Grasklokje (Campanula rotundifolia) en andere Klokjes op muren

advertisement
Ontwikkeling van de vegetatie in twee ecozones van golfbaan ’t Gagel te Zwolle, 2009-2012
Op verzoek van de heer L.J. Dijkstra, Senior adviseur Landschapsecologie van Gemeente
Zwolle, heb ik in 2009 en 2012 vegetatieonderzoek gedaan op golfbaan ’t Gagel te Zwolle. Doel
hiervan was na te gaan of de vegetatie in ecologische zones in dit terrein zich in gunstige zin
ontwikkelt. Deze ecozones zijn in 2004/2005 aangelegd door graafwerk, waarbij reliëf is
aangebracht (of versterkt).
Aanpak
Om een beeld van de ontwikkeling te krijgen zijn in twee ecozones transecten uitgezet, die op
30 mei 2009 en opnieuw op 17 en 24 juli 2012 zijn opgenomen. Een transect is een reeks
(gewoonlijk rechthoekige) proefvlakken haaks op een overgang, in dit geval de overgang van
lagere en nattere naar hogere en drogere terreindelen. De twee transecten in ’t Gagel tellen vier
resp. drie aaneensluitende proefvlakken.
Tweemaal, met een tussentijd van drie jaar, is in de twee proefvlakreeksen genoteerd welke
planten er voorkwamen en wat hun aandeel in de vegetatie was. Daarbij is de volgende schaal
gebruikt, die het aandeel van een plant in de vegetatie weergeeft als bedekkingsaandeel (=
verticale projectie, als percentage van het totale proefvlak) en bij lage bedekking het aantal
exemplaren weergeeft:
r = één exemplaar met geringe bedekking (minder dan 5 % van het proefvlak)
+ = enkele (2-9) exemplaren, samen met geringe bedekking
1 = vrij veel (10-20) exemplaren, samen met geringe bedekking
2m = zeer veel (meer dan 20) exemplaren, samen met geringe bedekking
2a = 5-12 % van het proefvlak bedekkend
2b = 12-25 % van het proefvlak bedekkend
3 = 25-50 % van het proefvlak bedekkend
4 = 50-75 % van het proefvlak bedekkend
5 = 75-100 % van het proefvlak bedekkend
Per proefvlak is vergeleken welke planten verdwenen, nieuw verschenen of in aantal/bedekking
af- dan wel toegenomen zijn. Vervolgens is per transect bekeken welke planten per saldo
toegenomen, afgenomen dan wel gelijk gebleven zijn. Dit is als volgt weergeven:
-- = sterk afgenomen (in minstens twee proefvlakken afgenomen of verdwenen en in de andere
niet toegenomen)
- = afgenomen (in één proefvlak afgenomen, of afname in twee proefvlakken groter dan
toename in ander proefvlak)
= = gelijkgebleven (geen verandering, ofwel toe- en afname houden elkaar in evenwicht)
- = toegenomen (in één proefvlak toegenomen, of toename in twee proefvlakken groter dan
afname in ander proefvlak)
++ = sterk toegenomen (in minstens twee proefvlakken toegenomen of nieuw verschenen, en in
de andere niet afgenomen)
Het schaaldeel r legt hierbij weinig gewicht in de schaal, d.w.z. als een plant in één proefvlak
met één exemplaar is verschenen of verdwenen, telt dit niet mee van een toename resp. afname
te spreken (omdat de toevalsfactor te groot wordt geacht).
Ontwikkeling in transect 1
Transect 1 ligt nabij het fietspad dat de golfbaan doorsnijdt, ter hoogte van een elzengroep, in de
ecologische zone links van hole 7 (Amersfoortcoördinaten: X = 206.80, Y = 501.90). De vier
proefvlakken lopen van ondiep (tot 10 cm diep) water via pionierbegroeiingen in de oeverstrook
Opmerking [WE1]: Dit geldt in
elk geval voor transect 1;
transect 2 is verder in zijn
ontwikkeling en wekt de
indruk dat hier zich al
langer soortenrijk grasland
aan het vormen is.
tot meer gesloten grasland op een welving. Tussen 2009 en 2012 is het aantal soorten in alle
proefvlakken gestegen, het meest in de natte helft van het transect. In het ondiepe water
verscheen als waterplant Kikkerbeet, terwijl een aantal moerasplanten zich vestigden of
uitbreidden. Vooral Holpijp, een indicator van kwel (omhoog komend grondwater), was
opvallend toegenomen. De enige moerasplant die duidelijk afnam, was Grote lisdodde, een
typische pionier die bij verdere ontwikkeling van de vegetatie gewoonlijk in aandeel
achteruitgaat.
Van de graslandplanten nam vooral de Veldrus nam behoorlijk toe in het ondiepe water, maar
deze kroop met zijn wortelstokken bovendien tegen de glooiing omhoog en staat nu in alle vier
proefvlakken van het transect. Veldrus wijst op onbemeste grond met ondiep grondwater dat
zijwaarts afstroomt. Het netwerk van zijn langlevende wortelstokken vormt de matrix van een
meestal soortenrijk type nat grasland, het Veldrushooiland, dat in stand blijft als het wordt
gemaaid. Een vaste begeleider van Veldrus is Moerasrolklaver, die zich eveneens in transect
heeft uitgebreid en die in het hogere deel van het transect de plant met de hoogste bedekking is.
