Voetoperatie

advertisement
Voetoperatie
In overleg met de orthopedisch chirurg heeft u besloten dat u een voetoperatie
laat uitvoeren. Deze folder geeft u meer informatie over de verschillende
voetoperaties.
Neem altijd uw
vens
verzekeringsgege
wijs mee!
en identiteitsbe
De anatomie van de voet
De voet bestaat uit de voetwortel, de middenvoet en de tenen. De
voetwortel bestaat uit zeven beenderen; de middenvoet bestaat uit vijf
middenvoetsbeenderen en de tenen bestaan uit drie kootjes, behalve de
grote teen, die heeft er twee. Zie figuur 1.
De 26 beenderen in de voet garanderen op zich weinig stevigheid. De
vereiste stevigheid en kracht worden verzorgd door de bindweefselbanden
die opgebouwd zijn uit sterke collagene vezels.
Figuur 1:
(1)sprong- of kootbeen (talus); (2)hielbeen; (3)hiel; (4)middenvoetbeenderen;
(5)teenkootjes; (6)metatarsofalangeale gewrichten; (7)kuitbeen (fibula); (8)
scheenbeen (tibia).
Tekening: © Marie Jeanne Smets
Voetklachten
Door een afwijking aan een van de botten in uw voet kunnen pijn en
vermoeidheidsklachten ontstaan. Soms kan er overbelasting ontstaan
waardoor er drukplekken met eelt onder uw voet gevormd worden.
Voor de meeste mensen met voetklachten wordt het steeds moeilijker om
schoenen te vinden die comfortabel zitten en die geen extra pijn veroorzaken.
2
Voetoperatie
Oorzaak voetklachten
Vaak ontstaan voetklachten door het dragen van nauwe, te krappe schoenen
en schoenen met hoge hakken. Soms wordt de pijn veroorzaakt door
eeltvorming onder de voet. Eelt is een opeenhoping van huid die ontstaat als
er sprake is van te veel druk op het onderliggende bot. Normaal gesproken is
eelt niet pijnlijk. Als er teveel eelt ontstaat, kan het lopen moeilijker worden.
Verder kunnen voetklachten ontstaan door standsafwijkingen of andere
(aangeboren) aandoeningen.
Diagnose en onderzoek
De arts stelt de diagnose aan de hand van de aard van de klachten, het
lichamelijk onderzoek en een röntgenfoto. Soms is aanvullend onderzoek
nodig. Dan wordt er bijvoorbeeld een echo of MRI van uw voet gemaakt.
Verminderen van voetklachten
U kunt op verschillende manieren uw voetklachten verminderen. Het dragen
van geschikte schoenen is erg belangrijk. Dit kunnen schoenen zijn van zacht
leer of stof, zonder naden aan de kant van de zwelling. Draag geen schoenen
die klein, nauw en puntig zijn of met hakken hoger dan vier centimeter. Een
hoge hak geeft extra belasting van de voorvoet. Ook schoenen die te ruim zijn
kunnen voetklachten geven omdat er dan teveel speling is, waardoor wrijving
ontstaat. Het dragen van steunzolen en/of orthopedische schoenen kan
eveneens de pijnklachten verminderen. Als deze maatregelen onvoldoende
helpen is een operatie vaak de enige oplossing.
3
De operatie
Preoperatief onderzoek en verdoving
Bij een voetoperatie zijn, afhankelijk van de ingreep, verschillende manieren
van verdoven mogelijk.
• Plaatselijke verdoving. Hierbij wordt, door enkele injecties die de
orthopedisch chirurg toedient, een beperkt deel (bijvoorbeeld een
teen) van de voet verdoofd. U hoeft dan niet naar de preoperatieve
screening (POS) op het Opnameplein. Het kan zijn dat deze ingreep op de
polikliniek (poliklinische operatiekamer) plaatsvindt zonder dat u hiervoor
opgenomen hoeft te worden.
• Regionale verdoving. Door middel van een aantal injecties die de
anesthesioloog toedient, worden de zenuwen in uw onderbeen
geblokkeerd waardoor uw voet gevoelloos wordt. Een regionale verdoving
heeft als belangrijk voordeel dat u na de operatie minder pijn zal hebben.
Soms lukt een regionale verdoving niet helemaal. U krijgt dan een
ruggenprik of algehele narcose.
