verkoopwaarde - Scholieren.com

advertisement
VERKOOPWAARDE
2000
INKOOPWAARDE:
VERBRUIK)
GRONDSTOFFEN
DIENSTEN VAN DERDEN
(INTERMEDIAIR
1100
200
1300
_
BRUTO TOEGEVOEGDE WAARDE 700
AFSCHRIJVINGEN
PRODUCTIE
125
NETTO TOEGEVOEGDE WAARDE 575
= BELONING PRODUCTIEFACTOREN = COMBINEREN VAN
PRODUCTIEFACTOREN = PRODUCTIE
A
K
N
O
ARBEID
LOON :
KAPITAAL
RENTE:
NATUUR
PACHT:
ONDERNEMERSACTIVITEIT WINST:
BELONING PRODUCTIEFACTOREN
=
325
125
15
110 +
575
CONCLUSIE:
WINST = IS VOOR HET ONDERNEMERSRISICO
BBP =TOTALE TOEGEVOEGDE WAARDE
 ONDERNEMINGEN
 OVERHEID
Toegevoegde waarde overheid: Productie overheid niet te meten,
gelijk aan salaris
Van binnenlands naar nationaal:
Kringloop
Macro economie:
Eenvoudige Kringloop:
Buy SmartDraw!- purchased copie
document without a waterm
Visit www.smartdraw.com or call 1-8
Economische kringloop:
Toegevoegde waarde:
CONCLUSIE: Y = W
PRODUCTIE = TOEGEVOEGDE WAARDE
TOEGEVOEGDE WAARDE = BELONING PRODUCTIEFACTOREN
PRODUCTIE = W
INKOMEN = Y
W=Y
Bbp Nederland:
Investeringen:
 Vlottende investeringen = gaan maar een productieproces mee
 Vaste investeringen = gaan meerdere productieprocessen mee
 Investeren = aanschaffen van kapitaalgoederen; om andere
goederen te produceren of een inkomen te verwerven.
Bruto-investeringen
Netto-investeringen
Vast kapitaal
(uitbredingsinvesteringen)
Vervangingsinvesteringen
(=afschrijving)
Vlottend kapitaal
(voorraadinvesteringen)
Nationale rekeningen:
Twee macro-economische identiteiten:
1. Y = C + S + B
2. Y = C + I + O + E – M
Macro-economische balansvergelijking:
C+S+B=C+I +O+E–M
S+B=I +O+E–M
(S–I)+(B–O)=(E–M)
OPEN ECONOMIE MET OVERHEID
GELDKRINGLOOP (bedragen in miljarden euro’s)
Betekenis van de gebruikte symbolen
Y = nationaal inkomen
C = particuliere consumptie
S = particuliere besparingen
I = particuliere investeringen
B = overheidsontvangsten
O = overheidsbestedingen
E = export (lopende rekening)
M = import (lopende rekening)
NATIONALE REKENINGEN (bedragen in miljarden euro’s)
De Nationale Rekeningen geven een boekhoudkundig beeld van de geldstromen tussen de sectoren.
Omdat elke geldstroom een beginpunt en een eindpunt heeft, treffen we alle posten twee keer aan:
één keer als last (lasten zijn uitgaven) en één keer als bate (baten zijn ontvangsten).
Elke sector heeft een lastenkant en een batenkant:
- Een overschot van de overheid of het buitenland staat als saldo aan de lastenkant.
- Een tekort van de overheid of het buitenland staat als saldo aan de batenkant.
In het getallenvoorbeeld heeft de overheid een begrotingstekort: O – B = 75 – 59 = 16.
Het buitenland heeft een tekort op de lopende rekening van de betalingsbalans: E – M = 273 –
265 = 8.
De vermogensrekening geeft de geldstromen van en naar de financiële instellingen weer.
Op de vermogensrekening wordt een overschot van de overheid of het buitenland aan de batenkant
geboekt en een tekort aan de lastenkant. Zo ontstaat er boekhoudkundig evenwicht.
