Hoofdstuk 4 - Scholieren.com

advertisement
Hoofdstuk 4: Roerige aarde
Paragraaf 1: De bewegende aarde.
Wegener: continenten hebben zich mogelijk horizontaal verplaatst.
Argumenten:
- gelijkvormigheid kustlijnen
- gelijkvormigheid geologie
- verwantschap fauna’s
- veranderingen paleoklimaat
De oude theorie: de aarde koelde af, waardoor het wat inkromp en dit de veranderingen in
de aardkorst als gevolg had.
1915 – Wegener publiceert zijn theorie over de continentale drift (mobilisme)
Verificatie  een theorie die pas aanvaart word als deze bevestigd is.
(principieel onmogelijk, want er kan altijd een tegen voorbeeld komen)
Karl Popper: falsificatie = het is alleen mogelijk de onjuistheid van een theorie te bepalen.
(door één tegenbewijs te vinden).
Thomas Kuhn: paradigma = de wetenschap gaat uit van een bepaald stramien volgens welke
alle onderzoeken worden gedaan.
Op een gegeven moment ontstaat er een crisis in het paradigma, er zijn te veel feiten die
niet in de bestaande theorieën passen. Zodra er een alternatief paradigma komt, vindt er
een wetenschappelijke revolutie plaats.
Imre Lakatos  wetenschap bestaat uit researchprogramma’s. Het oude programma wordt
verworpen door een nieuw en beter alternatief. Oude en nieuwe theorieën
kunnen naast elkaar bestaan.
1968 mobilisme algemeen aanvaard.
1968: de schollentektoniek ontdekt
1968: De aardkorst drijft op de aardmantel waarin convectiestromingen bestaan die de platen /
schollen waaruit de aardkorst is opgebouwd los van elkaar kan laten bewegen.
- Er zijn 6 grote platen/schollen.
- er zijn 3 soorten grenzen tussen platen/schollen:
1. oceanische ruggen (hier ontstaat nieuwe aardkorst door vulkanische activiteit).
2. troggen (verdwijnt aardkorst, doordat de ene schol onder de andere schuift).
3. transformbreuken (schollen schuiven horizontaal langs elkaar).
Paragraaf 2: Onze dampkring, een beschermende mantel.
4,6 miljard jaar geleden  de aarde is ontstaan.
3,5 miljard jaar geleden  eerste leven op aarde (in oceanen), de aarde heeft een
dampkring die bestaat uit N2, H2O, CO, CO2, NH3, CH4, H2S).
2,3 miljard jaar gelden  zuurstof in de atmosfeer (als afvalproduct van fotosynthese).
De functies van de dampkring zijn:
- warmte vasthouden (doordat bepaalde gassen de warmtestraling van de aarde
reflecteren).
- bescherming tegen inslagen van meteorieten.
- het filteren van ultraviolette zonnestraling in de ozonlaag (en zet deze om in warmte).
Biosfeer = - het onderste deel van de dampkring & het bovenste deel van het aardoppervlak.
- de laag waar alle organismen, gassen, water en stenen voorkomen.
Kringloop:
- Kringloop van het water (lang en kort).
-
-
Kringloop van energie: 50% van de zonne-energie wordt gebruikt voor verdamping
van het water. Via wind en zeestromingen en in de vorm van waterdamp wordt deze
energie ver de aarde verspreid.
Zuurstofkringloop.
Koolstofkringloop.
Producenten: Kunnen zelf organische stoffen maken d.m.v. fotosynthese (planten, algen,
sommige bacteriën).
Consumenten: Moeten andere organismen opeten om organische stoffen binnen te krijgen
(dieren, meeste bacteriën).
Reducenten: Organisme die resten/dode organisme opeten (schimmels/bacteriën).
Paragraaf 3: Klimaatverandering
Tijdschaal aarde:
1. superpositie = de onderste laag is het oudst.
2. fossiele: opeenvolgende levensvormen.
3. huidige sedimentatie en vulkanisme geven informatie over de aardgeschiedenis.
4. het vormen van een dikke laag vergt meer tijd dan die van een dunne laag.
Carboon  periode waar veel steenkool is afgezet.
Krijt
 mariene afzettingen (krijt bestaat namelijk uit kalk en dat is het voornaamste
bestandsdeel van schelpen).
Aan de aardlagen kan men zien of de periode; heet, kout, vochtig of droog geweest is.
Schot James Hutton: de grondlegger van de wetenschappelijke geologie, sprak als eerste
over extreem koude perioden.
Zwitser Louis Agassiz: gebruikte voor het eerst in 1837 de term ijstijd.