• Ruggenprik of algehele narcose. Een ruggenprik is eigenlijk ook een
soort regionale verdoving. Maar via een ruggenprik worden beide benen
verdoofd. Met algehele narcose slaapt u tijdens de operatie. Veelal wordt de
grote teen tijdens de operatie apart verdoofd om de postoperatieve pijn te
verminderen.
Loopzool of afwikkelschoen
U krijgt bij uw bezoek aan de orthopedisch chirurg een aanvraagformulier
mee voor een afwikkelschoen of loopzool. Met dit aanvraagformulier gaat
u na het gesprek met de orthopedisch chirurg naar de gipskamer om een
afwikkelschoen of loopzool op te halen. Deze neemt u de dag van opname
mee naar het ziekenhuis.
Let op: indien uw ingreep op de poliklinische operatiekamer wordt uitgevoerd
regelt de doktersassistente een loopzool voor u. U hoeft deze dan niet zelf op
te halen bij de gipskamer.
4
Voetoperatie
Opnameplein
Als voorbereiding op uw operatie gaat u naar het Opnameplein. Na uw
bezoek aan de orthopedisch chirurg ontvangt u hiervoor een afspraak.
Op het Opnameplein heeft u drie opeenvolgende afspraken met: de
apothekersassistent, de anesthesioloog en de intakeverpleegkundige. In
totaal duren uw afspraken op het Opnameplein ongeveer anderhalf uur. Meer
informatie hierover kunt u vinden in de folder: ‘Voorbereiding op een opname
in het ziekenhuis’.
De opname
De ochtend van de operatie wordt u opgenomen in het ziekenhuis.
Het is noodzakelijk dat u dan nuchter bent. U krijgt hierover een folder
op het Opnameplein. Op de verpleegafdeling maakt u kennis met de
verpleegkundige. De verpleegkundige vertelt het één en ander over de
gang van zaken op de afdeling. Uiteraard kunt u vragen stellen. Na een korte
rondleiding gaat u naar uw kamer.
Als u medicijnen gebruikt, neem deze dan mee in de originele verpakking.
Wij raden u aan om sieraden en andere kostbaarheden thuis te laten. Het
ziekenhuis is bij vermissing niet aansprakelijk.
Voorbereiding op de operatie
Zorg dat u zich houdt aan de instructies die vermeld staan in de folder
‘instructies voor de operatie’. Deze folder heeft u bij uw bezoek aan de
anesthesioloog ontvangen.
Bij een algehele narcose moet u uw contactlenzen uitdoen. Als u een
gebitsprothese heeft, doet u die uit op de operatiekamer. Daarvoor krijgt u een
gebitsbakje (met uw gegevens erop) mee naar de operatiekamer. Vlak voordat
u naar de operatieafdeling gaat, krijgt u operatiekleding aan. Het kan zijn dat
u van de verpleegkundige medicijnen krijgt ter voorbereiding op de operatie.
Voordat u de operatiekamer ingaat, krijgt u in de voorbereidingsruimte
een infuus ingebracht. Via dit infuus worden narcosemiddelen of andere
medicijnen toegediend.
5
De operatie
De operatie wordt uitgevoerd door de orthopedisch chirurg of de orthopedisch
chirurg in opleiding. Tijdens de operatie bent u onder voortdurende controle
van de anesthesioloog. Deze bewaakt onder meer uw ademhaling, hartslag en
bloeddruk en wordt hierbij geassisteerd door de anesthesieassistent.
Er zijn verschillende voetoperaties mogelijk. Hierna beschrijven we de drie
meest voorkomende voetoperaties.
Hamerteencorrectie
Bij een hamerteen staat het eerste teenkootje omhoog en naar voren. Dit komt
door een afwijkende stand in de teengewrichten. De slijmbeurs tussen de huid
en het gewricht is vaak pijnlijk. Zie figuur 1.
