stijgende kosten van de
Vietnamoorlog werd Johnson gedwongen om te bezuinigen.
4.3
Door Truman kwamen burgerrechten op de politieke agenda.
Truman bedacht de fair deal, dit zijn allerlei vooruitgangen op het gebied van sociale wetgeving,
onderwijs en burgerrechten. In 1954 bereikt de NAACP een doorbraak, het hooggerechtshof
bepaalde dat rassenscheiding in het onderwijs in strijd was met de grondwet. In het zuiden is de Civil
right movement ontstaan, NAACP lid Rosa parks weigerde haar plaats in de bus op te geven voor een
blanke, dit leidde tot een boycot. Hierdoor besloot het Hooggerechtshof dat rassenscheiding in
openbare bussen verboden werd. Martin Luther King werd beroemd door de busboycot, hij
organiseerde boycots met geweldloos verzet. De Ku Klus Klan herleefde. Kennedy beloofde met de
New Frontier een eind te maken aan de rassendisciminatie, in 1963 diende hij de Civil Rights Act in,
deze wet zou discriminatie in openbare plaatsen verbieden. De burgerrechtenbeweging organiseerde
een Mars op Washingont, hier hield Martin Luther King zijn beroemde toespraak. Na de dood van
Kennedy werd olv Johnson de wet aangenomen. Ook discriminatie bij sollicitaties en op het werk
werden verboden. Martin Luther King deed mee aan een kiesrechtdemonstratie en werd opgepakt.
Hierdoor diende Johnson de Voting Rights Act in. Deze wet werd aangenomen. Met deze laatste wet
kwam er een eind aan wettelijke ongelijkheid voor zwarten, in praktijk werden er nog wel
gediscrimineerd.
De zwarten sloten zich aan bij de Nation of Islam, de leider Malcolm X, vond dat zwarten beter waren
dan blanken. Hij wilde met een burgerrechtenbeweging gaan praten en werd daardoor
doodgeschoten. De nog radicalere beweging de Black Panther werd opgericht, deze beweging wilde
met geweld een eind maken aan de blanke heerschappij. In 1965 breken er geweldsuitbarstingen uit.
Zwarte jongeren gingen in Los Angelese plunderen en brandstichten. In 1968 werd Martin Luther
King vermoord door een blanke, en dit leidde weer tot nieuwe rellen.
4.4
Na de 2e WO bleven alleen de VS en Sovjet-Unie over als supermachten. Beiden wilden macht en
invloed in de wereld. Ze stonden nu tegenover elkaar als vijanden, ze bestreden elkaar met wapens,
maar een echte militaire confrontatie kwam er niet. Dit werd de koude oorlog. Bij de conferentie van
Jalta was de sfeer gemoedelijk, maar op de conferentie van POtsdam veranderd dit. Truman en Stalin
stellen zich hard op tegenover elkaar. Dit leidt ertoe dat er geen overeenstemming over de toekomst
van Duistland en Europa komt. Dit kwam door:
- VS vrezen de groeiende macht van Sovjet-Unie in Europa.
- Veel Amerikanen vinden dat de VS te laat zijn opgetreden tegen de fascisten, en willen dit
niet weer bij de communisten doen.
- VS zien de Sovjet-Unie als een gevaar voor de vrije kapitalistische en democratische wereld.
Verenigde Staten
Sovjet-Unie
Democratie met meerpartijenstelsel en vrije
Communisme olv de communistische partij;
verkiezingen
geen vrije verkiezingen
Samenleving waarin het individu centraal staat
Samenleving waarin het collectief belang
centraal staat
Belangrijkste waarden; Vrijheid en individuele
Belangrijkste waarden: gelijkheid en solidariteit
ontwikkeling
Kapitalisme met vrij ondernemersschap
Door de Staat geleide planeconomie
In 1945 wierpen de VS twee atoombommen op Japan, de VS wilde de snelle overgave van Japan
bereiken, maar ook aan de Sovjet-Unie tonen wat ze al konden. Hierdoor nemen de spanningen
tussen de VS en Sovjet-Unie ook nog eens toe. De spanningen leiden tot:
- Ontstaan vd koude oorlog
- Een IJzeren Gordijn door Europa
- Duitse deling
Het westen en Oosten gaan elkaar als vijanden zien, er komt een wapenwedloop.