REKENING
CONSUMENTEN
lasten
C
S
B
268
69
59
396
Y
Y
M
396
265
C
I
O
E
661
REKENING
OVERHEID
O
75
B
tekort (O – B)
75
lasten
REKENING
BUITENLAND
E
273
M
tekort (E – M)
273
VERMOGENSREKENING
lasten
I
tekort (O – B)
tekort (E – M)
45
16
8
69
396
396
REKENING
PRODUCENTEN
lasten
baten
S
baten
268
45
75
273
661
baten
59
16
75
baten
265
8
273
baten
69
69
MACRO-ECONOMISCHE IDENTITEITEN (bedragen in miljarden euro’s)
Uit de gegevens van de consumenten blijkt dat:
Y=C+S+B
396 = 268 + 69 + 59
Uit de gegevens van de producenten blijkt dat:
Y+M=C+I+O+E
396 + 265 = 268 + 45 + 75 + 273
Uit beide macro-economische identiteiten kan worden afgeleid dat:
C+S+B=C+I+O+E−M
268 + 69 + 59 = 268 + 45 + 75 + 273 – 265
Hieruit volgt dat:
(S − I) + (B − O) = (E − M)
(69 – 45) + (59 – 75) = (273 – 265)
24 – 16 = 8
Het saldo van de particuliere sector (S − I = 24) en van de overheidssector (B − O = −16) samen is het
nationaal spaarsaldo.
Het nationaal spaarsaldo is per definitie gelijk aan het saldo van de sector buitenland (E − M = 8).
- Als er bij ons een nationaal spaaroverschot is dan heeft het buitenland een tekort op de lopende
rekening.
Omdat het buitenland dan meer bij ons koopt (onze export) dan wij in het buitenland kopen (onze
import) hebben wij op onze lopende rekening een overschot.
- Als er bij ons een nationaal spaartekort is dan heeft het buitenland een overschot op de lopende
rekening.
Omdat wij dan meer in het buitenland kopen (onze import) dan het buitenland bij ons koopt (onze
export) hebben wij op onze lopende rekening een tekort.
FORMAT NATIONALE REKENINGEN
HUISHOUDENS
BESTEDINGEN
Consumptie
Belastingen
Besparingen
MIDDELEN
Factorbeloningen
(ondernemingen)
Ambtenarensalarissen
ONDERNEMINGEN
BESTEDINGEN
Factorbeloningen
Afschrijvingen
MIDDELEN
Consumptie
Materiële
overheidsconsumptie
Bruto-investeringen
Netto-export(E>M)
OVERHEID
BESTEDINGEN
MIDDELEN
Ambtenarensalarissen
Materiële
overheidsconsumptie
Belastingen
Tekort
BUITENLAND
BESTEDINGEN
MIDDELEN
Netto-export (E>M)
Uitvoeroverschot
KAPITAALREKENING
BESTEDINGEN
MIDDELEN
Bruto-investeringen
Uitvoeroverschot
Overheidstekort
Besparingen
Afschrijvingen
NB als M > E: netto=export bij ondernemingen links; bij buitenland rechts;
uitvoertekort links bij buitenland: uitvoertekort rechts bij kapitaalrekening
collectieve sector:
Collectieve sector: overheid + sociale
verzekeringsfondsen
Toegevoegde waarde door overheid =
ambtenarensalarissen
De collectieve uitgaven naar economische categorieën:
Collectieve uitgaven
Overheidsuitgaven
Overheidsbestedingen
Inkomensoverdrachten via
de sociale
verzekeringsfondsen
Inkomensoverdrachten
via de overheid
INVESTERING
EN
∆ voorraden
Brutoinvesteringen
Nettoinvesteringen
Uitbreidingsinvesteringen
Vervangingsinvesteringen=
afschrijvingen
Bruto-investeringen bestaan uit :
Vlottende investeringen = gaan maar een productieproces mee .
Vaste investeringen = gaan meerdere productieprocessen mee.
Investeren = aanschaffen van kapitaalgoederen; om andere goederen te
produceren of een inkomen te verwerven.
Kapitaalintensiteit is de hoeveelheid kapitaalgoederen per eenheid arbeid :
K/A
Breedte-investering is een investering waarbij de kapitaalintensiteit niet
verandert.
Diepte-investering is een investering waarbij de kapitaalintensiteit toeneemt
( slimmere machines gebruiken ).
Inkomsten verdelingen:
De categoriale inkomensverdeling geeft de verdeling weer van het nationaal
inkomen over de beloningen van de verschillende productiefactoren.
PRODUCTIEFACTOR
BELONING
arbeid
loon
natuur
pacht
kapitaal
huur en rente
ondernemerschap
winst
Met betrekking tot de categoriale inkomensverdeling is het gebruikelijk een
tweedeling te maken tussen inkomen uit arbeid en overig inkomen.