Het gewricht tussen het eerste en tweede kootje van de teen wordt verwijderd,
inclusief een klein deel van het eerste teenkootje. Na het verwijderen van het
gewrichtje worden beide botuiteinden aan elkaar vastgezet met een klein
ijzeren pennetje (zogenaamde K-draad). Hierdoor zullen de kootjes in de loop
van de tijd aan elkaar vastgroeien. Het ijzeren pennetje steekt buiten de huid
uit aan de voorkant van de teen en wordt een aantal weken na de operatie
verwijderd. Deze operatiemethode wordt een artrodese genoemd. Ook kan
besloten worden meer bot weg te halen van het eerste teenkootje en de
kootjes niet te laten vastgroeien. Er wordt dan dus ook geen ijzeren pennetje
gebruikt. In het begin zal de teen slap zijn, maar door vorming van stug
littekenweefsel krijgt de teen uiteindelijk weer stevigheid. Zie figuur 2.
Afhankelijk van uw klachtenpatroon en de mate van de scheefstand wordt voor
een van beide operatiemethode gekozen.
6
Voetoperatie
Figuur 1: hamerteen
Figuur 2: hamerteencorrectie
Figuur 3
Scheve grote teen (Hallux valgus)
Bij een scheve grote teen staat het middenvoetsbeentje van de grote teen naar
binnen maar de teen zelf staat naar buiten gedraaid. Hierdoor ontstaat een
knobbel (de bunion) aan de zijkant van de voet bij het begin van de teen. Deze
knobbel kan leiden tot een ontsteking van de slijmbeurs. Zie figuur 3.
Er zijn verschillende operatietechnieken mogelijk om de stand van de scheve
grote teen te corrigeren:
• De chevron-operatie: bij de hals van het kopje van het eerste
middenvoetsbeentje wordt het bot in een V-vorm doorgezaagd. Vervolgens
wordt het eerste middenvoetsbeentje zijwaarts naar het midden van het
bovenliggend teenkootje opgeschoven en meestal met een schroefje
vastgezet. Het schroefje hoeft later niet te worden verwijderd. Door de
chevron-operatie wordt de voorvoet smaller. Het grote voordeel is dat u
snel, vaak binnen een week, uw voet weer kan belasten met gebruik van
7
een afwikkelschoen.
• De basisosteotomie-operatie: het bot van het eerste middenvoetsbeentje
wordt aan de basis doorgezaagd, en het botuitsteeksel (de bunion) wordt
verwijderd. Tegelijkertijd wordt ook het te strak zittende weefsel, rondom
het basisgewricht van de grote teen, losser gemaakt. Het doorgezaagde
middenvoetsbeentje wordt vastgezet met krammetjes.
• De artrodese-operatie: als er sprake is van ernstige slijtage (artrose) van
het gewricht tussen het middenvoetsbeentje en de grote teen of als de
standafwijking van de grote teen erg groot is, wordt het basisgewricht van
de grote teen vastgezet met een plaatje en/of schroeven. Het vastzetten
van het gewricht geeft in de regel weinig klachten. U kunt uw voet net zo
krachtig afzetten als vóór de operatie.
• De akin-techniek: deze techniek kan in combinatie met de chevronoperatie
of de basis-osteotomie worden uitgevoerd. Er wordt een wigje gemaakt in
het basisgewricht van het eerste teenkootje van de grote teen, waarbij een
botstukje wordt verwijderd. Na verwijdering van het wigje worden beide
botstukken aan elkaar vastgezet met een krammetje.
Enkel artrodese
Bij een artrodese zet de orthopedisch chirurg twee botten aan elkaar nadat hij
het gewrichtsvlak ertussenuit heeft gehaald. Het beschadigde gewrichtsvlak
tussen het scheenbeen aan het bovenste sprongbeen (talus) wordt verwijderd.
Daarna worden de botuiteinden vastgezet met schroeven of een pen in hun
meest functionele stand. Deze botuiteinden groeien uiteindelijk aan elkaar
vast. Dit gebeurt meestal bij artrose of reuma met ernstige pijnklachten. Het
resultaat is dat de pijn verdwijnt maar dat u het betreffende gewricht niet meer
kan bewegen. De voet zelf kan nog wel goed bewogen worden.
Triple arthrodese
Bij deze operatie worden de vier botten in de voet, die samen drie (triple)
gewrichten vormen, aan elkaar vast gezet (artrodese). Deze vier botten zijn:
hielbeen (calcaneus), sprongbeen (talus), scheepvormig been (naviculare) en
dobbelsteenvormig been (cuboid).