In 1947 is er een communistische dreiging in Turkije en Griekenland. Truman vraag geld aan het
Congres om deze landen te helpen. Hij zei dat de VS vrije volkeren moest steunen die communistisch
dreigde te worden. Deze gedachtegang werd de Trumandoctrine genoemd. Tijdens de hele koude
oorlog zou dit het uitgangspunt vd VS blijven. De VS streefden naar containment; het communisme
moest worden tegengehouden. Een belangrijk deel vd containment politiek was de Marshallhulp, de
VS gaven geld voor de wederopbouw van West-Europa. In 1948 werd de Duitse Mark ingevoerd in
Berlijn, hierdoor blokkeerde Stalin de toegangswegen naar West-Berlijn, de Sovjet-Unie wilde berlijn
in handen krijgen.
De Amerikanen besluiten hierdoor om de bevoorrading van West-Berlijn dmv de lucht te toen. In
1949 hief Stalin de blokkade op. De Bondsrepubliek Duitsland werd opgericht.. In datzelfde jaar werd
de betrokkenheid van de Amerikanen bij West-Europa bezegeld in de NAVO. Dit is een
samenwerkingsverband tussen West-Europa en de VS.
4.5
In 1949 is de vrees voor het communisme het hoogst; Sovjet-Unie heeft een atoombom en in China
kwam de communist Mao Zedong aan de macht. In 1950 kwam de schok dat Noord-Korea het door
Amerika gesteunde Zuid-Korea binnenviel. Amerika verjoegen de communisten in Zuid-Korea en
vielen Noord-Korea binnen, hierdoor stuurde Mao Chinese troepen die de Amerikanen weer
terugdreven. Deze Korea-oorlog eindigde pas in 1953 met een wapenstilstand.
De Amerikanen bemoeide zich ook met Vietnam, daar had Ho Chi Minh in 1945 de onafhankelijkheid
verklaard. Frankrijk probeerde zijn kolonie te heroveren en begon een oorlog tegen de
communistische Vietminh. De Amerikanen waren eigenlijk voor dekolonisatie, maar niet onder
communistische leiding. In 1954 gaven de Fransen de strijd op en de Amerikanen namen het over.
Eisenhower zei dat dit nodig was omdat landen als dominostenen waren, als de eerste communist
word zal de rest snel volgen. Deze dominotheorie werd het uitgangspunt van de Amerikaanse
buitenlandse politiek. Olv Eisenhower bouwde amerika kernwapens, zodat ze het communisme
konden afschrikken. Deze wapenwedloop speelde zich ook af in de ruimte, de Sovjets hadden een
satelliet in de ruimte en ze hadden een bemande ruimtereis gedaan. Hierdoor wilde Kennedy de
eerste man op de maan zetten. Dit lukte in 1969 (Neil armstrong.)
In 1961 werd de Berlijnse Muur gebouwd. Kennedy legde zich daarbij neer omdat de grenzen naar
West-Berlijn open bleven.
In 1959 kreeg Fidel Castro de macht in Cuba, hij werd communist en bondgenoot van de Sovjet-Unie.
Kennedy liet een invasie op Cuba uitvoeren in 1961 die mislukte. Chroesjtjov plaatste kernraketten
op Cuba. Hierdoor zetten de supermachten hun kernwapens op scherp. Er dreigde een kernoorlog.
Uiteindelijk haalde chroesjtsjov de kernraketten weg uit Cuba. Na deze Cubacrisis namen de
spanningen in d ekoude oorlog af. In Vietnam daarentegen laaide het geweld op. Vanaf 1960
organiseerde Noord-Vietnam in het Zuiden gewapend verzet. Kennedy stuurde militairen naar ZuidVietnam. Vanuit de Golf van Tonkin kwam er bericht dat Noord-Vietnam torpedo’s op Amerikaanse
oorlogsschepen hadden afgevuurd. Hierdoor nam het Congres de Tonkinresolutie aan, hierin stond
dat de president alle maatregelen mocht treffen om verdere agressie te voorkomen. In en buiten de
VS kwam massaal verzet tegen die Vietnamoorlog. De VS moeten hierdoor hun rol op het
wereldtoneel herzien.
Belangrijke personen.