Pleistoceen (de afgelopen 2,5 miljoen jaar) 7 glacialen (ijstijden) en interglacialen (warme
perioden).
Oorzaken:
1. Veranderingen in intensiteit van de zonnestraling
2. veranderingen in de stand van de aardas
3. Veranderingen in de vorm van de baan van de aarde om de zon
4. Tolbewegingen van de aardas.
In Nederland zijn diverse gevolgen / bewijzen voor ijsbedekking te vinden:
- stuwwallen
- (gestuwd) keileem
- zwerfkeien
- zeespiegelveranderingen
- uitsterven / wegtrekken dier- en plantensoorten.
100.000 – 30.000 waren er Neanderthalers in Europa, toen de neanderthaler was
uitgestorven, was de moderne mens inmiddels ten tonele verschenen.
Hoofdstuk 5: Exploitatie van het milieu
Paragraaf 1: Verstoring van een evenwicht
De moderne mens leefde 40.000 jaar geleden als jager en verzamelaar (vergelijkbaar met de
nomadenvolkeren van tegenwoordig). De jagers en verzamelaars weten veel over planten en
dieren. Ze gebruikte weliswaar de natuur, maar brachte haar weinig schade toe. Dit kwam
doordat het aantal mensen beperkt was.
De eerste boeren hadden ook een zeer nauwe band met de natuur. Door het leven van de
boeren werd de kringloop volledig. Doordat de akkerbouw en veeteelt uiteindelijk voor een
constante beschikbaarheid van voedsel, nam de mensheid flink in aantal toe.
Soms werd er meer geproduceerd dan nodig was, de overschotten werden dan verhandelt.
Dit stimuleerde de ontwikkeling van steden. Deze ontwikkeling begon al 5000 jaar voor Chr.
In Afrika, Azië en Zuid-Amerika. Eeuwenlang is de economie gebaseerd geweest op
landbouw en huisnijverheid. Door de verandering van de levensstijl werd de kringloop
doorbroken (afval). Dit kwam door: ontbossing, overbegrazing, bodemerosie,
milieuaantasting.
De start van de industriële revolutie was al in de 16e en 17e eeuw. Tot dan toe waren de
wetenschappers voornamelijk geïnteresseerd in het waarom van de natuur. Nu wilde men
ook onderzoeken hoe de natuur in elkaar stak. hierdoor werd de natuur iets dat door de
mens gebruikt kon worden. Deze natuuropvatting leidde tot een geheel nieuwe
wetenschappelijke revolutie. Door al deze veranderingen werden er steeds minder boeren
nodig en trokken deze naar de stad om in mijnen of fabrieken te gaan werken. Deze
ontwikkelingen veroorzaakten ook een hoop vervuiling.
Paragraaf 2: keerzijde van de vooruitgang
20 eeuw  Technologie neemt een steeds grotere plaats in beslag in de westerse
samenleving. In deze periode kwamen er steeds meer uitvindingen.
In de landbouw vindt plaats:
- schaalvergroting (boeren moeten voor meer mensen voedsel produceren.
- Intensivering (de productie per hectare wordt verhoogd door meer gebruik van
kunstmest, verbetering van gewassen en mechanisering).
Hierdoor nam de vervuiling steeds meer toe.
De groei van de wereld bevolking ging tussen 1500 en 1700 nog erg traag.
Na 1650 nam de groei steeds meer toe.
Britse econoom Thomas Robert Malthus (1766 – 1834  hield zich bezig met de groei van
de Engelse bevolking. De voedselproductie zou de bevolkingsgroei niet bij kunnen houden
en er zouden hongersnoden en voedseloorlogen ontstaan. Hij kreeg echter ongelijk, want de
technologische ontwikkelingen zorgden voor voldoende voedselproductie. De 800 miljoen
ondervoede mensen zijn er, omdat de verdeling van het voedsel ongelijk is.
door de toename van de bevolking is in de westerse wereld ook de welvaart toegenomen. Al
die producten die het leven gemakkelijker maken, veroorzaken jammer genoeg wel
milieuproblemen.
Paragraaf 3: Emancipatie van het milieu
Tot de 17e eeuw zag men de natuur als een levend, organisch geheel. De natuur voedde de
mens, maar was ook bedreigend, daardoor hadden de mensen respect voor de natuur.
De Renaissance: er werden verschillende de instrumenten uitgevonden en de mens als
individu werd belangrijk.