Tijdens de operatie worden er twee sneetjes gemaakt: één aan de buitenkant
8
Voetoperatie
en één aan de binnenkant van de voet. Hierna wordt het resterende kraakbeen
van het onderste sprong- en middenvoetsgewricht geheel verwijderd. De
botten worden met drie of vier schroeven en eventueel één of meerdere
krammen in de juiste positie vastgezet.
Na de operatie
Voordat u terug gaat naar de afdeling, ligt u nog een poosje op de
uitslaapkamer totdat de narcose is uitgewerkt. Als u terug bent op de
afdeling kunt u zelf uw contactpersoon bellen of de verpleegkundige belt uw
contactpersoon.
Via een infuus krijgt u extra vocht toegediend. Na de operatie kan uw voet nog
gevoelloos zijn door de verdoving. Ook kan het zijn dat uw voet en tenen in het
begin nog gezwollen en pijnlijk zijn.
We raden u aan om de voorgeschreven pijnmedicatie in te nemen. Op het
Opnameplein heeft u van de anesthesioloog een recept meegekregen voor
thuis. Als dat niet zo is, dan regelt de verpleegkundige dit voor u voordat u naar
huis gaat. U mag daarnaast thuis ook paracetamol innemen (maximaal vier
maal daags twee tabletten van 500 mg). Wanneer de pijn minder wordt, kunt u
de dosering langzaam minderen.
Zorgpaden nabehandeling
Na de operatie informeert de orthopedisch chirurg u over wat er bij de
voetoperatie is gedaan. Ook geeft de orthopedisch chirurg u instructies over de
nabehandeling en hoe u uw voet mag belasten. Er zijn verschillende vormen
van nabehandeling, dit noemen wij ook wel zorgpaden. Afhankelijk van de
aard van de ingreep en de toegepaste operatiemethode, wordt na de operatie
een bepaald zorgpad voetchirurgie gevolgd. Het voordeel hiervan is dat alle
betrokken zorgverleners weten wat de nabehandeling is.
9
Er zijn drie soorten zorgpaden:
• Zorgpad A: hamerteencorrectie of het verwijderen van botuitsteeksels.
• Zorgpad B: operatie van een scheve grote teen (hallux valgus)
• Zorgpad C: enkel artrodese of voetwortel artrodese (triple arthrodese)
Zorgpad A
Bij een hamerteencorrectie krijgt u een plaatselijke verdoving. De ingreep
wordt uitgevoerd op de polikliniek. Een opname is niet nodig. Bij het
verwijderen van botuitsteeksel krijgt u een van de andere vormen van
verdoving en is opname wel nodig.
Na de operatie wordt uw voet verbonden met een stevig verband dat moet
blijven zitten tot 48 uur na de ingreep. Na 48 uur mag het verband verwijderd
worden en mag u een pleister op de wond plakken. Mocht de wond erg
lekken of mocht er andere problemen zijn met de wondgenezing, neemt u
dan contact op met de polikliniek Orthopedie. De telefoonnummers vindt u
achterin de folder.
U mag na de operatie uw voet belasten met behulp van een rubber
loopzool. Deze loopzool krijgt u in het ziekenhuis en blijft u gebruiken tot de
controleafspraak. De eerste dagen na de operatie moet u uw voet in rust hoog
omhoog leggen.
U mag de dag van de operatie weer naar huis tenzij er complicaties zijn.
Tien dagen na de ingreep mag u de hechtingen laten verwijderen door de
huisarts.
Drie tot vier weken na de operatie wordt u verwacht op de polikliniek
Orthopedie voor een controleafspraak. Deze afspraak krijgt u mee na de
ingreep.
Mochten er een klein ijzeren pennetje zijn gebruikt om de teen vast te zetten,
dan zal dit pennetje tevens verwijderd worden. Meestal is er geen tweede
controle afspraak nodig.
10
Voetoperatie
Zorgpad B
Operatie van een scheve grote teen (hallux valgus).
Naast volledige narcose of een ruggenprik krijgt u een extra plaatselijk
verdoving. Met een aantal injecties worden zenuwen in uw voet geblokkeerd,
waardoor het operatiegebied gevoelloos wordt. Zo heeft u na de operatie
minder pijn.