George Washington (1789-1797)
1e president van Amerika.
Opperbevelhebber tijdens Amerikaanse burgeroorlog.
James Monroe (1817-1825):
Republikein.
5e president van Amerika.
Monroe-doctrine; Europa moest zich niet bemoeien met Amerika,
En Amerika moest zich niet bemoeien met Europa.
Abraham Lincoln (1861-1865):
Republikein.
16e president van Amerika.
President tijdens de Amerikaanse burgeroorlog.
13e amendement, afschaffing vd slavernij.
In 1865 doodgeschoten door John Wilkes Booth.
Andrew Johnson (1865-1869)
Democraat.
17e president van Amerika.
President tijdens reconstruction.
Huis van Afgevaardigden begon impeachment,
maar kwam 1 stem te kort.
Theodore (teddy) Roosevelt (1901-1909)
Republikein.
26e president van Amerika.
Hij zorgde ervoor dat er een strengere overheidscontrole kwam op de grote bedrijven.
Nam de wet van kwaliteitseisen aan voedsel aan.
Ondanks dat Columbia weigerde begon hij met de bouw van het Panama kanaal.
Woodrow Wilson (1913-1921)
Democraat.
28e president van Amerika.
President tijdens de eerste wereldoorlog.
Wilson hield zich veel bezig met algemeen kiesrecht.
Hij was progressief.
In 1915 vielen de VS Haïti binnen.
In 1917 gingen de VS meedoen met de eerste wereldoorlog na onderschepping van het
Zimmermanntelegram, dit was een verzoek van zimmermann aan Mexico om mee te
vechten aan de Duitse kant.
Beroemd van zijn 14 punten. In het verdrag van Versailles werd de oprichting van een vakbond
opgeschreven.
In 1919 ontving Wilson de Nobelprijs voor de vrede.
In 1918 nam hij een wet aan waarmee ook vrouwen algemeen kiesrecht kregen. (19e amendement)
Warren G. Harding (1921-1923)
Republikein.
29e president van Amerika.
President tijdens new capitalism.
Hij vond dat de overheid zo min mogelijk moest ingrijpen in de economie
Er was enorme corruptie tijdens zijn presidentschap.
Als Harding niet door een beroerte was overleden,
was de senaat een afzettingsprocedure tegen hem begonnen.
Calvin Coolidge (1923-1929)
Republikein.
30e president van Amerika.
President tijdens new capitalism.
Hij was een man van weinig worden en werd Silent Cal genoemd.
Hij maakte veel gebruik van de radio. Hij was de eerste president die een speech via de
radio hield.
Coolidge was de laatste president die de economie op z’n beloop liet.
Hij was president tijdens de roaring twenties.
Herbert Hoover (1929-1933)
Republikein
31e president van Amerika.
President tijdens de grote depressie.
Hij wilt weinig doen aan de recessie en vertrouwd op het marktmechanisme.
Hij begon met de bouw vd hooverdam, om zo werkgelegenheid te creëren.
Franklin Delano Roosevelt (1933-1945)
Democraat.
32e president van Amerika.
President tijdens de tweede wereldoorlog.
Hij had kindverlaming (polio).
President van de new deal; een plan om de economie in Amerika weer op gang te
krijgen,
Veel overheidsuitgaven en belastingen.
De new deal heeft niet een einde gebracht aan de Grote Depressie, maar de oorlog.
Tot de aanval op pearl harbor (1941) was het Roosevelt gelukt om Amerika buiten de
oorlog te houden.
Hij was de enigste president die 4 keer achter elkaar gekozen is.
Harry S. Truman (1945-1953)
Democraat.
33e president van Amerika.
Vond dat de federale regering zwarten moest beschermen.
President tijdens het einde van de tweede wereldoorlog.
President tijdens de koude oorlog.
President tijdens het oprichten van de Verenigde Naties.
President tijdens de Korea-oorlog.
Hij is de president die de kernwapens op Japan afvuurde.
Dwight D Eisenhower (1953-1961)
Republikein.
34e president van Amerika.
President tijdens opleving KKK
President tijdens de koude oorlog.
Zorgde ervoor dat de gescheiden scholen tussen blanken en zwarten
Werden afgeschaft.
Hij wilde de belastingen verlagen, maar moest de grote militaire
Uitgaven wel financieren.