-
De ozonlaag is een UV-filter. Het gat in de ozonlaag wordt veroorzaakt door CFK’s
(chloor, fluor, koolwaterstof). Deze moleculen blijken namelijk te werken als
katalysator. Paul Gruetsen heeft deze deze chemie mede ontrafeld en won hiervoor
ook de Nobelprijs voor chemie. Omdat CFK’s schadelijk waren is het verboden. Dit
werd vastgelegd in het verdrag van Montreal.
-
-
Verzurende stoffen komen terecht in de lucht,
SO2 (kolencetralen), NOx (auto’s),
NH3 (mest).
Filters
katalysator
injecteren
Fijnstof wordt veroorzaakt door het verkeer. Als je dit inademt kan het irriteren.
Je hebt fotochemische smog (soms) in Nederland. Dit wordt veroorzaakt door NOx
dat wordt omgezet to O3 (ozon). Als het windstil is wordt deze concentratie te groot.
René Descartes: wordt gezien als de grondlegger van de moderne filosofie, hij trok vrijwel
alles in twijfel waar hij niet absoluut zeker van was. Hij hoopte zo iets te vinden dat alle
twijfel weg zou nemen.
Met zijn methode van twijfel ontstond er een tweedeling  dualisme genoemd:
1. denken (= de ziel), het enige dat zeker is.
2. de materie (= het lichaam).
Het lichaam werd gezien als een machine. Alleen de mens heeft een ziel en daarom kan je de
natuur als een machine beheersen en behandelen.
In de 18e eeuw begint de tijd van de Verlichting. Filosofen stellen de rede, het verstand,
centraal. Men dacht dat als de kennis toenam, de mensheid een grote stap vooruit zou gaan.
Dit was de aanzet tot modern wetenschappelijk onderzoek en leidde tot een snelle
opeenvolging van technische uitvindingen. Hierdoor raakten de mensen steeds verder
verwijderd van de natuur.
Jean Jacques Rousseau ziet dit alles als een verval van de maatschappij, de mensen worden
te decadent. De mens moest terugkeren naar zichzelf en luisteren naar de stem van de
natuur. De natuur wordt hierdoor interessant (m.n. in de kunst).
Begin 20e eeuw de eerste geluide klinken om de natuur daadwerkelijk te beschermen:
1899  de Nederlandse vereniging van dieren bescherming wordt opgericht.
1905  natuurmonumenten wordt opgericht.
Toch duurde het nog tot de jaren ’60 voordat het milieu op grote schaal de aandacht
kreeg.toen braken er woelige tijden aan, maar na de 2e WO wilden vooral de jongere
generatie de wereld positief veranderen.
Aan het begin van de 20e eeuw was er al een revolutionaire emancipatiegolf geweest:
De mannen (1917) en de vrouwen (1919) hadden algemeen kiesrecht gekregen.
Begin jaren ’70 ontstond er een nieuwe feministische beweging. Vrouwen streden voor
gelijkheid op alle gebieden.
Op het zelfde moment maakte het milieu een emancipatie door.
1961  Wereld Natuurfonds werd op gericht.
1971  milieudefensie en Greenpeace werden opgericht.
’50  Rachel Carson (bioloog)
Schreef het boek: Silant Spring  wetten tegen uitstoot giftige stoffen
’70  Club van Rome
Schreef het rapport v/d Club van Rome  verbruik van grondstoffen via een wiskundig
model. Voorspelling van het opraken van
grondstoffen besparing/hergebruik als gevolg.
Wouter van Dieren (NL) zit hier ook bij.
’90  VN rapport (our common future) met voorzitter Harlem Gro Brundtland
 duurzame ontwikkeling
Paragraaf 4: Strijdende hypothesen
Groeiend milieubewustzijn leidde tot milieuwetten en de oproep tot een beperkte
bevolkingsgroei (vooral in ontwikkelingslanden). Maar de schrik ebt snel weg en
milieuwetten hebben (te) grote economische gevolgen. Daarnaast worden nieuwe
technieken ontwikkeld (o.a. biotechnologie). Dit leidde tot een relatief optimisme ondanks
grote milieuproblemen: zure neerslag, het gat in de ozonlaag en het versterkte
broeikaseffect.
Zweedse chemicus Svante Arrhenius (omstreeks 1900): ontdekte dat koolstofdioxide en
waterdamp verantwoordelijk zijn voor het vasthouden van zonnewarmte. De moleculen van
deze gassen zijn in staat om de warmtestraling van de aarde op te nemen.
Begin jaren ’50  mensen gaan de concentratie CO2 in de atmosfeer meten. Hieruit blijkt
dat deze concentratie steeds is toegenomen. En de temperatuur stijgt.