Na de operatie wordt een steunend verband en na sommige ingrepen ook
meteen een gipsspalkje aangelegd. Dit verband en eventueel gipsspalkje blijft
zitten tot de controleafspraak, twee weken na de operatie. Gaat de wond erg
lekken of is er een andere reden om het verband te vernieuwen? Neemt u
dan contact op met de polikliniek Orthopedie. De telefoonnummers vindt u
achterin deze folder.
Als de grote teen is vastgezet (artrodese operatie) krijgt u op de operatiekamer,
meteen na de operatie, een gipsspalkje om de voorvoet.
Na de operatie mag u de voet belasten met een afwikkelschoen. Deze
afwikkelschoen krijgt u in het ziekenhuis en blijft u gebruiken tot de tweede
controleafspraak. Deze afspraak is zes weken na de operatie. De eerste dagen
na de operatie moet u uw voet in rust omhoog leggen.
U mag de dag van de operatie weer naar huis tenzij er complicaties zijn.
Twee weken na de operatie wordt u verwacht op de gipskamer voor een
controleafspraak. Deze afspraak krijgt u mee bij ontslag uit het ziekenhuis.
De hechtingen worden verwijderd en er wordt een spalkje aangelegd dat
tot zes weken na de operatie moet blijven zitten. Na deze afspraak blijft u de
afwikkelschoen gebruiken.
Zes weken na de operatie is er een tweede controleafspraak op de gipskamer.
Dan wordt er een controlefoto gemaakt en het spalkje wordt verwijderd. U
bezoekt dan ook de orthopedisch chirurg.
11
Zorgpad C
Enkel artrodese of voetwortel arthrodese. Na de operatie krijgt u een
drukverband om uw enkel en voet. Dit drukverband wordt twee à drie
dagen na de operatie, tijdens uw verblijf in het ziekenhuis, vervangen door
onderbeengips. Dit gips wordt twee weken later op de gipskamer gewisseld
voor een nieuw gips. Deze afspraak krijgt u mee bij ontslag uit het ziekenhuis.
Tijdens deze afspraak worden ook de hechtingen verwijderd. U krijgt in totaal
twaalf weken onderbeengips.
Twaalf weken na de operatie is er een tweede controleafspraak op de
gipskamer, er wordt een controlefoto gemaakt en het gips wordt verwijderd. U
bezoekt dan ook de orthopedisch chirurg.
Wilt u in plaats van gips na zes weken, een afneembare looplaars (walker) dan
kunt u contact op te nemen met de medewerkers van de gipskamer. U kunt
dit het beste regelen voor uw afspraak op de gipskamer die twee weken na de
operatie plaats vindt. De afneembare loopschoen kost ongeveer 110 euro en
wordt niet vergoed door het ziekenhuis. De kosten hiervoor zijn voor rekening
van de patiënt. U kunt bij uw zorgverzekeraar navragen of zij u deze kosten
vergoeden.
U mag de voet tot zes weken na de operatie niet belasten. Wij adviseren u om
bij opname krukken mee te nemen. Deze zijn te huur via de thuiszorgwinkel
bij u in de buurt. De fysiotherapeut komt tijdens het verblijf in het ziekenhuis
bij u langs om instructies te geven over het gebruik van de krukken. De eerste
dagen na de operatie moet u de voet in rust omhoog leggen.
Omdat u de voet langere tijd niet mag belasten en uw onderbeen voor een
periode van twaalf weken ingegipst wordt, start u op de dag van de operatie
met dagelijkse onderhuidse injecties ter voorkoming van trombose. Deze
injecties moeten vanaf de operatie vijf weken lang doorgaan. Tijdens de
opname leert u van de verpleegkundige hoe u zichzelf kunt injecteren. Als u al
bloedverdunnende middelen gebruikt, kan dat in uw geval anders zijn.
12
Voetoperatie
Twee à drie dagen na de operatie mag u naar huis tenzij er complicaties zijn.
Gipsinstructies voor thuis:
• Als de tenen gezwollen, blauw, pijnlijk of stijf worden, legt u uw been
omhoog.
• Als er binnen dertig minuten geen verbetering optreedt, neemt u contact
op met het ziekenhuis.
• Oefen en beweeg de tenen regelmatig.
• Als het gips los gaat zitten of breekt, neemt u contact op met het
ziekenhuis.