Het aandeel van het inkomen uit arbeid in het totale inkomen kan op twee
manieren worden berekend.
- De loonquote is het looninkomen berekend als percentage van het
nationaal inkomen.
Het looninkomen is de beloning voor arbeid verricht door werknemers.
- De arbeidsinkomensquote is het arbeidsinkomen berekend als percentage
van het nationaal inkomen.
Het arbeidsinkomen is het looninkomen plus het toegerekend loon van
zelfstandigen. Het toegerekend loon van zelfstandigen is het deel van de
winst dat beschouwd wordt als beloning voor arbeid verricht door
zelfstandigen ( vaak gelijkgesteld aan het gemiddelde looninkomen van de
werknemers).
loonquote = looninkomen⁄nationaal inkomen × 100%
arbeidsinkomensquote = arbeidsinkomen⁄nationaal inkomen × 100%
- Een hogere arbeidsinkomensquote kan tot een toename van de consumptie
leiden, omdat van het arbeidsinkomen over het algemeen een groter deel
wordt geconsumeerd dan van het overig inkomen.
Een stijging van de arbeidsinkomensquote (waardoor de consumptieve
bestedingen toenemen) is gunstig voor de conjuncturele ontwikkeling.
- Een hogere arbeidsinkomensquote kan tot een afname van de investeringen
leiden, omdat investeringen voor een belangrijk deel worden betaald uit de
winsten (winsten maken deel uit van het overig inkomen).
Een stijging van de arbeidsinkomensquote (waardoor de investeringen
afnemen) is ongunstig voor de structurele ontwikkeling.
Winstquote = winst / nationaal inkomen × 100%
Restquote = winst, rente, pacht / nationaal inkomen × 100%
NB
Nationaal inkomen= nationaal product = toegevoegde waarde
WELVAART EN GROEI
ECONOMISCHE GROEI
DE AANBODKANT = DE STRUCTUUR VAN DE ECONOMIE WORDT BEPAALD DOOR DE HOEVEELHEID
EN DE KWALITEIT VAN DE PRODUCTIEFACTOREN
VOORBEELDEN;
*HUMANCAPITAL = MENSELIJK KAPITAAL OPLEIDINGSNIVEAU BEPAALT DE
ARBEIDSPRODUCTIVITEIT
*FYSIEKE INFRASTRUCTUUR = HAVENS,WEGEN,SPOORLIJNEN ET CETERA
*AANWEZIGHEID GRONDSTOFFEN: AARDGAS, OLIE,…
*SOCIALE INFRASTRUCTUUR: RECHTSSYSTEEM, EIGENDOMBEPALING, POLITIEKE STABILITEIT,
CONSUMENTENBESCHERMING, AANWEZIGHEID CORRUPTIE
*MONETAIRE INFRASTRUCTUUR
CATEGORIALE INKOMENSVERDELING: VERDELING VAN HET NATIONAAL INKOMEN OVER DE VIER
PRIMAIRE INKOMENSGROEPEN ( LOON, RENTE, PACHT EN WINST)
LOONQUOTE = LOON/ Y *100%
ARBEIDSINKOMEN = LOONINKOMEN + TOEGEREKEND LOON ZELFSTANDIGEN
A.I.Q .= ARBEIDSINKOMENSQUOTE = ARBEIDSINKOMEN / Y *100 %
MAATSTAF VOOR DE WELVAART:
BBP PER CAPITA (BRUTO BINNENLANDS PRODUCR PER HOOFD VAN DE BEVOLKING)
NB =NOMINAAL
KANTTEKENINGEN: PRIJSVERSCHILLEN, INFORMELE ECONOMIE, INKOMENSVERDELING
CONVERGENTIE VAN INKOMEN = AFNAME VAN INKOMENSVERSCHILLEN TUSSEN LANDEN
? DENK AAN: MOBILITIET MENSEN, KENNIS, GLOBALISERING
DIVERGENTIE = TOENAME VAN INKOMENSVERSCHILLEN TUSSEN LANDEN
? DENK AAN: POLITIEK, CULTUURVERSCHILLEN, PROTECTIE, DE VICIEUZE CIRKEL VAN NIET KUNNEN
SPAREN = NIET KUNNEN INVESTEREN.
Download