De mens is de oorzaak van dit alles, door fabrieken wordt er steeds mee CO2 geproduceerd
en door de ontbossing leggen planten steeds minder CO2 vast.
Er zijn veel mogelijke gevolgen (natuurrampen), die veroorzaakt worden door de stijgende
temperatuur. Het lijkt erop dat de verschillen tussen arm en rijk hierdoor alleen maar groter
zullen worden.
1997: een protocol gesloten door de industrielanden (in kyoto), daarin is vast gelegd dat
CO2-uitstoot met zo’n 5% moet afnemen ten opzichte van 1990. de VS volgde het protocol
niet (stopte ermee in 2000).
Er is veel onderzoek gedaan naar het versterkte broeikaseffect, helaas komen de resultaten
niet met elkaar overeen.
Het is niet zeker of het milieu/klimaat door de mens of door de natuur verandert wordt.
Hoofdstuk 6: Toekomstig milieubeleid
Paragraaf 1: Omstreden oplossingen voor milieuproblemen
1e Groene revolutie (1950):
Westerse landen: - Planten veredeling
- Pesticiden en insecticiden
- Kunstmest
2e Groene revolutie (1970):
Derde wereld landen: - Betere rijstsoorten geplant
- speciale planten voor de groei in (sub)tropische streken.
Zo is er meer opbrengst per hectare, maar echter nog niet genoeg voor de groeiende
wereldbevolking.
Door ontwikkelingen in de biochemie op het gebied van biotechnologie zijn verdere
verbeteringen gerealiseerd.
Biotechnologie = de methode van productie van stoffen met behulp van (micro)organismen
en enzymen. Dit kun je koppelen met biochemie.
Oswald Avery (1944)  Ontdekte dat een molecuul in de celkern de drager van het van de
erfelijke eigenschappen: DNA.
James Watson & Francis Crick (1953): Ontrafelde de structuur van het DNA. Later ontdekt 
erfelijke eigenschappen vastgelegd in de genen.
Nieuwe technieken in de voedsel industrie:
- Recombinant DNA-techniek/genetische modificatie:
In de cel van een organisme wordt een stukje DNA veranderd.
- Genetische modificatie: De DNA van een ander organisme kan ingebracht worden
(zo kunnen micro-organisme verbetert worden)
- kunstmatige inseminatie: ook wel kloneringtechniek.
- in vitro fertilisatie: de zaadcel versmelt buiten het moederlichaam met de eicel.
- Embryotransplantatie/draagmoederschap
Weerstand:
1. onduidelijk of er gevaren voor de volksgezondheid zijn.
2. men maakt zich zorgen om de gemodificeerde dieren.
3. principiële bezwaren.
De schaalvergroting in de landbouw leidt tot milieuschade. Natuurlijke bronnen dreigen op
te raken. Er worden milieunormen, -eisen en –wetten geformuleerd voor de bedrijven. Om
de milieuvervuiling zoveel mogelijk te beperken. De vervuiler moet betalen.
Paragraaf 2: Mondiale duurzaamheid
Duurzame ontwikkeling = het milieu op een zodanige manier gebruiken dat de generaties na
ons er ook nog gebruik van kunnen maken.
Amazone regenwoud = Het laatste grote regenwoud in de wereld.
1988  in een jaar ging er 13 miljoen hectare oerwoud in rook op.
Ontbossing heeft veel negatieve gevolgen:
- CO2 wordt niet meer opgenomen door planten  broeikaseffect wordt versterkt.
- De malaria mug krijgt meer kans zich te verspreiden.
- Bodemerosie neemt alarmerende vormen aan.
- Inheemse stammen worden verdreven van hun oorspronkelijke leefgebied.
- De biodiversiteit neemt af (het aantal soorten organisme wordt minder).
Biologen denken dat slechts 10% van alle organisme op aarde bekent is.
Westerse landen buiten derde wereldlanden uit. Er wordt door de westerse wereld met 2
maten gemeten. De westerse wereld houdt vast aan haar ontwikkelingsmodel. Ze houdt de
economische groei in stand, verbruikt veel energie en grondstoffen, legt wegen en
vliegvelden aan. Tegelijk wil ze dat de ontwikkelingslanden zuinig zijn op het milieu.
1984  in Bhopal in India ontsnapte 30 ton methylisocyanaatgas uit een voorraad tankt. Dit
kwam terecht in een aangrenzende sloppen wijk waar veel mensen gewond door geraakt
zijn en vele zelfs dood.