Probeerde Amerika uit de koude oorlog te halen.
John F. Kennedy (1961-1963)
Democraat.
35e president van Amerika.
President van new frontier.
Kennedy wil de eeste man op de maan zetten.
President tijdens de cubacrisis.
President tijdens vietnamoorlog.
President tijdens de koude oorlog.
Kennedy is tijdens zijn ambt vermoord door Lee Harvey Oswald.
Lyndon B. Johnson (1963-1969)
Democraat.
36e president van Amerika.
President tijdens vietnamoorlog.
President tijdens koude oorlog.
President van de Great Society/ war on poverty.
(een oorlog tegen de armoede door onderwijs verbeteren,
medische zorg verbeteren en krottenwijken vervangen.)
Richard Nixon (1969-1974)
Republikein.
37e president van Amerika.
Hij trok de Amerikaanse troepen terug uit vietnam.
Hij startte het spaceshuttle programma.
Voordat er een impeachment tegen Nixon werd gestart,
Trad hij zelf al af na het Watergate schandaal.
Jimmy Carter (1977-1981)
Democraat.
39e president van Amerika.
Amerika had economische problemen, mede door de vietnamoorlog.
Carter heeft hier niks aan kunnen doen.
Ronald Reagon (1981-1989)
Republikein.
40e president van Amerika.
Was eerst een acteur in B-films.
Reagon wilde ondernemersschap stimuleren en
overheidsuitgaven en inflatie verminderen.
George sr. Bush (1989-1993)
Republikein.
41e president van Amerika.
President tijdens de oorlog tegen Saddam Hoessein.
Bush werd populair door deze oorlog te stoppen,
Maar won de herverkiezingen toch niet door de slechte economie.
Bill Clinton (1993-2001)
Democraat.
42e president van Amerika.
Man van Hillary Clinton (tegenstander van Obama)
Clinton wilde de sociale zekerheid verbeteren,
Hij nam een wet aan waarmee werknemers betaald verlof kregen bij ziekte.
Hij nam de NAFTA aan (vrijhandelsovereenkomst)
Hij zorgde voor verhoging van het minimumloon.
George jr. Bush (2001-2009)
Republikein.
43e president van Amerika.
Zoon van George sr. Bush.
President tijdens de aanslagen op de twin towers.
Bush deed veel aan terroristen, hij wilde de taliban
stoppen die olv Osama Bin Laden stonden.
Tijdens zijn ambtsperiode zijn er veel belastingen verlaagd.
Barack Obama (2009-heden)
Democraat.
44e president van Amerika.
De 1e ‘zwarte’ president.
Hij heeft alle Amerikaanse troepen uit Irak gehaald.
President tijdens kredietcrisis.
Obama wilt de gezondheidszorg verbeteren.
Matrin Luther King (1929-1968)
De belangrijkste leid vd burgerrechtenbeweging.
‘I have a dream’
Nadat Rosa Parks zorgde voor de busboycot heeft Martin,
Heel veel zwarten mensen rond gereden, hij was een soort leider vd
busboycot.
Martin werd in 1968 doodgeschoten.
Rosa Parks (1913-2005)
Burgerrechtenactiviste.
Lid vd NAACP.
Weigerde haar plaats in de bus op te geven voor een blanke.
Gevolg: busboycot.
Gevolg: segregratie in het ov werd ongrondwetting.
Vaak onderscheiden voor haar inzet voor gelijke behandeling
van Afrikaanse Amerikanen.
Booker T. Washington (1856-1915)
Een belangrijke leider vd Afrikaanse Amerikanen.
Hij richtte een praktijkschool op speciaal voor zwarten.
Hij zei dat zwarten alleen het respect van blanken kon krijgen
door hard te werken en respect te tonen.
Hij kwam vaak bij de blanke elite.
Malcolm X ( 1925-1965)
Leider van de Nation of Islam.
Hij vond dat het over moest zijn met de blanke heerschappij.
Hij vond dat het zwarte ras superieur was aan het blanke ras.
Toen Malcolm in 1965 dreigde weg te gaan uit de Nation of Islam
schoten drie mannen hem tijdens een toespraak dood.
Hij was bereid om te praten met de burgerrechtenbeweging.
Download