Als vlinderbloemige plant heeft zij kleine knolletjes aan de wortels waarin een soort bacterie
leeft die stikstof uit de lucht weet te binden. Bij het afsterven van deze knolletjes komen de
stikstofverbindingen in de grond, waar ze andere planten tot voeding dienen. (Van deze
eigenschap van vlinderbloemigen wordt gebruik gemaakt in de veeteelt, als Witte klaver in
weiden wordt ingezaaid.)
Andere graslandplanten die zich vestigden of uitbreidden, zijn Zomprus, Geelgroene zegge,
Kale jonker en Gewone engelwortel. De eerste twee verschijnen als lage polletjes in nat,
onbemest pioniergrasland – vaak uit zaad dat nog in de grond aanwezig en kiemkrachtig
gebleven was – en gaan later in aandeel achteruit. Kale jonker en Gewone engelwortel zijn
tweejarige planten, die in hun eerste jaar een bladrozet vormen, waaruit in het tweede jaar een
hoge bloeistengels opschiet. Nadat ze vruchten hebben gevormd, sterven ze af, terwijl in de
buurt van de moederplant zaden tot nieuwe rozetten uitgroeien. Hun bloemen vormen een
belangrijke voedselbron voor insecten die zich met nectar en/of stuifmeel voeden, Kale jonker
vooral voor dagvlinders, Gewone engelwortel voor allerlei vliegen en kevers. De enige orchidee
in het transect, een Rietorchis, stond er in 2012 nog net zo eenzaam bij als in 2009 maar was
wel opvallend fors geworden. Elders op de golfbaan komen grotere aantallen Rietorchissen
voor.
Bij de mossen werden sommige pioniers niet teruggevonden terwijl langlevende soorten zich
hadden uitgebreid. Positief is dat in de oeverstrook nog steeds mossoorten voorkomen die op
basenrijk water wijzen (Moerasdikkopmos, Hol moerasvorkje, Echt vetmos). Basenrijkdom van
het grondwater is een belangrijke factor voor de soortenrijkdom van nat grasland.
Een groep die duidelijk toeneemt, zowel qua aantal soorten als qua aandeel in de begroeiing,
zijn de houtgewassen (o.a. diverse wilgensoorten). Voor de diversiteit is het belangrijk dat ze
door maaien onder de duim worden gehouden, anders verdwijnen veel graslandplanten door
beschaduwing en door opstapeling van afgevallen boombladeren.
Ontwikkeling in transect 2
Transect 2 ligt in de ecologische zone rechts van hole 18, links naast afslag 8
(Amersfoortcoördinaten: X = 206.44, Y = 501.80). De drie proefvlakken lopen van de natte
oever (water net boven tot 5 cm onder maaiveld) tot in vochtig grasland. Het laatste vertoonde
in 2009 een vrij kale plek en in 2012 plekjes los gekruimeld zand, die op mierenactiviteit
wijzen.
Tussen 2009 en 2012 is het aantal soorten in alle proefvlakken gestegen, maar duidelijk minder
dan in transect 1; tegenover nieuw verschenen soorten staat een groter aantal verdwenen
pioniers. Een ander verschil is dat in transect 2 lage struiken (wilgen, voornamelijk de bastaard
van Grauwe en Geoorde wilg) een rol spelen, vooral in het middelste proefvlak (nr.6). Zij
bemoeilijken het maaien van de desbetreffende ecozone.
Ook hier verschenen in het natste deel van het transect nieuwe moerasplanten (Hoge
cyperzegge, Kleine watereppe), terwijl andere verdwenen (zoals Grote lisdodde en het waterlevermos Gewoon watervorkje). Veldrus breidde zich hier vanuit het midden naar de natte kant
uit. Moerasrolklaver is net als transect ook in het hogere deel van het transect de plant met de
hoogste bedekking is. Behalve Moerasrolklaver zijn ook Kale jonker, Biezenknoppen en
Akkermunt sterk toegenomen, drie planten van nat, onbemest hooiland. Van de soorten van
droger graslanden breidden Gewoon struisgras en Gewoon biggenkruid zich sterk uit. Typische
graslandplanten als Rode klaver, Pinksterbloem, Madeliefje, Echte koekoeksbloem en
Veldbeemdgras tonen dat het Veldrushooiland in transect 2 verder in zijn ontwikkeling is dan in
transect 1. Verheugend was de vondst van Blauwe zegge en Ruw walstro in 2012 aan de hoge
kant van het transect. Ook deze twee planten zijn kenmerkend voor natte, onbemeste,
soortenrijke graslanden. Ze zijn vermoedelijk gekiemd uit zaden die nog in de bodem aanwezig
waren. Allebei verschenen ze ook in de botanische graslandjes achter Boschwijk ten westen van
de golfbaan.
Conclusies
Aanleg en beheer van de ecologische zones zijn succesvol gebleken. Van 2009 tot 2012 is de
soortenrijkdom toegenomen. Vooral de toename van planten van nat, onbemest grasland mag
verheugend worden genoemd. Belangrijk is dat het maaibeheer wordt voortgezet.
E.J. Weeda, botanisch onderzoeker Alterra (Wageningen)
27 januari 2014
Download