• Tijdens kantooruren kunt u contact opnemen met de gipskamer. Buiten
kantooruren neemt u, in geval van spoed, contact op met de Spoedeisende
Hulp. De telefoonnummers vindt u achterin de folder.
Informatie voor alle zorgpaden
Weer thuis
Afhankelijk van de operatie, de grootte van de ingreep en individuele factoren,
heeft u nog enige tijd last van het operatiegebied. Uw voet kan langere tijd wat
opgezet en stijf zijn.
Algemene adviezen
• Autorijden en fietsen: dit kan weer als u uw eigen schoenen weer kunt
dragen, u geen afwikkelschoen, loopzool of gips meer heeft en de voet
volledig belast mag en kan worden. Ook moet u weer voldoende kracht in
en controle over de voet hebben;
• Het tijdstip van werkhervatting is afhankelijk van de inhoud en de
activiteiten die gekoppeld zijn aan uw werk en van het herstel van de
voet. Voor het hervatten van werk kunt u na overleg met uw orthopedisch
chirurg het beste contact opnemen met uw bedrijfsarts;
• Na de meeste voetoperaties kunt u na drie maanden voorzichtig
opbouwend weer gaan sporten. Na een enkel- of voetwortelartrodese zal
13
het hervatten van sport in de regel wat langer duren. Overleg dit met uw
orthopedisch chirurg.
Mogelijke complicaties
Geen enkele ingreep is vrij van de kans op complicaties. Ook bij deze operatie
zijn er de normale risico’s op complicaties van een operatie, zoals trombose,
nabloeding en wondinfectie. Gelukkig treden deze na een voetoperatie zelden
op.
• De kans op een infectie na een voetoperatie is klein. Mocht er echter
toenemende pijn, zwelling, roodheid en koorts optreden of mocht er vocht
of pus uit de wond komen, neemt u dan altijd contact met ons op.
• Omdat u tijdens en vlak na de operatie veel stil ligt in bed en na de operatie
beperkt mobiel bent en dus minder loopt, kan er een verstopping van een
bloedvat in het been (trombose) ontstaan. Wanneer dit niet behandeld
wordt, kan er een stolsel naar de longvaten of hersenvaten schieten. Dit kan
ernstige gevolgen hebben.
• Na een voetoperatie blijft de voet vaak nog langere tijd wat dik. Het advies
is daarom om in rust het been hoog te leggen.
• Bij de voetoperatie worden sneden in de huid gemaakt. Daardoor is het
mogelijk dat er een huidzenuw wordt beschadigd. De huid eromheen kan
daarna wat doof aanvoelen of juist extra gevoelig zijn. Meestal verdwijnen
deze klachten in de loop van de tijd.
• De bloeddrukband, die vaak gebruikt wordt om de operatie ‘onder
bloedleegte’ te kunnen uitvoeren, geeft soms klachten na de operatie,
bijvoorbeeld een gevoel van kneuzing van de weefsels onder deze strakke
band. Maar ook kan een huidzenuw bekneld geraakt zijn, zodat de huid
eromheen wat doof aanvoelt of juist extra gevoelig is geworden. Ook deze
klachten verdwijnen meestal in de loop van de tijd.
14
Voetoperatie
Vragen
Heeft u na het lezen van deze folder nog vragen? Neem dan contact op met
ons via onderstaande telefoonnummers.
Telefoonnummers
Rijnstate Arnhem:
Polikliniek Orthopedie:
Gipskamer: Afdeling fysiotherapie: 088 - 005 77 44
088 - 005 6679
088 - 005 6366
Buiten kantooruren kunt u voor spoedgevallen contact opnemen met de
Spoedeisende hulp, via 088-005 6680.
Rijnstate Ziekenhuis Zevenaar:
Gipskamer: 088 - 005 9674
Afdeling fysiotherapie: 088 - 005 9544
15
Rijnstate,
uw ziekenhuis in de regio
Arnhem, Rheden en De
Liemers.
@rijnstate
facebook.com/rijnstate
Rijnstate
Postbus 9555
6800 TA Arnhem
T 088 - 005 8888
E [email protected]
www.rijnstate.nl
069723/2017-04 Uitgave: Afdeling Marketing & Communicatie Rijnstate, 2017
Bij Rijnstate kunt u telefonisch en voor de meeste
specialismen via www.rijnstate.nl uw afspraak maken.
Download