Het is moeilijk om voor derde wereld landen een juiste positie te kiezen, omdat:
- Er is nauwelijks te eten en voor de andere basisbehoefte is er ook geen geld.
- Vaak corrupte bestuurder(s).
- De westerse wereld is afhankelijk van; - delfstoffen
- grondstoffen
- dergelijke
Natuurbescherming in ontwikkelings landen; denkt niet aan bepaalde volken op zich, maar
alleen aan het ‘land’.
Paragraaf 3: Kan de consumptiemaatschappij blijven bestaan?
Vooruitgang kan ook negatieve effecten hebben. De westerse wereld gelooft nog steeds in
de (technische) maakbaarheid van de wereld. We pakken veel milieuproblemen met
techniek aan. Hierdoor worden problemen vaak niet opgelost maar verplaatst of uitgesteld.
De auto:
- Eind 19e eeuw verscheen de 1e auto (gebruikt door rijke mensen).
- Na 2e WO neemt het gebruik toe.
- Jaren ’60 men begint zich zorgen te maken over de vervuiling door uitlaatgassen.
- De katalysator wordt uitgevonden (zodat het aantal uitgestoten vervuilde stoffen
beperkt wordt).
- Het gebruik wordt nog groter  de wegen slibben dicht & de vervuiling neemt toe.
- De ‘schone’ auto wordt ontwikkeld (elektrische auto die ‘emissievrij’ is).
 deze is niet zo schoon als het lijkt, er zijn elektrische centrales nodig die gestookt
worden met; aardgas, kolen of aardolie (hierbij komen vervuilende stoffen vrij). Ook
zijn er kerncentrales nodig (deze leveren andere milieu bedreigingen).
Het geloof in de techniek werkt averechts voor het milieu.
De Nederlandse veestapel heeft in de loop der jaren voor veel problemen gezorgd. Door het
doorfokken van dieren in de bio-industrie hebben allerlei besmettelijke ziekten de kop
opgestoken.
Varkens
Koeien
Kippen
Hoefdieren
 pest
 worden gek (BSE)
 besmet met dioxine
 kregen mond en klauwzeer (MKZ)
Preventief ‘ruimen’ = niet alleen besmette dieren, maar ook de andere dieren van het zelfde
bedrijf vernietigen.
Protest tegen preventief ‘ruimen’:
- boeren zagen inkomens dalen.
- Mensen vinden dit ruimen een nutteloos doden van dieren.
Dieren kunnen het meest efficiënt worden gehouden in de bio-industrie. Juist in deze
bedrijven is het besmettingsgevaar groot. Dieren leven in erbarmelijke omstandigheden en
worden als afval opgeruimd  het dier is geworden tot product.
Als reactie op deze problemen is de milieufilosofie ontstaan:
De milieucrisis wordt veroorzaakt door de economisch-technologische cultuur van de
westerse landen. Alles moet steeds meer, steeds beter. De economie moet vooruitgaan. Er is
een radicale omslag in het denken nodig. We moeten inzien dat de aarde geen
onuitputtelijke bron is en dat we onze leefstijl daarop moeten aan passen.
Paragraaf 4: Duurzaamheid in de toekomst
Energiebronnen als; aardolie, gas en kolen kunnen opraken.
Daarom wordt er steeds meer gebruik gemaakt van duurzame energie = energie die
opgewekt wordt uit bronnen die niet uitgeput raken
- Zon
- Wind
- Stromend water
- Nieuwe biomassa: alcohol, biodiesel, methaangas uit rioolslib …
- Inwendige hitte van de aarde
- Biobrandstof: bomen, struiken en olifantsgras
- Gewassen: graan, maïs en voederbieten
Steeds meer huishoudens kiezen voor groene stroom.
Duurzaamheid op grote schaal.
1. Schulden van ontwikkelingslanden kwijtschelden.
2. Ontwikkelingshulp verhogen.
3. WTO-regels gunstiger maken voor ontwikkelingslanden.
4. Bindende regels voor multinationals.
5. Burgers / organisaties moeten bedrijven aansprakelijk kunnen stellen.
6. Duurzaamheid niet onderschikt laten zijn aan handelsverdragen.
Conclusies:
De huidige welvaart van de westerse landen kan niet voor de hele wereld gelden omdat
daarvoor de middelen ontbreken. Duurzame ontwikkeling houdt in werken aan twee kanten:
de armoede en de rijkdom verminderen.
De introductie van nieuwe technologieën in ontwikkelings landen heeft niet altijd een
gunstig effect.
Al met al valt het nog niet mee om de aarde goed te gebruiken.
Download